Veel van onze verhalen komen uit:

 

 


Monster anno 1793

Hieronder een aantal snelzoekers voor deze pagina:     

PingAn vergaan  

  Klik  HIER  als u een filmpje wilt zien van de STARDUST, met dank ontvangen van Jan Brand, webmaster van: www.ons-scheveningen.nl

 Eerste lamp brandt in Monster  Westland loopt voorop met elektrisch licht

 Regenmaker wil mist verdrijven  Monsters korps mist hartversterkertje in 1944

Vliegtuig landt na oefenvlucht tussen de bloemkolen.

De geschiedenis van Monster.  'Bloedberg', de naam zegt al genoeg.

De Kerktoren van Monster.  Ramp met de Stardust in januari 1976.  Een slippertje in 1795. 

 Kerkplein Monster: "Echt iets voor oude mannetjes". 

De nieuwe gereformeerde kerk.  Verleden voor toekomst.  Stoomschip SOLO in storm gestrand. 

 Eerste Westlandse centrale 100 jaar geleden in Monster. 

Het verhaal van oorlogsslachtoffer Sophia Kooijman. 

 Ping An strandt in zware storm bij Ter Heijde
 

 

 

 Eerste lamp in Westland brandt in Monster


De elektriciteitscentrale van de ENEM aan het Wegje, nu de Havenstraat in Monster

Uit: Ouder Westland (Westlandsche courant)
Door: Aad van Holstein
Editie: donderdag 21 september 2006

De eerste gemeente in het Westland, die van elektrische stroom mag genieten is Monster. Daar brandt de eerste lamp al in 1898 als de uit Amsterdam afkomstige Laval stroomturbine maatschappij er een noodcentrale inricht. De inschakeling van die centrale wordt op de zesde mei 1898 verricht in het bijzijn van directeur Bitterhausen van de Amsterdamse maatschappij door mej. Assendelft de Koning. De benodigde apparatuur staat opgesteld in enkele kleine woningen gelegen aan de Rijnweg. Monster en Ter Heijde beleven die dag dus de stroomprimeur in het Westland. Een jaar later is de nieuwe centrale aan het Wee gereed en voorzien van indrukkwekkende lavalturbines, die ook voor Poeldijk de stroom opwekken. Nog in datzelfde jaar worden andere Westlandse gemeenten vanuit Monster van stroom voorzien. Behalve Naaldwijk met Honselersdijk zijn dat Wateringen,
“s-Gravenzande met Hoek van Holland en Loosduinen. De stroom komt daar uit zogenaamde batterijruimten, vanwaar die aan bedrijven en woningen worden doorgegeven. Overal worden houten palen in de grond geslagen en worden de bovengrondse stroomdraden aan de bekende ei-isolatoren bevestigd.

 

Strijd in 1906: elektrisch of gaslicht

Grote schrik in Naaldwijk op 28 oktober 1905. In de Nieuwe Westlandsche   Courant staat zwart op wit dat het elektrisch licht dreigt te worden afgesloten. Zo progressief als Naaldwijk in 1898 leek met de invoering van de elektriciteit, zo conservatief is het nu ineens. Want er wordt zelfs gefluisterd om maar op gasverlichting over te gaan.

Uit: Ouder Westland (Westlandschecourant)
Door:
Aad van Holstein
Editie: donderdag 21 september 2006

Eerste Nederlandse Electriciteits Maatschappij (ENEM) te Amsterdam, die sinds de eeuwwisseling stroom aan het Westland levert, zit in geldnood. Het bedrijf ziet geen kans de centrale aan het Wee (nu Havenstraat) in Monster draaiende te houden. Het biedt zich aan de gemeenten in het Westland ter overname aan. Zij hebben immers de licentie verleend en komen dus als eerste voor overname in aanmerking. Maar de Westlandse gemeenten voelen er eigenlijk helemaal niets voor zich aan de elektriciteit te branden. Ze hopen in stilte op een particulier initiatief. Er wordt daarom overal naar 'geldmannen' gezocht, die de zaak kunnen en willen financieren. Zo eenvoudig is dat niet. In Loosduinen, dat ook met de ENEM in zee is gegaan, loopt men zelfs met plannen rond om maar over te gaan op gasverlichting. Voor degenen die een aansluiting op het elektrisch licht hebben is dat een grote strop, want de kosten die men er ingestoken heeft variëren van driehonderd tot wel vijftienhonderd gulden. En wie vergoedt die schade? Een eigen gemeentelijke gasfabriek mag dan financieel aantrekkelijker lijken, het is net zo min goedkoop, ook al treft men gasfabrieken in de omliggende steden aan die goed lopen. In een besloten vergadering van de gemeenteraad van Naaldwijk wordt een verzoek van een Noorse maatschappij om een concessie te verlenen voor een gasleiding na veel discussie uiteindelijk afgewezen. Als in Monster tot de dorpelingen doordringt dat de elektrische centrale aan het Wegje dreigt te worden gesloten, komen velen van hen in opstand: ze willen het licht behouden. Enige inwoners van deze gemeente, maar ook van Naaldwijk en ’s-Gravenzande nemen het initiatief tot het oprichten van een comité, dat op 16 november 1905 een vergadering belegt.

