|
Wateringen
Uit:
Ouder Westland
Door: Aad van Holstein
Editie: 9 April 2005
Grote angst voor neerstortende V1’s en V2’s
De familie Duijvesteijn op een rijtje. Arnold is de 7e van
links.
De baby is in de oorlog gestorven.
De laatste loodjes wegen in het voorjaar van 1945 zwaar. Ook in Westland.
Steeds meer berichten, in almaar kleiner wordende kranten, wijzen erop
dat de oorlog ten einde loopt. Maar de Duitsers geven het niet op: ze
zetten hun geheime wapens in.
Op dinsdag 24 april 1945 schrijft het
Zuidhollandsch Dagblad open en bloot dat de slag om Berlijn in een
beslissend stadium is getreden. Hoewel Hitler kort daarvoor nog in zijn
dagorder zegt: “Berlijn blijft Duitsch, Weenen wordt weer Duitsch,
Europa wordt nooit Russisch", is de werkelijkheid anders. Een paar dagen
eerder - op vrijdag 20 april, de verjaardag van Hitler - houdt
Rijkscommissaris Seys lnquart in Den Haag tijdens een bijeenkomst van
nationaal-socialisten een rede, waarnaar ook door Mussert, de leider van
de NSB wordt geluisterd. Hij zegt dat er geen reden tot jubel is, zoals
bij vorige herdenkingen. “Thans in den aller zorgelijksten tijd voor
Führer en volk, is er voor zijn volgelingen nog reden te meer om
uitdrukking te geven aan hun verbondenheid", zegt de Rijkscommissaris,
Hij hoopt dat Nederland niet al te veel zal lijden onder het fanatieke
verzet dat de Duitsers zullen tonen. "Wij hebben de plicht hier te
strijden tot wij de Duitsche vrijheid en de Duitsche orde hebben
teruggewonnen.” In een telegram aan alle militaire krachten in Nederland
verzekert hij de Führer 'onverbrekelijke trouw en standvastigheid”. In
deze krant staat dat het persbureau Interinf meldt 'dat het den
Canadezen na dagenlange vergeefse pogingen om den toegang tot den
Afsluitdijk te openen, met gebruik van een vrij sterk aantal
vlammenwerpers is gelukt een Duitsch steunpunt te vernietigen'. Maar
verder zijn de bevrijders volgens het bericht niet gekomen. Een
dergelijke berichtgeving zou een jaar eerder zeker voor de krant
problemen hebben opgeleverd.
Schrik
In het Westland houdt men intussen de adem in. De Duitsers lanceren in
hun aanhoop nog voortdurend hun in Londen en Antwerpen dood en verderf
zaaiende V1's en V2's. iedereen in het Westland schrikt telkens weer
opnieuw als op steeds wisse lende tijden en plaatsen, als gevolg van de
inzet van mobiele lanceerinrichtingen, weer 'zo'n kreng' wordt
afgeschoten. Dat gaat steeds gepaard met oorverdovend lawaai. Het geluid
neemt daarna in volume af tot de vliegende bom uit het zicht verdwenen
is. Maar soms haperen de raketmotoren en vragen de Westlanders zich
angstig af of hij wel doorvliegt of ermee kapt. Als er een neerstort,
zijn de Duitsers er als de kippen bij om de wrakstuk ken van hun geheime
wapen zo snel mogelijk weg te halen, soms diepe kraters achterlatend,
zoals ik er zelf een in ’s-Gravenzande heb gezien. Niet ver van de
Woutersweg, waar plafonds van de huizen naar beneden gekomen zouden
zijn. In Wateringen zijn als gevolg van twee neerstortende vliegende
bommen in elk geval twee jongens om het leven gekomen. Ze droegen
dezelfde achternaam, maar waren geen familie. Op 12 maart 1945 overleed
in het Hippolytus ziekenhuis te Delft eerst de 14-jarige Arnold
Duijvestijn aan de gevolgen van verwondingen, die hij enkele dagen
eerder na het neerstorten van een V1 had opgelopen. Zijn broer Leo en
zijn vriend Jan van der Maarel waren erbij. Kees van der Maarel, een wat
oudere broer van Jan, vertelt dat hij in de R.K. kerk van Wateringen
zat, toen hij hoorde hoe het wapentuig vanuit Ypenburg aan kwam vliegen,
Het geraas werd onderbroken door een plofje, waardoor iedereen in de
kerk al ongerust aanvoelde, dat het wel weer eens mis zou kunnen gaan,
Een doodse stilte werd gevolgd door een hevige bons en het geruis van
brekend glas. De V1 was over de Strijp uit de richting van de Kleiweg
gekomen en in een glijvlucht op een naburige tuin aan het Oosteinde
neergestort, Leo Duijvestijn kan de plek waar de V1 neerkwam nog precies
aanwijzen. Het ding was dwars door een serrekas en door de gevel van een
warenhuis gegaan maaide drie perenbomen om en was in een sloot
terechtgekomen De poten van het warenhuis waren gewoon afgesneden. De
tuin lag bezaaid met zwaar explosief materiaal. De drie jongens, Leo,
Jan en Arnold die nieuwsgierig gingen kijken naar wat er gebeurd was,
zagen een grote chaos. Arnold (die Nol genoemd werd) kwam in aanraking
met het explosieve materiaal, waarna een hevige ontploffing volgde. ”lk
ben er nog dager lang doof van geweest", zegt Leo die schrok van de
verwondingen van zijn broer maar niet meteen zag dat diens been was
verbrijzeld. Arnold moest onmiddellijk naar het ziekenhuis, maar omdat
de plek waar het gebeurd was moeilijk te bereiken was, moest de
zwaargewonde eerst nog per schuit en bakfiets worden vervoerd. In het
ziekenhuis is hij later aan zijn verwondingen bezweken.
Uithoflaan
Een dag of tien later gebeurde ook een dergelijk ongeluk aan de
Uithoflaan postadres Wateringen, eigenlijk gemeente Den Haag, waarbij
een andere - toevallig ook Duijvestijn hetende - Wateringer om het leven
is gekomen. l-lij was geen familie van de Duijvestijns aan het Oosteinde.
Mevrouw Van Kester-Duyvestijn, nu wonend in Poeldijk had zelfs nooit van
het andere ongeluk gehoord. Ze vertelt dat vroeg in de ochtend een
gedeelte van een neerstorten de V1 op hun huis aan de Uithorflaan
terecht is gekomen, waarbij grote schade is aangericht aan de zolder.
Daar sliep onder anderen haar 17-jarige broer Koos. Die werd daarbij
door een zware balk getroffen, waarna hij in de Ursulakliniek in
Wassenaar aan een hersenbloeding is overleden. Kees Duijvestijn die toen
tien jaar oud was, weet nog van zijn vader, dat deze op 19 maart
's-morgens om vijf uur hoorde hoe in het Rijswijkse Bos de V1 werd
gelanceerd. Dat gebeurde daar vaker, maar deze keer hoorde hij een ander
geluid dan anders. De V1 vloog eerst nog een stuk voorbij, maar keerde
daarna tot zijn schrik plotseling terug, vloog over de oude Lozerlaan en
kwam zo op de Uithoflaan af. Met een hevige klap kwam hij eerst bij de
buren van Duijvestijn op een wilgenstronk terecht, ontplofte, waarna de
romp weer omhoog ging, net het puntje van het huis van een oom van Kees
raakte en op het dak van hun huis belandde, “Het was een van de laatste
V1's die bij ons overkwam", weel Kees nog, “er zijn er daarna nog
hoogstens twee gelanceerd." Op 22 maart 1945 heeft koster Daam van Dijk,
toen dertig jaar oud, in Den Haag aangifte gedaan van het overlijden van
Koos op 21 maart 1945. In het Zuidhollandsch Dagblad van 15 april - dat
inmiddels tot een tweezijdig bedrukt A4-formaatje was ingekrompen -
publiceerde de familie een dankbetuiging, waarin voor de vele blijken
van deelneming, vooral uit Poeldijk bij het overlijden van hun zoon Koos
dank werd gezegd. De familie behoorde namelijk kerkelijk bij de parochie
van de H. Bartholomeus. Zo werden onder meer het bestuur en leden van de
Maria Congregatie St. Aloysius bedankt voor het bewijzen van de laatste
eer bij de begrafenis in Poeldijk. Ook de buren werden bedankt voor de
hulp 'na de bominslag'. Over een V1 werd niet gerept, want dat was
immers geheim...
Reacties zijn welkom via
aadvanholstein@hotmail.com
V1 de zogenaamde vliegende bom
V2 raket
Wateringen
Uit: Ouder Westland:
Door: Aad van Holstein
Editie: 16 April 2005
K assier Leo Scheffelaar
moet luisteren naar radio met de dood bekopen
Leo J. Scheffelaar, rechts gedenksteen op het Ere veld te Loenen
Al maandenlang maakt men zich in het
voorjaar van 1945 in Wateringen grote zorgen over het lot van de kassier
van de Raiffeisenbank L. J. Scheffelaar. Hij wordt in Duitsland gevangen
gehouden. Totdat op 20 april het Zuidhollandsch Dagblad meldt dat hij
‘op zoo tragische wijze om het leven is gekomen.’
Het nieuws van het overlijden van Wateringer L.
J. Scheffelaar komt zo vlak voor de bevrijding hard aan in het dorp.
Iedereen weet dat hij samen met veilingmeester Gerrit Reijgersberg bijna
een jaar eerder, in juni 1944 door de Duitsers is opgepakt, Aanklacht:
het clandestien luisteren naar Radio Oranje. Scheffelaar geniet groot
vertrouwen in Wateringen. Hij volgt in 1922 F. J. Strous op als kassier
van de Raiffeisenbank. Voor die tijd is hij administrateur bij de
veiling Wateringen. Hij gaat wonen in het bankgebouw, recht tegenover
het Plein, de voormalige woning van aannemer De Zoete. Scheffelaar raakt
al in zijn veilingtijd bevriend met veilingmeester Gerrit Reijgersberg,
welke vriendschap in de oorlog steeds hechter wordt. Reijgersberg
negeert het bevel om zijn radio in 1943 in te leveren en luistert elke
avond stiekem naar het laatste nieuws uit Londen. Reijgersberg woont
vlakbij op de hoek met de Dorpskade. Zo komen ze ertoe de in code
doorgegeven geheime berichten op een oude schrijfmachine van de veiling
uit te typen en aan de ondergrondse te geven. Op een mooie middag in
juni 1944 krijgt Reijgersberg geheel onverwacht bezoek van rechercheur
Terwolde uit Den Haag. Ook bekend uit het verzet. Hij komt bijna
regelrecht uit kamp Vught, waar hij een tijd lang gevangen heeft
gezeten, omdat hij Nederlandse burgers uit de gevangenis heeft laten
ontsnappen. Na zijn straf te hebben uitgezeten, is hij vrijgelaten.
Avondmaal
De vrouw van Gerrit nodigt hem uit te blijven eten, waar hij dankbaar op
ingaat. Ze probeert - hoewel er bijna geen eten meer te krijgen is - een
zo lekker mogelijk avondmaal klaar te maken, waar ze gezamenlijk van
genieten. Na de maaltijd, om kwart voor zeven wordt er zoals
gebruikelijk up de deur geklopt. “Daar zal je Scheffelaar hebben", zegt
Reijgersberg en doet de deur open, Scheffelaar die Terwolde ook al
langer kent is blij hem terug te zien. Gerrit zet daarna zijn
radiotoestel, dat hij in de schoorsteen heeft verborgen, aan en ze
luisteren gedrieën naar het Wilhelmus. Als dan de nieuwslezer het
laatste nieuws begint voor te lezen, zien de drie luiste raars tot hun
schrik door het raam dat enkele Duitse soldaten in gezelschap van
Westlandse NSB'ers het huis naderen. De radio wordt meteen uitgezet. De
Duitsers trappen de voordeur in en gaan de kamer binnen. Leo, de zoon
van Gerrit maakt intussen dat hij weg komt en rent naar boven. Via een
zolderraam klimt hij naar buiten en kruipt door de dakgoot naar de
buren. Daar houdt hij zich in een hooiberg schuil en ziet dat zijn broer
Aad in de schuur door een soldaat wordt bewaakt. Een andere soldaat komt
met de radio van zijn vader naar buiten en loopt ermee naar een
legerauto die op het erf staat. Dan ziet hij dat zijn vader en diens
beide vrienden hardhandig in de auto worden geduwd. Die rijdt weg, een
groep op het lawaai afgekomen buren in verwarring achterlatend.
Reijgersberg, Scheffelaar en Terwolde worden eerst opgesloten in een cel
van een politiebureau, maar na drie dagen worden ze naar de gevangenis
van Scheveningen overgebracht, waar ze in afwachting van hun berechting
in eenzame opsluiting hun dagen doorbrengen. Ze slapen op een houten
plank en voor hun ontlasting kunnen ze op een emmer terecht.
Rechtbank
Na een paar weken zien ze elkaar weer bij de rechter. “De verdachten
worden verdacht van het in bezit hebben van een radio. Is dat waar?"',
vraagt deze. Gerrit zegt nee, maar de rechter weet beter: “Je knecht
heeft je verraden. Hij zei dat je een radio had", voert de rechter aan.
“Maar ik heb helemaal geen knecht, ik ben zelf knecht op de veiling",
werpt Reijgersberg tegen. De rechter gelooft hem niet en veroordeelt het
trio tot kamp Amersfoort. “O nee, niet weer in een kamp", verzucht
Terwolde, “ik kom er net uit.” In Amersfoort maakt het drietal de
verschrikkingen mee van dit kamp, dat onder leiding staat van de
gevreesde commandant Kotälla. Ze worden kaalgeschoren, moeten met
honderden tegelijk douchen, waarbij de mensen bovenop elkaar komen te
liggen en de ondersten stikken. Daarbij lopen ze ook nog kans met een
zweep te worden geslagen en zien ze hoe mensen het er niet levend
afbrengen. Zelf hebben ze nog geluk, omdat ze tot de laatsten behoren,
die op de berg mensen onder die douche moeten springen. De doden moeten
eerst worden opgeruimd, voordat de Wateringers in de rij mogen gaan
staan om eten te krijgen. Ze worden daarna in barakken ondergebracht.
Bij het appèl de volgende morgen zien ze hoe mensen uit hun midden
worden aangewezen om even later te worden gefusilleerd. Als een paar
weken later ruimte moet worden gemaakt in kamp Amersfoort krijgen ze te
horen, dat ze naar een kamp in Duitsland moeten. Scheffelaar voelt daar
niets voor en meldt zich ziek, Nog diezelfde avond vertrekt Reijgersberg
met een trein, die echter nooit Duitsland zal bereiken. Na een half uur
rijden stopt de trein en krijgen de gevangenen te horen, dat verderop de
rails zijn weggebombardeerd, zodat de trein nu over de Veluwe naar
Zwolle afbuigt. Gevangenen die onderweg proberen te vluchten belanden in
een sloot of op een brug of worden ter plekke doodgeschoten. In Zwolle
worden de gevangenen in een bioscoop opgesloten. Elke dag moeten ze
vandaaruit de omliggende polders in om er loopgraven te graven.
Groentewinkel
Op een dag passeert Gerrit in een groep de groentewinkel van Meier, een
naam die hem van de veiling bekend voor komt. Gerrit ziet een man staan
aan wie hij vraagt of hij soms Meier is. ”Ja”, zegt deze, Reijgersberg
herkennend, “wil je weg uit dit kamp?” Als Gerrit dat bevestigt geeft
hij zijn nummer 2051 door. Meier die kennelijk invloed heeft bij de
bezetter in Zwolle, ziet kans op een dag de wachtposten af te leiden met
enkele publieke vrouwen en laat tegelijk omroepen dat gevangene 2051
naar de uitgang moet komen, Reijgersberg die dit hoort, gaat naar de
poort en wordt meteen door Meier meegenomen en in veiligheid gebracht,
Hij wordt later zelfs tussen twee Duitsers als 'de vriend van Meier'
meegenomen in een Duits voertuig, waarmee ze naar Schiedam rijden om
daar drank te halen. Ze passeren, terwijl Gerrit geen papieren heeft en
daar als ontsnapte gevangene zit, een zwaarbewaakte brug, waarna ze hem
naar Riiswiik brengen en hem daar afzetten. In Rijswijk komt hij bakker
Driesen tegen, die daar met een houten bakkerskar rijdt. Driesen herkent
Reijgersberg, van wie hij veronderstelt dat hij in kamp Amersfoort moet
zitten. Als hij hoort dat hij ontsnapt is, besluiten ze hem in de
bakkerswagen te verstoppen en hem zo naar huis te brengen. Het is dan
oudejaarsdag 31 december 1944. Als Scheffelaar hoort dat Reijgersberg
niet naar Duitsland maar naar Zwolle is gebracht, besluit hij zich weer
beter te melden en met de volgende trein mee te gaan. Ook naar Zwolle,
hoopt hij, Maar die trein gaat helaas voor hem wel naar Duitsland en wel
naar Hamburg-Neuengamme, een berucht kamp, waar hij enkele maanden voor
de bevrijding om het leven komt. Pas op 28 september 1945 ontvangt de
gemeente Wateringen een kennisgeving van het Militair Gezag in Den Haag,
dat op 8 februari 1945 Leonardus Scheffelaar, in de leeftijd van 51 jaar
in het kamp is overleden. Rechercheur Terwolde heeft als typist in kamp
Vught, de oorlog overleefd. Later blijkt, dat een vriend van Gerrit, Jan
Knecht (dat is de 'knecht' waar de rechter het over had) in zijn
onschuld aan NSB'er Jacobi had verteld, dat Gerrit een radio bezat, Ten
onrechte is hij daarvoor na de oorlog in een kamp in Vlaardingen
opgesloten Maar later is hij toch weer onschuldig verklaard. Jacobi is
veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf. (Een en ander is ons verteld
door de zoon van Gerrit, Aad Reijgersberg uit Nootdorp, bekend als
gepensioneerd melkcontroleur, eerst in het Westland, maar na 1957 in
Nootdorp, waar hij bij 153 zuivelbedrijven het vetgehalte in de melk
controleerde. Nu zijn er nog twee veebedrijven over).
Reacties zijn welkom via
aadvanholstein@hotmail.com
Eerste veilingen in
Wateringen op cafébiljart.
Uit: Ouder Westland
-1889-
Editie: Zaterdag 16 Oktober 2004
Door: Aad van Holstein
Westland heeft ooit twaalf
groenteveilingen gekend. Twee in Wateringen, een in Kwintsheul, één in
Poeldijk, twee in Monster twee in 's-Gravenzande, één in Naaldwijk, een
in Honselersdijk, een in De Lier en ook één in Maasland.
WESTLAND l De groei zit er al snel in bij het Westlandse
veilingwezen. Immers, meteen na de oprichting van de Vereeniging
Westland - dit jaar 115 jaar geleden - in Honselersdijk melden zich
steeds weer nieuwe afdelingen uit het hele gebied aan. Zo sluit
Wateringen zich op 11 mei 1889 met elf leden aan. De eerste veilingen te
Wateringen worden gehouden in het café van Jan Valk aan de Herenstraat.
Op het biljart is een houten schut geplaatst, waarop de schoenendozen en
sigarenkistjes met fruit worden neergezet. De groente zit in kinnetjes,
halfjes, kwartlingen en keuteltjes. Het bestuur bestaat uit C. van
Ruyven en Schilperoord (beiden van de Strijp), A. Waardelo van de
Heulweg en H. Zwinkels uit de Herenstraat. Als de aanvoer groter wordt,
verhuist de veiling naar een groter café en wel naar dat van Aad van Es.
Daarna worden de veilingen steevast gehouden in de Kolibaan van Jan de
Boer
Kleine jongen
“Als kleine
jongen", zo schrijft in de jaren zestig directeur Lipman van de
autobusonderneming VIOS te Wateringen in de Westlandse editie van
dagblad Het Binnenhof, “heb ik in die drie café-veilingen de
verkoopbrieven na iedere verkoop bij de bestuurstafel gebracht.” Hij
weet ook te vertellen dat later Dorus Hoek secretaris is geworden. Arie
Waardelo ging na de veiling telkens met een grote beugeltas met de
centjes naar de Heulweg. "Dat ze hem die tas nooit afgenomen hebben,
heeft me altijd erg verwonderd", aldus Lipman. Rond de eeuwwisseling
kwamen volgens hem de kooplui voor de groenten nog met honden- en
hittenkarretjes naar de veiling. “Een tuinder had eens een paar struiken
tomaten, toen nog Pompedoers genoemd, gekweekt en geveild", zo herinnert
de oude VIOS-directeur zich. “Maar iedereen dacht toen nog dat het
product giftig was. Die zogenoemde hittenwagens stonden achter elkaar.
Iemand had gezien dat een hitje van een daarvoor staande wagen een
tomaat had opgegeten. Die man holde dadelijk naar de veiling om de
eigenaar te roepen en alle kooplieden gingen naar de plaats des onheils
om die hitte zien sterven. Het beestje bleef echter in leven. Een
veearts was er niet dus die Voerman ging tenslotte maar rij den en zou
wel zien hoever hij kwam op zijn weg naar Den Haag. Stomverbaasd was men
toen de koopman de vrijdag daarop weer met dat hitje naar de veiling
kwam. Enkele hotels wisten volgens de kopers de tomaten zo te koken dat
het gif vrij kwam en dat ze dan wel te eten waren.”
Eigen gebouw
Later krijgt de veiling Wateringen een eigen gebouw bij de Wateringse
molen. Dat gebeurt in 1898. In die tijd wordt nog geveild zonder rol
wagen. Het duurt jaren voor men achter het nut van die wagen komt. De
goederen staan tot die tijd gewoon stil in de hal en de kooplieden lopen
er langs. De tuinders plaatsen hun producten op stellingen. De afslager
stelt zich daarbij aan de ene kant op en verkoopt ze aan de kopers aan
de andere kant. Zowel voor hem als voor de handel is dat een tamelijk
afmattende bezigheid. Een mensenmassa beweegt zich zo langzaam door een
nauw pad tussen de tafels. Vaak is daarin Wateringen ook Vrouw Snoeren
bij, een weduwe uit Delft die een eigen winkel heeft en daarvoor groente
komt kopen. Zij dwingt bij de kooplieden door haar zelfstandig optreden
zo'n groot respect af, dat zij op hun aandringen voortaan aan de vrije
kant bij de afslager mag staan. Die biedt haar later zelfs een stoel
aan. In Naaldwijk geniet mejuffrouw Bentvelzen hetzelfde voorrecht. Pas
na vijftien jaar komt men er achter dat het beter is de producten in
beweging te brengen door ze op een roltafel te plaatsen en te laten
passeren voor het intussen aangeschafte afmijntoestel. De kopers en de
afslager krijgen daarmee een vaste plaats. In 's-Gravenzande wordt in
juni 1889 een - zij het nog voorlopige - vereniging opgericht met het
doel aardappelen bij afslag te verkopen. Een jaar later is. De afdeling
's-Gravenzande definitief een feit en sluit zij zich evenals Poeldijk en
De Lier aan bij de Vereniging. Dat is vooral de verdienste van
burgemeester Dingemans van de Kasteele, die zich net als zijn collega in
Naaldwijk sterk heeft gemaakt voor invoering van het veilingwezen. De
burgemeester staat bekend als een man, die een grote liefde heeft voor
zijn dorp, voor de streek en zijn bewoners. Het is nog echt een
aristocratische figuur, die een groot inzicht heeft in de sociale
problemen van zijn gemeente'. Hij staat met diepe overtuiging achter de
veiling, die hij als raadsman voortdurend ter zijde staat. Hij neemt
zelfs een tijd lang het secretariaat van het hoofdbestuur van de
Vereniging Westland op zich. Telkens als er moeilijkheden dreigen, is
hij de man, die de gemoederen tot bedaren weet te brengen. De juiste
datum van oprichting van de veiling is nooit bekend geworden, omdat de
veiling daar geen bewijsstukken van heeft. Maar in het gemeenteverslag
van 1889 staat wel: “De dit jaar opgerichte Vereniging Westland heeft
nog slechts op kleine schaal gewerkt, maar toen is met betrekking tot de
uit deze gemeente onder het handelsmerk der vereniging naar Engeland
uitgevoerde aardappelen een gunstig resultaat waar te nemen.” Behalve
deze burgemeester maakt 's-Gravenzander Jochem van der Hout naam bij de
oprichting van de veiling afdeling. Hij staat bekend als een man met
bijzondere hoedanigheden, scherpzinnig en strijdvaardig. Hij is zijn
tijdgenoten ver vooruit, zoals meer voormannen in de tuinbouw dat zijn.
Maar hij is zich dat ook terdege bewust en dat brengt hem en de veiling
af en toe wel in moeilijkheden. Het duurt niet lang meer of de
Vereniging Westland heeft zeven afdelingen, omdat Poeldijk, De Lier,
Monster en Naaldwijk zich bij de Vereniging aansluiten. Dat het totaal
later zelfs uitgroeit tot twaalf is een gevolg van splitsingen.
Splitsingen
Eerst doet die zich voor in Wateringen, waar in 1906 tuinders uit
Kwintsheul de vereniging vaarwel zeggen en een heel eigen afdeling
oprichten en waar twee jaar later een andere groep de afdeling verlaat
om een eigen afdeling Sammersbrug op te richten. Ook in Monster beleeft
men een dergelijk schisma, omdat tuinders rond de Zwartendijk ook een
eigen veiling willen. In 1913 gebeurt hetzelfde met 's-Gravenzande als
daar Woutersweg op zichzelf wil staan. Het twaalfde lid van de
Vereniging Westland, de veiling Maasland meldt zich in 1916. Meer
groenteveilingen heeft het Westland niet gekend.
Veiling Zwartendijk anno 1912
Molen Windlust is al 150 jaar een baken in Wateringen
In de rubriek 'De Westlander en zijn moNUment' staan karakteristieke en
herkenbare bouwwerken in Westland centraal. Zowel het verleden als het
heden worden in dít artikel belicht; vandaar 'moNUment'. Dit keer:
Korenmolen Windlust in Wateringen.
Door: Piet van der Valk
Uit: Het Hele Westland, Ouder Westland
Editie: dinsdag 1 Oktober 2019
Foto's uit:
en van internet
De geschiedenis van de Westlandse familie Bom begint bij Jacob
Willemszoon en zijn jongere zus Jannetje Willemsdochter Bom. Jacob en
Jannetje zijn de eerste 'Bommen' die het molenaars vak gaan uitoefenen.
Jacob zat met zijn vrouw Maria Jansdochter van Alenburgh op de
korenmolen in 's-Gravenzande, genaamd 'De Voormolen'. Zoon Jan
Jacobszoon en later kleinzoon Jacob Janszoon volgden hem op. Jannetje
zat met haar man Cornelis Corneliszoon van Veen op de molen in Monster
'De Vier Winden'. Omdat haar man 7 jaar na de aankoop van de molen al
kwam te overlijden, verhuurde Jannetje de molen tijdelijk aan neef Jacob
Arentszoon Bom, die gehuwd was met Crijntie Huybregts van Duynstee. In
1689 werd Willem Corneliszoon van Veen 15 jaar en kennelijk oud genoeg
om als molenaar zelfstandig te kunnen werken. Jannetje moest wel vaak de
hypotheek op de molen verzwaren om alle lasten te kunnen blijven
betalen. Willem huwde in 1697 met Neeltje Leendersdochter van der
Schilde, die datzelfde jaar nog kwam te overlijden. 2 jaar later droeg
hij en zijn moeder Jannetje de molen over aan neef Willem Flore Bom.
