Veel van onze verhalen komen uit:
Veteraan tuinder Rien van
der Meer
Door: Arjen van den
Oever 'S-GRAVENZANDE | Zijn eigen achtertuin is zon er twijfel één van de plekken waar Rien van der Meer zeer graag vertoeft. Vele uren per week gaan er in het onderhoud zitten, nu de in Monster geboren oud slateler sinds 2000 geen bedrijf meer heeft. Maar hoeveel tijd precies... ' "Geen idee", meent de achterover leunende Van der Meer. Grijnzend vervolgt hij: "Het is niet verstandig te vertellen, want ze zouden me opsluiten in een inrichting als ik het zeg. Het is te veel voor een 66-jarige." De huidige bezigheden weerspiegelen gedeeltelijk zijn arbeidzame leven niet. In de achtertuin is geen krop sla te bekennen, terwijl dit gewas het fundament van zijn bedrijf heeft gevormd. “De laatste jaren was het alleen jaarrond sla. Ook zware sla, wat volgens mij het allermoeilijkste en mooiste gewas ter wereld is om te telen. Het was een zeer precies karwei met bewatering, beluchting, temperatuur controle. Hoe langer het staat, hoe moeilijker het wordt." De zware sla kwam letterlijk overgewaaid uit België, weet Van der Meer. Rond de vijftien Westlandse telers besloten enkele tientallen jaren geleden er mee te beginnen, wat een vrij klein gezelschap was. Nu zijn er nog een stuk of tien slatelers over, schat Van der Meer voorzichtig. Ik begon zelfstandig in 1964, aan de Zanddijk. De grond bewerkte ik zelf met een spitfrees. Na twee weken zwoegen zat het er op." Zijn bedrijf begon op de welbekende Westlandse wijze. Sla, meloenen, paprika's en tomaten. De laatste groentesoort verdween al snel van het toneel. “Dat is gewoon geen leuke teelt om in te werken. Op de een of andere manier eindig de het altijd in een enorme smurrie,” aldus de oudgediende, die tussen de uitspraken door herhaaldelijk laat weten zeer aan orde en netheid te hechten.
Barre prijzen
Olyblok nieuwe polder
Uit: Ouder Westland van
het AD Het Olyblok grotendeels gelegen in 's-Gravenzande en in l947 nog begrensd door de Leeweg het Galgebrok de Groeneweg en het Oranjekanaal, is eer nieuwe polder in het Westland.
In het Olyblok wonen in 1947 meest westlanders met een eigen tuinders bedrijf. Gelegen in een gebied dat een oppervlakte heeft van 90 hectare. Maar al jaren kampen velen van hen met een gebrekkige watervoorziening. En dat dit fnuikend is voor een verantwoorde economische bedrijfsvoering lijdt geen twijfel. Het woord Oly, waar deze polder zijn naam aan' dankt, heeft helemaal niets te maken met olie. Maar wel met het huis Holy, dat er hemelsbreed niet zo ver vanaf heeft gelegen: in de Holierhoekse polder te Vlaardingen. Daarvan is eigenlijk alleen de toren een bekend maar ook allang verdwenen restant, dat daar tot 1860 heeft gestaan. De in het Westland voorkomende geslachtsnaam Olyrhook heeft er ook mee te maken en wordt gezien als een verbastering van “Hoogledehoek”. En dat is weer de naam van een voormalig slot bij Schiedam. Daar komen ook namen als Van Holii, Van Hoijlede, Holierhoek, Olierook en Olijrhook vandaan. Evenals de naam van het bekende Vlaardingse Holy-ziekenhuis. Al in de jaren twintig baart de watervoorziening op tal van plekken in het Olyblok grote zorgen. Steeds meer tuinders vestigen zich in het gebied, waardoor de kwestie ook steeds urgenter wordt. Maar de jaren dertig zijn niet bepaald gunstig om grote investeringen te doen. Sommige tuinders kunnen in die tijd nog maar net het hoofd boven het eigenlijk ontbrekende water houden. In 19411 zijn de bewoners van het Olyblok echter zo ver, dat ze precies weten hoe ze de problemen moeten aanpakken. Maar nu hebben zweer de oorlogsomstandigheden tegen. Het is daardoor niet mogelijk de plannen uit te voeren. Na de oorlog komt meteen het speciaal hiervoor opgerichte lichaam “Het Olyblok” - onder leiding van de heren Kleer, Van Rij en Van Velden opnieuw in actie. Er wordt hard en voortvarend gewerkt. Maar als dan eindelijk de eerste spade de grond in kan gaan, is er sprake van grote hitte en een daarmee gepaard gaande droogte. Het watergebrek dat dan ontstaat is zo rampzalig, dat het diverse tuinders van het Oiyblok in grote problemen brengt. Hoe groot de waternood dan wel is, bewijzen sommige telers aan de Groeneweg, die 's morgens om drie uur al in draf naar hun tuin lopen om toch maar de eerste te zijn om het 's nachts bij gezakte water op te vangen. Onder leiding van uitvoerder Bosman uit Piershil en aannemer Van der Heide wordt intussen in het Olyblok wel een groots waterbouwkundig project tot stand gebracht. De vijftig ingelanden die ervan gaan profiteren zijn wat de urgentie betreft in drie groepen verdeeld: zij die zeer vaak zonder water zitten, zij die niet te klagen hebben en zij die bij de bemalingen het minste belang hebben, omdat het hun nooit aan water ontbreekt. Het is vooral de laatste groep die bij de aanpak van dit grote probleem een enorm gevoel van saamhorigheid heeft laten zien. Verspreid over het Olyblok worden vier gemalen geplaatst, die elk een motor van 2 pk hebben bij een stroomverbruik van 6 KWU per dag. Per uur kunnen ze zo 72.000 liter water pompen. Deze vier pompinstallaties, waarvan drie in het 's-Gravenzandse deel en een in het deel in Naaldwijk, brengen half juni 1947 eindelijk verlichting. Het Gemeentelijk Elektriciteits Bedrijf van Naaldwijk speelt hier een belangrijke rol in. Het is immers het gemaal in het Naaldwijkse deel, dat zodra de bekende GEB-man Alsemgeest er kans toe ziet, als eerste uit Naaldwijk stroom geleverd krijgt. De drie andere gemalen kunnen pas een week later in bedrijf worden gesteld. Dat komt omdat de netspanning aan de Groeneweg nodig moet worden opgevoerd. Er is krachtstroom nodig. Als alles uiteindelijk goed functioneert, gaat er een zucht van verlichting door het Olyblok. Voorheen Leewecht Wat nu de Oranjesluisweg is, heette in 1947 nog Leeweg. Die naam is gewijzigd op 1 juli 1957. Maar de Galgeweg - tussen de Monnikenlaan en de Zuidweg - heeft die naam tot dan toe ook gedragen. Volgens het kaartboek van Naaldwijk heette de weg in 1620 “Leewecht” De oorspronkelijke Galgeweg werd in 1936 omgedoopt in Galgepad. Beide namen herinneren aan de vonnissen die op het Marktplein in Naaldwijk werden voltrokken, waarna de lijken op mensonterende wij ze achter een paard of op een kar naar het galgenveld werden vervoerd. Daar werden ze aan een rad of een paal tentoongesteld tot ze vergaan waren.
Druivenkas toneel van plechtige opening nieuwe polder Olyblok Het is op die zaterdag 21 juni 1947 gezellig druk op de kwekerij van Van Velden aan de Leeweg in Naaldwijk. 'Kom in de kas' bestaat nog lang niet, maar de gasten van deze voorzitter van het lichaam Olyblok komen er wel bijeen. In dit geval in een smaakvol ingerichte druivenkas. Onder hen twee wethouders, te weten M. Prins van Naaldwijk en C. W. van Baalen van 's-Gravenzande. Ze zijn er om vier gemalen van het Olyblok in werking te stellen. Dat komt, omdat het gebied in beide gemeenten ligt. Na jaren van aanmodderen wordt het nu eindelijk tot polder verheven. Eigenlijk duurt het nog tweejaar voor het officieel ook zover is dat het Olyblok zich echt polder mag noemen, maar daar hebben ze het nu even niet over. Technisch hoofdambtenaar Pieterse van Delfland, verantwoordelijk voor de hele waterhuishouding in het Westland, is opgetogen. Hij kan alleen maar met genoegen constateren, dat hier een belangrijk werk is verricht. Vooral door de uitvoerder Bosman uit Piershil, die erin geslaagd is water te brengen waar het ontbreekt en weg te halen waar te veel wordt gevonden.