De leden van dit comité worden in hun streven gesterkt door berichten uit Maastricht, waaruit blijkt, dat op het stadhuis daar sterke oppositie is tegen het gaslicht dat in gebruik is. Elektrisch licht is veel beter, vindt men er. Gaslicht is niet goed voor de gezondheid en ook niet voor de veiligheid. Het duurt niet lang of er komt in het Westland een protestbeweging op gang. De gemeenteraad van Naaldwijk wordt in het voorjaar van 1906, als de ENEM steeds luider dreigt met afsluiten van de stroom, geconfronteerd met zaken die de aandacht van de raadsleden wat van de 'lichtquestie' afleiden. Het gaat daarbij over een kermis in Honselersdijk, die men wil voorkomen. 'Verderfelijke vertier' dat de kop in moet worden gedrukt. Raadslid A.L. Verhagen, die burgemeester Van Beekum Maurisse in dit verband diep zou hebben beledigd, wordt van laster beschuldigd, maar daar van volledig vrijgesproken. Half april verschijnt Van Beekum Maurisse ineens niet meer op het raadhuis wegens ziekte. De “lichtquestie” blijft toch aandacht vragen, zodat raadsleden van Naaldwijk in Ede een kijkje gaan nemen bij een gasfabriek die daar tot schijnbare tevredenheid voor de verlichting zorgt. Er ontstaat een twist, waarna de raad besluit deskundigen een onderzoek te laten doen naar de productie van eigen elektrisch licht. Het resultaat ervan laat erg lang op zich wachten. De ENEM verliest tenslotte het geduld en deelt mee, dat 1 juni 1906 de levering van elektriciteit wordt stopgezet. Tijdens de ziekte van de burgemeester hanteert locoburgemeester C. Vijverberg de voorzittershamer in de gemeenteraad. In die periode komt, na enkele weken van ziekte, burgemeester Van Beekum Maurisse op 47-jarige leeftijd te overlijden. Hij is dan vijf jaar lang burgemeester van Naaldwijk geweest. Het ziet er somber uit voor de lichtvoorziening in het Westland. De strijd tussen de voorstanders van elektrisch en die van gaslicht leidt wel tot een jaar lang “duisternis” in Naaldwijk.

Uw reactie is via welkom via:
aadvanhoIstein@yahoo.com

 

 

Westland loopt voorop met elektrisch licht.

 

Uit: Ouder Westland (Westlandschecourant)
Door:
Aad van Holstein
Datum: 1907
Plaatsing: 27-03-2004

Het Westland is aan het einde van de negentiende eeuw zo goed als de eerste streek in Nederland met elektrisch Licht. Er wordt zodanig op de rest van het land vooruitgelopen, dat het Westland er prat op gaat na enige tijd zelfs een eigen Eerste Westlandsche Elektriciteitsmaatschappij te bezitten.

Als de stroomlevering in Neder land langzaam op gang komt, is het aan het einde van de jaren
negentig van de negentiende eeuw aanvankelijk de Eerste Nederlandsche Elektriciteitsmaatschappij die voor gemeenten in het Westland een concessie voor stroomlevering aanvraagt. De aanbiedingen zijn gunstig, niets staat de maatschappij in de weg. Het is zelfs zo dat de gemeenten die zich aansluiten niet het minste risico lopen. Dat zijn de gemeenten Loosduinen, Monster en ’s-Gravenzanden waarbij ook Hoek van Holland wordt gerekend) en Wateringen. De aanleg van de leidingen dwars door die gemeenten - alles nog boven- gronds aan palen – verloopt voorspoedig. Ze komen alle samen in de eerste elektriciteitsmaatschappij, die in de gemeente Monster wordt gebouwd. Van daaruit wordt de stroom door de maatschappij gedistribueerd naar de verschillende gemeenten, waar de stroom wordt opgevangen in transformatorstations, die op hun beurt voor de verdeling over de particuliere huizen en bedrijven zorgen. In het begin gaat alles voor de wind. In de huiskamers van de enkele honderden Westlanders, die zich elektrisch licht kunnen permitteren, kijkt men de eerste dag nogal verbaasd naar de kooldraadlampen, die een aardige dot licht verspreiden. Maar na een tijdje is men al niet anders meer gewend en vertelt men bij een bezoek aan bijvoorbeeld Maassluis dat Westland dit stadje toch maar ver vooruit is. Omdat de inwoners daar zich nog steeds moeten behelpen met gas en petroleum. Na enkele jaren worden de oude lampen vervangen door de in Eindhoven nieuw uitgevonden gloeilampen, die een veel beter licht uitstralen.