Willem van Veen werd daarna tuinder in 's-Gravenzande. Willem Bom
verkocht de molen in 1718 aan Hendrik Holierhoek. Willem Bom pachtte
daarna van 1719 tot 1723 de korenmolen in Loosduinen, deze viel in die
periode ook onder Monsterambacht.
Ca 150 jaar later
Met de aankoop van de molen Windlust door Cornelis Nicolaas (Kees) Bom,
kregen we na 150 jaar en negen molenaars Bom, weer een molenaar uit deze
familie. Met deze aankoop dienden zich op termijn ook weer negen
molenaars aan. De broer van Kees, Willem werd molenaarsknecht op
Windlust. Kees Bom (1880-1967) was gehuwd met Anna Hendrica Maria Haagen
(1880-1967). Zij kregen negen kinderen waarvan zes zonen, die allen
grote interesse in de molen hadden. Arnold kwam echter op 17 jarige
leeftijd te overlijden aan tuberculose evenals zijn zus Anna, die 16
jaar werd. De broers Henk, Wim, Coen, Jan en Bert Bom kunnen we allen
tot de oudmolenaars van Windlust rekenen. Wim was de laatste uit de rij
die 10 december vorig jaar op ruim 100-jarige leeftijd kwam te
overlijden. En het waren wel deze mannen die het de 'Stichting Vrienden
van de Wateringse Molen' mogelijk maakte, 100 jaar nadat deze door
Cornelis Persoon was opgebouwd, aan een nieuwe periode te gaan werken,
wat de molen betreft. Drie jaar later kon de vlag op 1 mei 1972 in top,
toen het bestuur van de molen deze weer volledig in gebruik kon nemen.
Nu hebben nog twee neven Cees Bom (59) en Frans Bom (60), beide ook
molenaars en wonend in de twee molenaarswoningen naast de molen, de
leiding over de meel- en diervoederhandel die zich nog steeds in de
molen bevindt.
Rijksmonument
Sinds de eeuwwisseling staat de molen bij de Rijksdienst
bekend als Rijksmonument nr. 38408. Verschillende reparaties en een
restauratie in 1993 heeft de molen Windlust sinds 1972 moeten ondergaan
om haar in goede vorm te houden. En naar schatting heeft de molen
sindsdien ruim 12,5 miljoen omwentelingen kunnen maken en vormt steeds
het schitterende decor vanaf het Hofpark, het groene hart van
Wateringen. Vanaf 1972 werd en wordt zij bediend door opvolgende en
enthousiaste vrijwillige molenaars, als Gerard Barendse, Kees Franken,
George Middendorp, Wim van Uffelen en Peter van Sloten.
Molenaar George Middendorp
En dan te bedenken dat het voormalige grondgebied van Wateringen vroeger
wel acht molens telde, de twee molens van Kwintsheul tellen hierin niet
eens mee. Dat waren achtereenvolgens de Wateringveldse Molen, die aan de
Zweth stond, de oude Wateringveldse molen die op de kruising nabij de
Zweth en de Dorpskade stond. Een ondermolen, nabij de rotonde Dorpskade
bedrijventerreinen en een middenmolen nabij de kruising Dorpskade en de
Middenweg. Deze laatste drie molens vormden de zogenaamde driegang.
Verder kende men de Wipmolen op de kruising Oosteinde met de Tomatenlaan
en twee houtzaagmolens aan het Oosteinde nabij de Laan van Scheltema en
daarbij molen Windlust. De ondermolen en middenmolen langs de Dorpskade
van de driegang functioneren nog steeds, de ondermolen staat sinds 1894
in Elspeet en heet molen de Hoop. De middenmolen staat sinds 1893 in
Zeilberg gemeente Deurne.
Wilt u reageren
op dit artikel of bent u ook bezitter of bewoner van een gemeentelijk
monument? Mail dan naar pamvdvalk@gmail.com. Deze rubriek kwam tot stand
in samenwerking met de monumentencommissie van de gemeente Westland.
Bronnen: Wateringen afstudeerwerk TU-Delft geschreven door Joseph
Tae-guan Yo en Piet van der Valk in 1981. De korenmolen Windlust in
Wateringen door Aart Struijk uit het Historisch Jaarboek Westland 2011.
Het geslacht Bom, bakermat in het Westland van Diny Bom en Carla Drubers.
George Middendorp en Peter van Sloten en de info van het internet o.a.
Wikipedia
Tot slot nog een foto uit de oude doos van de molen Windlust
Klik op de foto's voor een groter formaat
Garage VIOS te Wateringen
Het gebouw van VIOS werd in 1999 tot gemeentelijk monument uitgeroepen.
Door: Piet van der Valk
Kijk ook op:
www.hethelewestland.nl
klik op: monumenten voor meer historische verhalen
Een hoefsmederij was er reeds vóór 1750 op het Plein in Wateringen. Deze staat
prominent op de historisch prent 'Gezigt van het DORP WAATERING van binnen te
zien' van P.C. la Fargue 1729 – 1782. In de travalje werden de paarden beslagen
en deze stond rechts voor de Nederlands Hervormde kerk. In 1835 kocht Johannes
Lipman de smidse voor de som van ƒ 3.050,=, en vanaf dat moment bleef de familie
Lipman van vader op zoon of dochter op het Plein te Wateringen gevestigd. In
1936 werd bij een reconstructie van het Plein de oude smederij afgebroken. Maar
we gaan nog even iets verder terug naar de jaren net na de eeuwwisseling. Toen
begonnen de broers Jan en Piet Lipman op het Plein naast de Kerk in de oude
smederij, aan fietsen te sleutelen. In eerste instantie legden zij zich toe op
reparaties, later gingen ze ook onder 'n eigen label fietsen bouwen.
Piet Lipman
In 1913 nam Johannes Petrus Lipman (Jan) 1874 – 1942, de smederij van Van
Deursen uit Voorburg over en huwde juni van dat jaar met Cornelia Verlaan.
Ongeveer dezelfde tijd gaat zijn broer Petrus Hendricus Lipman (Piet) 1887 –
1973 door met de fietsenzaak en verhuisde in 1917 naar de hoek (toen begin) van
de Kerklaan. In dit pand was voorheen een mandenmakerij gevestigd, aan de
overzijde stonden de 7 woningen die als 'de 7 plagen werden aangeduid'. Piet
Lipman trouwde in 29 november 1916 met Elisabeth Maria Jansen 1894 – 1984, zij
kregen tien kinderen waarvan er 2 jong stierven. Men bouwde toen naast fietsen
ook motorfietsen aan het Plein. Jan en Piet zelf reden in die tijd een
stoomfiets, die overigens wel het nodig lawaai veroorzaakte. Jan bouwde later
een motorfiets met zijspan voor zichzelf en zijn dochter herinnerde zich de vele
ritjes die ze met haar Pa door de streek maakte. Het is ook de tijd van de
stoomtram in het Westland en over uitbreiding van het spoor naar Wateringen en
Kwintsheul werd toen regelmatig gesproken. In 1916 werd ook de voormalige
dokterswoning in de Kerklaan aangekocht, aangepast en in gebruik genomen. Op het
pand verscheen de naam V.I.O.S. (Vooruitgang Is Ons Streven) een naam die men
zelf had bedacht en al jaar en dag werd gebruikt.
Of er in die tijd verbindingen zijn tussen de Lipmannen en de voetbalvereniging
VIOS Den Haag opgericht in 1914, is niet duidelijk. In 1920 werd er weer
aangekocht en breidde het bedrijf zich verder in noordwestelijke richting uit,
taxidiensten groot en klein was toen corebusiness. De W.S.M. Westlandsche
Stoomtramweg Maatschappij maakte toen definitief bekend dat er geen stoomtram
naar Wateringen komt. Voor Piet Lipman die zich ook gesteund voelde door de
directie van de W.S.M., een directe aanleiding een verzoek aan het
gemeentebestuur van Wateringen te richten, om een busdienst van Kwintsheul over
Wateringen naar het spoorwegstation Rijswijk te starten. Na de toestemming en
een toegezegde subsidie werd op 1 juli 1922 een begin gemaakt, het werd een
groot succes. Zelfs zo dat de Nederlandse Spoorwegen het station Rijswijk
omdoopte in 'Rijswijk – Wateringen'. Het station lag toen namelijk bijna even
ver van (nu Oud) Rijswijk als van Wateringen. In 1924 wist VIOS Nootdorp van
openbaar vervoer te voorzien. Zes jaar later verleende de Gedeputeerde Staten
van Zuid-Holland toestemming busdiensten te starten van Delft over Den Hoorn
naar Schipluiden, Vlaardingerambacht, Kethel en Abtswoude , maar ook naar
Nootdorp en Pijnacker. In 1928 was er al weer een garage achter de oude
boerderij van Duyvesteijn gebouwd. Het oudste schoolgebouwtje, dat Wateringen
kende uit 1730, werd ook ingelijfd. Deze ontwikkelingen voltrokken zich, zeker
voor die tijd, in een sneltreinvaart.
Nieuwbouw
Voor onderhoud en stalling van de vele bussen was ruimte nodig en zo verleende
Piet Lipman in 1931 architect J. A. Bangert uit Amsterdam de opdracht een garage
met drie bovenwoningen te ontwerpen en bij de gemeente Wateringen in te dienen
voor bouwvergunning. In 1932 werd een aanvang van de bouw gemaakt van dit
expressionistische gebouw. Het toont duidelijke invloeden van de Amsterdamse
school. Een stijlvorm die in die dagen door veel architecten als inspiratiebron
werd gebruikt. De grotere woningbouw die deze architect in Amsterdam bouwde,
steekt mager af ten opzicht van dit Wateringse pand. De aannemer van het werk is
niet bekend, hoewel er in 1934 ene Willem Verkaik het bouwbedrijf VIOS, ook met
de betekenis 'Vooruitgang is ons streven', in Amsterdam startte, bestaat er geen
enkel verband met het bedrijf van Piet. hij was bevriend met 2 broers van deze
architect, Henk Bangert Vlootaalmoezenier in Den Helder en pastoor Louis Bangert.
Henk scheef Piet een brief in 1937, om de 'roode burcht' in den Helder te komen
bekijken. Uit de brief krijg je ook de indruk dat Henk een financieel belang in
het bedrijf had genomen. En het fraaie pand in Den Helder werd met 50% van de
overige bebouwing op last van de bezetter tijdens de oorlog, net als op andere
plaatsen in Nederland, afgebroken. Dit gebouw van VIOS staat er gelukkig nog
steeds en heeft in 1999 de status van Gemeente monument gekregen.
Het bedrijf bleef groeien
Per 30 september 1932 staakte de WSM met personenvervoer op de stoomtram, deze
kon de concurrentie met de veel flexibelere autobusdiensten niet meer aan. Zelfs
de W.S.M. reed in die tijd al wat langer met autobussen, vaak om de afstand
tussen de stations voor reizigers te verkleinen. VIOS groeide uit tot een van de
grootste particuliere busbedrijven van Nederland in die tijd. Men had
uiteindelijk 84 persoonsbussen in bezit. De vakbekwaamheid waarmee Piet Lipman
iedere keer weer oplossingen aandroeg om de klanten te blijven bedienen en het
bedrijf verder uit te bouwen gaf 'n zeer groot vertrouwen in VIOS. De 2de
wereldoorlog betekende helaas bijna de nekslag voor het bedrijf, de bussen
werden voor een deel geroofd en voor het andere deel gevorderd door de Duitse
bezetter. In 1941 werden de lokale busdiensten van VIOS door de WSM overgenomen,
dit ging echter niet vrijwillig, maar werd van hoger hand opgelegd. Een deel van
het personeel en 4 bussen gingen over naar de W.S.M. Een van die chauffeurs was
Andries Loch, een amateur fotograaf en de opa van André Loch. Piet Lipman zat
niet bij de pakken neer en nam op zijn beurt in 1941 EDAD uit Wieldrecht in 3
fases over. Daar reed men toen nog wel lijndiensten en in Wateringen legde men
zich toe op touringcarritten en vakantiereizen.
De oorlog bleef een moeilijke
periode, zo stormden op een dag de Duitse soldaten binnen, z'n vrouw Elisabeth
leidde de soldaten af door hen naar boven te verwijzen, waardoor Piet tijd kreeg
te ontsnappen en gelukkig vertelt Hennie zag hij er toen echt niet uit als een
directeur. Piet kon daardoor onopgemerkt naar de overkant van het Plein snellen
en verbleef voor enige tijd hoog in de toren van de Nederlands Hervormde Kerk.
Hoe ging het verder
Waar de vele gebouwen van VIOS stonden, zijn nu winkels met bovenwoningen aan
het Plein gebouwd. Dit werd in 1996 - 1997 door Forum Invest uit Amsterdam
ontwikkeld en door van Mierlo Bouw en Ontwikkeling gebouwd. Op het gemeentelijke
monumentale pand uit 1932 na, is bijna alles aan het Plein in Wateringen wat aan
VIOS deed denken vernieuwd. Het monumentale pand biedt nu onderdak aan een
reisbureau, een dames modezaak en de horecavoorziening Scumpy. Op de plek waar
Piet Lipman in 1911 begon, is in de nieuwe winkelstrip reisbureau Travel XL VIOS
terechtgekomen dat onder leiding staat van Renate Lipman, een kleindochter van
Piet. Er ligt aan de zuidzijde van het reisbureau nog een soort brede
poortingang, Piet Lipman noemde het vroeger de 'Doornbosslob'. Hier staan nog
een drietal oude panden die vroeger door VIOS werden gebruikt. In het laatste
pand heeft een familie Doornbos gewoond. Het touringcarbedrijf van BAB-VIOS
staat onder leiding van de Michel en Brigitte Kortekaas-Lipman, ook een
kleindochter van Piet en is nu gevestigd aan de Hoefsmid 5 te Wateringen. Zij
runnen het oorspronkelijke busbedrijf dat in 1922 door Piet Lipman werd gestart
en hebben dat inmiddels uitgebreid met de bijna koninklijke Hofstad Tours in te
lijven. Maar ook het huidige touringcarbedrijf EDAD, gevestigd in Dordrecht,
staat onder leiding van Wim Lipman, ook een kleinzoon van Piet. VIOS als bedrijf
is op deze manier misschien wel een reizend en rijdend moNUment geworden.
Wilt U reageren ? mail dan naar:
pamvdvalk@gmail.com
Bronnen: een afstudeerstudie over Wateringen van Joseph Taequan Yo en Piet van
der Valk uit 1981, korten geschiedenis van het openbaar vervoersbedrijf VIOS
Wateringen op internet van mevr. Hennie van Raaij- Lipman en gesprekken met
mevr. Hennie van Raaij- Lipman dochter van Piet Lipman.
Foto's van Hennie Lipman, de Historische werkgroep Oud- Wateringen en André Loch.
Geen tram in Wateringen? Dan de omnibus !
Piet Lipman - de man die vrijwel zijn hele leven in Wateringen en
wijde omgeving is genoemd naar zijn bedrijf V.l.0.S. - heeft tachtig
jaar geleden een goed idee. Daags voor de opening van zijn 'auto
omnibusdienst' tussen Kwintsheul en Rijswijk op de eerste juli, nodigt
hij een aantal inwoners van Wateringen uit voor de 'openingsrit'. Het is
inpakken en wegwezen.
Door: Aad van Holstein
Uit: Westlandse Courant
Wditie: 5 Juli 2002
WATERINGEN
Het zijn niet zo maar wat Wateringers op vrijdagmiddag juli 1922 in de
'omnibus' van de V.l.O.S. stappen.
Nee, het zijn de burgemeester, vijf raadsleden, vier leden van de
tramcommissie en een vijftal vertegenwoordigers van de strekelijke pers.
Wat minder dan de twintig passagiers die in de nieuwe bus passen. De zo
ingewijde nieuwe dienst tussen Kwintsheul en Rijswijk komt in de plaats
van de oude [paarden] omnibusdienst die al sinds 1898 wordt onderhouden
door van P.J. Janknegt. Eerst wil Janknegt in 1922 nog met een grotere
wagen gaan rijden, maar als hij hoort dat Lipman een gemotoriseerde bus
heeft, laat hij zijn plannen varen. Het is ook bepaald indrukwekkend,
waarmee V.l.O.S. te voorschijn komt. De nieuwe auto-omnibus arriveert
namelijk al een paar weken eerder in Wateringen. Rechtstreeks van de
fabriek. En veel Wateringers zijn er al meteen naar gaan kijken. Ze
vinden het een fraai rijtuig, dat crèmekleurig is beschilderd en met
rode biezen afgezet. Sommigen vinden dat de bus het uiterlijk heeft van
een tram, maar zonder balkons. De bus is overigens geheel op
aanwijzingen van Lipman gebouwd. Hij is niet breder dan een gewone auto,
maar de binnenruimte is beslist royaal, “Dat is voor onze wegen een
voordeel", laat Lipman weten. Hetgeen door iemand die veel op pad is,
wordt bevestigd: „Ik ontmoet deze omnibus liever dan een sleperswagen
met kratten, die een vrachtje van de veiling vervoert".
Koetswerk
De bus is uiteraard wel langer dan een gewone auto, meldt de
Westlandsche Courant kort voor de openingsrit. Door het vooruitbouwen
van het koetswerk is een lange binnenruimte verkregen. De zitplaats van
de chauffeur is ook binnen - in tegenstelling tot bijvoorbeeld bij
koetsen, waar de bestuurder op de bok zit. Bij het instappen merken de
genodigden die middag al meteen dat, als het achterportier wordt
geopend, de trede naar beneden valt en tot instappen uitnodigt. De
gasten nestelen zich genoeglijk in de twee leren banken die bekleed zijn
met antiek rundleder. Ze nemen allen op de eveneens zacht verende
kussens plaats. De ruimte in de gang tussen de zitbanken is zo groot dat
daar, als de bus vol is, nog enige vouwstoeltjes kunnen worden
geplaatst. Iedereen geniet van het uitzicht. Men laat zich hel op- en
neerlaten van de ramen, tot op elke gewenste hoogte, via een geheel
nieuwe Amerikaanse constructie, demonstreren. ”Zoiets .zit alleen op de
duurste merken van automobielen", laat een der raadsleden zich
ontvallen, De voorruit van de bus is zodanig opgezet dat het uitzicht
van de chauffeur nooit kan worden belemmerd door beslagen ramen. De
eerste rit van V.l.0.S. (toepasselijk Vooruitgang Is Ons
Streven) voert het gezelschap van bet Wateringse gemeentehuis
naar het Rijswijkse café-restaurant Witsenburg dat op het kruispunt
Haagweg-Geestbrugweg ligt en het eindpunt vormt van de dagelijkse dienst
die de zaterdag na de openingsrit zal aanvangen. De rit duurt in twintig
minuten. In Witsenburg wordt de gelegenheidspassagiers een kleine
verversing aangeboden, waarna de terugtocht wordt aanvaard.
Tolk
De burgemeester zegt de tolk van allen te willen zijn als hij Piet
Lipman toespreekt. “U als ondernemer van een nieuwen dienst
complimenteer ik met de omstandigheid, die ons hier tezamen doet zijn;
nadat wij gaarne allen gevolg hebben gegeven aan Uwe uitnodiging om den
auto-omnibusdienst te openen. Uw opgevat voornemen om dezen dienst in
het leven te roepen, vond bij de tramcommissie een gunstig onthaal en
wij ondersteunden gaarne Uw verzoek aan den Raad om Uwe onderneming met
eene gemeentelijke subsidie te steunen". De tramcommissie mag dan liever
gezien hebben dat Wateringen een aansluiting had gekregen op het
tramwegennet van de Westlandsche Stoomtramweg Maatschappij, men is toch
tevreden over het initiatief van P. H. Lipman.
De inrichting van de bus lijkt zelfs wel op een eerste klas tramrijtuig,
zegt een van de tramcommissieleden.
Want al twintig jaar eerder (in 1902) wordt er in een vergadering van de
r. k. kiesvereniging over gedebatteerd dat Wateringen toch zo nodig een
aansluiting op het tramnet moet krijgen. Voorzitter is de pastoor van de
parochie van St. Jan de Doper P. M. H. J.. Finkenflugel. De vraag of er
in Wateringen een tramverbinding moet' komen, wordt in die vergadering
zelfs door 43 van de 51 leden gesteund. Vier zijn er tegen, vier anderen
stemmen blanco. Het heeft er dus toe geleid dat er een tramcommissie
bestaat, die uiteindelijk niet in de boot, maar in de bus is genomen.
Uitgebreid
Als de volgende dag de busdienstregeling ook daadwerkelijk wordt
aangevangen, merken de reizigers dat de gelegenheid om Rijswijk (station
en dorp) te bereiken aanmerkelijk is uitgebreid terwijl in omgekeerde
richting Rijswijk - Kwintsheul tevens de mogelijkheid wordt geboden door
te gaan naar Honselersdijk. Het tarief is hetzelfde gebleven als bij de
oude dienst, namelijk 40 cent van Kwintsheul en 30 cent van Wateringen
naar station Rijswijk met verhoging van 20 cent voor het traject van het
station naar Witsenburg. Voor verbindingen in de andere delen van het
Westland zorgen andere particuliere busondernemingen als bijvoorbeeld
Leo de Jong, die net als V.I.0.S. grote populariteit geniet in het
Westland. Op elk stopteken houden de chauffeurs van De Jong halt en
laten de reizigers instappen. Bij wordt bij het instappen niet naar geld
gevraagd, dat komt wel bij het uitstappen.
V.I.O.S. gebouw,
foto: Monumentaal Westland
Boerderij Suydervelt te Wateringen
Een grote boerderij met een bijzondere ligging en historie
Uit:
Het Hele Westland
Editie: 7 november 2018
Door: Piet van der Valk
In de rubriek 'De Westlander en zijn moNUment' staan karakteristieke en
herkenbare bouwwerken in Westland centraal. Zowel het verleden als het
heden worden in deze artikelen belicht; vandaar 'moNUment'. Boerderij
Suydervelt vormt naast de tegenoverliggende Hofboerderij en molen
Windlust, ook aan de Heulweg, al eeuwenlang een parel in de Wateringse
geschiedenis. Een verkorte versie van dit artikel stond in Het Hele
Westland van 7 november 2018.
Tegenover de Pieter van der Plasschool aan de Heulweg te
Wateringen staat “Boerderij Suydervelt”. Het gebouw was van oorsprong
een ‘buiten’, een herenhuis voor de zomer in het groen. Het werd rond
1620 gebouwd, in opdracht van de in Delft woonachtige Mr. Dirk Jacobszn.
van der Dussen 1591-1658. Zijn neef Jacob Ewouts erfde, maar hij kwam op
34 jarige leeftijd en ongehuwd te overlijden. Het kwam daardoor in
handen van z’n moeder, maar zij overleed het jaar daarop in 1666 en zo
kwam het in handen van Nicolaas Ewoutszn. van der Dussen. Nicolaas
vestigde zich in Dordrecht, hij bouwde daar zijn bestuurlijke carrière
op en was o.a. 2 jaar schepen van Dordrecht. Hij erfde het ‘buiten’ te
Wateringen dus van de halfbroer van z’n opa, dan een oom van hem via z’n
moeder erfde hij en gaf het weer door aan zijn zoon Mr. Jacob van der
Dussen 1670 - 1728, hij was burgemeester van Dordrecht. Hij diende de
stad 10 jaar in die hoedanigheid. Zie onderstaand gedetailleerd bericht:
“Vermits de Heer en Mr. Jacob van der Dussen, Heere van Oost-Barendrecht
eenige weeken op deszelfs Hofstede Zuydervelt, gelegen in Delfsland, by
den Dorpe van Watering, ziek geweest, en van lichaam zeer swak zynde, op
den twintigsten October 1728. zich had laaten transporteren binnen de
Stadt Dordrecht, alzoo met de Maand October deszelfs Presidium van drie
maanden als Burgermeester was ingegaan, op den eersten November daar aan
volgende aldaar is overlede, ongehuwt, oud 57 jaaren, 7 maanden en 17
dagen, ende aldaar op den negenden der voornoemde maand ter aarde is
gebragt,”. Jacobs enige zus op dat moment was Catharina Alida van der
Dussen, zij was gehuwd met Damas van Slingeland, erfde Suydervelt en
bewoonde het tot haar dood in 1745. Hierna werd het pand op 28 november
1746 voor 16.900 Gulden verkocht aan de zwagers Jacob Gael 1731 – 1781
en Gerard van Vredenburch 1710 - 1784. Jacob Gael woonde toen met zijn
vrouw Cornelia Jacoba van Schuylenburch op de toenmalige buitenplaats
“’t Hof te Wateringe” en ook Gerard Vredenburch bezat onder andere
buitenhuizen in ’s-Gravenzande en Rijswijk.
Hofstede
Het is aannemelijk dat de eigenaren het pand als boerderij met veel ha
grond lucratiever konden verpachten dan het als een buitenplaats in
bruikleen weg te zetten. Uit de acte van 1746 bleek dat dat toen al een
omvangrijke boerderij was “De Hofsteede genaamd Zuijdervelt, bestaande
in een Heeren Huijsinge en Koetshuijs en een Stallinge, alsmede
Tuijnmanshuijs en werkhuijs, Tuijnen, Laanen, Houtgewassen en verdere
Plantagie, bovendien Speelhuijs, orangie huijs, managerie, Kommen,
vijvers, grotwerken, en dergelijke; nog een aparte Boerenwoninge met
Koestal, Twee Hooij Bargen en een wagenschuur ende nog vier partijen
Weijlandt alles staande ende gelegen annex den anderen in de
Oudewateringveldse Polder af, en aan den Dorpe van Wateringen, ende te
samen groot vijftien mergen en vijfhonderd Roeden”. Verder behoorden bij
Suydervelt nog 21 percelen veenland die bij elkaar ruim twintig margen
omvatten en een stuk tuin of boomgaard van ruim een margen. Het
bijbehorende land werd geleidelijk verkocht aan veenstekers, dat waren
lieden die plaggen veen (turf) uit de bodem haalden. Johannis Janszoon
de Bruijn nam de pacht van Suydervelt over van z’n vader Jan, die het na
1748 als eerste generatie de Bruijn pachtte van de heren Gael en
Vredenburch. Johannis Janszoon, was kerkmeester en schepen in 1772 van
Wateringen en gehuwd met Gerritje Pietersdochter van Heemskerck. Bekend
is verder dat hun zoon Arij de Bruijn geboren 22 december 1763 te
Wateringen, ca 1810 nog op Suydervelt woonde. Hij was gehuwd met
Magdalena Cornelia van Rhijn geboren eind 1766 te Wateringen als dochter
van Arnoldus van Rhijn, eigenaar van de wipmolen Windlust en was in 1772
ook schepen van Wateringen. Moeder was Cornlia Copper, en 3de vrouw van
Arnoldus, zij was een dochter van de Wateringse Chirurgijn Johannes
Copper.