Dit artikel komt uit: Watersnoodramp 1953
Uit: Groot Westland De Watersnoodramp van 1953 is de grootste Nederlandse natuurramp van de 20e eeuw. Een zware noordwesterstorm in combinatie met springtij zorgde voor dijkdoorbraken in Zeeland, Zuid-Holland en het westen van Noord-Brabant. Zo'n 200.000 hectare land kwam onder water te staan. De balans: 1836 doden, honderdduizend mensen dakloos en tienduizenden stuks vee verdronken. Het had weinig gescheeld of ook een groot deel van het Westland was onder water gelopen. In de vroege morgen van zondag 1 februari dreigde de smalle duinenrij bij slag Beukel 's-Gravenzande door te breken. Mede dankzij de hulp van 104 inwoners is destijds een ramp voorkomen.
Gerrit van den Burg zo'n beetje
gezandstraald bij Slag Beukel Tijdens de Watersnoodramp in 1955 maakte
Jo ging weer naar huis, maar van terug fietsen naar Monster was door de stormwind geen sprake meer. Jo en Gerrit moesten hele stukken lopen om niet met fiets en al om te vallen. "Toen ik bij het Arendsduin arriveerde. zag ik dat de windmeter windkracht 12 aangaf. Het bleek echter dat we daar niet moesten zijn, vertelt Gerrit. “Het was namelijk bij Slag Beukel waar een doorbraak dreigde. Lopend ben ik daar toen naartoe gesneld. Daar moest ik zand scheppen in zakken. We werkten keihard. Bij sommige mannen zag ik het bloed uit de oren komen. De huid werd beschadigd door het scherpe zand dat daarlangs werd geslagen door de wind." Ook Jo kan het zich nog herinneren: "Gerrit leek wel gezandstraald toen het achter de rug was." Gerrit vertelt dat sommige mannen zich door de geschaafde huid twee weken niet konden scheren. “Ik dacht nergens aan, er moest zand geschept worden en dat moest heel snel gebeuren. Bovendien had ik minder last van dat schurende zand. want ik had een capuchon op. In die tijd woonde Gerrit nog bij zijn ouders aan de Mr. De Fremerystraat in 's-Gravenzande. Een groot gezin in een kleine woning, zoals zo vaak gebruikelijk in die tijd. Gerrit weet nog dat zijn broers toen ook hebben geholpen op het strand. Telefoon hadden we niet, dus iedereen moest mondeling gewaarschuwd worden. De oudsten gingen op het strand helpen en de jongsten werden ingezet om andere mannen te waarschuwen. Iedereen boven de 18 jaar moest ernaar toe. Toen het werk klaar was, was het donker. We gingen naar huis en volgden de verdere berichten op de huurradio die we hadden. Die radio huurden we van Noordam uit Naaldwijk. Iedere week kwam hij zijn centen ophalen.” Het nieuws over de omvang van de ramp werd onderling verspreid en uit de krant gehaald. “Mensen uit Zeeland werden hier opgevangen. Sommigen waren niks gewend en keken hun ogen uit. Ze werden hier flink verwend, want het waren vaak seizoen arbeiders die in tijden dat er geen werk was, moeilijk rond konden komen. Er waren schippers uit het Westland die naar Zeeland gingen om hulp te bieden. Dat weekend van de Watersnoodramp was de paniek groot. maar daarna hervatte het leven zich al snel. Er moest weer gewerkt worden en dat deden we gewoon".
De kerk van 's-Gravenzande In de rubriek 'De Westlander en zijn moNUment' staan karakteristieke en herkenbare bouwwerken in Westland centraal. Zowel het verleden als het heden worden in deze artikelen belicht; vandaar 'moNUment'. Deze keer de geschiedenis van de kerk van 's-Gravenzande. Een verkorte versie van dit artikel stond eerder in Het Hele Westland. Uit:
Het Hele Westland
Na de dood van Floris IV op 19 juli 1234 ging zijn weduwe Machteld van Brabant (ca. 1198-1267) in 's-Gravenzande wonen. Ze bezat er een versterkt huis, een kasteeltje, dat lag in "De Poel", de huidige Poelzone. Machteld was de dochter van Hendrik I, hertog van Brabant en Mathilde van Boulogne. Zij was al eerder op ongeveer veertienjarige leeftijd gehuwd geweest met Hendrik II, keurvorst van de Palts, ook wel Hendrik VI van Brunswijk of Hendrik de Jongere genoemd. Deze Hendrik was toen ongeveer zeventien jaar oud en stierf twee jaar later en liet haar kinderloos achter. Toen Machteld zestien jaar was verloofde zij zich met de twaalf jaar jongere Floris IV, graaf van Holland. Het stel trouwde tien jaar later in 1224, hierdoor werd Machteld gravin van Holland. Zij kregen zes kinderen. Weer tien jaar later kwam deze Floris om het leven, tijdens een toernooi in Frankrijk. Het stel had in 1229 het cisterciënzerklooster voor vrouwen in Loosduinen gesticht. Ze liet omstreeks 1234 een kapel in 's-Gravenzande bouwen, die toen nog onder de parochie van Monster viel. Op 14 mei 1238 werd de parochie zelfstandig toen de bisschop van Utrecht, Otto III van Holland, waarschijnlijk op verzoek van Machteld, de kerk afzonderde. Deze Otto, was een zwager van Machteld.
Zoon Willem II
Bedevaarten
Geen bedevaart meer
Rapporten
Herstellen of nieuwbouw
Grafkelder van Vredenburch
Status Wilt u reageren dit artikel of bent u bezitter of bewoner van een monument? Mail dan naar pamvdvalk@gmail.com. Deze rubriek kwam tot stand in samenwerking met de Monumentencommissie van gemeente Westland. Bronnen: het boekwerk De Dorpskerk van 's-Gravenzande door de eeuwen heen, Historisch Jaarboek Westland 1988 "Wij Machteld, Gravin van Holland", de rubriek Streekhistorie van de WOS, geschreven door Ton Immerzeel en internet.
Onderstaande afbeeldingen komen
uit:
Keiharde actie voor het bos
Door: Rien van den Anker Precies 65 jaar geleden zagen havenbaronnen en generaals wel wat in het Staelduinsebos.