Onwennig
Elektriciteit is in die tijd voor veel mensen nog iets heel onwennigs. Veel Westlanders weten helemaal niet wat het is. Zoals men in de tuin soms iemand erop uit stuurt om naar een aardbeien laddertje te vragen, zo wordt het slachtoffer naar het transformatorstation gestuurd om een emmer elektriciteit te halen. Hij wordt dan weer teruggestuurd met de boodschap, dat er dan wei eerst een deksel op moet, omdat ze anders vervliegt. Toch blijkt al gauw dat het niet goed gaat met de maatschappij en na enkele jaren moet de ENEM het zelfs opgeven. Het stroomverlies bij gelijkstroomlevering en nog enkele andere zaken hebben het bedrijf in plaats van winst verlies opgeleverd. Het inmiddels bij het zachte elektrische licht bijna in slaap gevallen Westland schrikt ervan wakker. Het dreigt rond 1907 terug te moeten vallen op gas en petroleum. Dat mag volgens enkele gefortuneerde streekgenoten beslist niet gebeuren. Ze steken de koppen bij elkaar en praten met de gemeentebesturen, waarbij wordt voorgerekend dat het bedrijf best winstgevend te maken is. De Westlanders willen het daarom goedkoop overnemen en her na de nodige verbeteringen te hebben doorgevoerd in eigen beheer voortzetten. Mannen als C. van der Gevel uit ‘s-Gravenzande een P. van Paassen uit Poeldijk zetten zich ervoor in. Daarmee krijgt het Westland zijn eigen Eerste Westlandse Elektriciteitsmaatschappij, opgericht met het doel geen winst te maken.
Meer dan vier procent van de eventuele winst zou er, zo wordt afgesproken, nooit Worden verdeeld. Het overige komt weer ten goede aan de verbruikers door enerzijds het net te verbeteren en  anderzijds goedkopere stroom te leveren. Loosduinen trekt zich uit het samenwerkingsverband terug en betrekt stroom voortaan van Den Haag. Naaldwijk meent zich zelf te kunnen bedruipen en scheidt zich in 1906 ook af. Aan de Dijkweg bouwt men aan een eigen centrale, maar dat heeft wel tot gevolg dat er een jaar lang geen stroom is in deze gemeente en er daar tijdelijk weer wel teruggegrepen moet worden naar de olielamp.

Idealen
Op 28 mei 1907 is de centrale klaar. Op 1 januari 1908 telt men 147 aansluitingen op het net. De
centrale is echter geen succes, hetgeen in 1920 tot sluiting leidt. Om de stroomvoorziening aan
de inwoners niet weer in gevaar te brengen, roept men met succes de hulp van Delft in. Intussen gaat de EWEM met de Monsterse centrale als energiebron over tot levering van stroom aan Monster en ‘s-Gravenzande, gemeenten die er respectievelijk een kapitaal van 10.000 en 15.000 gulden in stoppen.
De idealen zijn dan nog hooggestemd, maar helaas heeft men de verkeerde voorlichters aangetrokken. Ook de technische kennis bij de medewerkers blijkt onvoldoende te zijn, zodat ook deze maatschappij het niet volhoudt, ook al omdat de animo van particulieren in het aandelenkapitaal niet groot is. Van het begin af aan zit het bedrijf in geldnood. En eigenlijk is het rayon om het rendabel te maken veel te klein. De techniek staat ook nog in de kinderschoenen, want in de Monsterse centrale wordt wat afgetobd om de oude, aan vervanging toe zijnde machines op gang te houden. Dag en nacht wordt doorgewerkt om de boel draaiende te houden. Dat kan in die jaren nog, want de pas later vastgestelde arbeidstijden gelden nog niet. En in menig huiskamer, waar men nog gewoon een  petroleumlamp aansteekt, wordt luid gelachen om degenen, die het zogenaamde ‘nieuwe licht’ hebben. Daar komt nog bij, dat de Raad van Beheer voortdurend in de clinch ligt met de gemeente ‘s-Gravenzande. Op 7 januari 1914 wordt daarom ernstig overwogen om de stroomlevering aan ‘s-Gravenzande althans voor een gedeelte stop te zetten. Men weet niet of dat voor licht of voor kracht zal zijn, maar de eindeloze duur van de onderhandelingen doet de directie de moed in de schoenen zinken. Een commissie stroomverbruikers lijkt eerst nog iets te kunnen bereiken, maar ook dat loopt op niets uit. Nadat weer verbeteringen zijn aangebracht wordt besloten de stroom voortaan net als Naaldwijk al enkele jaren doet van Delft te betrekken. De maatschappij blijft bestaan om de stroom te leveren. Er wordt een kabel aangelegd en al in het eerste jaar blijkt dit een goede beslissing te zijn
geweest: er wordt een aanzienlijke winst gemaakt.