Nieuwe
boerderij
Willem Hendrik Gael 1748 – 1803 zoon en erfgenaam van Jacob, waren beide
overleden en zo kwamen de bezittingen in handen van Willem Hendriks 2de
vrouw Anna Martina van Kretschmar. Ook haar dochter Charlotte was in
1802 al op 22 jarige leeftijd overleden. Zij trouwde voor de tweede maal
op sinterklaasdag 1804 met Apollo Johan Cornelis (Apollo) Baron Lampsins
Heer van Swieten en het stel woonde in ’s-Gravenhage. Kinderen uit dit
huwelijk overleden jong. De buitenplaats “’t Hof te Wateringe” had zij
in 1806 verkocht voor de sloop. Suydervelt bleef verpacht aan Arij de
Bruijn. Anna Martina van Kretschmar heeft van het geld dat zij ontving
bij de verkoop van ’t Hof te Wateringe, een nieuw boerderij Suydervelt
laten bouwen maar niet op de plek waar de oude boerderij had gestaan. De
oudste zoon Johannes van Arij en Magdalena werd verliefd op zijn nichtje
Antje van Rhijn en daarom verhuisde hij naar Hazerswoude, waar het stel
op 24 juli 1825 in het huwelijk trad. Arij en Magdalena vertrokken in
1833 ook richting Hazerswoude, Arie was toen 70 jaar. Anna Martina was
januari 1832 gestorven. De veensteker Martinus van Leeuwen kocht
Suydervelt van de erfgenamen van Anna. Een uitgebreide geschiedenis over
Suydervelt kunt u binnenkort lezen in een nog uit te geven boek over de
Westlandse buitenplaatsen. De Wateringer Chris Batist, voorzitter van de
Historische Vereniging Wateringen Kwintsheul, schreef het concept voor
de buitenplaatsen Suydervelt en Hofboederij.
Harry Hoek
Henricus Johannes Hoek, beter bekend als Harry Hoek 1839-1919, kocht
Suydervelt nadat z’n moeder, vader en stiefmoeder al waren overleden.
Zijn vader Petrus Martinus aanvankelijk ook veensteker en moeder Anna
Maria Meijer hadden Suydervelt waarschijnlijk van Martinus van Leeuwen
gekocht. Harry was van beroep bouwman (boer en landbouwer) en werd
bekend als groot voorstander van het veilingwezen. Hij wist de tuinders
en kooplieden te overtuigen van deze wijze van (ver)kopen bij afslag.
Hij was voorzitter van de "Vereniging Westland" en spoorde de tuinders
aan zich te verenigen. Hij was ook voor de opzet van een proeftuin en
bepleitte de vestiging van de latere boerenleenbank. Door zijn afkomst
en positie genoot hij groot vertrouwen. De Harry Hoekstraat nabij
boerderij Suydervelt herinnert nog aan hem. Zijn opa Cornelis Hoek, zijn
vader Petrus Martinus Hoek en broer Cornelis Petrus Hoek waren allen
gedurende een periode in de 19de eeuw burgemeester van Wateringen. Echt
iets unieks en Harry’s broer Cornelis Petrus bleef zelfs 35 jaar lang
tot zijn dood het ambt ononderbroken uitoefenen.
Verkoop
November 1898 besloot Harry het leven op de boerderij te beëindigen, hij
was 59 jaar. Op 21 december dat jaar werd het complex van Suydervelt in
een openbare veiling, in logement Het Huis ten Hoek van de heer J. de
Boer, gelegen aan het Plein te Wateringen, voor een bedrag van 132.500
gulden verkocht. Het complex bestond uit de bekende statige boerderij,
met bijgebouwen en 72 ha landerijen. Het geheel werd gekocht door
Johannes Janknegt, maar hij gaf aan van het recht gebruik te maken om
binnen 24 uur met zijn opdrachtgever, waarvoor hij het bod had gedaan,
op het kantoor van de notaris te verschijnen. Hij maakte die volgende
dag notaris Meijlink uit Den Haag duidelijk dat hij Suydervelt gekocht
had, in naam van het Burgerweeshuis, een instelling voor weeskinderen
van Nederlands Hervormde signatuur te 's-Gravenhage. De boerderij was op
dat moment verpacht aan boer Jan van der Wel uit de Lier. De pacht werd
door het bestuur van het Burgerweeshuis gerespecteerd en doorgezet. Boer
Jan deed kort daarop de pacht over aan zijn zoon Willem, hij vond de 72
ha grond wel wat veel en zo ontstond het idee om het geheel in tweeën te
knippen. Dit idee viel ook goed bij het bestuur van het burgerweeshuis..
Nieuw-Syudervelt
Een jaar later gebeurde dat ook en zo werd op het andere deel de
boerderij Nieuw-Suydervelt gebouwd. De pachter van die boerderij werd
Bruin Noordam een zwager van Willem. Deze pacht ging van vader op zoon,
Jan Noordam naar uiteindelijk kleinzoon Bruin Noordam. Ca 20 ha van deze
grond werd rond 1970 voor tuinbouwbedrijven geschikt gemaakt en het
restant werd in 1971 verkocht aan André van Mierlo en de gebroeders
Vincent en Nico Disselkoen. Zij vestigden er “Stal Westland” een
renpaarden-manege met een dependance als -stoeterij in Baarle Nassau.
Gerard van Eijkelenborg was de bekende pikeur die onder andere met het
paard Kees Verkerk veel prijzen op de Nederlandse en Belgische renbanen,
o.a. Duindigt in de wacht wist te slepen. Eind vorige eeuw was er een
grootte behoefte aan nieuwe woningen, mede als gevolg van de babyboom na
de tweede wereldoorlog. En zo werd een deel van deze gronden voor
woningbouw bestemd. Op het laatste deel werd na de afsplitsing van de
Wateringveldse Polder voor Den Haag, het nieuwe sportcomplex van KMD
gerealiseerd en stijf ernaast bleef ruimte voor de grote ontsluitingsweg
de Wippolderlaan, als verlenging van de Lozerlaan. In “Nieuw-Suydervelt”
vinden we nu een kinderdagverblijf en diverse ruimten voor dagbesteding
van licht dementerende Ouderen.
Eind van
boerderij Suydervelt
Een zoon van Willem van der Wel, Willem Cornelis ziet meer heil in het
tuindersleven dan in het boerenleven, dat door stijgende grondprijzen
ten gevolge van grondgebrek, met name in het Westland onder druk komt te
staan. Een andere zoon van Willem, Jan van der Wel neemt het
pachtcontract over, en in 1972 is het een kleinzoon, tevens Jan van der
Wel die de laatste pachter was van Suydervelt. De woning met 5000 m2
grond werd door van der Wel al in 1960 gekocht van het burgerweeshuis.
Boerderij Suydervelt werd 11 juni 1969 onder nummer 38409 in het
register van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed als Rijksmonument
ingeschreven. Vanaf 1974 toont de gemeente Wateringen interesse in de
grond achter boerderij Suydervelt. Het resultaat daarvan werd de
woonwijk Suydervelt, die eind jaren zeventig begin jaren tachtig werd
ontwikkeld en gebouwd. In 1987 verkoopt Jan van der Wel de woning aan de
familie Selis die een aanzienlijke restauratie liet verrichten. Ook het
interieur van de woning werd toen eigentijds aangepast, waarbij
lichttoetreding en een niet te donkere kleur voor een aangenaam gevoel
zorgt. De boerderij staat te koop, de locatie en het totale oppervlak
van het onroerend goed bieden goeie mogelijkheden voor verschillende
creatieve invullingen, waarbij een bestemmingswijziging niet uitgesloten
is.
Wilt u reageren
op dit artikel of bent u bezitter of bewoner van een monument? Mail dan
naar
pamvdvalk@gmail.com Deze
rubriek kwam tot stand in samenwerking met de Monumentencommissie van
gemeente Westland. Bronnen: Fotoboek Rijksmonumenten Westland van het
Genootschap Oud-Westland, het boek “Goed Rentmeesterschap geschreven
door A.P.J.M. Lelieveld, gesprek met de familie Selis, Chris Batist en
Internet.
Drollenvangers en borstrokken in de vorige eeuw.
Uit: WestlandToen
Door: Joop Alleblas
Editie: jaargang 4 januari 2018
Halverwege de
vorige eeuw kwam de plusfour, overgewaaid uit Engeland, in de mode. Wij
noemden hem drollenvanger. Ondingen waren het. En van het dragen van een
kamizool werd je ook niet erg gelukkig om over de prikkende zelfgebreide
truien maar te zwijgen .
Plusfour of drollenvanger.
Ook in het Westland was de plusfour in zwang: een soort kuitbroek (voor
jongens en jonge mannen) met grote bloezende broekspijpen die in de
volksmond drollenvanger werd genoemd. Het was een gedrocht om te zien.
Benamingen zoals pofbroek, closetpot en kakbroek pasten goed bij de vorm
ervan. Maar het was volgens sommigen een broek met een hoog
comfortgehalte omdat hij nogal wijd was en dus nergens knelde.
Opmerkelijk dat in die tijd van schaarste zo royaal met de stof werd
omgegaan. Schertsend werd wel eens opgemerkt dat de drager ervan zonder
op te vallen er zijn behoefte in kon doen. Vanaf 12 á 13-jarige leeftijd
moest ik ook zon ding dragen. De overgang naar puber of jongvolwassene
werd er mee gesymboliseerd. Je kon er mee voor de dag komen en hoorde er
dan helemaal bij. Met een klein gespje of knoopje zaten de pijpen vast
onder de knie net boven de kuit. De ruime pijp bloesde daar overheen
waardoor de broek de indruk gaf een soort zak te zijn. Daarom werd hij
ook wel aardappelzak genoemd. Veel kuit had ik als magere puber niet,
zodat de broekspíjp gemakkelijk uitzakte. Bij het voetballen hingen de
pijpen slonzig over de geblokte kousen tot op de schoenen. Je struikelde
er over of haakte aan allerlei obstakels waardoor er gemakkelijk
scheuren en winkelhaken in kwamen. En met fietsen zaten die verrekte
pijpen steeds tussen de ketting.
Borstrok of kamizool.
Een ander hinderlijk kledingstuk uit mijn jeugd was de borstrok ook wel
kamizool genoemd: een extra warm kledingstuk dat in koude periodes over
het onderhemd gedragen werd, lang en gebreid tot over de billen. Ook wel
wolletje genoemd. Naar goed katholiek gebruik zat op de borstrok,
vastgemaakt met een veiligheidsspeld, een medaille van Maria. Dat
beschermde je tegen het onheil in het leven. Zodra het buiten begon te
vriezen kregen we een borstrok aan. Ik heb er nare herinneringen aan.
Het prikte en kriebelde als de hel en je kreeg het er benauwd van. Ik
zie nog mijn broer met zijn armen wijd staan te jammeren toen hij voor
het eerst zo'n borstrok aan kreeg. Hij trok hem onmiddellijk uit en
gooide het ding in een hoek. Mijn vader droeg in de winter een lange
Jaeger onderbroek. Bij erge kou hield ik overdag gewoon mijn pyjamabroek
onder mijn gewone broek aan. Borstrokken werden weken achter elkaar
gedragen zonder te wassen. Wol stoot immers vuil af. Het kledingstuk
moest voorzichtig op de hand worden gewassen, want anders zou het snel
krimpen en verharden. Maar op den duur was er geen houden meer aan en
voelde de borstrok steeds onaangenamer aan. Bij grote gezinnen gingen ze
bij de groei van de een op de ander over en vervilte de wol die op den
duur steeds harder werd. Dat schuurde irritant tegen het kinderlijf.
Naaien, breien en verstellen.
Moeder breide en naaide bijna ieder avond. Daardoor liepen alle tien de
kinderen er volgens haar altijd knappies bij. Er werd veel tijd gestoken
in het zelf breien van sokken, sjaals, handschoenen, truien en zelfs
badgoed. Ik had een zwembroek van gebreide zwarte wol. Na een paar keer
zwemmen lubberde die om je benen en gaven de pijpen een beschamende
inkijk. Gaten in sokken werden-met eindeloos geduld gestopt. De kapotte
sok werd over een drinkglas getrokken. Dan volgde het precisiewerkje.
Zelfs toen ik allang en breed op mezelf woonde kreeg ik van mijn moeder
op mijn verjaardag nog sokken met kunstig ingebreid teen-en hielstuk
cadeau. Maar met kleding was het niet allemaal kommer en kwel. Op een
dag (waarschijnlijk was de kinderbijslag net binnengekomen) mocht ik een
splinternieuwe trui uitzoeken bij de textielzaak van Noort in de
Herenstraat in Wateringen. Ik maakte mijzelf wijs dat-ie een stuk warmer
was dan de zelfgebreide truien. Oude jassen van mijn grote broers en
zussen, werden met een scheermes in losse lappen uitgetarnd. De stof
werd dan gekeerd en van de beste stukken werden voor de kleintjes
“nieuwe” jassen gemaakt. Je was de koning te rijk met je nieuwe jas met
brede ceintuur en (te) grote glimmende knopen. Voor speciale
gelegenheden werd er door mijn oudere zussen stof gekocht voor een jurk
die ze zelf naaiden. De vloer lag bezaaid met draadjes, stukjes stof en
vooral ook kopspelden waar je je lelijk aan kon bezeren als je er in
trapte. Ik herinner me vooral de trotse lach op het gezicht van mijn
zussen als de jurk klaar was. Als mannequins showden ze hun creaties op
zondag in de huiskamer voor familie, vrienden en vriendinnen. Daar werd
zelfs het klaverjassen even voor stilgelegd.
Door:
Klik op de afbeelding voor een groter formaat.
Het winkeltje van
Mijntje en Truitje
Uit: WestlandToen
Door: Joop Alleblas
Jaar 3 - Editie 7 – Dinsdgag 12 September 2017
De
tantetjes verkochten er simpele spullen voor het huishouden zoals
koffie, suiker, zout, chloor, chocola en snoepgoed. De meeste klanten
waren familie, wat toevallige passanten en schoolkinderen die voor ‘n
cent drop kochten. Door hun sobere manier van leven konden de tantes van
hun nering rondkomen.
Allebei hadden ze een grijs knotje. Mijntje boven op haar hoofd, bij
Truitje hing het in haar nek. Grijze en vaalblauwe bloemetjesjurken
droegen ze, met daarover een schort waar ze steeds hun handen aan
afveegden. Onder hun jurk: afgezakte kousen in te grote pantoffels.
Mijntje was de jongste en de kwíekste van het stel.
De zoete geur rond de tantes was die van kaakjes en zuurstokken. Veel
werd los verkocht en moest worden afgewogen voordat het in een puntzak
werd geschept. Uit een groot vierkant blik kwamen de chocolaatjes, die
daar vaak al weken in zaten waardoor ze dof uitgeslagen waren.
Maar dat gaf niet. Elk chocolaatje werd op borsthoogte aan het schort
opnieuw op glans gewreven.
'Het is allemaal nog goed spul”, werd me gezegd ‘k mocht er alvast een
proeven. Ze
hadden weinig school gehad, rekenen en schrijven ging hun slecht af.
Alle boodschappen moest ik op laten schrijven". De boodschappenbriefjes
van moeder werden overgeschreven in een langwerpig boek met een
gemarmerde kaft. Bonbons werd “boebon”, vermicelli “vermeli” en zout
“zot”. Wonderbaarlijk genoeg lazen ze het zo op dat het weer gewoon
Nederlands werd. Eén keer per twee weken kreeg ik de huishoudportemonnee
mee om af te rekenen. Hypernerveus waren de tantes dan. Achter de
toonbank botsten ze herhaaldelijk tegen elkaar, mopperden en gaven korte
venijnige aanwijzingen. Ik vermaakte mij om hun gestuntel en wachtte af.
Tante
Mijntje in tellen, een belangrijk werk, dat haar uiterste concentratie
eiste. Eerst werd op een stuk karton alles uit het grote pofboek
overgeschreven. Elk cijfer werd door de een hardop uitgesproken voordat
het goor de ander met de natte gunt van een stompje potlood in
koeienletters werd overgeschreven. De heiligen onder de glazen stolpen
werden aangeroepen als de tantes tot verschillende bedragen kwamen.
Uiteindelijk moest ik ze uit hun benarde situatie redden. Snel telde ik
de cijfers op, de crisis op zijn hoogtepunt bezwerend. En dan werd er
afgerekend. De stukken karton kreeg ik als bewijs mee. Moeder kon weer
met een schone lei beginnen. 's
Zondags gingen de tantes naar de kerk. Mijntje voorop. Ze droeg haar
mooiste hoed mét vaaltje.
Uit de mouwen van haar slanke jas staken haar handschoentjes. Om haar
rechterarm hing een leren tas.
Met de andere arm nam ze Truitje op sleeptouw. Truitje liep wat krom en
haalde moeilijk adem. Naar iedereen die de tantetjes tegenkwamen knikten
ze vriendelijk. Vlak naast elkaar zaten ze, in de zijbeuk aan de
vrouwenkant voor de bíechtstoel. In de driecenten banken.
Mijntje is als eerste gestorven. Het werd een sobere begrafenis. Twee
jaar later ging ook Truitje. Oud, krom en bijna blind. Het waren eenzame
laatste jaren geweest zonder haar zuster die wel wat bazig was, maar ook
warmte en zekerheid voor haar betekend had. Het winkeltje werd gesloten.
De boodschappen haalde ik voortaan bij Piet Brabander op de hoek van de
Kwaklaan en het Oosteinde. Chocolaatje proeven was er sindsdien niet
meer bij.
Door:
Verliefd, Verloofd, Verloren.
Uit: Wetsland Toen
Editie: Jaargang 3, Oktober 2017
Door: Joop Alleblas
Verkeringstijd
duurde in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw gewoonlijk erg lang. Dat
was zo vanwege de woningnood maar ook om aan elkaar te wennen. Het was
regel dat jongens elke woensdagavond naar hun meisje gingen.
Stierenavond noemden ze dat. Na jaren kwam eindelijk de verloving en het
”bevrijdende" huwelijk in zicht.
Verlovingsfeest
Ter voorbereiding op het toekomstige huwelijksleven werden er in de
pastorie door priesters (zelf ongehuwd..!) cursussen voor
achttien jarigen gegeven. Die waren bedoeld als investering in de
toekomstige stabiliteit van een relatie. Na jaren van verkering werd er
eindelijk verloofd. Een keerpunt in het leven. Bij een verloving hoorden
officieel verlovingsringen; veelal gekocht bij de plaatselijke juwelier.
De ringen werden met trots gedragen en aan iedereen getoond om deze
belangrijke stap luister bij te zetten. Katholieken droegen de
verlovingsringen aan de rechterhand. Bij het trouwen verhuisden de
ringen naar de linkerhand. Protestanten deden dat net andersom. Het
verlovingsfeest vond plaats bij de ouders van het meisje. Dat was
meestal de eerste keer dat wederzijdse families met elkaar kennis
maakten. Het had iets weg van een kleine volksverhuizing toen ons hele
gezin met aanhang met de bus naar een ander Westlands dorp trok, waar de
verloofde van een van mijn broers ons stralend toe zat te lachen. Er
werden algemeenheden uitgewisseld over het werk en de religie werd onder
de loep genomen. Daarna werd er veelal een stevig borreltje gedronken.
Bouwen aan een uitzet
Bij verlovingsfeesten van mijn zussen was ons kleine huis aan de
Vlietlaan overvol. Er hing een plakkaat aan de schoorsteen met Hulde aan
het verloofde paar. Al weken van tevoren was er een verlanglijstje
gemaakt dat circuleerde in de familie, bij ooms en tantes en bij de
buren, die een keus konden maken uit al die praktische wensen.
Vervolgens werd alles op dat lijstje afgevinkt. Een uitzet was kostbaar.
Daar moest je voor sparen en schafte je door de jaren heen aan of kreeg
je mondjesmaat cadeau. Het textielmerk Walra speelde hier uitstekend op
in en stuurde deskundige adviseuses op de jonge stelletjes af. Zij
kwamen gewoon aan huis, brachten een koffer met showmaterialen mee en
gaven waar nodig advies over de nieuwe Walra uitzet.
Na het verlovingsfeest werd nog dagen over de uitzet gesproken. Stapels
lakens werden beoordeeld op hun kwaliteit, bevoeld en uitgevouwen. Nog
weken daarna herhaalde zich dat in het bijzijn van visite. Kussenslopen,
handdoeken, koffiemolen, strijkijzer en zelfs bestek werden cadeau
gedaan. Mijn zussen kregen telkens te horen dat ze goed in de spullen
zaten en zich in ieder geval dáár geen zorgen meer over hoefden te
maken. Het had er alle schijn van dat het leven alleen maar bestond uit
het treffen van voorzieningen om latere zorgen te voorkomen. Alleen de
grootste zorg, het toekomstige huis, was moeilijk op te lossen.
Wachten op een huis
De woningnood was groot. Er waren voor al die jonge mensen niet op stel
en sprong huizen beschikbaar. Zes jaar wachten was geen uitzondering.
Als het te lang duurde, werd er ”ingewoond”. Het jonge paar trok dan in
bij een van de ouders, waar als ze geluk hadden een apart kamertje voor
hen gereserveerd werd. Soms werd er een creatieve oplossing gevonden
voor het huisvestingsprobleem. Een van mijn vijf zussen kocht samen met
haar verloofde een verroeste Westlander. De oude schuit werd in enkele
maanden omgetoverd tot woonboot.
Ergens in een Pijnackerse polder werd een ligplaats gevonden en de
problemen waren daarmee voorlopig uit de wereld. Maar vrijwel altijd
werd er gewacht op een huurwoning en brachten jonge stellen hun tijd
werkend en kuis door. En er werd voortgebouwd aan de uitzet. Na verloop
van tijd verdween de hele verzameling uit ruimtegebrek naar een
alleenstaande oude tante die een kamertje over had. Dat was pure luxe.
Daar werd het, in verschillende lagen papier verpakt en opgeslagen. De
kleine frutsels bleven achter in dozen onder het bed van mijn zussen in
ons eigen huis. Regelmatig werden die dozen tevoorschijn gehaald en zag
ik mijn zussen met wazige blik mijmeren over de nabije toekomst en de
geheimen van de liefde.
Ondertrouw en huwelijksplichten
Als er eindelijk zicht op een huurhuis was, werden er voorbereidingen
getroffen voor het huwelijk. Er moest voor de wet getrouwd worden én
voor de kerk. Voor de wet trouwen werd bij gelovigen als een formaliteit
gezien.
Pas na het kerkelijk huwelijk was er echt getrouwd. Maar eerst ging men
in ondertrouw, ook wel aantekenen genoemd: het kenbaar maken van het
voornemen om te trouwen. Voor de wet gebeurde dat bij de ambtenaar van
de burgerlijke stand in de woonplaats van de bruid of de bruidegom.
Ondertrouw voor het Rooms-katholieke kerkelijk huwelijk vond plaats in
de pastorie. Dat ging gepaard met een pastoraal gesprek (!) en vond
gewoonlijk plaats in de woonplaats van de toekomstige bruid. Het
bruidspaar besprak het voorgenomen huwelijk en stelde de huwelijksdatum
vast. Ondertrouw duurde meestal enkele weken waarin werd nagegaan of het
voorgenomen huwelijk rechtsgeldig was. Een ieder die geldige bezwaren
had tegen het voorgenomen huwelijk kon dat in die periode met redenen
omkleed kenbaar maken. Pas als het kerkelijk huwelijk achter de rug was,
mocht het jonge paar in hun nieuwe onderkomen het huwelijk ”consumeren”.
Op de voortgang van het huwelijk (aantal kinderen) werd door de
kerkelijke ambtsbekleders nauwlettend toegezien. Gezinnen werden
regelmatig thuis bezocht en zo nodig nadrukkelijk gewezen op de
huwelijkse plichten. In het katholieke Wateringen werd dat kort en
krachtig duidelijk gemaakt door te stellen dat er nog wel een plaatsje
aan tafel vrij was.
Door:
Inval
Duitsers in Wateringen op film.
Uit: Het Hele Westland
Editie:
5 april 2007
Door: Martinus Duiventoren
Nederlandse militairen in de St. Jozefschool in Wateringen 1939
Om kwart voor zes in de ochtend van de tiende mei 1940 vertrok chauffeur
Qrien Jansen met de auto vanuit Wateringen naar Delft. Zoals elke dag
maakte hij het ritje om daar de post, die bestemd was voor Wateringen,
op te halen. Maar ver kwam hij niet, want Duitse luchtlandingstroepen
schoten onderweg zijn voorbanden aan flarden. Zo begon voor hem de
Tweede Wereldoorlog Hij had het die morgen al opgemerkt. De zware
draailuiken en deuren van het aan de Herenstraat gevestigde postkantoor
waren hermetisch gesloten en met ijzeren stangen gebarricadeerd. Dat was
niet voor niets gedaan, want binnen in het kantoor waren mensen van de
verbindingsdienst ingekwartierd. In het boek '10 mei - 15 mei 1940'
lezen we, dat die verbindingsmensen fungeerden als centralisten die
berichten ontvingen en doorgaven. Dat gebeurde allemaal onder commando
van luitenant Beverdam van de staf, die al vroeg in de nacht had
vernomen dat de oorlog met Duitsland was uitgebroken. Geronk van
vliegtuigen maakte al gauw duidelijk dat het echt menens was. De
barricades van het postkantoor waren echter effectief, want de Duitsers
slaagden er later die dag niet in het postkantoor binnen te dringen. Het
gemeentehuis en de VIO$ garage op het Plein werden wel door de Duitsers
veroverd. Intussen waren overal op de tuinderijen de tuinders ook gewoon
aan het werk. Vliegtuigen of niet: het werk moest doorgaan. Ze vonden
het ook wel een vreemde morgen, maar het werk ging voor. Hoewel
opgeschreven door Octaaf Spinnewijn uit Schipluiden worden de
gebeurtenissen van die ochtend - neerstortende vliegtuigen, veel
geschiet en hier en daar een bombardement - in feite verteld door Henk
Brabander en Gerard Lipman.
Zij hebben die de eerste dagen van de oorlog als schoolvriendjes van
zeven jaar meegemaakt en hebben alles jaren later met veel onderzoek en
nauwkeurig noteren, gereconstrueerd. Ze waren zo door de
oorlogshandelingen rondom Wateringen gebiologeerd, dat zij - na hun
pensioen - besloten dat te doen. Ze verzamelden zoveel gegevens dat er
zelfs een boek over geschreven kon worden, geïllustreerd met mooie
Wateringse foto's. Dat, boek is in 2000 verschenen, maar dat betekende
niet het einde van de activiteiten van de twee Wateringers, die nu 74
jaar oud zijn. Ze besloten al gauw er ook een film over te laten maken.
waarvoor zij de Videogroep 's-Gravenzande in de arm namen. Op zaterdag
14 april gaat deze film voor een flink aantal genodigden in première in
de raadszaal van het Wateringse gemeentehuis aan de Dorpskade. Het is de
bedoeling dat de film op dvd wordt uitgebracht en via boekhandel
Vingerling voor acht euro in de verkoop wordt gebracht. In het verfilmde
boek - waarvan nog een beperkt aantal exemplaren bij dezelfde boekhandel
verkrijgbaar is - worden de gebeurtenissen in en rondom Wateringen op de
voet gevolgd. Het zijn getuigenissen van meest Wateringers, die dat zelf
hebben meegemaakt. Maar ook uit de archieven in Scheveningen en
Amsterdam opgediepte verslagen, die als leidraad hebben gediend voor de
twee historisch geïnteresseerde vrienden.