Ze dachten aan munitieopslag en een golfbaan. Het waren revolutionaire jaren vorige eeuw, zo eind jaren 60, begin jaren 70. In Parijs en Berlijn, maar ook in Amsterdam, morde het volk tegen het establishment. Dat gebeurde met demonstraties, stenen en geschreeuw, en met ludieke acties. Het was de tijd van de provo's en de kabouters. De 'Driehoek Westland' kende haar eigen revolutie. Slagveld was het 's-Gravenzandse Staelduinsebos. Een groene bomenstek waarover machten als Defensie en de Rotterdamse haven wilden beschikken alsof het hun eigen achtertuin was. „Mooi niet", bitst Jan Dahmeijer van de Historische Werkgroep Oud 's-Graven zande en nog steeds actief binnen de Vereniging Vrienden van het Staelduinsebos. In feite duurde de slag om het Staelduinsehos een halve eeuw. Maar net zoals in de 80-jarige oorlog was er niet iedere dag strijd. De 'oorlog' met de militairen begon bijvoorbeeld al midden 1953, met geruchten dat de militairen het bos wilde bezetten voor munitieopslag. Die echte strijd begon in 1964, toen havenbaronnen Contact legden met boseígenaar Van Rijckevorsel, die we van het bos af wilde. Hij verkocht de 'groene long' en pas eind jaren 80 kwam het bos in publiekshanden. De bunkeroorlog met Defensie ging vervolgens nog wel jaren door. Pas begin deze eeuw is de laatste militaire opslagloods verwijderd. Vooral 1970 was een onrustig jaar. Dat kwam ook omdat de tegenstand werd gebundeld via de Hoekse actiegroep De Vrije Paddenstoel. Ook D66 Maassluis liet van zich horen. Hoofdrolspeler was Fokko Abbas, een fysiotherapeut uit Maassluis, die op zaterdagen met zijn patiënten trimclub door het bos rende. Keerpunt voor de tegenstanders was het moment dat op 28 mei 1970 bulldozers de eerste bomen omhaalden. Dat gebeurde overigens illegaal. De 'hakkers` zijn later bekeurd, want ze waren een maand te vroeg aan het gegaan. Kort daarop was er een rumoerige gemeenteraadsvergadering in 's-Gravenzande. Op de publieke tribune, waar burgemeester Mumsen goed zicht op had, werden almaar meer stoelen aangedragen. Mumsen kreeg het hierdoor steeds benauwder. Na een aantal opmerkingen en hoongelach dreigde hij de zaal te laten ontruimen. Maandenlang was Westland een wereld vol spandoeken, demonstraties en actievoerders. Er waren campagnes om privébrieven naar de golfclubvoorzitter te sturen, er was een actie om honderden mollen in het bos los te laten. Er werd over het hekwerk geklommen om 's nachts illegaal in tenten te slapen. Anderen gingen jonge bomen planten. Of oude tellen Er waren ook volksvergaderingen'. Actievoerders wilden het militaire gedeelte bezetten, maar de bewaking daar was zo slecht dat de illegale slapers maar geen militairen tegenkwamen. Begin jaren 80 bonden de havenbaronnen in. Ze kwamen met tegen voorstellen om het Staelduinsebos te ruilen voor iets anders. Belangrijk was daarbij het (nooit gerealiseerde) plan voor de Rijnpoorthaven tussen Maassluis en het dorp Maasdijk langs de Nieuwe Waterweg. Achteraf is die mede een soort ruilmiddel geweest, waarbij zowel met havengrond als groenstroken flink heen en weer is gehusseld. Na die rumoerige jaren was het lang stil. Eigenlijk was de strijd na twee hete zomers voorbij. Het bos leek gered. Er was een soort vredesverdrag, maar de havenbaronnen wilden wel hun aankoopgeld terugzien. En omliggende gemeenten, provincie en demonstranten konden niet 'zomaar' een miljoen ophoesten. Voor veel actievoerders was daarmee de bosstrijd niet afgelopen: ook Defensie hoorde er niet thuis. Het afschrikwekkende verhaal dat er vlakbij dichtbevolkte gebieden kernwapens zouden liggen, was voor hen een perfect actiemiddel. Deze strijd was in de jaren 80 overigens beschaafd, met papier en aan de vergadertafel. In 1988 werd uiteindelijk het hele bos opengesteld voor het publiek. Maar het duurde nog ruim een decennium voordat het ministerie de zeven miljoen aan sloopgeld ophoestte.
Touwtrekken in onze streek.
Uit:
WestlandToen 'Laat me alleen, alleen met al m’n verdriet 't is beter' dat ik nu geen mensen zie Niemand, niemand, niemand die me 'troosten kan… De grote hit van Rita Hovink. Maar wat heeft Rita met touwtrekken te maken? Nou Rita zelf eigenlijk niets, maar de verbinding is de Rita Hovink Fanclub. Deze club neen jarenlang, 17 keer in totaal, de Westlandse Kamioenschappen 'Kassie Trekken' georganiseerd, een binnen touwtrek evenement in een Westlandse kas dat in zijn tijd waanzinnig populair was en vele teams aantrok. Helaas was de editie van 2015 de laatste. Op dit moment zijn er in onze streek een tweetal touwtrek verenigingen actief, de oudste zijn de Noormannen” uit “s-Gravenzande waar op Koninginnedag 1979 aan de Heenweg enkele ploegen een wedstrijd trokken en van daaruit ontstonden Westlandse kampioen schappen, het werd steeds fanatieker en er werd vooraf getraind, zo ook door de “Staelduin Boys” uit de omgeving van het Staelduinse bos. Voor sommigen ging het te ver en zij haakten af en werden vervangen door jongens uit Heenweg, na wat gebakkelei over de naam ging de club verder als TTV Noormannen mede doordat plantenkwekerij Noordam de kledingsponsor werd. Het ging crescendo met de club en in 1986 werd voor het eerst een jeugdploeg opgezet. Deze jeugdploeg deed het goed en ging in toernooien vaak met zware” jongens aan de haal. Er was in ie tijd een Westlandse competitie met zo’n 10 ploegen, maar toch liep het terug en was men aangewezen op toernooien in Gorinchem en op de Zuid Hollandse eilanden. Jarenlang waren de resultaten wisse end en werden enkele keren deel genomen aan de Nederlandse kampioenschappen. Hoogtepunt was de 2e plaats die het jeugdteam in 1994 behaalde tijdens de N-K, opmerkelijk omdat het touwtrekken werd gedomineerd door ploegen uit Oost Nederland. In juni 2001 werd het onderkomen aan de Koningin Julianaweg in gebruik genomen compleet met training en wedstrijd terrein. De andere vereniging is “De Groene Oase”.( hun clubtenue is overigens blauw) uit Maasland, zij zijn voortgekomen uit mensen die als gezamenlijke hobby het houden van duiven hadden. Op Koninginnedag 1982 deden voor et eerst mee en dat beviel uitermate goed dat ze onder leiding van Stoffel Quak aan meerdere evenementen mee deden. Tijdens de braderie van de Steendijkpolder wonnen ze hun eerste beker en sloeg Stoffel uit enthousiasme zijn witte klompen aan barrels. In 1989 werd het een echte vereniging en werd er ook getraind en aansluiting gezocht bij de NTB, inmiddels was er ook een damesteam de gelederen komen versterken. Door de serieuze trainingsaanpak bleven de resultaten niet uit en werd in 1994 door zowel de Heren als Dames de eerst Nationale outdoor titel binnengehaald. Waar oorspronkelijk buiten op de grond werd getrokken verschoof langzaam de animo naar het indoor touwtrekken, de Dames behaalden in totaal 5x het nationale goud en hoogtepunt was de indoor titel van 2003 in De Lier. Als huldiging werden de dames op een huifkar door de straten van Maasland gereden. Lijkt het je wel wat het touwtrekken?
Kijk voor meer info op de websites van de clubs:
Hieronder een aantal van
internet gehaalde foto's Door:
Nicolaus Cruquius
Uit: Westland Toen Een ieder die de Schouman expositie in het Dordrechts Museum heeft gezien, zal verwonderd zijn geweest dat het Westland zo veelvuldig door hem is geschilderd. Schouman’s relatie met Hendrik en diens zoon Barthout, Baronnen van Slingelandt, eigenaren van de buitenplaats Zuydwindt, lag ten grondslag aan deze collectie. Hierover verscheen eerder een artikel in Westland Toen d,d. juli 2017 (editie Jaar 3, nr.6 ). De Westlandse glorie reikt nog verder omdat diverse schilderingen in bezit zijn van het Rijksmuseum te Amsterdam en ook van het Louvre Museum in Parijs. Naast de twee wanden in het Dordts Museum met 40 afbeeldingen van de Westlandse buitenplaatsen Zuidwind en Patijnenburg, heeft Schouman nog 8 afbeeldingen gemaakt van de belangrijkste plaatsen van ‘s-Gravenzande waaronder de visbanken en de Rederijkerskamer, de pastorie, het armenhuis en de haven. Het strategische belang van de kustbewaking en de fascinatie voor de zee zal ongetwijfeld een rol hebben gespeeld bij de vastlegging van dit landschappelijke beeld van de heemraadschuur. Er is verschil van inzicht of de aquarel in 1731 (jong, wat houterig werk) of in 1781 is vervaardigd. Voor het laatste zou pleiten de rol van Hendrik’s zoon Barthout als hoofdingeland van Delfland . Ook de Delflandse dijk bij Monster werd vastgelegd. Beide stukken zijn in bezit van het Gemeentearchief van Delft.
Behoud van het randje van het landje.
Nicolaus Cruquius.
Strijd tussen Cruquius en Anemaet.
Afbeeldingen door Brobbel en Houbolt.
Directiegebouw Delfland 'de Arendsduin’.