Muziek
De gemeentebesturen hebben heel goed in de gaten, dat hier muziek in zit. Ze maken gebruik van de mogelijkheid om snel de concessie 0p te zeggen en die voortaan zelf te gaan beheren, in 1921 ‘s-Gravenzande en in 1922 Monster. Op 1 juni 1923 is de Eerste Westlandsche Elektriciteitsmaatschappij tevens de laatste. Sommigen vinden de ingreep van de gemeenten veel te hard voor het bedrijf, dat onder leiding van C. van Schouwen uit Poeldijk en Van der Pauw uit Monster met zulke grote moeilijkheden heeft geworsteld. Ook de aandeelhouders zijn erdoor gedupeerd. Ze hebben nooit van hun kapitaal kunnen genieten. Zij vinden het onbillijk, dat de gemeenten dat van hen hebben afgenomen. Anderen verwijten de maatschappij nalatigheid, omdat ze voor hetzelfde geld een bloeiperiode tegemoet had kunnen gaan. In ‘s-Gravenzande wordt in de loop van 1924 de verandering duidelijk merkbaar. Er worden plannen tot uitvoering gebracht om de elektriciteit tot in de uiterste hoeken van de gemeente te brengen. Met steun van het bedrijf Worden hele complexen arbeiderswoningen van stroom voorzien.
De aandelen van de Eerste Westlandsche Elektriciteitsmaatschappij zijn onverkoopbaar, maar werpen bij de afwikkeling van de geschetste zaken toch nog goede winst af.

Lezersreactie
Het lezen van uw artikel over de elektriciteitscentrale in Monster bracht bij mij in herinnering dat mijn moeder Marie Grootscohlten-van der Klugt, ons vertelde dat alle lantaarns in Poeldijk werden omfloerst toen de heer Piet van Paassen, die elektriciteit naar Poeldijk had gebracht, overleed. Zo werd hij op gepaste wijze herdacht. Leny van Leeuwen-Grootscholten.

 

 

 

Monsters korps mist hartversterkertje in 1944

Uit: Ouder Westland (Westlandschecourant)
Door: Aad van Holstein
Datum: 1944
Editie:
19-06-2004

Het leven in het oorlogsjaar 1944 wordt steeds moeilijker, maar de brandweer blijft paraat! In heel het Westland, dus ook in Monster. Al is de situatie uiterst onoverzichtelijk, toch worden er in dat hele jaar nog zes oefeningen gehouden, waarbij één gecombineerd met Poeldijk.

Er is geen licht. Maar wat nog erger is: het hartversterkertje ontbreekt. Twee redenen voor de leden van de vrijwillige brandweervereniging Monster om in het donkere oorlogsjaar 1944 nog maar zo weinig mogelijk te vergaderen. De avondklok – om acht uur moet iedereen binnen zijn - zorgt ervoor dat dit dan ook nog eens vroeg in de avond gebeurt. Zo wegen de laatste oorlogsloodjes het zwaarst, vooral als de tijd aanbreekt van razzia’s en hongerwinter. ”Onder den druk van de oorlog is het een voorrecht dat we toch nog kunnen vergaderen, hopende op beter”, staat in van de notulen die voor zichzelf spreken. "De toestand van ons land en volk is kritiek. Laten we hopen dat God spoedig  verandering ten goede geeft en dat wij als korps steeds onze plichten kunnen nakomen en op onze post mogen zijn.” Fietsen zijn een kostbaar bezit en iedereen weet, dat de Duitsers ze zo kunnen vorderen. Maar weinigen weten dat ook brandweerlieden die bij alarmering niet meteen een fiets ter beschikking hebben, gerechtigd zijn er ook een te vorderen. Hij moet dat dan wel tevoren aan de eigenaar melden en het karretje na afloop netjes teruggeven. Deze en andere regels klinken nu tamelijk bizar, maar ze zijn in de Tweede Wereldoorlog ook in het Westland aan de orde van de dag.
Het is een moeilijke periode voor een organisatie als een vrijwillig brandweerkorps als dat van Monster is. Uit het zeer informatieve jubileumboek van J. N. M. van Leeuwen ‘Voor de burgers door het vuur’, dat bij gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het Monsterse korps is verschenen, blijkt dat dit al voelbaar is voordat de oorlog uitbreekt. Want als op de tiende mei 1940 de Duitse inval eenmaal een feit is, komen de Monsterse brandweerlieden al meteen volop in actie. In de duinen blijkt die dag als gevolg van de oorlogshandelingen een grote brand te zijn uitgebroken.