Zo geeft sergeant H. Groenendaal zowel in het boek als in de film
verslag van wat hij op de tweede oorlogsdag meemaakte aan de Zwethbrug
bij café De Bonte Haag. Duitsers die met een witte vlag zwaaien om zich
over te geven en smeken om niet te schieten. Zo weet men de Duitsers
soms nog aardig in toom te houden. Maar op de derde dag - Pinksteren
1940 - kwamen berichten binnen dat de groep Von Sponeck Wateringen was
binnengedrongen. Wateringse eenheden kregen opdracht om via Naaldwijk de
aanval op de Duitsers in te zetten. Toen een sterke afdeling lopend in
Wateringen arriveerde begon er een felle strijd, waarbij de Duitsers
lichte en zware mitrailleurs en handgranaten inzetten. Opvallend is het
relaas van Andries van Mierlo, broer van de Wateringse aannemer, die op
de fiets de schade was gaan opnemen aan een aantal huizenblokken, die ze
aan de Kerklaan bouwden. Op de terugweg werd er bij het Harnasch flink
geschoten en moest hij dekking zien te zoeken in een greppel. Toen hij
zijn weg weer kon vervolgen vond hij twee gesneuvelde Duitse soldaten.
Een derde was ernstig gewond. Dat beeld is hem altijd bijgebleven, zo
meldt het boek. "Ter plekke heeft hij er een weesgegroetje gebeden. Ze
waren nog zo jonge" De beschrijving van de twee laatste dagen van de
oorlogshandelingen in Wateringen - de Tweede Pinksterdag en de 14e mei -
staan in het teken van de Capitulatie. Hoe luitenant Slits de mannen
liet verzamelen en het treurige nieuws officieel meedeelde. Daarop
hielden allen enige ogenblikken stilte om de gesneuvelden te herdenken.
Daarna marcheerde de groep terug naar Wateringen. Het bombardement op
Rotterdam had de wanhopige strijd doen beëindigen "De in het Westland
gevoerde oorlog had vreemde aspecten", aldus het boek. "Zo vocht men op
bepaalde plaatsen. Even later doken dan de daar verdreven Duitsers weer
ergens anders op. Er werd gevochten in straten, huizen, tuinen, overal.
Tussen dat alles door bewogen zich de burger Westlanders, om de
gevechten van nabij te bekijken. Om naar het dagelijks werk te gaan,
maar ook om Nederlandse militairen tijdens de gevechten van koffie en
brood te voorzien.
Bij het vallen van de avond is de verre omgeving rood gekleurd door de
vuurzee waarin Rotterdam ten onder gaat. Het maakte een diepe indruk. De
doodse stilte na vijf oorlogsdagen met op de achtergrond de enorme
brand, Waarvan men zich de omvang niet kon voorstellen. De post werd
toch nog door de chauffeurs Loch en Meyburg met gevaar voor eigen leven
in Delft opgehaald. De brug bij het Kalverbos was opgehaald. Ze moesten
over het terrein van de Oliefabriek Calvé omrijden.
Reacties zijn welkom per e-mail via mduiventoren@yahoo.com
Deze rubriek kwam tot stand Het medewerking van het Historisch Archief
Westland.
Lelijk van buiten, maar mooi van binnen,
de RK kerk van Wateringen.
In de serie waarin de Westlandsche Courant op kerkenpad gaat. deze
week aandacht voor de rooms-katholieke Sint Josephkerk aan de Harry
Hoekstraat van Wateringen. Hoewel van buiten lijkt alsof er geen
zonnestraaltje naar binnen kan vallen. is de lichtinval juist het
opvallendst.
Door:
Evelyne Lammerding
Uit:
Westlandse Courant
Edutie: 14 augustus 2004
WATERINGEN
In de categorie lelijkste Westlandse kerken zou de Sint Josephkerk aan
de Harry Hoekstraat van Wateringen zeker hoog eindigen Zelfs
secretariaatsmedewerkster Tinke Zaat vindt de kerk ronduit lelijk om te
zien. Van buiten heeft de kerk opgetrokken uit donkerbruin baksteen,
geen enkel raam. Hij is groot en de toren lijkt op een schrootsteen.
Niet voor niets heeft de kerk de bijnaam Kolenkit. De parochiezaal
draagt die naam. “Hij wordt ook wel de biddende non genoemd”, zegt Zaat
in de secretarie, de voormalige woning van de pastoor, over de kerk uit
1966. Verrassend is dan ook het interieur van de kerk. Niets van de
donkere buitenkant is hierin te, rug te vinden. Het licht straalt van
boven de kerk in. Op verschillende plekken in het dak zijn lichtkoepels
gemaakt. Het licht is in deze kerk dan ook het opvallendst. Er is een
lichtkoepel boven het doopvont, boven het altaar is een grotere koepel
aanbracht die ook de vorm van het altaar heeft en boven de tabernakel
achter het altaar schijnt het licht gedoseerd naar binnen. Het deel
waarin de tabernakel staat kan worden afgesloten. De deuren kunnen via
de rails worden dichtgeschoven. Het heilige gedeelte is dan geïsoleerd
als er evenementen in de kerk worden gehouden.
Ontmoetingsplek
"Deze kerk is bedoeld als ontmoetingsplek", legt Zaat in het donker uit
om zo de lichtinval beter te kunnen laten zien. Ze doet daarna de
lichten in de kerk aan en legt uit hoe die gedachte in de bouw van de
kerk tot uiting komt: "Het altaar staat in het midden, de banken staan
er in een driekwart kring omheen. Daardoor ben je meer bil de viering
betrokken." Die betrokkenheid bij de kerk komt verder tot uiting in de
staties aan de muur. "Die zijn door vrijwilligers geborduurd. Deze kerk
heeft nu nog 240 vrijwilligers", zegt zij trots. Daarnaast is de kerk
ook een plek voor een ontmoeting met God. Die gedachte is uitgebeeld in
een as die door de kerk loopt. "Dat is zeg maar de levensweg. Die begint
bij het doopvont, dan communie, vormsel, eucharistieviering en huwelijk
voorin de kerk bij het altaar. Overledenen worden voorin de kerk
opgebaard." De Sint Josephkerk met vier ingangen bestaat niet alleen uit
een grote zaal waar 840 gelovigen bij elkaar kunnen komen. Aan de
zijkanten van de kerk bevinden zich allerlei kleine gangetjes en aparte
bidruimten. "Dit was de Johanneskapel", wijst de rondleidster. "Maar hij
wordt niet meer als kapel gebruikt", voegt zei eraan toe. De voormalige
Johanneskapel is nu opslagruimte. De Mariakapel aan de andere kant is
nog wel in gebruik. Die is klein en ligt verscholen achter een grote
muur. Links en rechts van het houten Mariabeeld staan kaarsen. Vier
houten bankjes staan achter elkaar voor Maria en aan de muur van het
kapelletje hangt de rozenkrans. "Hier komen net getrouwde bruidsparen
vaak bloemen leggen", zegt Tineke Zaat
Biechtstoel
Twee houten deuren doen vermoeden dat er kasten zijn ingebouwd, maar
niets is minder waar: "Dit waren de biechtstoelen." 'Pastoor' staat er
in witte letters op de deuren. Maar de biechtstoel heeft plaatsgemaakt
voor de boeteviering en persoonlijke gesprekken met de pastoor. Daardoor
zijn deze nisjes ook niet meer in functie. Aan de overkant van de
Mariakapel bevindt zich achter het muurtje de dakkapel. "Die is intiem
van sfeer. Hier worden vieringen gehouden op dinsdagochtend en
vrijdagavond", zegt Zaat Naast de dakkapel is er een ruimte achter een
opengewerkte muur "Vroeger zat hier het koor. Maar omdat ze achter die
muur zaten, werd er te veel geginnegapt tijdens de mis. Dus is de muur
inmiddels dichtgemaakt en dient de ruimte nu ook als opslagplaats." Aan
de zijkant achter het altaar bevindt zich de kleedruimte. Pastoor,
misdienaar en diaken kleden zich hier om. En ook is hier de kluis. "Dit
is geen kerk van schatten", zegt Zaat, "maar we hebben dan wel een mooie
monstrans met edelstenen: Dat is dat voorwerp dat op een voet staat met
daar bovenop een soort ronde schijf, daarin wordt een hosti getoond.
Maar de monstrans wordt er niet zo vaak meer uitgehaald." Wateringen is
de enige Westlandse kern met twee rooms-katholieke kerken. Was de
hervormde kerk aan het plein in Wateringen tot de Reformatie in de
achttiende eeuw de katholieke kerk, daarna werd de Sint Jan de Doper
gebouwd. "Maar die werd te klein", verklaart Zaat de komst van de Sint
Joseph. "Hier achter kwam een nieuwe wijk. Mensen gingen eerst naar het
clublokaal van de voetbalclub om te kerken. Later werd voor hen deze
kerk gebouwd." De klokkentoren staat buiten naast de kerk en is er pas
sinds 1980. Tussen 1966 en 1980 werd er voor de vieringen altijd een
cassettebandje gedraaid. Luidsprekers verspreidden het geluid van
klokgelui in de buurt. "Gezamenlijk is geld ingezameld voor echte
kerkklokken." De Kolenkit is van buiten dan geen lust voor het oog, maar
van binnen is hij zeker mooi. En net als bij mensen draait het
uiteindelijk allemaal om de binnenkant.
Lelijk van buiten, helaas hebben we geen foto van het interieur, U
soms ?
Wij houden ons aanbevolen.
Zwembad De Waterman idee van voorzitter ijsclub.
Klik op bovenstaand logo voor een bezoek de website van De Waterman.
Het enige nog uitsluitend openluchtzwembad van Westland ligt aan de
Dorpskade in Wateringen.
Het is vanaf l mei al open. Vorige week werden er de
schoolzwemwedstrijden gehouden. Dit jaar is het zeventig jaar geleden.
dat het officieel werd geopend. Toen nog een sober bouwwerk. Bij
sommigen helemaal niet welkom. Maar later door hen wel geduld als
werkverschaffing in de crisistijd.
Uit:
Ouder Westland
Edsitie:
18 juni 2005, Zwemliefhebber J. Verbakel
Door:
Aad van Holstein
Het klinkt misschien vreemd, maar zwembad De Waterman komt voort uit een
ijsclub. Het was immers voorzitter J. Verbakel van de schaatsvereniging
'De Wateringse ijsclub', die op het lumineuze idee kwam een zwembad aan
de Dorpskade te bouwen, dat in de winter dienst kon doen als ijsbaan.
Burgemeester A. J. Verhoeven fronste wel even de wenkbrauwen, toen hij
op 13 februari 1933 het verzoek van het bestuur van de ijsvereniging op
zijn bureau kreeg. Gevraagd werd om mee te werken aan de benoeming van
een commissie uit de gemeenteraad die plannen moest bestuderen voor de
oprichting van een zwembassin annex ijsbaan. Dat die ijsbaan er moest
komen was al enige tijd bekend, want de oude ijsbaan kon de vereniging
niet langer meer inhuren. Maar het idee van het zwembad was er nu bij
gekomen. Eigenlijk louter en alleen omdat voorzitter Verbakel zelf een
echte zwemliefhebber was. hij was van mening, dat Wateringen grote
behoefte had aan een eigen zweminrichting. Want, zo verkondigde hij aan
wie het maar horen wilde: 'er is maar een klein percentage van het
Nederlandse (dus ook Wateringse volk) dat kan zwemmen.' Hij hoopte dat
een zwembad ertoe zou leiden, dat iedere Wateringer lid zou worden van
de tegelijkertijd opgerichte vereniging De Waterman. De burgemeester
wist wel, dat er eigenlijk niet geld genoeg in de gemeentekas was voor
het opzetten van nieuwe projecten als een zwembad en ook was er weiland
in de omgeving genoeg om voor een ijsbaan 's winters onder water te
zetten. Daar kwam bij dat zwemmen altijd nog kon in de Zwet, waar het
eigenlijk niet mocht, maar waar het wel oogluikend werd toegelaten. Dus
keken hij en de wethouders met - zoals dat destijds werd uitgedrukt -
enige bevreemding en aarzeling' naar het verzoek.
Maar, zo dachten zij toch al gauw, waarom zouden we geen commissie
benoemen om te zien wat de plannen eigenlijk omvatten en wat voor kosten
die met zich mee brengen. Er waren ook nogal wat werklozen in Wateringen
en die zouden bij de bouw van een zwembad hun handen flink uit de mouwen
kunnen steken. De benoeming van zo'n commissie moest natuurlijk wel
eerst nog door de raad worden goedgekeurd. Dus kwam er een voorstel aan
de orde in de eerstvolgende raadsvergadering op 23 februari 1933. Met de
hak ken over de sloot werd dit aangenomen, namelijk met één stem
meerderheid. De commissie ging daarna razendsnel aan het werk en liet er
dus weinig gras over groeien, want al op 11 september 1933 kreeg de raad
het rapport van de commissie in handen. Die commissie had het overigens
helemaal niet zo makkelijk ge- had, want er bestond grote tegenstand
in de gemeente tegen een zwembad. Er werden heel wat argumenten
aangevoerd om de bouw te voorkomen, maar ze werden allemaal door de
commissie weerlegd. Het was dan ook een groot succes voor Verbakel en de
zijnen, dat de gemeenteraad op 14 september 1933 het voorstel om tot
stichting van het zwembad over te gaan met maar twee stemmen tegen
aannam. Het waren vooral de werkverschaffing en de rijkssubsidie die
daaraan vastzat, waardoor de tegenstanders uiteindelijk toch naar de
uitvoering van het plan overhelden. De billijke prijs, die voor de
aankoop van de grond, gelegen aan de Dorpskade werd gevraagd gaf daarbij
de doorslag. Toch duurde het nog een jaar voor alles door de nooit te
snel malend ambtelijke molen van Den Haag was gegaan. Op 2 juni 1934
kwam de ministeriele goedkeuring af. In oktober 1934 ging de eerste
spade de grond in. Het stichten van hel bad zou, na een raming van ruim
12.000 toch 19.000 gulden gaanr kosten, waarvan echter dertig procent
door het rijk werd gesubsidieerd. Precies een jaar na de toestemming kon
de gemeente Wateringen het nagenoeg gereed gekomen zwembassin annex
ijsbaan aan de Dorpskade overdragen aan de zwemvereniging De Waterman.
Stromende regen
Dat gebeurde tijdens zulk mooi zomerweer, dat het bestuur van de De
Waterman uiteindelijk besloot maar een oogje dicht te knijpen en de
leden al ruimschoot! voor de opening, namelijk op l juli al in het bad
toe te laten. De officiële opening zelf was pas op 20 juli. De dag
waarop bleek, dal het ledental van 45 tot 361 was gestegen. Het ideaal
'iedere Wateringer zwemmer, iedere zwemmer lid van de Waterman' lag
daaraan ten grondslag. Op de opening dag was het aanvankelijk helemaal
niet zulk mooi weer. He bad deed zijn naam wel overdreven veel eer aan,
toen het regel water met stromen naar bende kwam. Zelfs de optimisten
gaven na geruime tijd zelfs de moed op en twijfelden sterk aan het
welslagen van deze zorgvuldig voorbereide dag, waarop propaganda gemaakt
moest worden voor de zwemsport Maar ineens brak de zon door en was het
leed geleden. Het groot: zwemfeest kon - na toespraken van de
autoriteiten, ingeleid door
voorzitter
Scheffelaar van De: Waterman - voluit worden gevierd. Het waren
Wateringse zwemsters die de eerste lessen demonstreerden. Een optreden
van de lede van de Nederlandse Centrale Reddingsbrigade uit Den Haag
dwongen bewondering van het publiek af, dat zich om het bassin had
verzameld. Er werd geblinddoekt gezwommen door de leden van de Waterman,
er werd aan pop-, kegel, bordjes- en zakjesduiken gedaan. Er was
hinderniswemmen en een ballonnenjacht, waaruit bleek hoe geoefend velen
al waren in het onder water zwemmen Dat de demonstratie schoonspringen
een minder mooi resultaat op leverde kwam niet door de deelnemers maar
omdat de springplank niet goed veerde, Hierdoor mislukte menige fraaie
sprong. Een komisch tintje ontbrak niet aan de opening van het bad. 'Het
duo Wat en Halfwat liet het publiek lachen en het ligt voor de hand, dat
dit optreden met een nat slot werd besloten. Ook het optreden van een
oud paartje, een verliefd politieagent, een dienstmeisje en een 'bengel
van een jongen eindigde onder groot gejuich van de aanwezigen in het
zwemwater.
Zwemfeest in het in 1935 nieuwgebouwde zwembad De Waterman in
Wateringen.
Reacties zijn welkom via: aadvanholstein@hotmail.com
Leven aan de Zweth rond 1900
Uit: AD
Haagsche Courant Westland Dichtbij
Editie: donderdag 6 juli 2006
Door: Aad van Holstein
De is de jongste
dochter van Jan van der Heuvel, Clazien Duijvestijn-van der Heuvel.
Naar buiten kijkend op het Tolland, weet ze in het gedeelte van
Wateringen te wonen dat niet al te ver van de Zweth af ligt. Daar speelde zich het
grootste deel van het leven van haar vader af. Dit jaar is het 125
jaar geleden, dat hij in Wateringen werd geboren. Hij overleed in
1966. Ze herinnert Zich hoe
hij vaak aan Zijn zelfgemaakte bureautje ging zitten en daar ijverig
in schoolschriften zat te schrijven. Hij heeft daarmee tal van
bijzonderheden over Zijn leven in Wateringen schriftelijk
vastgelegd. Ze vindt het jammer dat hij nu niet meer kan zien dat
zijn dochter uit die aantekeningen nu het boekje “Het leven aan de
Zweth in Wateringen rond 1900” heeft samengesteld. En dat, terwijl Jan
van der Heuvel zelf alles met een voortdurend in de inkt te dopen
kroontjespen wist te noteren. ,,Hij schreefveel over vroeger, maar
hij schreef ook tal van voordrachten en versjes op, die hij samen
met zijn zwager voordroeg op bruiloften en partijen,” vertelt ze,
want hij was een veelzijdig man. ,,Ik zou er nog een heel boek mee
kunnen vullen.” Haar boekje, in A4-grootte uitgevoerd, heeft ze
samengesteld als eerbetoon aan haar vader, die naar haar mening
destijds zijn tijd al ver vooruit Was. Hij was, gezien zijn
vakbekwaamheid in de tuinbouw, altijd sterk geïnteresseerd in de
vooruitgang van de techniek. Al kon hij in een zwartgallige bui ook
weleens zeggen, dat de mens op weg is naar zijn eigen vernietiging. Zijn
tuinders vakmanschap wordt in 1904 erkend als hij op de groente- en
fruittentoonstelling in de Wateringse veiling een tros druiven (Alicante)
aanvoert van zeven pond en een ons. Jan van der Heuvel
meldt niet zonder trots: ,,Zelf heb ik die grote bos gekrent. Ik
knipte er nog 560 korrels uit om vooral binnenin ruimte te geven
zodat de bos goed door kon groeien. Toen de bos begon te kleuren
Werd er dag en nacht een lichtje gestookt voor het drooghouden en
tevens om goed tot rijpheid te komen. Er was voor die kolossale bos
een speciale mand gemaakt, met een groot hengsel waar de bos
aanhing. Na de tentoonstelling is de bos zo vervoerd in de trein
naar Dusseldorf, alwaar hij ook pronkte tussen andere groente en
fruit hetgeen was ingezonden door de Vereniging Westland. Dat was
toen ook een grote Groente- en Fruittentoonstelling. Later kwam ons
ter oren dat de bos daar verkocht was voor tien gulden aan iemand
die een groot landgoed had in Echternach.”
Veiling Wateringen anno 1905.
Tuinder Van der Heuvel pioniert tussen de boeren.
De buurtschap De Zweth
in Wateringen Wordt aan het begin van de twintigste eeuw nog
voornamelijk bewoond door boeren. Tuinders Zijn er dan nog niet zo
bekend. Maar dat verandert in een periode van nog geen vijftig jaar
drastisch. Vader Van der Heuvel is in 1897 een van de eersten die er
het vak van tuinder gaat uitoefenen als bedrijfsleider van H. van
Schaik. Rond 1900 staan er dan nog drie watermolens langs de
Dorpskade, die naar de Zweth leidt. Ze zijn gebouwd in 1847 en malen
het water uit de polders over in het boezemwater. De Wateringveldse
polder ligt ongeveer vier meter beneden Delflands peil, zodat het
niet mogelijk is het verval van polder naar buitenwater anders dan
in drieën op te malen. Van der Heuvel heeft het in zijn
aantekeningen over de Grote en Kleine Kolk, die later drooggemalen
Worden. Die molens kosten veel geld, maar een machine ook. Dus
gebeurt er niets, totdat in 1887 tijdens een zwaar onweer een van de
molens uitbrandt. Een nieuwe machine
neemt alle taken van de molens over, waarna ze worden gesloopt. De
kolken worden drooggemalen en veranderen in teelland, waarop weldra
aardappelen, bieten en spruiten goed gedijen. Later stelt Harry
Hoek, de voorzitter van het polderbestuur, voor de grond te verkopen
aan H. van Schaik uit Delft, die er een tuinderij van wil maken. De
jonge Jan van der Heuvel wordt daar in 1897 bedrijfsleider. Er
worden kassen gebouwd en een schuur en ook konden er enkele rijen
eenruiters. Er verrijst een perzikenkas, ook andere fruitbomen
vinden er een plekje. Tenslotte wordt er een huis gebouwd, waarin
Van der Heuvel en zijn vrouw in 1899 gaan wonen. Nog maar nauwelijks
aan de Dorpskade gesetteld merkt Van der Heuvel al hoe goed wonen
het er is. Ondanks dat hij ver van het dorp en de kerk woont, is het
er gezellig. Een buur biedt aan wekelijks met hem mee te rijden naar
de kerk. Een boer levert goedkoop boter en kaas. En andersom Wordt
00ook wel eens een komkommertje weggegeven.
“Zo leeft men van de eene dag in de andere”
Jan van der Heuvel
doet in zijn geschriften ook verslag van de eerste oorlogsdagen in
1940. Op de dag van de Duitse inval in Nederland, 10 mei 1940, wordt
de familie Van der Heuvel gewekt `door een aantal Duitsche
vliegmachines, die op grote hoogte door elkaar cirkelen’. De radio
meldt telkens hoeveel vliegmachines over de grens komen, zodat de
luisteraar eruit kan opmaken, dat Nederland nu ook bij de oorlog
betrokken is geraakt. Op eerste pinksterdag, 12 mei wordt er strijd
geleverd in Wateringen, omdat daar de Hollandsche wacht door de
Duitsers is beschoten. Hierbij zijn zowel Hollandse als Duitse
militairen gesneuveld. Op 15 mei wordt, nadat Nederland zich na het
bombardement op Rotterdam heeft overgegeven, verordonneerd, dat
alles ’s avonds verduisterd moet worden. Per radio meldt het ANP dat
diezelfde nacht al de zomertijd wordt ingevoerd: de klok gaat met 1
uur en 40 minuten vooruit. Begin juli komt een Engelse bommenwerper
’s nachts boven het Westland in moeilijkheden. Hij moet zich ontdoen
van bommen en die vallen in de omgeving van de woning van Jac. van
Schie, wat voor een behoorlijke verwoesting zorgt. Van der Heuvel
schrijft: “Zondag 7juli ben ik met mijn zoon naar1 Rotterdam geweest
en hebben we de puinhopen gezien van de eens zo mooie straten en
winkels. Als dit allemaal eens opgeruimd is, zullen we wel een
paarjaartjes ouder zijn. Het is nu begin Augustus en steeds worden
we wakker van Duitsch afweergeschut dat de Engelsen beschiet.
Overal is het stikdonker en er gebeuren veel ongelukken op de weg.
Veel artikelen Zijn niet meer te krijgen. Ook textiel is nu op de
bon. Op de veiling gaat alles ook niet naar wens. Druiven (stock)
worden verkocht voor 25 cent per kilo! Zo leeft men van de eene dag
in de andere. Een is er die dc storm kan bedaren. Maar ja, de
mensen denken dat Ze het zonder hem wel af kunnen. Vrede is maar
vijf letters...”
Het huis van de fam. v d Heuvel aan de Zweth.
|
Gezicht op Wateringen anno 1650 |
Wateringen anno 1793
|
Wateringen, Christelijke school,
deze ansicht hebben we ontvangen van Riana Luiks uit Utrecht op 12
december 2005,
waarvoor onze dank.
|
Wateringen Heerenstraat,
deze ansicht ontvingen we van Riana Luiks uit Utrecht
op 12 december 2005,
waarvoor onze dank. |
GEMEENTE WATERINGEN:
HART VOOR HET WESTLAND
De gemeente Wateringen ligt in een aantrekkelijke omgeving waarin het 'goed
wonen en werken' is. Hierbij hoort natuurlijk ook ontspanning in de meest
uitgebreide zin van het woord. Het is frappant om te zien hoeveel ruimte en
mogelijkheden de Wateringse omgeving hiertoe geeft. Als tuinbouwgemeente voelt Wateringen zich van oudsher verbonden met de rest
van het Westland. Vandaar dat ze steeds haar 'hart voor het Westland' laat
spreken. In alle uitingen: gesproken, gedrukt en digitaal. Een zinvol bezoek
toegewenst aan onze website ! Op deze pagina laten wij U alvast even proeven wat er zoal te zien en doen is
in Wateringen, maar U kunt onderaan deze pagina ook doorklikken naar
verschillende verhalen die betrekking hebben op Wateringen.
Molen De
Windlust
De korenmolen Windlust aan de Heulweg 8 dateert van 1869 en is na de
restauratie in 1972 weer in gebruik genomen. Iedere eerste zaterdag van de
maand is de molen volop in beweging en voor het publiek toegankelijk.
Stichting Vrienden van de Wateringsche Molen
Secretaris: Postbus 245, 2290 AE Wateringen, telefoon 225600
Boerderij Suydervelt
Adres: Heulweg 18, Wateringen
Fier aan het water van de Heulweg staat boerderij Suydervelt, restant van de 17e
eeuwse buitenplaats. Aan deze boerderij is de naam ontleend van een uitbreiding
van de gemeente Wateringen: Plan Suydervelt.