Door:
Op aandringen van gravin Machteld verleende haar zoon, graaf Willem II, in 1246 aan 's-Gravenzande het stadsrecht. Gravin Machteld liet hier een kerk bouwen, die gewijd werd aan de Heilige Elisabeth van Thüüringen. Vlak voor Machtelds dood schonk zij de kerk een Madonnabeeld, dat nog aan deze heilige toebehoord had. Het verhaal ging dat dit Madonnabeeld grote wonderen kon verrichten. 's-Gravenzande groeide hierdoor uit tot een belangrijke bedevaartplaats. De kerk verkreeg veel inkomsten, zodat in de loop van de 14e eeuw een grotere kerk gebouwd kon worden: een drie schepige hallenkerk met een toren van ongeveer 85 meter hoog. Nadat deze kerk in het begin van de 19e eeuw was ingestort, is op deze plaats de huidige Dorpskerk gebouwd. Op de plek waar nu het oude veilingterrein ligt, stonden in de middeleeuwen
een begijnhof en een klooster. Het begijnhof is vóór het jaar 1255 gesticht door
gravin Machteld en was waarschijnlijk het oudste begijnhof in de noordelijke
Nederlanden. In de 18e eeuw is op het terrein van het voormalige begijnhof door
de familie Van Vredenburch de buitenplaats Vreeburch gebouwd.
In de 14e eeuw was al
sprake van export van knoflook, kool en uien vanuit deze streek naar Engeland.
De intensieve tuinbouw kwam echter pas na 1800 tot ontwikkeling. Na de oorlog werd snel een begin gemaakt met de wederopbouw van de gemeente. Meer informatie over de geschiedenis van 's-Gravenzande vindt u in de
volgende boeken: Met de toename van het aantal woningen en inwoners is ook het
voorzieningenniveau toegenomen. Ook het centrum van 's-Gravenzande is in de loop van de jaren veranderd. Door
de regelmatige modernisering van winkels en de bouw van overdekte winkelcentra
is een gevarieerd winkelbestand ontstaan, dat vele kopers trekt uit de ruime
omgeving van 's-Gravenzande. In de afgelopen jaren is een ambitieus
reconstructieplan uitgevoerd om het centrum nog aantrekkelijker te maken. Uniek in het Westland is de 's-Gravenzandse beeldenverzameling. In totaal
zijn er tot nu toe 20 beelden geplaatst, verdeeld over het centrum en de
woonwijken. In het centrum vallen vooral het beeld "De Westlander" op het
Vaartplein en het beeld ter herinnering aan gravin Machteld op het Marktplein in
het oog.
Buitenplaats Vreeburg in '-Gravenzande
Uit:
Groot Westland De buitenplaats Vreeburg in 's-Gravenzande was gelegen aan de oostzijde van de dorpskerk. Aan wat nu de Vreeburghlaan is. De buitenplaats is gesticht op de plaats waar in de middeleeuwen het begijnhof gelegen was. Het begijnhof werd tijdens de Reformatie in beslag genomen door de Staten van Holland en verkocht aan particulieren. Zo kwam dit gebied in bezit van Francois Meerman, een zeer gefortuneerd koopman uit Delft. Francois Meerman liet de meeste gebouwen en andere opstallen afbreken om op het vrijgekomen terrein een buitenplaats aan te leggen met siertuinen en een luxe woonverblijf. Het nieuwe huis werd gebouwd aan de Vaart. Het grote huis was gebouwd in een u-vorm met een ruime binnenplaats van waaruit je direct de tuin in kon lopen. Hoe de tuin er uitzag is mooi te zien op oude landkaarten. De tuin was ongeveer 5 hectare groot. In de tuin bevond zich ook een kunstmatige heuvel, die als uitkijkpunt diende en een mooi uitzicht bood over het Westland, de zee en de Maasmonding. De historicus Van Bleijsuviicks beschrijft deze heuvel in 1667. Volgens hem heeft Meerman de 'berg' aan laten leggen om tijdens een strenge winter ongeveer vijftig arbeiders werk te verschaffen. De berg werd daarom in de volksmond de bedelaarsberg genoemd. Volgens Van Bleijswijck was dit de eerste kunstmatige heuvel die in ons land op deze manier werd opgeworpen. De heuvel werd door Meerman de 'Vreederijks- of Salomonsberg" genoemd. Waarschijnlijk is de berg zo genoemd na het sluiten van de vrede van Münster, waarmee de Tachtigjarige Oorlog ten einde kwam. De buitenplaats werd sindsdien ook Vreeburg genoemd. In 1717 werd Vreeburg gekocht door de familie Van Vredenburch, ook afkomstig uit Delft. Zij waren rijk geworden door de handel op Nederlands Indië en kregen daardoor ook bestuurlijke invloed. Zij waren o.a. bewindhebber van de Delftse Kamer van de VOC. Gerard van Vredenburch heeft omstreeks 175o een vijftal aquarel schilderingen van het grote huis van Vreeburg laten maken, waarschijnlijk door Aert Schouman. Hierdoor is er een goed beeld gekregen van hoe het huis er heeft uitgezien. Gerard van Vredenburch heeft in 1774 in de oude kerk van 's-Gravenzande een familiegrafkelder aan laten leggen. Bij het overlijden van Gerard werd er door de familie een fraaie set avondmaalszilver aan de kerk geschonken. Het familiegraf bestaat nog steeds, zij het dat de grafkelder nu buiten de kerk ligt omdat de oude kerk in 1809 verwoest werd door het instorten van de toren en er een kleinere kerk voor in de plaats kwam.
Er is nog maar weinig over om de herinneringen mee te delen. Uit:
Westlandsche Courant woensdag 14 juli 1993
's-Gravenzande
Een van de weinige relikwieën van de Gouden Eeuw is de herberg De Spaanscbe Vloot, waar in het seizoen de kostelijke asperges als (voormalige) 's-Gravenzandse specialiteit nog altijd op de menukaart prijken. Maar vanaf dat monumentale pand, en ook vanaf het oudere gedeelte van het gemeentehuis, wordt het uitzicht tegenwoordig goeddeels belemmerd door een rij geparkeerde auto's. Links het Gemeentehuis, rechts de Spaanschenvloot in vervlogen jaren.Klik op de foto om hem groter te zien.
Aan de andere
kant van het
plein lijkt de al even antieke trapgevel van
de schoenmakerij door de eeuwen heen slechts bij toeval de slopershamer te
hebben ontlopen. Het eenzame monument uit 1639 moet bovendien de aandacht steeds
zorgvuldig te verdelen tussen het Marktplein en het pas veel later ontstane
Graaf Florisplein. Tot verdriet van het plein spelen de activiteiten in die vestigingen zich vooral achter de gevels af. Hier en daar lijken de panden zelfs op bijna arrogante wijze het plein de rug te hebben toegekeerd. Op momenten dat er geen bijzonder evenement op stapel staat, doet eigenlijk alleen snackbar De Parel - tussen de kapper en de kale klaagmuur naast de fysiotherapeut - nog wat voorzichtige pogingen om zich op de buitenlucht te richten. Terrasjes en kleinschalige winkeltjes met bijvoorbeeld een uitstalling op straat moet het op zich zo mooie plein verder node ontberen.
Visbank
De vis moet ooit zijn uitgestald in een gebouwtje vlakbij de dorpspomp. Kennelijk was de vislucht al enigszins opgetrokken, toen wat later de plaatselijke rederijkers hun bijeenkomsten gingen houden op de zolder van deze visbank. De archieven leren ons verder dat het marktveld in de zeventiende eeuw werd verhuurd aan een veehouder die er zijn koeien, liet grazen: Een grote vijver aan: de zijde van het gemeentehuis fungeerde als verzamelplaats in tijden van brand. De dorpelingen meldden zich dan met een emmertje, waarna via een menselijke keten het bluswater op de plaats van bestemming kon worden gebracht.
De dorpspomp is al die tijd een: stille
getuige geweest van de laatste lokale roddels. Tegenwoordig koestert dit
bouwwerk zich in de schaduw van fraai uit de kluiten gewassen linden en
kastanjes. De pomp moet overigens wel over een goed gehoor beschikken om van
daaruit nog de gesprekken op te vangen van mensen, die iets verderop een rustig
plekje menen te hebben gevonden op een van de zes bankjes onder de bomen.