Mitrailleurkogels
"Onder een regen van mitrailleurkogels en brandbommen mocht ons korps op 10 mei 1940 het genoegen smaken den geweldigen duinbrand vanaf den Watertoren tot de Loswal te bedwingen”, schrijft de toenmalige secretaris van de brandweer Visée over dit optreden van de brandweer, dat beslist heldhaftig genoemd mag Worden. Ook de kranten schrijven lovend over het korps. “Men heeft het gepresteerd om tussen het mitrailleurvuur door de watertoren voor de ondergang te behoeden.”
Als een munitieopslagplaats in Hoek van Holland in brand vliegt, biedt Monster, in het kader van de onderlinge hulpverlening, met de pas in gebruik genomen autospuit hulp. Tijdens dit bluswerk gieren de vijandelijke vliegtuigen over de Hoek, maar de mannen blijven hun werk uitvoeren. Engelse roepen, die na enige tijd hulp komen bieden, zorgen voor1evensmiddeien en dergelijke, zodat de manschappen later niet met lege handen in Monster terugkeren. Van Leeuwen heeft uit de paperassen van het korps opgemaakt, dat men van de Westlandse Drinkwaterleiding-maatschappij zowel ais het hoogheemraadschap van Delfland weliswaar blijken van waardering ontvangt, maar daar wel eerst om heeft moeten vragen. De penningmeester van de vereniging ziet zijn kas die tot dusver maar een  schamele inhoud heeft, daardoor gelukkig enigszins versterkt worden. De leden van de brandweer, die soms individueel voor hun inzet in de Hoek zijn beloond, besluiten tien procent daarvan eveneens in de verenigingskas te storten. Commandant N. I. van Leeuwen schenkt zelfs zijn hele extraatje aan de kas, waardoor de totale opbrengst op niet minder dan 41 gulden komt. Als commandant neemt Van Leeuwen in 1943 afscheid en wordt opgevolgd door J. B. Visée.

Noodsituaties
De hele oorlog door hebben daarna de brandweerkorpsen van de Westiandse dorpen elkaar in noodsituaties bijgestaan. Omdat niet alle leden van de diverse korpsen elkaar kennen, is legitimeren daarbij nodig. Het bluswater maakt papieren identiteitsbewijzen soms echter onleesbaar maken, zodat een metalen penning wordt ingevoerd om ie als brandweerman te kunnen legitimeren. Aangezien voor het rijden met de autospuit en het pompen kostbare benzine nodig is, krijgt de Monsterse brandweer telkens - indien nodig - benzine toegewezen. ”Wegens de schaarste aan benzine is het mijn plicht vast te stellen in hoeverre uw vereniging zich in de maand september van benzine kan bedruipen, zulks om het vitale levensbelang van bedrijven in mijn district van dienst te zijn”, schrijft de inspecteur voor het Verkeer te Rotterdam half augustus 1940. A1 gauw zijn er tekenen waarneembaar van verminderde aanvoer van diverse materialen. De brandweer bestelt bijvoorbeeld in de zomer van 1940 vier
waterdichte broeken en vier paar rubberlaarzen bij een gerenommeerd bedrijf in deze artikelen D. de Lange te Vlaardingen, maar per omgaande wordt doodleuk meegedeeld dat het bedrijf de opdracht niet kan uitvoeren, omdat het allerlei goederen voor de Wehrmacht moet produceren Brandslangen zijn gelukkig nog in voldoende mate aanwezig. Iedereen moet zich behelpen, ook de brandweer, zo wordt al gauw het parool.

Oude jas
Nieuwe kleding is in oktober 1940 in geen velden of wegen meer te krijgen, zodat gezocht moet Worden naar alternatieven; Besloten wordt tot reparatie van bestaande kledij. In 1940 stuurt het bestuur een stukje van een oude jas naar een firma in Wormerveer met de vraag of die ‘direct een meter van deze stof kan toezenden om jassen te repareren’. Helaas is het antwoord ook van dat bedrijf ontkennend. Pogingen om toch te slagen bij andere firma’s lopen eveneens op een mislukking uit.
Zelfs wordt het brandweerkorps maar geadviseerd om indien enigszins mogelijk met bestellingen te wachten tot ‘na de oorlog’. Niemand kon voorzien, dat dit zo’n lange tijd zou duren. Wachtdiensten, alarmoefeningen en gasoefeningen zijn naast de gewone oefeningen - aan de orde van de dag bij de Monsterse brandweer. Maar ze zorgen ongetwijfeld mede voor een groeiende saamhorigheid in het brandweerwezen, zo constateert auteur Van Leeuwen die heel wat gegevens over de oorlogsjaren heeft weten te verzamelen voor het standaardwerk van zijn hand.