Hofboerderij
Adres: Heulweg 9, Wateringen
Tijdens het beleg van Leiden door de Spanjaarden in 1573 werd het (klooster
geworden) slot door de staatse troepen die gelegerd waren in Delft, om
militaire redenen verwoest. Nadien ging het landgoed over aan de staat. Op
de plaats van het slot werd een prachtig verblijf naar Bouwmanstrant
gebouwd. Na eerst in eigendom te zijn geweest bij de families Warendorp en
Eendenburg en het Burgerweeshuis in Den Haag, kwam het Hof in 1952 in
eigendom van de gemeente Wateringen. |
|
De
Hofboerderij is nu gedeeltelijk voor culturele aangelegenheden bij
verschillende plaatselijke verenigingen in gebruik. In de Hofboerderij
worden maandelijks wisselende exposities gehouden. Deze tentoonstellingen
kunnen op zaterdag en zondag van 13.30 uur tot 16.30 uur worden bezocht. De
toegang is gratis. |
Hervormde Kerk
Plein 9, Wateringen
Restant van een uit de Middeleeuwen stammende kruiskerk.
Toren van de Hervormde Kerk
Adres: Plein 9, Wateringen
Het oudste bouwwerk van Wateringen, in eigendom van de gemeente
Wateringen. De toren en een deel van het kerkgebouw zijn in 1979
gerestaureerd. De stichting Wateringse Beiaard heeft zich toentertijd met
succes beijverd de gelden bijeen te brengen voor een carillon in de toren,
waardoor de gerestaureerde toren nu met een welluidend klokkenspel is
verrijkt.
De kerk bezit een meubelstuk, waarop men in Wateringen met recht trots is en
daarom bewaard gebleven:
de preekstoel. |
|
HISTORIE VAN WATERINGEN.
De geschiedenis van Wateringen gaat terug naar de Romeinse tijd. In die tijd
woonden de stam der Canninefaten in de omgeving van Wateringen. De Canninefaten
mochten hier wonen als zij de Romeinen hielpen bij het verdedigen van de
Noordgrens van het Romeinse rijk.
In de Middeleeuwen werd er een slot gebouwd op de plaats waar nu het
Hofpark is. De eigenaren van het slot waren de Heren van Wateringen, genoemd
naar de vaart die destijds door Wateringen heen stroomde. Na het uitsterven van
hun geslacht namen de Heren van Naaldwijk hun plaats over en stichtten zij er in
1485 een slot onder de naam Onze Lieve Vrouwe in Betlehem klooster. Het slot had
echter geen lang leven, want het werd in 1573 tijdens de gevechten tussen de
Watergeuzen en de Spanjaarden verwoest. Tijdens de republiek woonden er in
Wateringen en omgeving belangrijke regentenfamilies, die zich al bezighielden
met wat later de tuinbouw zou worden. In de tuinen van hun buitenplaatsen in de
omgeving van Wateringen hadden ze boomgaarden geplaatst, waar zij fruit aan
lieten groeien. Dit waren de eerste tekenen van een tuinbouwgebied, wat later
het Westland zou gaan heten. Tot ongeveer de laatste kwart van de 19e eeuw
gebeurde dit nog op kleine schaal totdat de Wateringer Harry Hoek (later kreeg
hij zelfs een straat naar hem vernoemd, de Harry Hoekstraat die nog steeds
bestaat !!) de eerste groente- en fruitveilingen organiseerde.
In 1889 werd de eerste veiling in Wateringen gehouden in het café van Jan
Vlak. Na de caféveilingen werden tot aan de veilingfusie in 1973 gehouden aan de
dorpskade. Na de veilingfusie van 1973 bleek er in Wateringen geen behoefte meer
te zijn aan een veiling en zo werd er in 1973 de laatste veiling in wateringen
gesloten. Het aantal warenhuizen en tuinders bedrijven (lees:Kassen) bleef
inmiddels doorgroeien. Ook het aantal inwoners bleef flink stijgen. Zo had
Wateringen in 1900 zo'n 1974 inwoners en woonden er begin jaren'90 zo'n 15772
mensen in Wateringen. Waar vroeger vrijwel altijd het groente en fruit van de
warenhuizen over water naar de veilingen gingen, zo gebeurt dat nu bijna altijd
met vrachtwagens over de weg. Gevolg is dat veel Water in het Westland en in
Wateringen plaats gemaakt heeft voor asfalt.
Ook heeft het toenemende aantal inwoners er voor gezorgd dat er veel nieuwe
huizen gebouwd zijn en nog worden. Zo verdween het voor velen vertrouwde
Wateringse beeld van water en boten in asfalt, huizen en vrachtwagens. En sinds
een paar jaar is een deel van Wateringen ingepikt door de gemeente Den Haag en
zijn er als gevolg daarvan veel tuinders bedrijven verdwenen en is tevens een
deel van het polderland verdwenen.
DE HERVORMDE KERK DE OUDSTE GEGEVENS.
Op de
vraag in welk jaar de kerk gebouwd is, moet men het antwoord schuldig
blijven. De toren is ouder dan het schip van de kerk. algemeen dateert men
de bouw van de toren omstreeks 1350, die van het schip een eeuw later : rond
1450. de kerk verving een kapel die omstreeks 1250 gesticht moet zijn. een
adellijke weduwe, Ida van Utervoort - zo vermeldt in 1302 Gherard van
Overwal, kanunnik van Naaldwijk - stelde aan zijn kerk een som geld
beschikbaar om in wateringen een kapel te stichten.
Ook Werard van de
Wateringhe, bewoner van het hof van wateringen en gunsteling van graaf
Floris V, verleende De Wateringen parochie zijn gunsten. In 1282 schonk hij bij testament aan de kerk jaarlijks tien ponden, de "prochiepape"
jaarlijks één pond, terwijl de koster 45 schellingen kreeg, maar dan moest
hij wel zowel overdag als 's nachts een lamp in de kerk laten branden. Waarschijnlijk heeft men omstreeks 1350 de toren voor deze kapel
geplaatst. deze toren had echter nog niet de hoogte van nu. in het jaar 1715
werd hij met een verdieping verhoogd. Tevens werd toen de torenspits - die
vierkant en laag was, te vergelijken met die van de moederkerk te Naaldwijk
- vervangen door een hogere. |
|
Het gebouw
In het midden van de 15e eeuw heeft men de kapel door een kerk vervangen. deze
bouw zal in fasen gebeurd zijn. in het jaar 1532 - dit jaartal vindt men op het
eerste predikantenbord - had de kerk haar grootste omvang. Het was een
driebeukige kerk, waarvan de zijbeuken door- liepen langs de toren. het schip
bevatte aan elke kant vier traveeën 1). zware pilaren schraagden het dak van de
kerk. Het koor was even lang als het schip. de transepten 2) en het koor
bereikten dezelfde hoogte als het schip. Aan de achterzijde had het koor een
vijfzijdige afsluiting. Het plafond was open. het had een ziende bekapping : de dakconstructie was
zichtbaar, zoals deze nog te zien is op de zolders van de voorgebouwen. Aan de
zuidzijde bevindt zich nu nog een uitbouw met een driezijdige afsluiting : in
oude tijden was dit de doopkapel.
1) travee = ruimte-eenheid bepaald door de pilaren
2) transept = dwarspand van een kruisvormige kerk nog een uitbouw bevond zich
vroeger aan de zuidzijde : in de hoek, gevormd door het transept en het koor.
dit was de sacristie.
Naast het hoofdaltaar, gewijd aan St. Jan de Doper, waren nog vier altaren,
met elk een eigen priester ook wel vicaris genoemd, die aan zijn altaar op
bepaalde tijden de mis opdroeg. deze altaren waren opgedragen aan : St. Maria
en Maria Magdalena, het zgn. vrouwenaltaar,
St. Barbara, St. Hubertus, St. Nicolaas.
De pilaren in het schip van de kerk waren beschilderd met beeltenissen van
heiligen, zoals St. Hiëronymus, St. Michael, St. Joris, St. Barbara. Het beeld
van de patroonheilige. Tijdens de beeldenstorm die in het jaar 1566 over ons
land raasde, zijn er in deze kerk geen beelden gebroken. dit verklaarde Pieter
van der Goes, baljuw van delfland tijdens het proces tegen de Lierse,
hervormingsgezinde pastoor en martelaar Arent vos in 1570. Dat het er hier rustig aan toe ging blijkt hieruit, dat men alle tijd had het
beeld van de schutspatroon, sint jan de doper, zò goed te verbergen, dat het pas
na 250 jaar tevoorschijn kwam. dat gebeurde bij de afbraak van het koor en de
transepten in het jaar 1819. de katholieken wilden dit gevonden beeld graag
kopen om het in hun pas gebouwde kerk te plaatsen. de hervormde kerkmeesters
vroegen er echter te veel voor. ondanks de bemoeienis van de gouverneur der
provincie ging de koop niet door. Jammer genoeg is het beeld niet bewaard
gebleven. het is nadien voor de tweede maal verdwenen, maar nu voor goed.
Reformatie.
In 1572 verloor de kerk haar katholiek karakter. het was het befaamde jaar
waarin de watergeuzen Den Briel innamen en de volksopstand tegen Spanje begon.
Margaretha van der Marck, de ambachtsvrouwe van wateringen, schreef in dat jaar
aan de landvoogd Don Alva, dat ook hier "le service divin", de goddelijke
eredienst, had opgehouden te bestaan. Bij de overgang van de kerk naar de
protestantse eredienst in 1572 bleven de meeste parochianen hun oude geloof
trouw. daar zij hun geloof niet meer in hun kerk konden beleven, verlieten zij
de kerk om hun godsdienst in de schaduw van schuilkerken uit te oefenen. Veel weten we niet over deze tijd, maar waarschijnlijk is dit alles zonder al
te veel strijd gegaan. Het waren benauwde tijden ; in 1572 werd het Westland
onveilig gemaakt door de watergeuzen. een jaar daarna bezetten Spaanse soldaten
het Westland in verband met het beleg van leiden.Pas na deze rumoerige jaren,
omstreeks 1574, kan men van een geregeld kerkelijk leven voor de protestanten
spreken. De eerste reformatorische predikant was Aelbrecht van Schoonhoven. hij
ligt in de kerk begraven. uit het opschrift op zijn grafsteen die voor de
preekstoel ligt, kunnen wij opmaken dat hij in 1572 gekomen en in 1597 op
80-jarige leeftijd overleden is. evenals zovele predikanten uit die tijd, was
ook hij priester geweest : in vroeger jaren vinden we hem als kapelaan te
valkenburg bij leiden.
Verwaarlozing van de kerk.
De goederen die de kerken bezaten, kwamen in het bezit van de staten van
holland. uit de verkoop van deze landerijen bekostigden zij de oorlog tegen
Spanje en werd het huis van oranje schadeloos gesteld voor het verlies van hun
goederen in de strijd om de vrijheid. wel werd het salaris van de predikant door
de staten vergoed, maar alle overige kosten waren voor rekening van de
kerkmeesters. Te begrijpen is, dat de zorg voor een goed onderhoud van het gebouw een te
zware opgave voor deze kerkbestuurders was : een grote kerk en een gering aantal
gemeenteleden. slechts een klein gedeelte van de voormalige parochie was immers
met de reformatie meegegaan. Toch wist men nog enkele restauraties uit te
voeren, zoals die in 1715, toen de toren werd verhoogd en van een hogere spits
werd voorzien. en die in 1756, toen de kerk met de preekstoel uit het
stadhouderlijk paleis van Honselersdijk werd verrijkt.
Sloop van koor en transepten.
Na de franse tijd (1795-1813), een tijd van grote armoede in ons land, was
de toestand waarin de kerk verkeerde, onhoudbaar geworden. wanneer het regende,
hadden de kerkgangers 's zondags de grootste moeite een droog plekje te vinden.
Toen dan ook de nieuwe burgemeester J. C. Struyck van bergen (1817-1825) bij
zijn komst in Wateringen de kerk voor het eerst zag, nam hij zich voor in de
deplorabele toestand van dit gebouw verandering te brengen. Daar er geen geld was voor een algehele restauratie, besloot men in 1819 het
koor en de transepten die er het slechtst aan toe waren, af te breken en het
resterend deel te herstellen. Er bleef nu slechts een romp van de eertijds zo
fraaie, middeleeuwse kerk over.
Sloop van de pilaren.
Een tweede ramp overkwam de kerk in 1936. door de uitbreiding van de
gemeente sedert het begin van deze eeuw, was de kerk te klein geworden om 's
zondags de vele kerkgangers te herbergen. door hergroepering van banken en
uitbreiding van het aantal stoelenrijen probeerde men het tekort aan plaatsen in
1914 nog te verhelpen. echter tevergeefs. Werkelijk nijpend werd het probleem,
toen de jonge Ds. H. J. Groenewegen tot predikant werd benoemd. van heinde en
ver stroomde men toe om deze kanselredenaar te horen. de kerk kon alle
kerkgangers niet meer bevatten. er moest ruimte komen! In plaats van de juiste oplossing te kiezen, om, met medewerking van
monumentenzorg, de middeleeuwse kerk te herstellen door het koor en de
transepten weer op te bouwen, koos men de goedkoopste oplossing door de pilaren
weg te breken en de zijbeuken bij de kerkruimte te trekken. Van onder dikke
kalklagen kwamen de middeleeuwse schilderingen op de pilaren tevoorschijn,
maar.... de sloper,hij sloopte voort. In plaats van de verwijderde pilaren
dragen nu twee grote ijzeren binten het dak van de kerk.
Het intieme dorpsplein verliest zijn karakter.
Ook het gemeentebestuur liet zich in deze vernieuwingsijver niet onbetuigd.
in deze dertiger jaren wist het de rustieke sfeer die het dorpsplein al eeuwen
bezat, grondig te verstoren. De oude smidse, de voormalige dorpsherberg en
enkele karakteristieke huizen moesten verdwijnen: ze vielen ten offer aan het
steeds drukker wordende verkeer. Ondanks dit alles, valt er nog veel te genieten. het gemeentebestuur, sinds
de franse tijd eigenaar van de kerktoren, liet deze in 1979 zorgvuldig
restaureren. tegelijkertijd zorgde het kerkbestuur voor een grondig herstel van
de bijgebouwen. Deze restauraties werden uitgevoerd onder leiding van ir. van
der Kloot Meyburg, door de firma Huurman uit delft. Het huidige kerkbestuur
spant zich ten zeerste in om de kerk weer iets van haar oude aanzien terug te
geven. zo werd onlangs de vloer weer betegeld met de oude zerken, die in 1936
verwijderd waren en werden de lampen vervangen door drie zeer kostbare koperen
kronen.
De oude dorpsschool.
Door de eeuwen heen heeft de kerk het onderwijs in handen gehad. zo ook na
de reformatie. In 1587, kort na de overgang van de kerk, moest de schoolmeester
van Wateringen Fernandus Baestro - met zijn Westlandse collega's - voor de
classis 's-Gravenhage de geloofsbelijdenis met zijn handtekening onderschrijven.
De oude dorpsschool stond aan de overzijde van de kerk. de plek moeten we zoeken
op het oude Vios-terrein. De schoolmeester kon er in die dagen aardig van komen,
want hij had vele bijbanen. zo was hij koster, voorzanger - een orgel bezat de
kerk toen nog niet - klokkeluider, begrafenisdienaar. ook had hij de zorg voor
het torenuurwerk : opwinden en smeren. De laatste in de rij van dit genre
schoolmeesters was Dirk Fortuyn Harreman, door zijn dorpsgenoten met meester
Harmans aangesproken. Hij werd in 1811, tijdens de franse overheersing, benoemd. de school was
daarvoor, in 1795, aan de invloed van de kerk onttrokken en door het
gemeentebestuur overgenomen. meester Harmans diende de school en de kerk
gedurende 49 jaar. hij stond bekend als een goed onderwijzer. hij verstond ook
op uitnemende wijze de "penneconste", de kunst van het schoonschrijven. u kunt
zijn prachtige handtekening bewonderen op het tiengebodenbord in de kerk. de
vele rekeningen die hij voor de kerkmeesters uitschreef zijn een lust voor het
oog. In 1824 maakte Harreman de verhuizing van zijn school mee. de gemeente liet
een nieuwe school bouwen aan de Schoollaan, te bereiken via een brug vanaf de
herenstraat. in 1859 legde hij op 70-jarige leeftijd zijn arbeid neer en verliet
wateringen. In zijn plaats benoemde het gemeentebestuur dhr. J. van Deventer.
daar hij katholiek was, lokte dat wel enig protest van de Kerkenraad uit, maar
tevergeefs. het was een historisch moment : na eeuwen ontstond er een scheiding
tussen het schoolmeester - en kosterschap. de kerkvoogdij benoemde nu Cornelis
Valstar als koster. In 1882 liet het gemeentebestuur weer een nieuwe school bouwen. het was voor
die tijd een zeer fraai gebouw. met er naast een woning voor hoofdonderwijzer
van Deventer. de nieuwe school kwam te staan aan het begin van de Herenstraat,
ook al aan de overkant van de Wateringse vaart. In verband met de stichting van
katholieke en protestantse scholen, liep de gemeenteschool leeg en werd deze in
1923 opgeheven. De laatste hoofdonderwijzer was Th. J. Strous, die meester van
Deventer in 1893 was opgevolgd. Sinds 1976 bezit wateringen aan de windmolen weer
een openbare school.
Pieter van der plas en zijn scholen.
Wateringen dankt aan Pieter van der Plas zijn christelijke school. vroeger
waren het er twee : een kleuterschool en een lagere school. Van der Plas,
tuinder-rentenier aan het dorpsplein, was in 1890 notaris Metman als
president-kerkvoogd van de hervormde gemeente opgevolgd. in 1895 medeoprichter
en secretaris van het lokaal comité van de unie een school met de bijbel,
beijverde hij zich zeer om tot de stichting van een eigen school te komen. van
der plas was een kindervriend, zelf had hij geen kinderen. Toen hij in 1903 vrij plotseling overleed, bleek hij aan de kerk en aan zijn
schoolvereniging een groot deel van zijn aanzienlijk vermogen nagelaten te
hebben. de diaconie stelde hij daarbij in staat aan zijn wens, een kleuterschool
op te richten, te voldoen. deze school met een woning voor de
"bewaarschooljuffrouw" verrees aan de Heulweg. Reeds op 1 september 1904 vond de
opening van deze "diaconale bewaarschool" plaats. in die tijd ontvingen de
kleuterscholen geen subsidie. het was dan ook voor de diaconie een aanhoudende
zorg om de kleuterschool draaiende te houden. Vandaar dat er 's zondags tijdens de kerkdiensten, naast de inzameling voor
de diaconie en de kerkvoogdij, ook gecollecteerd werd voor de kleuterschool: het
zogenaamde "derde zakje". pas in 1957, toen de wet op het kleuteronderwijs werd
ingevoerd waarbij dit onderwijs geheel door de overheid werd gesubsidieerd, werd
deze kerkcollecte afgeschaft. Een half jaar later verrees naast de kleuterschool een lagere school. dank
zij de schenking van haar secretaris van der plas kon de schoolvereniging een
lagere school bouwen. Op 1 april 1905 - het gebruikelijke begin van het
schoolseizoen in die tijd zette de school haar deuren open voor de jeugd.
Nu waren de idealen die Pieter van der Plas zo lang gekoesterd had,
werkelijkheid geworden. tijdens het 50-jarig jubileum van de school, dat in 1954
gevierd werd, heeft men de lagere school naar haar weldoener genoemd : de Pieter
van der Plasschool. In 1982 droeg de hervormde diaconie haar kleuterschool over aan het bestuur
van de Pieter van der Plasschool. beide scholen vulden elkaar aan tot één
basisschool. Sindsdien heeft de nu verlaten kleuterschool een andere bestemming
gekregen. zij huisvest thans een instituut voor computeronderwijs.
De wingerd.
Aan het begin van deze eeuw kwamen de verenigingen van de grond. als eerste
in 1890 de zondagsschool. de Chr. Kongelings vereniging in 1901, later een
zangvereniging en de overige jeugdverenigingen. hun vergaderingen werden in de
Kerkenraadskamer gehouden. De druk bezochte jaarfeesten vonden echter plaats in
de Chr. School aan de heulweg. door het openschuiven van de tussendeuren kon men
van de drie schoollokalen één grote zaal maken. Na de bouw van de gymnastiekzaal in 1932 mocht men deze gebruiken voor
dergelijke evenementen. om de vloer te sparen werd deze dan met vloerbedekking
belegd. Reeds in deze tijd waren er plannen om te komen tot een eigen gebouw.
maar de wereldcrisis en daarna de Duitse bezetting van ons land verstoorden deze
dromen. Na de oorlog genoot men, voor de grote jaarlijkse uitvoeringen en voor
feestavonden, gastvrijheid in de bond, het katholieke verenigingsgebouw aan de
Herenstraat. In die tijd ook namen de plannen voor een eigen gebouw vastere vormen aan.
door middel van allerlei acties : het rondgaan bij verjaardagen, bazaars en
loterijen, werd heel wat geld bijeen gebracht. de kerkvoogdij besloot
uiteindelijk tot de bouw van een eigen onderkomen aan de Kerklaan over te gaan.
architect was dhr. P. van Beurden die zijn werk geheel belangeloos heeft
verricht, bouwer de fa. J. Spanjersberg uit wateringen. de naam 'de wingerd'
werd gegeven - via een prijsvraag - door de familie p.stam. op 17 oktober 1955
werd het gebouw geopend door de voorzitter van de kerkvoogdij, Jac. Dijkshoorn.
De Wingerd voorziet als verenigingsgebouw nog steeds in een grote behoefte.
Het interieur van de kerk.
Pronkjuweel van de kerk is zeker de preekstoel. deze is afkomstig van het
hof van Honselersdijk. hij is vervaardigd voor stadhouder Frederik Hendrik in
1646. het houtsnijwerk is zeer waarschijnlijk van de kunstenaar Pieter Vroman.
In 1758, toen een gedeelte van het stadhouderlijk hof werd afgebroken, schonk
gouvernante Anna van Hannover, de weduwe van stadhouder Willem IV, de nu
overbodige preekstoel aan de kerk van wateringen. de kerk verkreeg deze gunst,
omdat zij ambachtsvrouwe van Wateringen was. In het houtsnijwerk van de
preekstoel vindt u de initialen van Frederik Hendrik en zijn gemalin Amalia van
Solms.
Het orgel
Ook het orgel is de moeite waard om te zien en te horen. Reeds voor de
reformatie bezat de kerk een orgel : in 1521 wordt ene Jan Cornelis
Boutestein als organist genoemd. Van Ollefen, wiens boek "de
dorpsbeschrijver" in 1792 werd uitgegeven, schrijft dat hij tegen de wand
van de toren nog de beschilderde kasten van een vroeger orgel zag. De
reformatie van Calvijn had het orgel uit de eredienst verbannen. de taak van
het orgel, het leiden van de gemeentezang, was overgenomen door de
voorzanger. Het duurde tot 1874 eer er weer een orgel in deze kerk werd geplaatst.
dank zij een legaat van / 4.000,- van de Rotterdamse koopman Willem Kamphof.
bouwer van dit orgel was de bekende firma Bätz uit Utrecht. In 1984
onderging het orgel een ingrijpende restauratie, uitgevoerd door de firma
Koch uit Apeldoorn. Het orgel werd uitgebreid met enkele registers en
verrijkt met een fraai orgelfront, afkomstig uit de nieuwe kerk te
Vlaardingen aan de binnensingel, welke kerk enkele jaren voordien was
afgebroken.
Regelmatig worden er op dit fraai klinkende orgel concerten gegeven. |
|
De organist
|
Jan van Westenbrugge werd op 12 november 1948
te Kerkwerve in Zeeland geboren. Als 12-jarige begeleidde hij de samenzang
van de kinderkerk en de zondagsschool. Kerkorganist werd hij in Rozenburg
Z.H., daarna in Maasdijk en tenslotte (vanaf 1974) in Wateringen.
Zijn
leermeesters waren Jan Brandwijk, Willem Oranje, Jan J. van den Berg en
Herman van Vliet. In 1973 behaalde hij het diploma kerkorganist van de N.O.V.
te Utrecht, waarbij André Verwoerd zijn examinator was. Opnamen (zowel voor
radio als lp en cd) werden gemaakt in Harlingen, Lutherse Kerk Den Haag,
Grote Kerk Maassluis, Martinikerk Bolsward en Grote Kerk Breda. |
In
de loop der jaren heeft Jan van Westenbrugge concerten gegeven in heel
Nederland en over de landsgrenzen. De Oude kerk te Amsterdam, de
Maartenskerk van Zaltbommel, maar ook kerken in Duitsland en Italië hebben
de door Jan ontlokte orgelklanken mogen laten resoneren in hun plechtige
ruimten, wanneer hij daar concerten gaf. Ook als begeleider van diverse koren en als organist voor bijzondere
kerkdiensten is hij zeer actief. De laatste jaren legt hij zich steeds meer
toe op het maken van koraalbewerkingen. Tijdens zijn concerten speelt hij
die dan ook dikwijls. Een aantal van deze bewerkingen zijn in druk
verschenen. Sinds tien jaar zwaait Jan in Wateringen de dirigeerstok voor
een Christelijk gemengd koor "Cantilene". Voor dit koor schrijft Jan de
meeste liedbewerkingen zelf. Wie Jan kent als organist in de eredienst, weet dat voor hem de eredienst
een gebeuren is, waarbij de orgelklanken dienen tot een ‘Lof zij de Here’.
Vooral zijn orgelimprovisaties, die elke zondag volgen op het ‘amen’ van de
preek, zijn indrukwekkend. Uit de samenstelling van zijn concertprogramma’s
blijkt, dat hij een voorliefde heeft voor het romantische tijdperk, hoewel
hij nooit ander repertoire verwaarloost. Jan's handtekening onder elk
concertprogram wordt gevormd door de voor hem zo kenmerkende
koraalbewerkingen waarmee hij begint en eindigt. |
Tot
nog toe kreeg Jan twee onderscheidingen.
1. Op zijn
25-jarig organistenjubileum in 1992 ontving hij, voor zijn verdienste voor de
Franse orgelmuziek, de bronzenmedaille van de Société Académique d’ Éducation
"Arts, Sciences et Lettres" te Paris.
2. Op 14 maart
1999 ontving hij van de Landelijke Vereniging van Kerkvoogdijen het draaginsigne
in zilver wegens het vervullen van de functie van organist der hervormde
gemeente te Wateringen/Kwintsheul gedurende 25 jaar.
Jan van Westenbrugge: Waterings organist, een veelzijdig musicus, een
bewogen begeleider in de eredienst, een mens die zijn gevoelens niet laat
verdwijnen achter de noten, maar er juist door klanken vorm aan geeft.
De spreukborden.
Vermeldenswaard zijn ook de 17de-eeuwse spreukenborden uit 1616 en 1653,
vervaardigd door Wateringse schoolmeesters. zij bevatten respectievelijk teksten
uit de spreuken van Salomo en de brieven van Paulus en petrus. het grote tien
geboden bord uit 1824 is gemaakt door dirk Fortuin Harreman, die schoolmeester
was van 1811 tot 1859. daarbij werd gebruik gemaakt van een veel ouder bord. De
predikantborden zijn gemaakt bij de restauratie in 1936, uit eikenhout,
afkomstig van de kerk. zij zijn een cadeau van de bouwvakkers die aan de
restauratie van de kerk gewerkt hadden.