Schandpaal
Van de slooppanden aan de kant van de
Gravenstraat heeft het Marktplein uiteraard geen enkele steun meer te
verwachten. De oorlogsbunker naast het oude politiebureau kan zelfs model staan
voor het feit dat de bebouwing rond het plein zo naar binnen is gekeerd. De
slopers zullen er straks nog een zware dobber aan krijgen om dit blok beton te
onttakelen. Mocht dit toch lukken, dan verdiend het aanbeveling om de situatie
ter plekke snel in ogenschouw te nemen. De dan kale vlakte roept weer even het
beeld op van de tijd dat ook dit gedeelte nog tot het oorspronkelijke marktveld
behoorde. klik op de foto voor een groter formaat.
W. S. M. Onderstaande Curriculum vitae ontvingen we op 4 juli 2005 van Dhr. W. H. den Ouden, waarvoor onze hartelijke dank. Curriculum vitae van de stationschef der W. S. M. Dhr. A. den Ouden. Beschreven door zijn zoon dhr. W. H.den Ouden. De ‘s-Gravenzandse stationschef A.den Ouden die van 1925 tot 1950 de scepter gezwaaid heeft over het toenmalige W S M station aan de Monsterseweg kwam na een vierjarig dienstverband bij de Rotterdamse Tramweg Maatschappij op 15 Juli 1912 als stationsbeambte in dienst bij de W S M met als standplaats Maassluis, waarvandaan per 1 juli1912 een nieuwe lijn naar Delft geopend was. Per 1 oktober 1917 werd hij benoemd tot stationsbeambte te Maasland waar hij zich met zijn gezin vestigde in het station aldaar, waarna vervolgens per 1 augustus 1925 zijn benoeming volgde tot stationschef te 's-Gravenzande waar het gezin boven het station kwam te wonen. Er wachtten hem daar echter bij zijn komst nogal wat problemen die om een oplossing vroegen, waardoor hij min of meer de rol van troubleshooter toebedeeld kreeg. Doordat op principiële gronden in het dorp op zondag alle openbare drankgelegenheden gesloten moesten blijven en de stationswachtkamer uit de aard der zaak voor het publiek steeds toegankelijk bleef, trok deze ruimte ook allerlei volk aan waarvoor ze niet bedoeld was, waardoor de stationsrestauratie onder zijn voorganger ontaard was in een openbare drankgelegenheid Toen hij benoemd werd kreeg hij dan ook de opdracht om hieraan een einde te maken. Maar daarmee werd aan de zondagse cafébezoekers wel hun uitje ontnomen waarvoor hij door de belanghebbenden persoonlijk werd op aangekeken met alle kwalijke gevolgen van dien. Een ander naar probleem was de opkomst van de zo genoemde wilde busdiensten die een bedreiging gingen vormen voor het reguliere openbaar vervoer. i c de tram. Aanvankelijk trachtte men het getij te keren door in 1923 een motortram in te zetten,de W S M 40 wat echter geen succes bleek te zijn. De directie begreep dat er niets anders opzat dan zelf met busdiensten te beginnen . Ondertussen poogde de overheid aan de wilde busdiensten paal en perk te stellen maar daardoor voelden deze ondernemers, die in het dorp weelderig tierden zich door het reguliere openbaar vervoer, waarvan mijn vader exponent was, in hun broodwinning bedreigd. Niet alleen mijn vader heeft hieronder geleden maar met hem voelde ook ons gezin zich bedreigd waarbij er zelfs sprake is geweest van politiebescherming. En daar ik de enige jongen was werden de gevoelens van onbehagen, die in het dorp thuis werden gevoed, op straat en zelfs op school op mij afgereageerd. Een en ander werd nog gestimuleerd doordat de wilde busondernemers op de zaterdagavonden in het dorp de kroegjeugd uitnodigden voor een busritje door het dorp dat dan eindigde in de buurt van het station in afwachting van het binnenlopen van een tram al zingende "Leve de Tijdgeest ( zo heette deze onderneming ) weg met de trem, de Tijdgeest is gekomen en toen die vuile trem." enz Wel mag nog vermeld worden dat hij hierbij de onvoorwaardelijke steun genoot van de directie die de ontwikkelingen met belangstelling volgde. Na enkele jaren ebde de commotie weg. Per 1 oktober 1932 werd het personenvervoer per stoomtram gestaakt omdat het vanwege het opkomend busvervoer een steeds kwijnender bestaan ging lijden waardoor het het uiteindelijk moest afleggen tegen deze vorm van comfortabeler en sneller vervoer dat overigens inmiddels ook door de W S M zelf in exploitatie was genomen. Wat het goederenvervoer betreft in wezen was dat gelieerd aan dat van de Nederlandse Spoorwegen Hier plukte de W S M de vruchten van haar beslissing die bij de oprichting in 1881 genomen was om in tegenstelling met veel andere tramwegmaatschappijen te kiezen voor normaalspoor ( 1,435 m ) zodat het rollend materieel op dit tramnet met dat van de spoorwegen uitwisselbaar was. Hierbij heeft de W S M geprofiteerd van de expanderende Westlandse tuinbouw die sterk op het buitenland gericht was, vooral op Duitsland. Reeds in 1905 bestelde de maatschappij hiervoor bij Backer en Rueb te Breda een vijftal locomotieven genummerd 10 - 14 voorzien van spoorstoot en trekwerk waarvan sedertdien al haar rollend materiaal voorzien werd, uniek in de tramwereld van die tijd. Om deze handel vlot te laten verlopen hadden de tuinders in vrijwel elk dorp een veiling gesticht die al spoedig op het tramnet werden aangesloten Als laatste, was in maart 1952 die van 's-Gravenzande aan de beurt. Maar het railvervoer omvatte niet alleen het exportvervoer. De tuinbouw zorgde ook voor aanvoer Aangevoerd werden spoorwagons met stro, kunstmest, turfmolm en vooral ook kolen voor de verwarming van de kassen en andere massagoederen zoals stookolie die voor de exploitatie van een tuinderij nodig waren. Maar ook het stukgoederenvervoer speelde een niet onbelangrijke rol. Tot aan 1929 werden de spoorwagons voor 's-Gravenzande en Monster overgezet in Hoek van Holland waarvoor Fl. 1,- overzetloon per wagon berekend werd . Nadat in 1929 de trambaan in het dorp Monster verlost werd van enkele scherpe bochten waardoor zij niet geschikt was voor spoorwagons werd daarna van Delft als overzetstation gebruik gemaakt waarvan ook de andere Westlandse dorpen reeds gebruik maakten. Een bijzondere vorm van vervoer kwam in datzelfde jaar tot stand. Door een overeenkomst met de K L M, die toen nog maar amper tien jaar bestond, ging de W S M per vrachtauto het vervoer van snijbloemen verzorgen naar het toenmalige vliegveld Waalhaven te Rotterdam met bestemming Londen, waarvan vooral de kwekerij van L. & M. van Staalduinen geprofiteerd heeft. Hierin heeft het 's-Gravenzandse station een werkzaam aandeel gehad. Een directe verbinding dus naar Londen en dat voor die tijd ! Op 30 juli 1931 herdachten directie en personeel het 50 jarig bestaan van de maatschappij. Het personeel bracht geld bijeen voor een jubileumgeschenk dat bestond uit een plastiek annex fontein in de tuin voor het administratiegebouw te Loosduinen. De directie van haar kant bezorgde het personeel een jubileumgratificatie. Voor mijn vader betekende dit een toelage van ƒ 90,- een voor die tijd niet onaanzienlijk