Sabotagedaden
De bezetter vreest in het laatste jaar van de oorlog een toename van het aantal sabotagedaden van het verzet. Daarom wordt in 1944 een officiële Bewakingsdienst in het leven geroepen. ”Het was maar het beste om de aanwijzingen van deze dienst op te volgen”, lezen wij in het boek, ”zij had  bevoegdheden, die er niet om logen.” Want mocht een onbekende een bewaakt object naderen, dan moest daar met alle ten dienste staande middelen tegen worden opgetreden. En dat waren geen halve maatregelen. Financieel gaat het korps in het laatste jaar van de oorlog opvallend goed. Er blijkt bij de bevrijding een batig saldo te zijn van ruin 850 gulden. Reden om een gedeelte van hotel Overheijde af te huren om de bloemetjes buitengewoon verdiend een avond lang ouderwets buiten te zetten.

 

Vliegtuig land na oefenvlucht tussen de bloemkolen.

 

Uit: Ouder Westland (Westlandschecourant)
Door: Aad van Holstein
Datum: 08-07-1954
Editie:
10-07-2004

Het is 8 juli 1954. Het lijkt een gewone dag voor het Westland. Maar dat is het niet, want in Wateringen woedt een oorlog, in De Lier rijdt een militaire auto te water en in Monster maakt een lesvliegtuig van de Marine een noodlanding in een bloemkoolland. En toch ligt er na die avond (bijna) geen  Westlander van wakker. 

Tuinder Gerrit van Rossum schrikt zich wezenloos als hij die middag om een uur of half vijf een dubbeldeks vliegtuigje op zich af ziet komen. De motor is stokkend tot stilstand gekomen en het vliegtuig komt in glijvlucht naar beneden! De piloot van de Tiger Moth van de  Marineluchtvaartdienst uit Valkenburg slaagt er kennelijk niet meer in de motor op gang te krijgen. Van Rossum ziet aan de grond genageld toe hoe het toestelletje vreemde buitelingen begint te maken. Tot een doffe klap hem in de realiteit terug brengt. Het vliegtuigje is midden in zijn bloemkoolland terechtgekomen. Gelukkig is het niet echt neergestort, maar min of meer geland, hoewel het met de neus toch de grond nog krakend raakt. Hoe is het met de inzittenden? flitst het ogenblikkelijk door hem heen en hij rent erop af. De tuin van Van Rossum ligt in do Madepolder in Monster. De tuinder beleeft bij dit alles wel een benauwd ogenblik. "Gelukkig heb ik de meeste bloemkool al geoogst”, moet hij hebben gedacht, want veel staat er met meer om naar de veiling te Worden gebracht. Als hij het bloemkoolveld nadert, ziet hij tot zijn geruststelling, dat de inzittenden, twee jonge vliegers, gezond en wel uit het toestel zijn geklauterd. Ze zijn tot zijn niet geringe verbazing, volkomen ongedeerd. Het zijn sergeantvlieger H. A. Bamans uit Bergen op Zoom, die de stuurknuppel hanteerde en korporaaladelborst C. C. F. F. de Man uit Ede. Uit hun relaas dat door de snel opgetrommelde politie van Monster ijverig wordt opgetekend, valt op te maken dat ze na een geslaagde oefenvlucht boven het Westland terug Wilden keren naar Valkenburg, toen ze te kampen kregen met motorstoring. Bamans zegt nog getracht te hebben een noodlanding te maken in het naast de tuin van Van Rossum gelegen weiland van Buitelaar, maar dat hij dat net niet meer heeft kunnen halen. Het toestel blijkt vlak voor de prikkeldraadversperring tot stilstand te zijn gekomen. Het landingsgestel is daarbij beschadigd en van de propeller is een stuk afgebroken.

Magistraat
Al gauw is burgemeester K.L.J. Wouters ook aanwezig. Het komt niet zo vaak voor, dat er een vliegtuig in zijn gemeente landt, dus is hij er in gezelschap van de gemeentesecretaris en van inspecteur Van der Wurf, het hoofd van de gemeentepolitie als de kippen bij. Na enige tijd arriveert de gewaarschuwde marechaussee om de bewaking van het toestel over te nemen. Een van degenen, die het toestel in het weiland hebben zien liggen is de dan nog 21-iarige Theo Scholtes, nu als vrijwilliger en wandelend geheugen betrokken bij het Historisch Archief Westland. Zijn vader, een van de vrijwillige brandweerlieden van Monster is daar ook ter plekke geweest. Theo weet nog, hoe - nadat eerst het vliegtuig grondig was onderzocht om de oorzaak van het ongeval vast te stellen - de vleugels van het toestel  af zijn gestript en door een groepje mannen is opgetild en op een vrachtwagen is geladen. De oefenvlucht van de Tiger Moth heeft weliswaar niets te maken met de oorlog, die zich tegelijkertijd in Wateringen afspeelt, maar het zou wel mooi in het scenario ervan hebben kunnen passen. Het nieuws ervan gaat namelijk als een lopend vuurtje door het Westland. Het overigens wel serieuze Wateringse oorlogsspel, waarin parachutisten, saboteurs en leden van de vijfde colonne een aanval doen op het commando Westland, kan er alleen maar mee Worden gecompleteerd. Dat commando zetelt die avond in het Krophollerraadhuis op het Plein in Wateringen. Er wordt ineens alarm geslagen en dan is het nog slechts afwachten geblazen. Want de Nationale Reserve uit Naaldwijk, Maassluis, Loosduinen en Wateringen moet dan nog wel even in het geweer komen. Het zijn allemaal Westlandse vrijwilligerssoldaten, die met zijn allen een reserve legertje vormen voor als de nood ooit aan de man mocht komen. Maar zolang ze er nog niet zijn, kan de oorlog niet beginnen. In het vredige Wateringen wacht zo de aanvaller op de verdediger. Om acht uur is echter iedereen aanwezig.