Een nor in en een nor onder de toren.
Op de eerste torenzolder bevindt zich een oude nor, die bij restauratie van
de toren in 1979 een goede opknapbeurt kreeg. dit oude cachot werd al sinds lang
niet meer gebruikt. Anders lag dit met de tweede gevangeniscel. deze was
ingericht in de totaal verwaarloosde voormalige doopkapel. In 1922 kwam er een einde aan het gevangen zetten "onder de toren". in dat
jaar namelijk kocht het gemeentebestuur het oude logement het huis ten hoek en
richtte het in als gemeentehuis en politiebureau. bij dit bureau bouwde men
enkele gevangeniscellen. nu bleef de politieagent de dagelijkse gang naar de
toren voor de verzorging van de gevangene - wanneer deze er was - bespaard.
Het carillon.
Voor de oorlog bezat deze kerk twee luidklokken : de St. Joris, gegoten in 1569
en de tromp, gegoten in 1688. de laatste ter vervanging van een andere. Beide
klokken werden door de Duitsers in 1942 geroofd om ze om te smelten tot
oorlogstuig. de tromp ontkwam aan de smeltkroes en werd in 1945 weer op zijn
oude plaatsje teruggehangen. Zaterdag 9 juni 1979 was het voor geheel wateringen een feestelijke dag. op
grootse wijze werd een nieuw carillon door het beiaardcomité aan het
gemeentebestuur overgedragen en in gebruik genomen. tegelijkertijd hadden de
toren en voorgebouwen van de kerk een grondige restauratie ondergaan. Het
carillon werd vervaardigd door de fa. Eysbouts uit asten. de luidklok de tromp
uit 1688 dient als grondtoon voor de overige 37 klokken van Eysbouts. de andere
grote klok heeft dezelfde naam als de geroofde klok: Sint Joris. als randschrift
draagt deze de volgende woorden :
"Sint Joris was mijn naem mijn geluidt was voor godt bequaem"
Door schennershandt ging ick verloren in burgerzin ben ick herboren mogen
mijn klancken u becoren de gelden voor deze beiaard werden uit de burgerij en
het bedrijfsleven ingezameld door een comité, waarvan de toenmalige
gemeentesecretaris J. J. Schijven de motor was.
Dit carillon, eigendom van de gemeente, is een aanwinst voor ons gehele dorp.
Ontmoetingscentrum.
De kerk van vandaag heeft behoefte aan meer ruimten dan voorheen. met de
tijd groeide de kerkelijke activiteiten zoals kinderopvang, kinder nevendiensten
en ontmoetingsbijeenkomsten van de gemeenteleden. wel was de kerk in het bezit
van de wingerd, maar dit gebouw lag te ver van de kerk vandaan om aan dit doel
te beantwoorden. In 1992 kreeg het kerkbestuur de gelegenheid de speelgoedzaak van tante Jo
(Lipman), gelegen naast de kerk, aan te kopen en deze te verbouwen tot
ontmoetingscentrum. Ooit had de grond, waarop dit pand staat, deel uitgemaakt
van het vroegere kerkhof. In het jaar 1936 werd de eeuwenoude smederij van vader
Lipman, die op het dorpsplein stond, afgebroken. daarachter werd toen een nieuwe
smederij gebouwd. deze kwam te staan op een gedeelte van het kerkhof, dat enkele
jaren daarvoor, in 1930, gesloten was. Een en ander gebeurde in verband met de verbreding van het dorpsplein. daar
was een ingewikkelde grondruil tussen het gemeentebestuur, kerkbestuur en smid
lipman aan voorafgegaan. Zo kwam de oude pastorie in het bezit van de gemeente,
die op deze plaats het raadhuis van kropholler liet bouwen. Nog tijdens de
oorlog werd het voorste gedeelte van de smederij als speelgoedwinkel ingericht.
toen de smederij werd opgeheven kwam het gehele pand ter beschikking van het
speelgoedpaleis van Jo Lipman. Bij de overname van het pand door het kerkbestuur
is een markante winkel met een markante winkelierster uit het Wateringse
straatbeeld verdwenen.
Tenslotte.
Hoewel in het nabije verleden het middeleeuwse karakter van de kerk verloren
is gegaan, heeft ze toch nog iets van haar klassieke sfeer behouden.
PREDIKANTENLIJST DER HERVORMDE KERK:
1 Aelbrecht Van Schoonhoven 1572 - 1597
2 Samuël Van Den Berge 1599 - 1626
3 Henricus Roseus 1629 - 1657
4 Antonius Van Oostrum 1658 - 1668
5 Johannes Brand 1669 - 1692
6 Jacob Bickes 1692 - 1696
7 Johannes De Kranckel 1697 - 1721
8 Joachim Ravens 1722 - 1753
9 Henricus Nicolaas Schregardus 1753 - 1787
10 Nicolaas Stelt 1788 - 1789
11 Hendrik E. Van Den Kerkhof 1789 - 1827
12 Jan Dirk Van Den Ham Baak 1827 - 1852
13 Johan G. Van Walsum 1853 - 1887
14 Adriaan H.L. De Bel 1887 - 1890
15 Cornelis Plaatsman 1891 - 1893
16 Marie A. Van Rijn 1895 - 1898
17 Nicolaas C. Bakker 1899 - 1900
18 Pieter N. Gijsman 1901 - 1921
19 Bernardus G. Verhagen 1923 - 1934
20 Hendricus J. Groenewegen 1935 - 1938
21 Theodorus J. H. Steenbeek 1938 - 1954
22 Pier Kamstra 1954 - 1965
23 Klaas A. Abelsma 1965 - 1980
24 Johannes Van 'T Ende 1981 - 1991
25 Gerard Van Velzen 1992 - 1997
26 Hendrik J. Franzen 1998 - heden (2001)
DE PREEKSTOEL IN DE DORPSKERK VAN WATERINGEN.
De Wateringse kerk
heeft de kerkpadganger weinig te bieden. In de loop
der eeuwen heeft het interieur der kerk zijn historisch karakter verloren. De kerk bezit echter een meubelstuk, waarop men in Wateringen met recht trots
is en daarom bewaard gebleven: de preekstoel. Het is een indrukwekkend bouwwerk,
sierlijk en rijk gesneden met allerlei motieven. Bij een bezoek aan de kerk vindt men aan deze kansel na enig zoeken enkele
monogrammen met de letters H.V.O. en A.V.O. Het zijn de initialen van (Frederik)
Hendrik van Oranje en Amalia (van Solms) van Oranje, het prinselijk echtpaar,
dat destijds het Hof van Honselersdijk bewoonde. En inderdaad, deze preekstoel
is afkomstig uit het Hof van Honselersdijk. Hij werd gemaakt voor het stadhouderlijk echtpaar. In 1646 was er een grote
verbouwing aan het paleis te Honselersdijk onder leiding van Pieter Post.
Daarbij werd o.a. in een vleugel aan de noordzijde van het paleis een "predicksael"
ingericht. In datzelfde jaar kreeg Dirk de Milde, die al meer werk aan het
paleis had uitgevoerd, opdracht een preekstoel te vervaardigen. Deze De Milde
leverde een mooi stuk werk af: een eikehouten kansel met bewerkte profielen en
gesneden bladwerk. Het beeldsnijwerk werd voor hem gedaan door de kunstenaar
Pieter Roman. Daar Frederik Hendrik in 1647 stierf, heeft hijzelf van deze
prachtige stoel niet lang kunnen genieten. In 1702 kwam het Hof door vererving in bezit van de koningen der Pruisen, die
het schromelijk verwaarloosden. Toen de Oranjes het bezit in 1754 terugkochten,
werd besloten de bijgebouwen, waaronder de preekzaal, af te breken en het
overige gedeelte te herstellen. Het Goldfusz-orgel werd verkocht naar Delfshaven,
de preekstoel zou in de kerk van Ballum op Ameland verplaatst worden. Bij nader
inzien echter was de preekstoel te groot voor de kleine kerk op Ameland. In diezelfde tijd in 1758 onderging de kerk van Wateringen een grondige
restauratie. Omdat het geld voor dit herstel ontbrak hadden de kerkmeesters een
aanzienlijke lening aangegaan bij het Ambacht van Honderdland en de
Oranjepolder. Dit onder goedkeuring van de baljuw en de prinses van Oranje, Anna
van Hannover, weduwe van Stadhouder Willem IV, die in die tijd Ambachtsvrouwe
van Wateringen was. Bij de restauratie van de kerk bleek de oude preekstoel zo
vervallen, dat herstel niet meer mogelijk was. Daarom richtten baljuw Douglas en
de kerkmeesters zich opnieuw tot hun Ambachtsvrouwe, om de preekstoel van het
Hof in de kerk van Wateringen te mogen plaatsen, welk verzoek door haar werd
ingewilligd. Uit dankbaarheid voor zijn bemoeienissen legden de kerkmeesters voor Abraham
Douglas, die in Honselersdijk en Naaldwijk door zijn turbulente levenswandel nu
niet bepaald een geliefd persoon was, een gedenksteentje in de vloer der kerk
met de inscriptie:
D Hr I T A B DOUGLAS
D M
wat stond voor: De Heer Intendant Abraham Douglas. Hij was namelijk niet
alleen baljuw van Naaldwijk,
maar ook intendant van de Domeinen. Het is erg jammer, dat dit steentje, met
nog enkele andere, na de verbouw in 1936 verdwenen is. De waardering van de
Wateringers voor deze preekstoel was erg groot. Om hem mooi glanzend te houden,
kreeg hij in de loop der jaren vele vernisbeurten. Op die manier bleef hij wel
goed bewaard, maar de fijnheid van het snijwerk ging verloren. Bovendien was de
donkere kleur, die de preekstoel door de vernislagen gekregen had, geen lust
voor het oog. Bij een bezoek van de Commissaris des Konings in 1877 liet de predikant Van
Walsum hem de preekstoel zien en vertelde dat er plannen waren om de preekstoel
van zijn vernislagen te ontdoen. Men was van plan een collecte onder de
gemeenteleden te houden, maar men vreesde, dat de opbrengst voor dit doel
ontoereikend zou zijn. De Commissaris raadde hem aan, hiervoor subsidie bij het
Rijk aan te vragen en zegde hem daarbij zijn medewerking toe. De subsidie werd
aan gevraagd, doch helaas afgewezen. Maar gelukkig had Jhr. Mr. Victor de Stuers, de bekende voorstander en
bevorderaar der kunst en mede-oprichter van Monumentenzorg, belangstelling voor
deze preekstoel. Hij beloofde hulp en stond de kerkmeesters met raad en daad
terzijde. Van prins Frederik, die in 1881 op hoge leeftijd stierf, ontving men
een gift van f. 100,- terwijl de Stuers zelf een bedrag van f. 50,- schonk, met
de belofte, de ontbrekende gelden bij zijn vermogende kunstvrienden in te
zamelen. Onder de schenkers vindt men dan ook o.a. de namen van Mr. Fock,
commissaris des Konings, Jkvr. de Witte Citters en de Graaf van Limburg Stirum. De plaatselijke huis- en rijtuigschilder Willem Schaaf vond men bereid de
preekstoel en het er bijbehorende doophek van zijn dikke vernislaag te ontdoen.
Hij was er gedurende de gehele winter 1880-1881 mee bezig en deed dit op een
zeer voorzichtige wijze, zodat het fijne en kunstige snijwerk niets te lijden
had. De bekwame beeldhouwer W. J. van den Winkel uit Den Haag herstelde met goed
gevolg de lichte beschadigingen die het kunstwerk in de loop der tijden had
opgelopen. Daarna werd de preekstoel in de was gezet en vertoonde zich weer in
zijn oorspronkelijke luister.
Niet lang daarna ontsnapte de zojuist herstelde preekstoel aan een groot
gevaar. Op de middag van 14 juni 1882 werd de vrij hoge torenspits door een
felle blikseminslag getroffen. De spits brandde op 2 plaatsen: aan de top en in
het midden. De brandweer slaagde er in de brand in het midden te blussen, maar
de bovenkant van de spits kon men niet bereiken. Er bleef niets anders over dan
kerk en toren nat te houden, om de brand tot deze te beperken. De toren leek,
met zijn brandende spits, een reusachtige lantaarn. Toch liep de kerk groot gevaar: De vonken vielen her en der op het
kerkgebouw. Wat gevreesd werd gebeurde, het brandend kruis plofte op het
kerkgebouw en ieder was bevreesd, dat de zojuist verfraaide preekstoel en het
nieuwe orgel verloren zouden gaan. Het gelukte met de inmiddels te hulp gekomen
stoombrandspuit uit Den Haag de ontstane brand te blussen. Kerk en toren bleven
behouden, de spits was totaal verwoest. Die eerstvolgende zondag wekte Ds. Van Walsum vanaf de bewaarde kansel zijn
toehoorders op tot dankbaarheid aan Hem, die het bedehuis gespaard had. Over de
preekstoel zei hij: Nu hij ons als het ware voor de tweede maal gegeven is,
stellen wij hem op nog hoger prijs en spreken wij met verhoogde ingenomenheid
van "onze preekstoel".
door: F.C. Groen
Foto's door Leendert W. Koppenol genomen op 24 april 2001
Klik
HIER voor een reactie van dhr.
Petrus Drooglever, d.d. 24-12-2010
Plien blijft gewoon Plein heten.
Uit: Westlandsche Courant
Editie:
woensdag 11 augustus 1993
Door: Dick
Dijkhuizen.
Wateringen - Het plein in Wateringen heet gewoon Plein. Niks bijzonders.
Geen Dorpsplein, geen Kerkplein, geen Wilhelminaplein. Gewoon Plein. En het is
maar goed dat het Plein in Wateringen straks niet wordt geannexeerd door Den
Haag. Anders was Den Haag met twee Pleinen opgescheept. En hoe leg je dat de
argeloze bezoeker van Den Haag - of van voormalig Wateringen - duidelijk uit. Het Plein. Het is maar goed dat ze het zo hebben genoemd anders zou je nooit
weten dat het een plein is. Een plein is bij voorkeur rond. De kerk is meestal
het middelpunt en er omheen bevinden zich vaak de toeristische attracties van
een dorp. Terrassen dus. Bij het Plein in Wateringen is daar geen sprake van.
Eigenlijk is het helemaal geen plein, maar een kleine verbreding van de Kerklaan
die komende vanaf Den Haag doodloopt. Plotseling is er bij de stoplichten geen
plein meer. Je kan rechts via de Heulweg het Westland verder in en links ga je
via de Herenstraat naar Rijswijk. Rechtdoor is er niet meer bij, daar staat de
Pleinwand. Toch heeft het Plein in Wateringen wel wat. Gezellig is het er niet. Er zijn
geen kroegen, geen terrasjes, niets van dat alles. Een slager, een groenteboer,
een speelgoedwinkel, een paar makelaars en een notariskantoor, dan heb je het
eigenlijk wel gehad. Natuurlijk is er de kerk. De Nederlands Hervormde
welteverstaan. Het Plein had dus ook gewoon Kerkplein genoemd kunnen worden,
maar daar wilden de Wateringers in een ver verleden niet aan. Nee, het Plein was
het Plein en van die naam moest iedereen afblijven. Op ansichtkaarten werd het
Plein in een grijs verleden overigens ooit Plien genoemd. Deze schrijffout werd
later hersteld en sindsdien heet het Plien gewoon weer Plein.
Sleutelfunctie.
Het Wateringse Plein is, dat klinkt vreemd het dagelijks meest bezochte
Westlandse plein van alle pleinen die op deze plaats zijn besproken. Dat heeft
vanzelfsprekend alles te maken met de honderden buspassagiers die hier elke dag
een tussenstop maken in een van de bussen van Westnederland. Of je nu naar
Naaldwijk wil, naar Rotterdam of naar Kijkduin, Westnederland komt langs het
Plein. Sinds mensenheugenis overigens al. Toen heette Westnederland gewoon nog WSM. Wisten we nog waar we aan toe
waren. Ook toen al vormde het Plein een sleutelfunctie voor de busmaatschappij
die dezelfde diensten nog steeds onderhoudt. Ook nu nog reis je vanaf Kijkduin
naar Rotterdam over het Plein. En ook nu nog is er duidelijk de ergernis van de
gezichten van de passagiers af te lezen als de chauffeur op het Plein de motor
van zijn bus uitschakelt omdat hij weer eens vroeger dan het tijdschema toelaat
bij zijn halte is gearriveerd. De passagiers hebben haast. Dat was dertig jaar geleden al zo en dat is in
die tijd niet veranderd. Maar het Plein had en heeft een zeer belangrijke
overstapfunctie. ‘s Morgens vroeg, wanneer de meeste reizigers moeite hebben de
slaap te overwinnen, pikt de ene lijn mensen uit, bijvoorbeeld Naaldwijk, op die
naar Delft moeten en andersom. Scholieren zijn er veel. Volgen een opleiding in
Den Haag, wonen diep in het Westland en stappen op het Plein over op de bus die
hen naar Delft vervoert. Om vervolgens daar over te stappen op de tram die ze
naar Den Haag brengt. Ingewikkeld, dat wel, maar deze belangrijke functie van
het Plein is er niet minder om, dat is duidelijk. Het Plein is er een van grote contrasten. Als je vanuit de Herenstraat of
vanaf de Heulweg het Plein oploopt, dan zijn de panden aan de rechter- en
linkerzijde werkelijk een plaatje. Met grote zorgvuldigheid gerestaureerd en dan
ook echt gerestaureerd, dus in de oude staat teruggebracht. Alleen jammer dat nu
in het ‘Wapen van Wateringen’ de notaris kantoor houdt. Liever hadden we daar
een uitspanning gezien. In de meeste ‘Wapens’ in Nederland kan men immers
terecht voor een verfrissing. Maar wellicht dat je bij de aankoop van een huis
bij de notaris een kop koffie krijgt. Heeft het tenminste nog iets van de oude
waarde overgehouden.
Schoonheid.
Zijn de eerste panden op het Plein van een bijzondere schoonheid, even
verderop begint de ellende. Tot groot verdriet van de Wateringers met het hart
op de juiste plaats is het bij het complex van busmaatschappij VIOS al jaren, op
zijn Hollands gezegd, een zootje. Grondvervuiling is weliswaar geconstateerd,
maar wie ruimt het op en vooral, wanneer. Daar zijn de geleerden het nog niet
over eens. En dat is jammer, want het hoofdkantoor van VIOS, met de twee
karakteristieke torentjes, staat er nu wat verloren bij. De busmaatschappij is
vanaf Wateringen al sinds 1922 operatief. Piet Lipman, de oprichter en eerste
eigenaar van het bedrijf, begon zijn maatschappij met een oude Fordbus op
massieve wielen. De eerste lijndienst was die tussen Kwintsheul via Wateringen
naar Rijswijk. Met twintig bussen in bedrijf en een half miljoen passagiers per
jaar groeide VIOS zelfs uit tot een van de grootste busondernemingen in
Nederland. Totdat WSM de lijndiensten overnam en van VIOS nog slechts een
touringcarbedrijf overbleef. Het wordt dus de hoogste tijd dat het vervuilde terrein rond de VIOS-garages
eens wordt schoongemaakt. Dat het Plein nu eindelijk eens wordt afgemaakt. Maar
wat heet af. De tand des tijds heeft toch al zo aan het Plein geknaagd.
Afbeeldingen uit ver vervlogen jaren laten dat duidelijk zien. De kerk, die
staat er nog in volle glorie, alhoewel de oude pastorie is afgebroken. Ook de
smederij die voor de kerk stond moest het loodje leggen. De Waag, met zijn ronde
poort, is er ook al niet meer. In de Waag werd in vroeger tijden het vee
gewogen. Het hotel van Jan de Boer, de zadelmakerij van Jan Peters, kruidenier
Zuiderwijk, ach, ze zijn allemaal weg. Bakker Roodenrijs die zit er nog wel.
Maar slijterij Holtkamp, waar is die eigenlijk gebleven? Op de hoek met de
Heulweg, daar zat hij altijd. Op maandag maakten inwoners van Den Haag geregeld
een tochtje naar Wateringen en dan in het bijzonder naar Holtkamp. Want in Den
Haag waren de slijters die dag gesloten en als je na een zwaar weekeinde per
ongelijk ‘zonder’ was komen te zitten, dan bood Holtkamp uitkomst. Maar gelukkig, Holtkamp is er nog wel, zij het niet meer op het Plein. Een
aantal jaren geleden heeft eigenaar B. Holtkamp zijn grote winkel op de hoek
verkocht aan makelaar Santen & Gasille en verkoopt zijn spiritualiën nu net om
de hoek in een winkel aan de Heulweg. Dat bevalt hem best, zo leren we van hem,
maar het zal niet zo lang meer duren voor hij zijn winkel definitief gaat
sluiten. En een opvolger is er ook al niet. Verdwijnt er dus weer een
karakteristiek stukje Wateringen. Karakteristiek omdat Holtkamp al in 1896 op
diverse plekken op het Plein een winkel had. Karakteristiek was ook het gemeentehuis. Het huis is dat op zich nog wel,
want het staat er nog steeds. Alleen de gemeente zit er niet meer in en dat is
jammer, want een Plein zonder gemeentehuis daalt direct in waarde.
Doodzonde.
In april dit jaar verhuisden de ambtenaren naar een nieuw pand aan de
Dorpskade. Volgens een wat oudere Wateringer is dat ‘doodzonde’. Volgens hem
lijkt het nieuwe gemeentehuis meer op een overdekt zwembad dan op een
gemeentehuis. Maar de verhuizing was noodgedwongen. Want het oude huis aan het
Plein, dat in 1939 werd gebouwd, was en is dan wel karakteristiek, de wethouders
moesten hun bureaus met elkaar delen. En dat gaat op de lange duur natuurlijk
niet. Voor 1939 zetelde de gemeente overigens in De Roscam, waar ook recht werd
gesproken. Ook De Roscam, wat eigenlijk Huis ten Hoek heette, viel ten prooi aan
de slopershamer. Het Plein is dus het Plein niet meer, alhoewel men zijn best doet de mooie
dingen zo goed mogelijk te conserveren. Maar of de oude dichtregels: ‘waar vindt
men in heel Nederland, zulk een schoon en vruchtbaar oord?’ nog van toepassing
zijn, dat is de grote vraag.
Plein anno 1750.
Plein anno 1922.
Plein anno 2000, met dank aan Rinus van Koesveld.
Van buitenplaats tot Hofboerderij
Van de oude buitenplaats uit de zeventiende eeuw is alleen de
Hofboerderij behouden gebleven.
Uit: Westlandsche Courant
Editie: Dinsdag 9 augustus 1994
Wateringen - Wateringen was in het verleden, net als andere plaatsen in
het Westland, een geliefd oord voor de rijke regenten van Den Haag en Delft. Zij
bouwden riante huizen waarin zij ‘s zomers met hun gezinnen verbleven. Naast het
Hof van Wateringen kende het dorp buitenplaatsen als het Suyderveldt van de
familie Van der Dussen, Westerheul van Selkaart van Wouw en de buitenverblijven
van Salomon Swerius, Diederick van Velthuysen, Hendrik van Outheusen en
Hillebrant van Wouw. Het grootste en aanzienlijkste was echter het Hof van Wateringen, waarvan nu
het restant nog bekend staat als de Hofboerderij. De buitenplaats stond op
historische grond. Al in 1250 stond op deze plek een kasteel, de woonplaats van
het riddergeslacht Van Wateringhe. Sommige leden van dit geslacht stonden in
hoog aanzien bij de Graven van Holland en dienden hen als hoveling en raadsman. Na een periode van ruim 200 jaar werd het slot door de toenmalige eigenaar,
Hendrik IV van Naaldwijk, in 1485 geschonken aan de Cisterciënserorde om het in
te richten als klooster. Het klooster heeft bijna 90 jaar bestaan. Een bloeitijd
heeft het nooit gekend, de orde leidde en kwijnend bestaan. Steeds moesten
monniken uit andere ordes de opengevallen plaatsen opvullen.
Opstand.
Bij het begin van de opstand tegen de Spaanse overheerser in 1572 zochten de
monniken een veiliger heenkomen. Ze waren bang voor de gevreesde watergeuzen. In
1573 werd het klooster in brand gestoken. Wie de daders zijn is nooit precies
duidelijk geworden. De ruïne heeft er slechts kort beblakerd en verlaten bijgelegen. De nieuwe
eigenaars waren de Staten van Holland, die beslag hadden gelegd op alle kerk- en
kloostergoederen. Nauwelijks waren de Spanjaarden na het ontzet van Leiden uit
de omgeving verdwenen of de Staten verkochten in 1575 de resten van het klooster
aan de Delftse metselaar Pieter Huygenszoon voor het bedrag van honderd ponden
(de gulden was nog niet in omloop!). Bij de verkoop eisten de Staten van hem dat alle materialen binnen een jaar
van het terrein waren verwijderd. Pieter brak de resten af om de sloopmaterialen
elders te gebruiken. In dat volgende jaar is het hele kloosterbezit (ongeveer 85
ha) verkocht. De oorlog met de Spanjaarden kostte de Staten immers handenvol
geld. Met de opbrengst van de kloostergoederen konden zij de strijd met Spanje
voortzetten.
Dussen.
De plek van het voormalige klooster en het omliggende land kwamen
waarschijnlijk al voor 1600 in handen van de Delftse regent Jacob Huygensz. Van
der Dussen. Een aanzienlijke man, want hij was tevens Heer van Harenkarspel (bij
Schagen), lid van de vreedschap van Delft en Hoogheenraad van Delftland, Van der
Dussen kreeg in 1589 zelfs het privilege om broedende zwanen in de grachten rond
het voormalige klooster te houden. De grond bleef in de familie, want twee dochters van Van der Dussen huwden
met regenten, die nauw betrokken raakten bij het Hof van Wateringen. Margaretha
huwde met Joost Brasser en Catharania met Pauls Halling. Zij hebben de buitenplaats weer herbouwd. In welk jaar dat gebeurde, is
onduidelijk. Wel blijkt uit oude stukken dat het in 1630 alweer een behoorlijk
groot huis moet zijn geweest. Want Brasser, die na het overlijden van Van der
Dussen de zorg over de buitenplaats overnam, moest toen al een behoorlijk bedrag
aan belasting betalen.
Sloop.