bedrag dat vergelijkbaar was met ruim een half maandloon. Verder maakten de personeelsleden met hun echtgenotes op kosten van het bedrijf nog een dagtochtje naar de Piramide van Austerlitz annex diner met de nieuw verworven Mercedes Benz autobussen zodat ook het personeel met deze nieuwe aanwinst kennis kon maken. Tegen de achtergrond van de dreigende economische crisis een royaal gebaar. In de loop van de jaren dertig immers nam deze een zodanige omvang aan dat massaontslagen en werkeloosheid onvermijdelijk werden. Dit lot trof ook de W S M Een aantal personeelsleden werd ontslagen waaronder de collega van Monster. Zijn functie werd toegewezen aan Den Ouden, met het gevolg dat met ingang van 1 januari 1934 de stations 's-Gravenzande en Monster werden samengevoegd. Verder moest het personeel met ingang van diezelfde datum 5 % van zijn salaris inleveren dat voor hem teruggebracht werd tot Fl. 1.995,- 's jaars. Omstreeks 1935 heeft de W S M het personenvervoer uitgebreid door onder de naam "Pullman Expres " busreizen in binnen en buitenland organiseren. Men had daartoe een reisbureau opgericht dat gevestigd werd aan de Groenmarkt in Den Haag waarvan de stations als filialen fungeerden. Vermeldenswaard is dat er vanaf maart 1942 tot april 1943 door oorlogsomstandigheden op het baanvak Loosduinen - 's-Gravenzande / Naaldwijk de stoomtram weer is gaan rijden voor personenvervoer. De lijn Den Haag/ Loosduinen was reeds in een vroeger stadium opgebroken. Hierin werd voorzien door bussen die reden op houtgas. Doordat de W S M in een vrij vroeg stadium de exploitatie van het personenvervoer beëindigd had en het rollend materieel behalve de zwaardere locomotieven voor de sloop had afgevoerd moesten rijtuigen hiervoor elders gehuurd worden. Het lukte een zestal oude rijtuigen met bekerkoppelingen te huren bij de N S De vreugde was van korte duur In 1943 moest de exploitatie beëindigd worden Uit de aard der zaak werd ook de W S M in september 1944 betrokken bij de algemene spoorwegstaking waardoor het personeel werd blootgesteld aan de dreigende Duitse represailles. Geruime tijd is Den Ouden in die periode ondergedoken geweest bij familie in het Overmaas. Na de oorlog werd de exploitatie weer ter hand genomen die alras inclusief het personeel door de N S werd overgenomen, waarmee de laatste fase van haar bestaan werd ingeluid. De rail moest het uiteindelijk afleggen tegen het opkomend wegvervoer dat de tuinbouwproducten goedkoper en sneller op zijn bestemming wist te brengen, zodat de W S M in 1965 na 84 jaar trouwe dienst uit het Westland verdween. Mijn vader heeft dit alles niet meer meegemaakt, per 15 juli 1950 is hij met pensioen gegaan. Wel heeft hij aan het eind van zijn loopbaan nog net de inlijving bij de N S meegemaakt, waardoor hij nog ruim een jaar het bij zijn rang passend N S uniform gedragen heeft. Slechts een negental jaren heeft hij van zijn pensioen mogen genieten. Hij overleed in november 1959 en werd in 's-Gravenzande begraven De directie die zich hierbij liet vertegenwoordigen door de chef van exploitatie typeerde hem als een zeer consciëntieus en plichtgetrouw ambtenaar en terecht Hij vertegenwoordigde het type ambtenaar wiens motto was de belangen van de werkgever behartigen als waren het jouw persoonlijke zaken periodiek werd toentertijd onverwachts op de stations kascontrole gehouden. In dat geval diende hij dan de sleutels af te geven en werd de administratie grondig doorgespit Het resultaat was dat hij - en dat was zijn trots - altijd weer gecomplimenteerd met zijn beheer Zijn antwoord was steevast: hoe kan het ook anders ik heb altijd een controleur naast me staan. Dat was ook zijn levensmotto. Vermeldenswaard is nog de betrokkenheid van ons gezin. Doordat het boven het station woonachtig was werden wij als kinderen direct of indirect bij alles wat er zich beneden afspeelde betrokken. Dat gold inzonderheid voor de schrijver zijn enige zoon die op het station van Maasland was geboren en van kindsbeen ten nauwste was betrokken bij het wel en wee van de W S M en bij alles wat er zich in en rond het station afspeelde. Dat hield o.a. in vrachtbrieven schrijven maar ook bij het rangeerwerk ingeschakeld worden om maar niet te spreken over het meerijden op de locomotieven wissels omgooien en omlopen. Gedurende de oorlogsjaren ben ik zelfs nog als assistent van mijn vader in loondienst van de W S M geweest. Eigenlijk vormde het personeel een grote familie dat ook bij elkaars persoonlijk wel en wee betrokken was. Tenslotte zij nog vermeld dat wij als kinderen tot aan ons achttiende jaar konden beschikken over een vrijvervoerskaart op het tramnet later het busnet van de maatschappij en verder nog een maal per jaar konden profiteren van een dag vrij vervoer op alle andere tramnetten van ons land. Een week na Rotterdam op Zaterdag 18 november 1944 vond er in ‘s-Gravenzande vroeg in de morgen een razzia plaats waarbij alle mannen van 17 tot 40 jaar zich moesten melden voor de Arbeitseinsatz, Duitse soldaten met geweer in aanslag controleerden straat voor straat en huis aan huis. Op wie zal pogen te ontvluchten zal worden geschoten zo meldde het dwangbevel. Telkens als men een groep van een man of tien bij elkaar had geroofd werd die afgevoerd naar een verzamelpunt om later afgevoerd te worden. Ik herinner mij dat mijn moeder mij heel vroeg op die morgen kwam wekken met: ” jo kom er uit er is iets aan de hand ik zie Duitsers lopen die mannen meenemen “ Nadat ik uit bed gesprongen was en omzichtig boven uit het raam de gebeurtenissen in ogenschouw nam zag ik dat soldaten beneden het gebouw inkeken waarbij ik de opmerking hoorde “Hier wohnen keine Menschen es ist Bahnhof.” en vervolgens verder trokken. Zo werd ik gered van de deportatie waarvan vele dorpsgenoten slachtoffer zijn geworden. Wij danken Dhr. W. H. den
Ouden voor deze bijdrage, kijk ook eens op zijn website:
Noors Schip strandt in hevige storm bij Vluchtenbug.
Uit: Westlandse Courant
25-11-2003 Foto uit Westlandsche Courant, bron Gemeente archief Naaldwijk Al dagen heeft het in het najaar van 1928 langs de Westlandse kust gespookt als op zondagavond 25 november de storm in alle hevigheid toeneemt. Een Noors vrachtschip, de -Christian Michelsen - op weg van Vlissingen naar Rotterdam raakt daarbij in moeilijkheden. Diezelfde nacht nog strandt het bij 's-Gravenzande. Er zijn drie doden te betreuren.
De zuidwesterstorm raast die
zondagmiddag in alle hevigheid over druivenkassen van het Westland en menig
tuinder maakt bezorgd een rondje over zijn tuin om te zien of alles wel in orde
is. In veel gevallen blijkt dat niet zo te zijn. Hevige stormvlagen teisteren
huizen, kassen en schuren. Dakpannen en glasscherven vliegen in het rond.
Zittend rondom de tafel bij het snorren van de kolenhaard, denkt menigeen aan
mensen die zich op zee bevinden.