De opdracht is: het raadhuis te behouden en de gemeente tegen infiltranten te beschermen. Daar kun ie als verdediger ie handen al vol aan hebben. Op de Lozerlaan vindt het eerste treffen met de vijand plaats. Zegevierend wordt de vijfde colonne tot de terugtocht gedwongen. Na een weldadige stilte, die daarna een tijd lang duurt, klinkt opeens angstgehuil, gepiep van schurende banden en geknars van remmen. Er blijkt een parawagen brutaal door de linies te zijn gebroken en voor het raadhuis tot stilstand te zijn gekomen. Een welgemikt schot en koelbloedig optreden betekenen het einde van deze wagen. De inzittenden Worden tot de aftocht gedwongen. En dan is er weer stilte. De reservisten willen echter meer. Maar luitenant Zoon, de commandant acht dit minder gewenst in verband met de snel invallende duisternis. ”Dat maakt alles immers zo onoverzichtelijk]k", zegt hi] alsof daar in een echte oorlog rekening mee wordt gehouden. Ook de reservepolitie is ingeschakeld om saboteurs op te sporen. Een werkje dat hen goed afgaat. Een der politiemannen krijgt een scherfje in her hoofd, maar kan na verbonden te zijn toch zijn werk voortzetten.

Twee leden van de Nationale Reserve raken zodanig door scherven gewond dat zij enkele dagen geen arbeid kunnen doen. Een lolletje is deze oefening dus geenszins. Een jongeman slaagt er intussen in het raadhuis tweemaal ongehinderd te betreden. Hij ziet er dan ook helemaal niet uit als een onbetrouwbare saboteur. Hij drinkt zelfs een kopje koffie mee met l. F. Hekkens, de voorzitter van de Nationale Reserve in Wateringen. Of het er iets mee te maken heeft of niet is natuurlijk dienstgeheim, maar in De Lier rijdt een militaire auto op hetzelfde tijdstip nogal snel over de Oude Campsweg. De chauffeur moet ineens voor een fietser uitwijken. De grote wagen raakt daardoor in de zachte berm en kantelt vervolgens het water in. Met enige schaafwonden en een nat pak kan de vierkoppige bemanning het voertuig met enige moeite verlaten. In de late avond wordt de wagen door twee kraanwagens op de weg teruggezet. Welke missie de mannen hebben en of ze ook naar Wateringen moeten is niet bekend. Wel dat ze in het Schefferkamptl1uishoren waar het onderdeel Van Heutsz en de verbindingsdienst zijn gelegerd.

Circus
Al deze sensatie gaat geheel voorbij aan de meeste Westlanders en zeker aan hen, die zich die avond in Monster in de enorme circustent van Jos, Mullens vergapen aan een heel andere sensatie. Topnummers in dat circus zijn de vijf Viganos met hun prachtige springplank nummer en het indrukwekkende vrijheidsnummer van Willy Mullens. Het enige Wat nog een heel klein beetje aan de eigenaardige gebeurtenissen buiten deze tent herinnert is het afschieten van de wonderkogel van Richard Hardner ....


Bovenstaande afbeelding van een soortgelijke Tiger Moth
 

 


De geschiedenis van Monster.


Een groot deel van het Westland, Loosduinen en ook Den Haag, behoorde in het begin van de dertiende eeuw tot het ambtsgebied van Monster. Toen een begin werd gemaakt met de bouw van de kern van Den Haag, werd een splitsing gemaakt in Haag-ambacht en Half-Loosduinen. Dit laatste was het dorp met naaste omgeving, dat in 1812 weer losgemaakt werd van Monster en tot een zelfstandige gemeente verheven, tot het in deze eeuw werd geannexeerd door Den Haag. Over de naam ‘‘Monster’’ zijn veel theorieën verkondigd. Het meest waarschijnlijk is dat de naam komt van Monasterium, het Latijnse woord voor klooster. Deze naam werd vaak gegeven aan een stuk grond dat eigendom van een klooster was. Ooit lag in Monster het kasteel van het geslacht Van Polanen. Omstreeks de 14e eeuw is dit kasteel verwoest tijdens de Hoekse en Kabeljauwse Twisten.