Nadat de buitenplaats gedurende een paar eeuwen steeds in andere handen was
overgegaan verkocht de toenmalige bewoonster, mevrouw Gael-Van Kretschmar de
buitenplaats aan vijf Delftse ondernemers die van plan waren het huis af te
breken en de sloopmaterialen met een behoorlijke winst te verkopen. De
verkoopakte vermeldde dat daarmee een tuinmanshuis, stal en koetshuis, verdere
gebouwen zoals schuren, de goudvissen in de visvijver, de ramen op de perzit- en
druivenkassen, de boerenwagen, twee eggen, twaalf tuinbanken, drie hondeladders,
kippen-rennen en dergelijke gepaard gingen. Het sloopwerk was na een half jaar geklaard. De binnenplaats, waarop zij het
huis gedeeltelijk hadden laten staan, verkochten ze begin 1800 aan de
Naaldwijker Thomas van der Post. Die verkocht het weer door, zodat twee jaar
later Gerrit Waarendorp zich op het Hof vestigde. Hij begon daar als boer. Nadat
hij nog twee aangrenzende percelen land had aangekocht was het complex weer even
groot als in de beginjaren. Bijna anderhalve eeuw bleef het pand een grote
boerderij. Tot 1951. Oude Wateringers kunnen zich nog wel herinneren, dat het
gemeentebestuur toen het gehele complex aankocht. Het moest wijken voor
woningbouw. De boerderij en de middeleeuwse binnenplaats met de grachten onder
de naam Hofboerderij en Hofpark bleven echter behouden. Bovenstaand is ontleend aan een uitgave van de Historische Werkgroep van
Wateringen & Kwintsheul, geschreven door F.C. Groen.
foto's van 24 april 2001
Piet Lipman, eerste Westlandse pelgrim in 1913
Door: Aad
van Holstein
Uit: Westlandsche Courant
Editie: 22 maart 2003
Maart 1913. Voor
het eerst wordt er vanuit het Westland deelgenomen aan de Stille Omgang. Een
stille tocht door Amsterdam. De Wateringer Piet Lipman, de pionier van de stille
omgang vanuit het Westland, neemt in zijn eentje een initiatief met bijzondere
gevolgen.
Wateringen
Het is op
een zaterdagavond in maart 1913 dat Piet Lipman, bekend als fietsenmaker in
Wateringen, nog even op zijn gemak de krant inkijkt.
Ineens valt
zijn oog op de rubriek ‘Amsterdamse Brieven' waarin staat, dat nog in diezelfde
nacht een Stille Omgang door de stad zal worden gehouden. Daaraan nemen
niet alleen Amsterdammers maar ook mensen uit de omtrek deel. Piet bedenkt zich
geen ogenblik, loopt naar zijn kleine fietsenwerkplaats aan het Plein vlak naast
de Nederlands hervormde Kerk en haalt zijn Simplex stoomfiets te voorschijn. Hij
vult de tank en rijdt om half elf in zijn dooie eentje weg. Richting Amsterdam.
Zijn motor rijdt op riemaandrijving en is voorzien van canvasbanden en een
carbidverlichting. Bij Halfweg
passeert hij een vijftiental Haarlemmers, bezig zich te voet naar de hoofdstad
te begeven. Met enig bravoure rijdt hij hen voorbij, maar dat duurt niet lang,
want even verderop -vlak bij de suikerfabriek- krijgt hij zowaar een lekke
band. De Haarlemmers passeren de eerste Zuid-Hollandse pelgrim echter luid
biddend en besteden geen aandacht aan hem. Lipman, die
eigenlijk een beetje rekent op een 'barmhartige Samaritaan', probeert dan maar
in arrenmoede in het duister zijn band te repareren. En warempel, hij slaagt
erin de band geplakt te krijgen" zodat hij even later de groep weer inhaalt.
Alleen herhaalt de pech zich nog een keer, maar desondanks weet hij toch om
precies drie uur als eerste Westlandse pelgrim in de Mirakelstad aan te komen en
de omgang te maken ter ere van het feit, dat daar op 5 maart 1345 volgens de
overlevering een man in een huis aan de Kalverstraat ziek op bed lag en vreesde
te sterven.
Braakneigingen
Die man liet een priester roepen om hem te bedienen en van het Heilig Sacrament
te voorzien. Na het eten van de hostie kreeg de zieke braakneigingen en moest
tenslotte overgeven in het branden de haardvuur van zijn kamer. Maar na verloop
van tijd bleek dat hij niet alleen de hostie onbeschadigd had uitgebraakt, maar
dat bovendien het vuur de hostie niet had aangetast. Nadat de hostie de volgende
dag door de priester van de Oude of Nicolaaskerk weer was opgehaald, keerde de
hostie tot tweemaal toe op wonderbaarlijke wijze in het huis van de zieke man
terug. Voor de Amsterdammers een mirakel dat ze nog jaarlijks herdenken met een
Stille Omgang.
Zijspan
Piet Lipman heeft na zijn eerste deelneming aan de stille tocht de smaak zo te
pakken dat hij besluit om een jaar later weer op pelgrimstocht te gaan. Hij doet
dat opnieuw per motorfiets, maar nu voorzien van een zijspan, zodat hij iemand
kan meenemen. Het aantal Haarlemmers dat te voet naar de stad trekt, blijkt
inmiddels verdubbeld. Lipman schat het aantal deelnemers in totaal op zo'n
achthonderd personen. In 1915 wordt op de motor nog een duo gemonteerd, zodat er
nu drie ter bedevaart kunnen trekken. Het jaar daarop doen de gevolgen van de
oorlog 1914-1918 zich voelen. Er is geen druppel benzine. Maar Piet is niet voor
één gat te vangen. Hij organiseert een Stille Omgang in zijn eigen dorp
Wateringen. Die loopt via de Kerklaan, de Noordweg en de Kwak naar de
parochiekerk van St. Jan de Doper aan de Herenstraat. De oorlog is nog maar nauwelijks afgelopen of in
1919 trekken weer Wateringers naar Amsterdam. Nu gaat Lipman op stap met een
personenauto voor zes personen. Met deze auto wordt een groot gedeelte in het
donker gereden, omdat door de carbidverlichting die een wit gordijn vormt het
uitzicht naar voren ernstig wordt belemmerd. Het jaar daarop heeft ook Rinus
Scholten een auto en weer een jaar later beschikken drie Westlanders over een
auto, waarmee ze in totaal veertien pelgrimerende streekgenoten kunnen meenemen.
Het zijn Theo van Dijk uit Naaldwijk, Gerard van der Valk uit Poeldijk en Piet
Lipman uit Wateringen. Even lijken ze pech te hebben in 1922. Voor het eerst
wordt, zo is de bedoeling, een vrachtwagen ingezet met als eigenaar Q. Wubbels,
maar daags voor de omgang raakt die te water. Gelukkig weet iemand eenzelfde
wagen te charteren bij H. Asberg in Rijswijk. Daar worden rijtjes groentekisten
op neergezet die als zitplaats dienen voor de pelgrims. Omdat niet iedereen een
plaats heeft, nemen sommigen genoegen met een plaats op de achterklep van de
auto, waar ze wel flink kou lijden.
Autobus
In 1923 krijgt Lipman zijn eerste autobus. Hij noemt zijn busbedrijf VIOS,
Vooruitgang Is Ons Streven. De deelname aan de Stille Omgang wordt steeds
talrijker en het is in datzelfde jaar dat de vereniging Stille Omgang Westland
wordt opgericht. Voorzitter wordt P:C. van Leeuwen, P .H. Lipman wordt
secretaris en F. van Holstein, penningmeester.
Een van de eerste bussen van de VIOS.
(excuses voor de slechte kranten-foto, heeft U een betere?)
Het aantal
Westlandse deelnemers neemt dan sterk toe en groeit in 1932 uit tot 150. Met
daarbij Kwintsheul (dat een eigen vereniging heeft) en de andere Westlandse
plaatsen meegerekend, zijner in dat jaar vijfhonderd personen die vanuit de
streek naar Amsterdam vertrekken. Het gezelschap is intussen zo groot geworden,
dat voor het Westland in Amsterdam een eigen kerk voor een samenkomst wordt
aangewezen. Tot aan de
Tweede Wereldoorlog groeit het aantal deelnemers 20 tot 900. Maar de tweede
wereldoorlog zet een domper op het pelgrimeren. Ondanks dat er geen bussen en
ook geen brandstoffen meer zijn is er toch een Stille Omgang, zij het weer naar
Wateringen. Na de oorlog is de traditie nog een tijdlang voortgezet met weer
nieuwe bussen, maar wel met minder deelnemers.
In 1953 -nu 50 jaar geleden- wordt het 40-jarig bestaan van het genootschap al
in een wat sombere sfeer gevierd. De organisatoren wijten de teruggang van het
aantal deelnemers aan de gunstige conjunctuur en het zich wijzigende politieke
klimaat. Opmerkelijk is wel, dat in 1956 -tijdens de Hongaarse opstand de
pelgrimage ineens sterk toeneemt. Het gouden jaar 1963 wordt geen kroonjaar,
want de belangstelling neemt zienderogen af. Maar de Stille Omgang gaat nog
steeds elk jaar door.
Katten in Wateringen voor consumptie aangeboden.
Uit: Ouder Westland
Door: Aad van Holstein
Hoe het Westland de hongerwinter van 1945 beleeft is vooral op
te maken uit de advertenties die in de eerste maanden van 1945 in het
Zuidhollandsch Dagblad worden geplaatst. Het zijn soms ware noodkreten van
mensen, die er alles voor over hebben om aan etenswaren te komen.
'Wie kan mij inlichtingen geven over degenen, die in de Druivenstraat en
omgeving katten vangen en die voor consumptie aanbieden?' Dat is een tekst van
een advertentie die in het Zuid-Hollandsch Dagblad is geplaatst en afkomstig is
van Wateringer J. Vis. Onopvallend en toch door zijn inhoud weer opvallend staat
hij tussen tal van andere annonces, waarin van alles wordt aangeboden tegen
eetbare waar. Ze vullen soms de hele tweede pagina van de in totaal door papierschaarste
maar twee pagina's omvattende krant, die uitkomt in het formaat dat tegenwoordig
wel eens ten onrechte met tabloid wordt aangeduid. J. Vis woont zelf in de
Druivenstraat op nummer 7 en ergert zich kennelijk aan praktijken, die dus
blijkbaar niet alleen in de grote steden opgeld doen. Huisdieren slachten om ze
op te eten. Wellicht is hij zelf een kat kwijtgeraakt, maar dat meldt de
advertentie niet expliciet. Wat bij die particuliere advertenties ook opvalt, is
het grote aanbod van tabakswaren voor levensmiddelen of andere levensbehoeften.
Tabak wordt ook hier en daarin kassen geteeld. 'Ik heb tabak'; meldt iemand
wonend aan de Wateringscheweg 7 te Poeldijk, 'wil deze ruilen voor groene
erwten'. Kippen worden te ruil aangeboden voor hun eigen voer. H. Zwinkels van
de Noordweg 43a te Wateringen heeft er vier van een jaar oud in de aanbieding en
wel voor maïs.
T e ruil
'Te ruil. Een kookkachel en een invalidenwagen, in goeden staat zijnde, te
ruilen tegen aardappelen of andere levensmiddelen', meldt iemand uit Loosduinen.
Maar een Wateringer heeft nog harder eten nodig, want in zijn advertentie biedt
hij zowat alles aan wat je nodig hebt bij de maaltijd, maar waar je niets aan
hebt er geen eten is:. 'Wie ruilt een keukenuitzet, theeservies, eetservies en
ontbijtservies, alles als nieuw, voor levensmiddelen'. Te bevragen bij J. van
der Kraan, Appelstraat 7.
Soms wordt de ene etenswaar tegen de andere te ruil aangeboden, zoals door de
weduwe Kuypers uit Wateringen, die een vet konijn tegen levensmiddelen wil
ruilen. Maar niet alleen aan etenswaren, aan alles is gebrek. Zo ook aan
schoeisel. Iemand biedt een ronde mahoniehouten tafel aan in ruil voor
damesschoenen maat 39. Maar een Rijswijker heeft nou net weer een paar Robinson
schoenen te vergeven voor antraciet of levensmiddelen. En de vraag van iemand
uit Poeldijk 'wie er een tuintje van 5 á 600 roe te huur heeft, onverschillig
waar', moet ook komen van iemand die probeert over een paar maanden ook nog wat
'eigen eet' van het land te kunnen halen. In een advertentie van teler J. A. C.
Damen, Middelbroekweg 58A in Honselersdijk, waarin deze terstond een
flinke tuindersknecht vraagt, staat ook iets in die zin. Het gaat dan om
het alleszeggende regeltje 'vrij aardappelland' waar de knecht over mag
beschikken.
Vuil werk
Als deze knecht ook nog eens vuil werk doet, en dat zal best wel, kan zijn
baas op woensdag
31 Januari 1945 - volgens weer een andere advertentie - van 9 tot 12 uur bij het
distributiekantoor in Naaldwijk terecht om daar een speciaal rantsoen zeep op te
halen 'voor vuilen arbeid'. Nieuwe stamkaarten van al het personeel moeten
daarbij wel worden medegebracht, zo staat er. En dan zit er een addertje onder
het gras, want, zo lezen we: indien nog voorradig moet het restant van de vorige
naamlijst plus ingesloten nieuwe naamlijst worden medegebracht. Mochten er geen
naamlijsten' meer aanwezig zijn dan kunnen deze op het distributiekantoor op
bovengenoemde data gelijktijdig worden ingevuld. Van dat laatste zal maar weinig
gebruik gemaakt zijn, omdat nog steeds de vrees bestaat dat personeel naar
Duitsland zal worden getransporteerd. Ook opvallend is de advertentie van Th.
Nederpelt, Azaleastraat 19 uit Poeldijk, die een partij eenruiters en onderbouw
van een warenhuis en ijzeren warenhuis goten te koop aanbiedt. Tien tegen een
komen die uit het gebied rond 's-Gravenzande, waar ter wille van de Atlantikwal
veel huizen maar ook tuinderijen zijn afgebroken. En wat te denken van de advertentie: Ondergetekende brengt hiermede ter
kennis aan de abonne's van het Zuidhollandsch Dagblad te Loosduinen dat hij zijn
uiterste kracht zal inspannen om de bezorging zoo goed mogelijk te laten
functioneren. Hoogachtend, de plaatse- lijk agent A. Laurier, Burg.
Waldeckstraat 46. Zoiets plaats je alleen als je fysiek bijna niet meer in staat
bent te werken. 'Zijn Uw punten op of ongeldig?', schrijft P H. Rombout van. de
manufacturenhandel IKO in de Emmastraat in Naaldwijk in zijn advertentie, 'geen
bezwaar want wij zorgen dat U ook thans nog keurig gekleed kunt gaan. Want al Uw
kleeding kunt U bij ons laten stoomen, verven en repareeren en U krijgt het weer
als nieuw terug. Brengt daarom b. v. Uw mantels, jassen, japonnen, ,
handschoenen (ook leer) kousen, sokken, sjaals, dassen, hoeden, petten,
overhemden, blouses, onderkleeding, werkmanskleeding, dekens, vloerkleeden, ja
letterlijk alles bij IKO en wij verzorgen het tot in de uiterste puntjes voor U.
Desgewenscht vlugge bediening bij stoomen en verven'. Wat ook heel tekenend is voor het voorjaar van 1945 is de volgende
advertentie: 'H. H. Tuinders, Wegens werkzaamheden voor de Weermacht kunnen alle
orders niet tijdig worden afgewerkt. Aanvragen voor het bespuiten van kassen
kunnen nog wel worden ingediend. Gebrs. Vreugdenhil, Molenstraat 15, Naaldwijk'.
Kruideniers zitten met lege schap. pen. Dat melden ze niet, maar' tussen de
regels lees je het in hun advertenties wel degelijk. Zoals in die van de Wed. A.
J. Holtkamp, kruideniers en grutterswaren, wijnen, bier en gedistilleerd:
'Dikwijls konden wij u nog aan allerlei helpen. Wij zullen ernaar streven U zoo
goed mogelijk van dienst te zijn, ondanks de tegenwoordige beperkingen'.
Bakkers
De bakkers hebben het ook niet makkelijk. Brood- Beschuit en Banketbakkerij
S. C. M. Veenman, Geestweg 40a in Naaldwijk, meldt: 'Wij blijven trachten met
het beste brood te voorschijn te komen: ondanks de lastige tijdsomstandigheden
stellen wij ons gaarne geheel ten dienste van onze cliënten'. 'Steeds hebben wij
alles in het werk gesteld om voor uw bonnen het beste te leveren van het geen
voorradig was. Dikwijls dreigden groote moeilijkheden en dito belemmeringen,
doch altijd waren wij erop uit U zooveel mogelijk tevreden te stellen als maar
enigszins doenlijk was. Wij zullen dat naar best vermogen blijven doen. Wij
danken u voor uw medewerking: Vleeschhouwerij en Spekslagerij R. G. Scholtes &
Zn, Kerkplein 22 Monster'. De inhoud van de advertentie van een andere bakker
waarin' wordt gemeld: 'Van den Berg's brood, da's pas brood' kan ondergetekende
volmondig beamen. In de maanden januari tot mei 1945 mag schrijver dezes elke
avond om zes uur Zich als 9 jarige jongen in de Rerenstraat op nummer 35 bij
bakker Cor van den Berg melden om net zoveel boterhammen te komen eten als hij
lust. Zoiets vergeet je nooit meer.
Ontvangen op 24-12-2010
Geachte heer /Mevrouw Koppenol,
Ik las op uw website van het Westland het een en ander over de Stad
Wateringen en het artikel betreffende de NH kerk aldaar, het interessantste
las ik over de preekstoel van deze kerk die voor heen door Frederik Hendrik
is laten plaatsen in de kerk van het Huis Honselaarsdijk. Van 1621 tot 1631
heeft de verbouwing geduurd met verbinding van het oude kasteel.
De waranda meester is familie van mij en zijn naam was Adriaan de Milde, zijn
broer
Dirk de Milde was timmerman en meubelmaker en maakte de preekstoel van het
huis die na de sloop in 1850 is hij verplaatst naar Wateringen. De dood van
de erfgenaam Johan Willem Friso, verdronken nabij de moerdijk in het
Hollandsdiep, was de reden dat het huis in andere vreemde handen kwam.
Frederik van Pruisen was een achterkleinzoon van Frederik Hendrik en kwam
dus na Johan aanbod. De Pruisen hadden schijnbaar weinig op met het huis en
de verwaarlozing begon, vermoedelijk was het oorlog voeren de reden en dan
heb je vooral geld nodig. Het huis kwam toch weer in bezit van de oranjes
door Anna van Hannover maar was niet meer te redden, er werd wat bij
gebouwen gerestaureerd en bewoond door Prinses Caroline.
Met Vriendelijke groet,
Petrus Droogleever
1940, hoge Duitse officier
doodgeschoten.
Bij het huis van
Pieter Bouman aan de Schoollaan 32 in Wateringen is in het begin van de
Tweede Wereldoorlog een hoge Duitse officier doodgeschoten. Daar zit het
volgende verhaal aan vast. Onder de rook van
Kijkduin is in de mobilisatiemaanden (1938/1939) het hulpvliegveld
Ockenburg aangelegd. Gelegen in het verlengde van de Haagse Laan van
Meerdervoort meet het 650 bij ruim 200 m. In de meidagen van 1940 wordt
vliegveld Ockenburg bezet door een grote groep Duitse parachutisten. Er
is toen hevig gevochten. De Duitsers worden weer van het vliegveld
verdreven en slaan op de vlucht. De toegangswegen naar Den Haag en
Loosduinen zijn echter afgesloten. Op internet (www.vliegveld-ockenburg.net)
de volgende informatie:
Ongeveer 360 Duitsers hadden zich onder leiding van generaal Hans Emil
Otto Graf von Sponeck tijdig kunnen terugtrekken in de bossen van het
landgoed Ockenburg alwaar zij zich verschansten. In de late avond van de
10e mei had de generaal, via de radio, de order ontvangen om op te
trekken richting het Rotterdamse Overschie. Overdag op de 11e mei
hielden de Nederlanders zich bezig met het versterken en beveiligen van
hun posities in en om het vliegveld. In de middag wierpen Duitse
vliegtuigen munitie en levensmiddelen per parachute af, de
landingsplaats werd onder vuur genomen waardoor het de Duitsers werd
belet om zich van e.e.a. meester te maken. Verder werd van tijd tot tijd
vijandelijk mitrailleur- en mortiervuur ontvangen uit de bossen. Dit
werd beantwoord met mortiervuur op de boerderijen Blijrust en Solleveld
en artillerievuur op de bossen Ockenburg en Ockenrode aangezien men
vermoedde dat zich daar nog Duitsers bevonden. Omstreeks tien uur 's avonds op de 11e mei had Hans Emil Otto Graf von
Sponeck met zijn groep de nachtelijk mars ingezet en hadden zij de
bossen van Ockenburg verlaten. Nederlandse troepen (Grenadiers en
Jagers) die in de vroege morgen van 12 mei (omstreeks 02:45 uur) het
landgoed wilden innemen, kregen dan ook geen enkele weerstand van de
enkele Duitse soldaten die waren achtergebleven. Deze gaven aan dat de
overgebleven troepen enige tijd daarvoor het landgoed in zuidelijk
richting hadden verlaten.
Hans Emil Otto Graf von Spneck.
geb. 12
februari
1888
gefusilleerd
23 juli
1944
Rond half drie kwam deze groep aan bij Wateringen, hier kwamen zij in
gevecht met troepen die het aldaar gevestigde stafkwartier van de
commandant van de Groep 's-Gravenhage beveiligden. Na enkele uren zagen
de Duitsers kans om met vier gestolen bussen van de firma ‘VIOS’ te
vluchten richting Den Hoorn. De 12e mei verbleef de groep-von Sponeck in
het dorpje 't Woudt, op 13 mei wisten ze uiteindelijk via Schipluiden
Overschie te bereiken en hebben daar stand kunnen houden tot aan de
Nederlandse capitulatie. Zoals je in het
stukje hierboven kunt lezen, vechten ze in Wateringen. En dat gebeurt
onder meer op het land van Pieter Bouman. De groep Duitsers is daarheen
gegaan, vechtend met Nederlandse militairen die in het Bondsgebouw aan
het begin van de Herenstraat zitten. Die zitten daar als voorpost, om de
weg vrij te houden als de koningin naar Engeland zou willen vluchten. Bij de waterput
rechts naast het huis krijgt op 12 mei 1940 het hoofd van de Duitse
parachutistengroep, die gewond is, de laatste kogel van de Nederlandse
militairen.
Die hoge Duitse officier is daar op de Schoollaan doodgebloed. De hond
van de familie Bouman is zó bang voor al dat bloed, dat hij er niet
langs durft te lopen. De Duitsers willen de hond doodschieten, maar
Hanny Bouman springt ervoor en dan durven ze niet. Haar vader moet dan
met de Duitsers mee naar boven, waar ze willen kijken of er ook mensen
verstopt zijn. Iedereen is natuurlijk doodsbang.
Hanny Bouman vertelt:
"Een
scherpschutter van de Nederlandse soldaten had al enkele malen iets zien
bewegen maar had nog maar 1 kogel en dacht "als ik het weer zie schiet
ik" en ja, de Duitser klom op de waterput en werd getroffen naast de
achterdeur van de serre. En ons gezin werd krijgsgevangen gemaakt en
moest als levende dekking voor de Duitsers dienen. Kogels van voor en
achter om je oren. Goddank bleven wij allen gespaard. Alleen zou mijn
broer Kees worden doodgeschoten als represaille. Ik fluisterde Kees in
het oor (nadat een Duitse militair was gewond geschoten) "meld je aan om
hem naar het hospitaal te brengen". Dat heeft hij gedaan en zo heeft hij
het overleefd."
Bovenstaand verhaal
ontvangen van Riana Luijks uit Utrecht op 27-04-2011 waarvoor onze
hartelijke dank.
Stoomspuit blust brand in toren Ned. Herv. Kerk
Wateringen.
Klik op de afbeelding voor een groter formaat.
Door: aad van Holstein
Uit: AD Westland
Editie: 13 september 2012
Honderdtwintig jaar geleden was Wateringen in rep en
roer.
De kerktoren staat in brand. Waar haal je zo gauw een stoomspuit
vandaan? Uit Den Haag natuurlijk!
Het is dinsdagavond 13 juni 1882. De hele dag is het drukkend warm.
Het zweet loopt menig werk- man in de tuinderijen van het Westland
tappelings van het voorhoofd. Aan het eind van de lange werkdag - velen
werken van 's morgens vroeg tot 's avonds de duisternis invalt - gaat
menigeen te voet naar huis terug, bezorgd kijkend naar de dichttrekkende
lucht. Dat voorspelt niet veel goeds. Weersverwachtingen kent men nog
niet, maar uit ervaring weten ze dat er onweer in de lucht zit. Tegen zevenen vallen de eerste druppels uit een steeds donker
wordende hemel. Het bliksemt in de verte, de donder ketst ratelend over
de weilanden, de boomgaarden en de tuinderijen. Tot opeens een felle,
knetterende bliksemstraal zich met ongekende kracht in de toren van de
Nederlands hervormde kerk aan het Plein boort.
TRILLEN
Burgemeester C.P. Hoek voelt het bureau waar hij aan zit te werken
helemaal trillen. Het gemeentehuis staat vlakbij de kerk. Hij denkt met-
een dat er sprake moet zijn van een inslag. Vlug kijkt hij uit het raam
en ziet rook kringelen uit de spits van de toren van de eeuwenoude kerk.
Hier moet onmiddellijk gehandeld worden, weet hij en alarmeert met een
de brandweer, die uit 163 man bestaat. De meesten komen direct af op het
luiden van de brandklok. Onder leiding van A. Lipman sr. komen ze snel
in actie om de twee brandspuiten waarover Wateringen beschikt in te
zetten. Een spuit zetten ze halverwege in de toren, de andere blijft
beneden. Het water pompen ze naar het reservoir in de toren, waarmee de
brandhaard in de spits effectief kali worden aangepakt. Alleen vreest
men dat het zware ijzeren kruis, dat samen met de torenhaan bovenop het
kerkgebouw staat, zal vallen en zo veel schade zal aanrichten. Maar
gelukkig komt het gevaarte op het Plein terecht. Burgemeester Hoek wil
toch voor de zekerheid de assistentie van de Haagse brandweer inroept.
Die beschikt over een moderne stoombrandspuit. Het gemeentebestuur
telegrafeert daarom snel naar Den Haag. Zoals men daar gewend is, komt
de brandweer razendsnel in actie. De paarden zijn op onverwacht
uitrukken getraind. Ze staan al ingespannen klaar en trekken de
stoombrandspuit, die - het woord zegt het al - door stoom wordt
aangedreven, op het eerste commando voort, richting het nabijgelegen
Wateringen. Onder stoom draven de paarden met het blusvoertuig met
deskundige bemanning aan boord naar de brand. Van verre zien de
brandweerlieden al een rookpluim boven de toren omhoog klimmen. Daar
moeten ze zijn. Neervallend vuur bedreigt echter intussen wel het
eigenlijke kerkgebouw, zodat snelheid geboden is.
Bijna twee uur na de blikseminslag komt de stoomspuit op het Plein
aan. Ze tappen aan de ene kant het water uit de vaart langs de
Herenstraat en leiden dat via dikke slangen naar de kerk. Zo vlug als
het kan geeft de spuit water. En meteen beginnen de brandweerlieden met
het nathouden van het kerkgebouw en het definitief in de kiem smoren van
het vuur in de toren.