Stuurloos
Grote kracht
Bewondering
Uit Westlandse Courant 12-01-2002 Het oude vissersbootje opgegraven in ’s-Gravenzande dateert van het jaar 1400Foto Westlands Fotoburo, uit Westlandse Courant 12 januari 2002
De wonderlijke werking van ploffers. Door
Marjoke van der Wilk 's-Gravenzande - Met de benen ontspannen over de rand van de stoel gaat Jan van Geest (73) er eens rustig voor zitten. Het is niet de eerste keer dat hij zijn verhaal vertelt en als hij begint te praten geniet hij zichtbaar. De wonderbaarlijke ontdekking van de snelgroeiende sla was begin jaren zestig nieuws dat door veel kranten werd overgenomen. Een ontdekking die eigenlijk spontaan zorgde voor een grote bloeiperiode in het hele Westland. Op de tuin van de Gebroeders van Geest aan de Monsterseweg in 's-Gravenzande werd in die jaren volop vroege sla geteeld. "Het was natuurlijk een sport om je sla zo vroeg mogelijk te veilen. Want als je later was bracht het gewoon niks op. In die tijd was er ook nog geen sprake van veel rassen, wij teelden het soort 'Meikoningin", zegt Van Geest. Halt november gingen de planten de grond in en eind maart was het dan snijden. "Eerst 'velletjes'-sla. Later werden ze wat zwaarder". Nou waren de tuinders aan de Monsterseweg altijd al vrij vroeg met de sla omdat zij in het zeer luwe zeeklimaat altijd profijt van de zachte temperatuur hadden. "Als het al schoon was lag er aan de andere kant van het dorp altijd nog sneeuw". Om nog eerder te kunnen veilen maakten de gebroeders Van Geest gebruik van zogenaamde 'ploffers' om de warenhuizen te verwarmen. Dat waren petroleumgestookte oliekachels die na de Tweede Wereldoorlog door het Amerikaanse leger in zogenoemde 'nissenhutten' (onderkomen van soldaten in Hoek van Holland, red.) achtergelaten waren in het Westland. "Mijn schoonvader, Cor Brinkman van het bekende tuinbouw toeleveringsbedrijf, zag hier al snel brood in en ontwikkelde de Dekó Salamander, een nieuwe 'ploffer' met toebehoren", vervolgt Van Geest zijn verhaal (de Deko kostte toen fl. 122,50). "Het was een heel zuinige en goedkope manier van stoken en daarnaast bleek dat de sla sneller groeide en veel steviger werd". De 'ontdekking' kwam doordat de gebroeders Van Geest de kachels overdag tot de middag lieten branden zodat alle verbrandingsgassen CO, oftewel koolzuurgas) gedurende de dag in het warenhuis bleven hangen. 's Nachts echter gooiden ze het lucht (ramen) open om te ventileren. Het bleek het ei van Columbus, maar dat wisten de Van Geesten toen nog niet. "Natuurlijk was het al langer bekend dat CO zorgde voor een betere groei, maar wat men in die tijd nog niet wist was dat het verschijnsel zich vooral voordeed door de verhoogde mate van verbrandingsgassen en de ventilatie in de nacht".
Lachen Al snel stonden de Venlo kassen bij Van Geest vol met ploffers. "Het enige nadeel van deze kachels (die de firma Brinkman inmiddels in de verkoop had genomen) was dat ze enorm konden 'roeten'. Bovendien moest je zorgen dat er voldoende petroleum in zat, want het bijvullen van de tank was ook een zeer gevaarlijk karweitje. Als de vlam niet uit was kón zo'n ploffer bij het bijvullen ontploffen. Gelukkig zijn er bij ons nooit ongelukken gebeurd". Inmiddels werd wel druk gewerkt aan een makkelijker manier van het bijhouden van de ploffers. "We werkten met vlotters waarbij de olie vanuit de tank direct in de ploffers liep. Dat scheelde een hoop werk maar ondanks dat moesten mijn broers (één van de broers is jong gestorven, red.) en ik er toch regelmatig op uit om de ploffers na te lopen. We hadden er op een gegeven moment zo'n 120 staah".
Impuls Het gebruik van CO is tegenwoordig de normaalste zaak van de wereld. Er is echter wel het één en ander veranderd. Na de ploffers kwamen in 1962 de -zogenoemde Priva's, een sigaarvormige kachel die eigenlijk op dezelfde manier werkte als de ploffer maar daarbij in de lucht hing en veel veiliger was. De Priva werd ontwikkeld door de firma Valk en Prins uit De Lier en was een noviteit op de WEHATE (Westlandse Handels Tentoonstelling) van dat jaar. Later beschikten de tuinders natuurlijk over eigen ketels waarin eerst olie en later aardgas werd gestookt. Vanuit deze optiek is er eigenlijk alleen maar verder ontwikkeld tot op heden. Tegenwoordig wordt de
warmte van de verbrandingsgassen zelfs opgeslagen warmwatertanks om later te
gebruiken. Ondanks het feit dat de gebroeders Van Geest zulke goede prijzen hadden met de sla hebben zij deze teelt maar vijf jaren gehad. "Wij zijn al snel' helemaal overgegaan op het telen van amaryllisbollen", zegt de tuinder, die tot op de dag van vandaag nog rouwranden om zijn nagels heeft. "Nee, ik ben nog niet gestopt", lacht hij. "Integendeel zou ik bijna zeggen, maar ik maak me niet zo druk meer, hoor". Jan van Geest is er niet de man om rustig in huis te gaan zitten. "Ik heb altijd gewerkt en heb naast mijn tuindersschap ook in verschillende besturen gezeten"zoals van de veiling en van de bank. Dat heb ik er ook altijd wel bij nodig gehad. Ik had een vlotte babbel en kon goed met mensen opschieten". Trots is hij echter nog steeds op het voorbeeld van ontwikkeling waar hij zelf bij aan de wieg heeft gestaan.
foto: Westlands Fotoburo uit Westlandsche Courant 18 november 1997
Al in 1914 plannen voor één veiling Het jaar 1914 is voor de veiling ‘S-Gravenzande een bewogen jaar. Het is op vrijdag de 15e mei dat burgemeester Brunt het nieuwe veilinglokaal opent, maar wel een ander gebouw dan aanvankelijk in de bedoeling ligt. Kleiner, omdat Woutersweg zich afsplitste.
Door: Aad van Holstein Weinigen zullen het weten, maar al in het begin van de vorige eeuw leven in veilíngkringen serieuze plannen om te komen tot de stichting van één centrale Westlandse veiling. Die moet dan komen bij de Baakwoningbrug. Compleet met vaarverbindingen naar Hoek van Holland, zodat de export naar Engeland gemakkelijk kan verlopen. Ambitieuze plannen, die geen doorgang vinden. Het zal meer dan tachtig jaar duren voor Westland daaraan toe is. Tijd voor 'S-Gravenzande, een van de bij de Vereeniging Westland aangesloten veilingen om na te gaan of de bouw van een eigen veiling aan de Boerenlaan bij de Monsterseweg tot de mogelijkheden behoort. Jhr. Van Vredenburgh en enkele anderen hebben ter plekke land te koop, zodat op een paar vierkante meter niet hoeft te worden gekeken. Op die manier kan er een grote, ruime veiling worden gebouwd, die een aansluiting heeft op het Westlandse spoorwegnet en mogelijkheden biedt tot het graven van een vaart vanaf het Zwemgat Driemaal wordt hierover een drukbezochte ledenvergadering gehouden, maar ook over dit plan wordt geen overeenstemming bereikt. Het geharrewar is zelfs van dien aard, dat een aantal leden bedankt en zelfstandig een veiling aan de Woutersweg begint. In plaats van een veiling voor de hele streek komt er nog eentje bij. Het plan wordt door het bestuur met tegenzin ingetrokken, maar het laat zich niet uit het veld slaan en presenteert in 1912 een nieuw, bescheidener plan. Nu gaat het om een gebouw aan de Vaart (Nieuwe Haven). Daar is drieduizend vierkante meter grond voor aangekocht. Het gebouw wordt tweeduizend vierkante meter groot met daarnaast zeventien pakloodsen voor 11.000 gulden. "Staande de vergadering wordt reeds voor 13.000 gulden borgtocht getekend", schrijft Jac Sonneveld, oud-voorzitter van de veiling in het boek 'De Vereniging Westland afd. 's-Gravenzande 1880-1964'. Het veilinglokaal waarin de genodigden die 15e mei bijeenkomen is 460 vierkante meter groot. Met de loodsen en het mandenhok mee is er 39.108 gulden mee gemoeid. Het afmijntoestel is nog niet geplaatst, maar wel in bestelling. Het krijgt 56 knoppen. “Dat komt wel in orde", is de mening van voorzitter B. Varekamp die niet alleen burgemeester Brunt, maar vooral ook de legendarische voorman uit Wateringen de oud-voorzitter van de Vereeniging Westland H. J. Hoek welkom heet. Verder zien de leden de huidige voorzitter L. M. Pauwels en F. Valstar binnenkomen plus opvallend veel leden van het hoofdbestuur, die deze gebeurtenis in ’s-Gravenzande ook belangrijk vinden. Varekamp prijst in zijn toespraak de vijftien ingezetenen van 's-Gravenzande die als hoofdborgen zijn opgetreden om het benodigde kapitaal bij elkaar te krijgen. Zo kan nu toch de schepping van architect R. Varekamp geopend worden. Een nieuwe veiling, die het waard is verder te worden uitgebreid. " De totstandkoming van dit gebouw", zo gaat daarna burgemeester Brunt op die gedachte in, "is een stap op de weg waarheen men wil, namelijk dat weldra het veilinglokaal moge worden aangesloten aan het tramwegnet enerzijds, en anderzijds aan een aan de eisen voldoende vaart." Want zover is het allemaal nog niet en moet er nog heel wat werk worden verzet. Hij brengt het bestuur namens de raad hulde en hoopt dat de kroon spoedig op het werk kan worden gezet. Een dankbaar applaus volgt op de verklaring van de burgmeester dat het gebouw' geopend is. L. M. Pauwels herinnert de aanwezigen eraan, dat het precies vijfentwintig jaar geleden is, dat de eerste veilingen in Westland zijn gehouden. Veilingen, die van groot nut zijn geweest en in de toekomst nog zullen blijven. “Dit gebouw is wel niet een van de eerste, maar kan op den duur wel een van de grootste worden", veronderstelt hij, waarna de er wijn wordt geschonken. Een rondleiding door de gebouwen - beschreven door een verslaggever van de Westlandsche Courant - laat zien, dat ”s-Gravenzande het ondanks alles flink heeft aangepakt, maar ook rekening heeft gehouden met de toekomst. “Hen flink hoog gebouw, waarin zogenaamde kleine veiling, exportveilingen en de grote veilingen zullen worden gehouden, voor hetwelk een breed terrein voor lossen en laden tot aan de vaart ligt. Aan het einde van het gebouw is een rij van niet minder dan zestien flinke ruime pakloodsen te vinden met een overstekende luifel, alle zowel te water als per as te bereiken. Kortom 'S-Gravenzande mag trots op dit werk neerzien”, aldus de krant. ' Het jaar 1914 kan dus als een keerpunt worden beschouwd voor de veiling. Een eigen veilinglokaal met afmijntoestel, kantoor, kantine en pakloodsen. Jammer dat die laatste loodsen vier jaar later bij een grote brand 'totaal zijn verwoest.