TAPPERIJEN
De volgende maatregel die burgemeester Hoek neemt, is het direct sluiten
van alle in het dorp gevestigde tapperijen. Hij doet dat ter voorkoming
van onaangenaamheden, die kennelijk in het verleden zich in dergelijke
omstandigheden hebben voorgedaan. Om half een 's nachts is de brandweer
de brand de baas. Naar schatting drie meter van de toren is dan door de
vlammen verwoest. De burgemeester is al die tijd aanwezig gebleven en
dankt, staande voor het raadhuis, na afloop de eigen en de Haagse
brandweerlieden voor de hulpvaardigheid.
De volgende ochtend om half vijf ontdekken Wateringse
brandweerlieden, die de wacht houden bij de kerk, dat aan de Noordwestzijde van het kerkdak vlammen onder de
dakpannen vandaan komen, wellicht veroorzaakt door een vonk die tussen
de pannen op het houtwerk is blijven smeulen. Met twintig emmers slagen
de brandweerlieden erin dit gevaar te keren.
Stoomspuit zoals gebruikt zou kunnen zijn bij het
blussen van de brand in Ned. Herv. Kerk te Wateringen.
Uit:
De Wateringse Vaart in de vorige eeuw
(deel 1)
Uit: WestlandToen
Editie: jaargang 4, mei 2018
Door: Joop Alleblas
Met zijn oude huisjes en vele boogbruggetjes over de Vaart was
Wateringen in de vorige eeuw een pittoresk dorpje. ’s Zomers gleden
tuindersschuiten met kleurrijke groenten en fruit over het water naar de
veiling. In de winter schaatsten de kinderen over het ijs naar school.
ln 1956 werd begonnen met het dempen van de Vaart en veranderde
Wateringen in snel tempo. Oktober 1958 was het karwei geklaard. In een
serie van 7 afleveringen (we proberen ze alle zeven op te sporen) schetst
Joop Alleblas zijn herinneringen aan deze ingrijpende gebeurtenis.
Plannen, droogleggen en baggeren.
Gemengde gevoelens.
Halverwege de vorige eeuw werden er plannen gemaakt om de Wateringse
Vaart te dempen. De smalle onveilige Herenstraat moest verbreed worden.
De plannen van de gemeenteraad werden met gemengde gevoelens door de
burgers ontvangen. Velen vonden het een uitkomst dat die smalle steeds
drukker wordende Herenstraat eindelijk verbreed werd. Het kwam de
veiligheid en de doorstroming van het verkeer ten goede, het zou goed
zijn voor de middenstand en het hoorde bij de moderne tijd. Wateringen
zou mooier worden en alles zou sneller gaan. Dat viel niet bij iedereen
in goede aarde.
Bezwaren van tuinders.
Met name tuinders die al decennialang hun schuit volgeladen met groenten
en fruit via de Vaart naar de veiling boomden tekenden bezwaar aan. De
veranderingen kwamen voor hen hard aan en zouden veel geld kosten. Zij
zouden nu plotseling een auto aan moeten schaffen, hun paden moeten
verharden en allerlei andere kosten moeten maken omdat voor een auto
andere voorzieningen nodig zijn dan voor een schuit. Hun bezwaren werden
niet gehonoreerd. Zij kregen geen schadevergoeding voor de gedwongen
aanschaffing van rijdend materiaal. Volgens de gemeente hadden de
tuinders nu voordeel doordat zij gemakkelijker bereikbaar waren. Die
voordelen wogen volgens de gemeenteraad ruimschoots op tegen de nadelen.
Scheepswerf.
Ook de familie Van der Kleij van de scheepswerf aan de Heulweg (zie
foto) zag in het dempen van de vaart een bedreiging voor haar
voortbestaan en diende een bezwaarschrift in bij de gemeente. De werf
zou na het dempen van de Vaart niet meer bereikbaar zijn voor tuinders
uit de Herenstraat en het Oosteinde. De open verbinding met de Strijp en
de Rijnerwatering zou in één klap verdwijnen. Ook die bezwaren werden
door de gemeente weggewoven. Het werk op de werf liep in de vijftiger
jaren geleidelijk aan terug. Het tijdperk van de ontsluiting van
bedrijven had zijn intrede gedaan. Dat betekende meer auto's en minder
schuiten en minder nering voor Van der Kleij. De werf, die al sinds 1750
op die plek was gevestigd, zou daardoor niet meer rendabel kunnen
functioneren en enkele jaren na het dempen van de Vaart ter ziele gaan.
De
Scheepswerf Van der Kleij.
Op de foto met pet op: Evert. Van der Kleij, naast hem zijn zoon Joh, P.
van der Kleij
en met het hoofdje boven de boeg uit Evert jr. Links blootshoofds:
secretarie beambte dhr. v.d. Gulik.
Foto: Historische Werkgroep Oud Wateringen& Kwintsheul
Het begin, 1956
Ineens was het zover. De Vaart werd - ondanks de bezwaren van 27
tuinders en de scheepswerf van Van der Kleij aan de Heulweg - gedempt.
Het bedrijf van A. Kraal was het werk gegund. Machines en ander zwaar
materieel werden met veel kabaal de Herenstraat in gereden en het dempen
kon beginnen. Dat gebeurde in verschillende fasen. Eerst moest het water
weggepompt worden. Het eerste stuk dat droog gelegd werd, liep ongeveer
van de Dorpskade tot het Plein. Steeds werd een nieuw stuk afgeschot met
dikke platte houten palen die met een heiblok de bagger werden
ingedreven. De damwand liet bijna geen water door omdat de palen met
messing en groef feilloos in elkaar sloten. Een grote lawaaierige pomp zoog
het afgezette stuk vervolgens leeg. Voor de bewoners van de Herenstraat
waren het onrustige tijden. Al heel vroeg begonnen de werkzaamheden die
tot het vallen van de avond voortduurden. Geronk van motoren, het
dreunen van het heiblok en geschreeuw van werklui verstoorden het leven
in het tot dan zo rustige dorp. De pomp bleef zelfs “s nachts gewoon in
bedrijf. Vooral de bewoners van de Herenstraat klaagden steen en been.
In en rondom de Vaart was het een geweldige blubbertroep. Het was er één
grote rommelige smeerboel. Tussen de plakkaten klei en modder stonden
machines en werktuigen schots en scheef in de anders zo deftige straat.
Overal lagen materialen en gereedschappen, mannen in overalls en
lieslaarzen bepaalden het dorpsbeeld. Op open plekken tussen de
losstaande huizen waren keten (een soort ouderwetse woonwagens) voor de
werklui neergezet. Daar aten ze hun boterhammen en dronken ze 'n bakkie.
Op die momenten keerde de rust weer even terug.
Reacties lezers naar:
joopalleblas@kpnmail.nl
Door:
De Wateringse Vaart in de vorige eeuw
(deel 2)
Uit: WestlandToen
Editie: jaargang 4, juni 2018
Door: Joop Alleblas
Met zijn oude huisjes en vele boogbruggetjes over de Vaart was
Wateringen in de vorige eeuw een pittoresk dorpje. 's Zomers gleden
tuinders-schuiten met kleurrijke groenten en fruit over het water naar
de veiling. In de winter schaatsten de kinderen over het ijs naar
school. in 1956 werd begonnen met het dempen van de Vaart en veranderde
Wateringen in snel tempo. Oktober 1958 was het karwei geklaard.
Een eindeloze speelplaats
Betonnen kokers
Elke keer werd er een nieuw stuk van de Vaart afgepaald en leeggepompt.
Er was altijd wel wat te beleven. De boogbruggetjes werden losgewrikt en
met een grote kraan op de straat neergezet. Daar werden ze gedemonteerd
en in grote stukken op vrachtwagens getakeld. Vanwege het toekomstig
verzakkings gevaar voor de nieuwe weg moest alle bagger uit de sloot.
Uren kon ik kijken naar de dragline die de modder met een grote ijzeren
grijper ophaalde en die leegstortte in een klaarstaande vrachtauto. Als
de Vaart tot de blauwe klei was uitgebaggerd werden er houten palen
langer Clan Lien meter, dennenbomen zonder zijtakken, in geheid. Zij
moesten het fundament dragen voor een later te maken betonnen koker,
waardoor het water vanaf de Heulweg naar het Oosteinde onder de nieuwe
weg door zou kunnen stromen. Voor de aansluitingen van de rioleríngen
voor de huizen in de Herenstraat liep aan weerszijden van die grote
koker een kleinere ovale koker. Daar kropen we als mollen tientallen
meters doorheen naar een lichtpunt in de verte.
Speelplaats
De leeg gepompte Vaart was een eindeloze speelplaats. Vooral op zondag
als de werklui er niet waren, konden we er uren ongestoord ons gang
gaan. De betonnen koker was een uitstekende schuilplaats en daardoor ook
onze bondgenoot in de strijd tegen de Edelwacht; een kerkdienst voor
katholieke kinderen die nota bene om drie uur op zondagmiddag gehouden
werd. Met onze zondagse kleren klauterden we naar beneden in de koker en
rookten er sigarettenpeukjes. Thuis werd er op mij gefoeterd omdat mijn
kleren vol zwarte vlekken zaten van de geteerde binnenkant van de koker.
Geweer
Op de leeggepompte stukken was van alles te vinden dat in de loop der
eeuwen in het water terecht gekomen was. Oude fietsen, potten en pannen
en afgedankte gereedschappen. Op een droogstaand stuk vond ik op een
dag een geweer. Een enorm geval met een grote ijzeren knobbel aan de
zijkant. Van mijn vader had ik wel eens gehoord dat de Nederlandse
soldaten in de oorlog hun geweren liever in het water gooiden dan ze aan
de Duitsers te geven. Precies op het moment dat ik het ding mee naar
huis wilde nemen, kwam Bart Beukers, opzichter van de gemeente, langs
fietsen. “Geef dat geweer maar eens hier ventje,” zei hij “dan zal ik
het meteen naar het politiebureau brengen, want dit is veel te
gevaarlijk voor jou”. Ik stak het omhoog en hij pakte het voorzichtig
aan. Het was verroest en zwaar. De volgende dag zagen we elkaar weer.
Hij vertelde dat er nog drie kogels in hadden gezeten. “Er had wel iets
verschrikkelijks kunnen gebeuren” zei hij met een bezorgd gezicht. Door
zijn slagvaardig optreden was dat net op tijd voorkomen. Dat mocht dan
wel zo zijn, maar ik was mooi mijn antieke geweer kwijt.
Dempen vaart Wateringen
Foto: Historische Werkgroep Oud Wateringen & Kwintsheul
Dempen vaart Wateringen
Foto: Historische Werkgroep Oud Wateringen & Kwintsheul
Paling
En er kwam veel vis tevoorschijn. Ik liep hele dagen in die troep te
scholieren en elke keer ving ik paling en zeelt. Met grote laarzen aan
trok ik door de leeggepompte, blubberige Sloot. Bij elke stap voelde ik
de bagger zuigen. Aan de kanten was redelijk goed te lopen, maar een
paar stapjes naar het midden en je zou tot je middel in de modder
zakken. De vissen konden geen kant meer op. Ze zochten het diepste punt
om nog een beetje te kunnen zwemmen. Met een schepnet probeerde ik de
paling te verschalken. De roodkaken die ik hier nog niet zo lang geleden
ving. waren ineens niet meer interessant. Paling wilde ik vangen.
Paling, dikke paling, er zaten er genoeg en ik ving ze bij tientallen.
Tot mijn kruis stond ik er voor in de modder, ik greep ze in hun
glibberige vel. Ik ving ze voor thuis maar het was minstens zo
belangrijk dat ik er mijn zakgeld mee aan kon vullen door de paling te
verkopen aan Keetje Bom, die een sigarettenwinkeltje runde, of aan Piet
Brabander, de kruidenier.
Reacties lezers naar:
joopalleblas@kpnmail.nl
Door:
De Wateringse Vaart in de vorige eeuw
(deel 4)
(Helaas hebben wij deel 3 nog niet ontvangen)
Uit: WestlandToen
Editie: jaargang 4, Oktober 2018
Door: Joop Alleblas
Baggeren, stutten en ijzervlechten
Wateringen 1957 / 1958
Het dempen van de Vaart vorderde. Het ene na het andere stuk werd
drooggelegd. Uitbaggeren, kanten stutten, heren, betonnen voet storten,
ijzervlechten, kokers maken en opvullen met zand. Het karwei aan de
Vaart heeft twee jaar geduurd. In de Herenstraat werd met groot
materieel gewerkt. Het was er een bedrijvigheid van jewelste. Niet meer
de kalme regelmaat van de tuindersschepen die tweemaal daags over de
Vaart voeren en het ritme van het dorp bepaalden, maar nu was het 't
nerveuze gebonk van het heien dat voelbaar en hoorbaar was tot in de
schoolbanken. Regelmatig moest de meester de lessen even stilleggen
omdat hij onverstaanbaar geworden was. De hoge heimachine en hijskraan
van A. Kraal waren niet meer weg te denken tussen de lage huizen. De
ijzeren armen staken ver uit boven de rokende schoorstenen van de
ketelhuizen van de tuinderijen. In de top van de dragline draaide een
wiel met dikke spaken. Dagen achtereen werd er gebaggerd, lk bleef
kijken tot ik de bel op liet schoolplein hoorde klingelen. Op het
laatste ogenblik sprintte ik pas weg. In de middagpauze bewonderde ik
weer de imposante machines. Een eindeloze rij vrachtauto's reed ronkend,
rokend en schokkend de bagger weg. De olie- en benzineluchten zaten
”s avonds nog in mijn kleren. Een groot Verschil met de tomaten lucht
van mijn vaders kleren.
Einde levensader
De Vaart was altijd een open riool geweest maar door de verbinding met
het buitenwater had hij nooit hinderlijk gestonken. De stroming voerde
het afval mee naar dieper en donkerder water. Nu stond het water stil,
het had een vreemde kleur. De levensader van Wateringen had definitief
zijn functie verloren. Al bij het afschotten van het eerste stuk kon er
geen schuit meer doorheen en was er tot honderden meters verder geen
beweging meer in het water. Het prachtige stelsel van sloten en
waterwegen rond Wateringen werd daardoor in één klap nutteloos. Aan de
zuidkant van het dorp waar de Vaart vroeger doorliep naar de Heulweg en
de Hollewatering, was nu een zware betonnen schoeiing te zien. De
bovenrand van de grote koker stak net boven water uit. Vanaf daar werd
de Vaart dwars door het dorp langzaam maar zeker gedempt. Steeds werd er
een stuk uit het vertrouwde leven geknipt. Aan de noordkant van
Wateringen was vervoer per schuit nog mogelijk. Dat was alleen van
belang voor een handvol tuinders in het Oosteinde en aan de Strijpkade
die op Sammersbrug veilde een kleine veiling vlak tegen Den Haag.
Verzakkingen
Ik besefte nog niet half dat dit de keerzijde was van de sensatie die ik
aan het dempen beleefde. In plaats daarvan genoot ik van die drukte rond
de Vaart. Met ontzag keek ik naar de enorme ladingen boomstammen die met
vrachtauto’s werden aangevoerd. Het was een machtig gezicht hoe de zware
wagens door de smalle Herenstraat naast de leeggepompte Vaart
manoeuvreerden. Dat ging niet altijd goed. Een zware vrachtwagen zakte
steeds dieper weg in de zachte ondergrond in de richting van de Vaart.
De schoeiing dreigde het daardoor te begeven. Met groot materieel moest
de wagen uit zijn netelige situatie worden bevrijd. Er werden in het
vervolg dikke boomstammen tussen de twee kademuren aangebracht om het
gevaar te keren.
Stutten van de schoeiing
Een kraan takelde de boomstammen een voor één naar hun plaats. Ze werden
door werklui met de hand op maat gezaagd. Kerels met spierballen zo
groot als meloenen en nekken die in omtrek niet veel onderdeden voor die
van de heipalen, banjerden met hun hoge laarzen door de modder. Tussen
hen in lag de precies op maat te zagen boomstam. Met een zware boomzaag
met houten handvatten zaagden ze er een stuk vanaf. De damp steeg op van
hun glimmende ruggen. Dan werd de stam tussen de beide schoeiingkanalen
ingeklemd om instortingsgevaar tegen te gaan. Als de boomstam op zijn
plaats zat werd er aan weerszijden met een enorme hamer nog een houten
wig tussen de stam en de kade geslagen. Om de vijf meter zat zo'n
boomstam. Het hele stelsel van boomstammen hield de twee kades in
bedwang en moest de veiligheid van het verkeer in de Herenstraat en van
de werkers in de drooggelegde Vaart' garanderen. De schoeiing aan de
wegkant, waar de zware auto’s reden, had de steun het hardste nodig.
Boven de zware olielucht van de heimachine en de vrachtwagens, rook ik
de pittige lucht van het pas gezaagde verse hout. Het leek wel of de
boomstammen rechtstreeks uit het bos hier naar toe gebracht waren. Een
schrale troost in een zich steeds duidelijker aftekenend definitief
scenario.
Reacties lezers naar:
joopalleblas@kpnmail.nl
Door:
De Wateringse Vaart in de vorige eeuw
(deel 5)
Uit: WestlandToen
Editie: jaargang 4, november 2018
Door: Joop Alleblas
Boegsprietlopers en stratenmakers
Boegspriet lopen
Elke keer als er een stuk was droog gepompt, werden tussen de beide
kades van de Vaart dikke boomstammen geklemd om instortingsgevaar te
voorkomen. Op de boomstammen werden gevaarlijke spelletjes gespeeld. Je
kon van de ene naar de andere kant lopen. Boegsprietlopen noemden we
het. De grootste waaghalzen waren hier in hun element. Ze balanceerden
als circusartiesten over de boomstammen naar de overkant, hun armen wijd
en hun blik strak op het einde van de paal. En publiek was er altijd. Ze
waren zich bewust van hun stunt. Sijssie Noordermeer liep achteruit
voetje voor voetje boven de gapende diepte. Eenmaal veilig aan de
overkant klapte iedereen opgelucht ín de handen. Naar gelang het werk vorderde
werden we roekelozer. Sommige jongens renden over de palen naar de
overkant en weer anderen durfden het met hun handen in hun zakken.
Hoewel ik lenig en snel was, hield ik mij wat op de achtergrond. Ik
durfde wel maar zag de lol er niet van in. Vlugger en veiliger liep ik
over de boogbruggen die nog steeds boven al die stammen hun roestige
ruggen kromden. De weinige keren dat ik over een boomstam liep, koos ik
er zorgvuldig een zonder verraderlijke uitsteeksels van afgezaagde
takken. Ik lette goed op obstakels onder de palen. Boomstammen waaronder
zware gereedschappen en buizen lagen, vermeed ik nauwkeurig.
Ongelukkige val
De koppen van de heipalen die nog een halve meter boven de klei
uitstaken waren het gevaarlijkst, Ik heb er iemand op te pletter zien
vallen. Een jongen uit de hoogste klas was er precies met zijn rug op
terecht gekomen. Daar lag hij, opgevouwen, knieën opgetrokken en met een
van pijn vertrokken en vuil gezicht. Een verkreukeld hoopje mens. Zijn
grimassen deden me verstijven. Hij probeerde te huilen maar kwam niet
verder dan het slaken van angstige kreten. Zijn kleren zaten onder het
bloed. Het gebeurde vlak voor het huis van dokter Janssen. De dokter
daalde in zijn witte jas vanuit zijn voordeur af de blubberige diepte in
naar de gewonde. Door de werklui werd de jongen op een brancard gelegd
en naar boven gedragen. Er kwam bloed uit zijn neus en uit zijn mond. Ik
nam mij voor nooit meer op zo'n boomstam te balanceren, maar veilig over
de noodbrug naar school te gaan.
Stratenmakers
Het werk aan de Vaart ging door. De ruimte boven en naast de kokers werd
volgestort met zand. Daarna kwamen de stratenmakers. Stoere mannen met
stukken autoband om hun knieën. Bergen nieuwe schone straatklinkers
werden door sjofels op het uitgevlakte zand gestort. Het getik van
gereedschap op de harde stenen, bepaalde nu het ritme van de vooruitgang
in het dorp. Zij rolden hun stenen tapijt langzaam uit. De nieuwe weg
werd breed. Hij liep deels over de oude sloot en deels over de oude
Herenstraat. Aan twee kanten kwam een brede stoep. Bij het heldere
lichtschijnsel van de nieuwe lantaarnpalen zag het er allemaal strak en
rustig uit. Het dorp veranderde, alles was ineens zo nieuw en groot. Ik
probeerde mij de schutten met groente voor de geest te halen die vroeger
bij tientallen als een gekleurd lint door het dorp gleden. Ik dacht
terug aan de keren dat ik tussen de bloemkool en de komkommers mee
liftte naar school en zag de bruggetjes weer waar we onderdoor gingen en
waarvoor ik dieper dan nodig bukte. Behendig sprong ik bij de poort van
de speelplaats van mijn school weer van de schuit en zag ik de schipper
verder bomen.
De laatste loodjes
Aan de andere kant van de Herenstraat ter hoogte van de Kwaklaan werd er
weer een stuk leeggepompt en uitgebaggerd. Ik kende ondertussen alle
opeenvolgende werkzaamheden. Op de heipalen werd de betonnen voet
gestort. Weken achtereen zag ik betonvlechters met kromme ruggen en rode
hoofden bezig met de bewapening van de koker. Het verbaasde me elke keer
weer dat ze zolang gebukt konden blijven staan. Op het gedroogde beton
werd aan de buitenkant van de koker een laag teer gesmeerd. Dan kwamen
de zandwagens weer, kiepwagens zeiden de kleine kinderen. Ze reden dagen
achtereen met hun zware vracht door de dorpsstraat. De kleintjes
speelden in het zand: één grote zandbak. Ik was de tijd van de
zandtaartjes ontgroeid. Het allerlaatste stuk werd in de
zomer van 1958 gedempt. De nieuwe weg zou in het Oosteinde precies tot
het oude huis van opa en tante Jeanne tegenover de Uilenlaan lopen.
Twintig jaar later zou het resterend deel van de Vaart in het Oosteinde
tot aan de Rijnerwatering gedempt worden. Dat betekende niet alleen het
definitieve einde van het aanzien van mijn mooie dorp maar was
tegelijkertijd het begin van een verder toenemende verkeersdrukte en
geluidsoverlast.
Reacties lezers naar:
joopalleblas@kpnmail.nl
Door:
De Wateringse Vaart in de vorige eeuw
(deel 6)
Uit: WestlandToen
Editie: jaargang 4, december 2018
Door: Joop Alleblas
De opening van de nieuwe weg
De burgemeester
Oktober 1958. Ik was bepaald niet in feeststemming toen de nieuwe weg
werd geopend. Mijn nieuwsgierigheid was echter te groot om thuis te
blijven. Er speelde een fanfare en er waren majorettes. Een groep
notabelen klapt: beschaafd toen burgemeester Meissen zijn toespraak
beëindigd had. Voor hem was het een extra feestdag omdat hij nu precies
twaalf-en-half jaar het ambt van burgemeester bekleedde. De felicitaties
waren niet van de lucht. Iedereen was chique gekleed. De heren in het
zwart, de dames met grote hoeden op. Op het Plein bij de Hervormde kerk
werd een lint doorgeknipt door de burgemeester. De hele stoet schreed
langzaam over de nieuwe brede bestrating naar de andere kant van het
dorp. De burgemeester samen met zijn vrouw en de leden van de
gemeenteraad voorop. Direct daarachter de pastoor en de notaris. Nog nooit had ik zoveel deftige
mensen bij elkaar gezien. Ze keken naar links en naar rechts en zwaaiden
naar de dorpelingen op de stoep. Wat ze tegen elkaar zeiden was voor mij
onverstaanbaar. Blijkbaar was het amusant want ze lachten voortdurend.
Voor de nieuwe weg onder hun voeten hadden ze weinig oog. Ik liep aan de
kant mee met het voorste groepje hoogwaardigheidsbekleders. Een agent
die vond dat ik te dichtbij kwam, probeerde mij weg te sturen. Snel liep
ik achter de mensen langs om een stukje verderop weer vlakbij de
burgemeester op de weg te springen. Op de maat van de muziek stapte ik
met de notabelen mee. Net voorbij de Katholieke kerk keerde de stoet en
liep in een iets hoger tempo terug naar het gemeentehuis voor een
feestelijke receptie.
Drukte
Langzaam drong het tot mij door dat mijn dorp veranderd was. In een paar
jaar tijd was het pittoreske slingerdorp, met de sierlijke bruggen en.
achttiende eeuwse huizen dicht tegen het water van de Vaart, veranderd
in een brede weg waarover auto's raasden. Er gebeurden ongelukken. Op
school werden klaar-overs opgeleid. Ze moesten andere kinderen veilig
naar de overkant van de nieuwe weg loodsen. Met een fluitje en een
stopbordje hielden ze de auto's tegen. Ik vond het vreemd en verwonderde
mij erover dat de auto's inderdaad stopten. De meester op school zei dat
het allemaal bij de moderne tijd hoorde. Maar deze moderne tijd met zijn
gevaarlijke auto's die over de oude sloot in de Herenstraat denderden,
kon mij niet bekoren. Wateringen was zijn traag stromende water kwijt en
had er een lang uitgerold stenen vloerkleed voor teruggekregen. Het
gezellig geklets met mijn vrienden 's morgens naar school langs de
sloorkant werd verstoord door voortrazende auto's.
Heimwee
Grote sensatie toen de politie in de Herenstraat voor het eerst een
snelheidscontrole hield. Twee reflecterende spiegels werden honderd meter
van elkaar tegen de stoeprand geplaatst. Een agent drukte op een
stopwatch als een auto de eerste spiegel passeerde en herhaalde dat bij
de tweede. Vliegensvlug las hij van een tabel de snelheid af. Als die te
hoog was, stak hij zijn arm omhoog. Een andere agent die een stuk verder
stond, blies dan' op een schelle fluit om de voortrazende auto of motor
te laten stoppen. Het waren allemaal nieuwigheden
die me bezighielden, maar toch ging ik de Vaart meer en meer missen. 'n
Soort heimweegevoel deed me terugverlangen naar het water dat zo
belangrijk geweest was voor het leven in mijn dorp. Ik dacht weer aan de
jaren dat ik er gevist en gespeeld had. Aan de keren dat ik mee voer op
de platte tuinders schuiten en hoe ik roodkaken en -salamanders ving. Ik
miste het hoge gras en het riet voor de lage huizen voor de kerk. En de
hoge bruggen waarop ik met mijn kruisnet zo vaak gestaan had. Het was
allemaal verdwenen. Er zouden nooit meer Westlandse tuinderschuiten door
de Vaart naar de veiling varen. Ik zou nooit meer tussen de groenten en
”t fruit meeliften naar school. Elke morgen moest ik bij het oversteken
in de Herenstraat wachten op het teken van de klaar-overs. Alles was
veranderd. Het was ”n trieste eind balans mijn dorp was mijn dorp niet
meer. De Vaart was er voor goed uit verdwenen.
Reacties lezers naar:
joopalleblas@kpnmail.nl
Door:
|
|