Aanslag op veldwachter verbijstert ’s-Gravenzande Op het oude dorpsplein van 's-Gravenzande voor het raadhuis is het op zaterdag 20 mei 1934 een drukte van belang. Binnen is de raadzaal uitbundig versierd en op de grote spiegel die daar hangt, Staat het woord: 'welkom' geschreven. Dat alles betreft de politieman Van Eendenburg op wie enkele weken eerder een moordaanslag is gepleegd en die nu uit het ziekenhuis is ontslagen.
Door: Aad van Holstein Het is vrijdagavond 28 april 1934. Een klok slaat tien uur. Het is rumoerig in de Langestraat in 's-Gravenzande. waar het anders ‘s avonds zo rustig is. Enkele jongelui maken kabaal, maar houden zich in als twee surveillerende gemeenteveldwachters hen erop aanspreken. De agenten lopen verder de Langestraat in. Ergens tussen de Gasthuislaan en de Monsterseweg in draait een van de veldwachters, C. Landman, zich om. Hij denkt dat een van de druktemakers hen op zo'n twintig meter afstand is blijven volgen. Maar als hij ziet dat het een bekende is slaat hij daar verder geen acht meer op. De man blijkt een medewerker van drukkerij Van Deventer, die bij iedereen goed bekend staat. De agenten praten wat met elkaar, maar worden ineens opgeschrikt door een luide knal. Ze draaien zich allebei verbijsterd om en zien achter zich de jongeman staan met een rokend pistool in zijn hand. Veldwachter Van Eendenburg roept hem nog toe: “Wat doe jij voor onzin" Hij denkt in eerste instantie, dat de drukkerijmedewerker van een alarmpistool gebruik heeft gemaakt om hen te laten schrikken. Maar dan voelt hij ineens een stekende pijn in zijn lendenen en roept zijn college Landman toe: “Ik ben geraakt"
Onderzoek Een ziekenauto wordt gecharterd en in minder dan geen tijd wordt de gewonde veldwachter naar het ziekenhuis Zuidwal in Den Haag vervoerd. Daar kan de kogel operatief worden verwijderd. Het ding blijkt ter hoogte van de linker lendenstreek het lichaam te zijn binnengedrongen. De volgende morgen is Van Eendenburg buiten levensgevaar. De verdachte, die in het dagelijks leven bij genoemde drukkerij administratief werk verricht is inmiddels per fiets in de richting Den Haag op de vlucht geslagen. In de stad ziet hij op straat een agent aan wie hij vraagt waar zich het dichtstbijzijnde politie bureau bevindt. De politieman verwijst hem naar het bureau aan de Prinsenstraat. Daar aangekomen, vertelt hij zijn verhaal. In telefonisch overleg met de inmiddels op de hoogte gestelde burgemeester van ’s-Gravenzande wordt besloten hem voorlopig vast te zetten in het Huis van Bewaring.
Bekentenis
De Villa Ouwendijck en Geerbron In de rubriek 'De Westlander en zijn moNUment' staan karakteristieke en herkenbare bouwwerken in Westland centraal. Zowel het verleden als het heden worden in deze artikelen belicht; vandaar 'moNUment'. Dit keer gaat het om twee Westlandse buitenplaatsen, Ouwendijck en Geerbron, die door de bewoners met elkaar verbonden raakten. Dit mede naar aanleiding van de expositie in het Westlands Museum over Buitenplaatsen in de Gouden Eeuw.
Door:
Piet van der Valk
Vanuit
de oorspronkelijke initiatieven om te komen tot een Kunstmuseum Westland,
is er nieuws en een mooi plan om invulling te geven aan de expositiewens
van deze groep. Met het Westlands Museum is overeengekomen samen vanuit
één museum verder te gaan denken. Het Westlands Museum gaat zich dus
omvormen, om op 3 benen te kunnen staan. Haar basis, de Tuinbouw en onze
Streek wordt nu uitgebreid met Kunst, in ‘n fraaie aanvulling van
historische en hedendaagse Kunst. Er zal nog wel veel werk verzet dienen
te worden, voordat fysiek en permanente invulling kan worden gegeven aan
de benodigde behuizing, om de werken op een goede wijze te kunnen
presenteren, met alles wat daarbij komt kijken. Dus voorlopig zullen
vaker op een andere plaats, de mini tentoonstellingen worden ingericht.
Deze richten zich op actuele of interessante onderwerpen en kunnen
bestaan uit een deel van de eigen of een geleende collectie. Zo ontstond
het idee te beginnen met een mini tentoonstelling over de vroegere
eigenaren van enkele Westlandse Buitenplaatsen.
De Liefde tussen Geerbron en Villa Ouwendijk
De oude Monsterse buitenplaats Geerbron De oude Monsterse buitenplaats Geerbron staat dankzij het Boekenweekgeschenk van Annejet van der Zijl volop in de belangstelling. Haar boek handelt over Leon Herckenrath en zijn vrouw Juliette. Piet van der Valk onderzocht hoe de bewoners van Geerbron verbonden raakten met die van buitenplaats Ouwendijck in 's-Gravenzande. De stichter van Geerbron te Monster is de bekende luitenant-admiraal Anthony Pieterson (1658-1722). De vrijgezel_Anthony maakte een schitterende carrière bij de marine. Zijn geld investeerde hij in onroerend goed in Monster. Zo bouwde hij met het verstrijken van de jaren, de buitenplaats Geerbron uit tot wat het was vlak voor zijn overlijden. Ook hier zijn vele verkopen van de buitenplaats bekend. Totdat de uit Venlo afkomstige arts Gerrit Herckenrath (1767-1809), toen baljuw Van Monster, Geerbron begin maart 1801 op een veiling kocht. Het orangeriehuis met fruitmuur Werd voor 2.000 gulden door timmerman Arij de Cocq-gekocht. Opmerkelijk dat de kleinzoon van deze timmerman de latere kunstschilder Cornelis de Cocq was, die meerdere portretten van de familie Herckenrath maakte. Gerrit Herckenrath was reeds gehuwd met Alida Milius (1761-1844), toen zij in 1790 naar Poeldijk verhuisden. Het stel kreeg acht kinderen de oudsten werden in Poeldijk geboren, echter alleen de jongste op Geerbron.
Ouwendijck
Leon
James
Grafkelder en familie
De schilderijen
|