Monster
Monster is tegenwoordig met circa 13.500 inwoners het grootste van de drie kerkdorpen. Het dorp is intensief bebouwd. Het nieuwbouwplan De Grote Geest voorziet in een wijk met zo’’n 450 woningen. Tweederde is reeds gerealiseerd. De plannen ten aanzien van de derde fase zijn in ontwikkeling. De gemeente is zuinig op karakteristieke en beeldbepalende gebouwen. Het oude klooster van de Zusters Franciscanessen is gerenoveerd en verbouwd tot woningen en het cultureel centrum De Noviteit. Monster heeft meer monumenten: de Nederlands Hervormde kerk aan het Kerkplein, de Rooms Katholieke Kerk in de Choorstraat, de watertoren aan de Haagweg en de korenmolen De Vier Winden op de hoek Molenweg/ Molenstraat. In De Grote Geest ligt een bijzonder monument: de grafkelder van de familie Herckenrath, die na enkele tragische familiegebeurtenissen in 1847 door oud-burgemeester Leon Herckenrath is gesticht.

Ter Heijde
Ter Heijde is een dorpje in de duinen, pal aan de kust. Het dorp heeft haar naam te danken aan het riviertje De Heij dat er ooit stroomde. Was Ter Heijde aanvankelijk het grootste dorp, hierin kwam geleidelijk verandering. In Monster en Poeldijk gingen de landbouw en veeteelt meer middelen van bestaan opleveren, de vlasteelt maakte de stichting van verschillende lijnbanen mogelijk - in de Choorstraat leeft de naam ‘‘de baan’’ nog voort - en meer en meer neringdoenden gingen zich hier vestigen. In het jaar 1620 telde Ter Heijde 557 inwoners en Monster 513, doch daarna bleef de groei van Ter Heijde steeds meer achter bij die van Monster en Poeldijk, voornamelijk omdat de visserij zich meer concentreerde op Vlaardingen en Maassluis. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het dorp op het kerkje na afgebroken voor de aanleg van de Atlantic Wall. De naoorlogse wederopbouw gebeurde in een sobere stijl. Voor een dorp met een dergelijke gunstige ligging is deze stijl zeer opvallend. Nabij het strand is een reddingboot van de KNRM gestationeerd.

Poeldijk
De Poeldijk was de dijk tussen het oude poelengebied en de rivier de Gantel. Langs deze dijk werden boerenhofsteden gebouwd. Bekend is onder meer de voormalige boerderij ‘‘Hofstad Arckelsteijn’’ die enkele jaren geleden is gerestaureerd. Uit de eerste bebouwing ontstond het dorp. Poeldijk telt nu circa 5.800 inwoners(2000). Dit jaar is gestart met de eerste fase van een uitbreidingsplan voor 300 woningen langs de Verburghlaan. In Poeldijk zijn organisaties gevestigd met een belangrijke regionale functie: het Westlands Nutsbedrijf en Dario Fo, centrum voor volwasseneneducatie. Verder heeft Poeldijk een druk bezocht sociaal-cultureel centrum: de Leuningjes. Het terrein van de voormalige groenteveiling is thans in gebruik als Agri Business Centrum Westland (ABC Westland).

 


‘Bloedberg’, de naam zegt al genoeg
.
Werklozen aan het werk op de ‘Bloedberg’, nu een domein van hazen en konijnen.

Monster - De jaren dertig werden ook in het Westland beheerst door crisis. Werklozen werden tewerkgesteld, wat eigenlijk een schande was. Maar, het moest! Nog maar nauwelijks nadat burgemeester G.W. Kampschoër van Monster het dorp Ter Heijde had vernieuwd, bruiste hij verder van energie om zijn gemeente nog meer te verfraaien. Hij lanceerde dan ook in de beginjaren van 1930 het plan om achter de Slapersdijk, ter hoogte waar nu de Molenslag ligt tot aan het Schelpenpad een bosrijke omgeving te creëren. Een stuk natuurgebied zou het gaan worden met een vijver, hertenkamp en een uitkijkpost.

Het gebied bestreek ruim 55 hectare. Sinds mensenheugenis is het eigendom van het Hoogheemraadschap van Delfland. De eerste brieven van de gemeente Monster betreffende het bebossingsplan aan het ‘Schap’ zijn eerst aarzelend bekeken, maar later laconiek ontvangen. De stapels gevoerde correspondentie was daar een logisch gevolg van waardoor weer later de benodigde vergunningen, van zowel het hoogheemraadschap als van het provinciaal bestuur, bij de gemeente binnendruppelden. De hindernissen waren genomen. In oktober 1934 was al een gemeenschappelijk plan samengesteld, waarin stond dat de duinbeplanting een waardevol project zou zijn voor de tientallen werklozen uit de gemeente. Nederland was in die jaren in een diepe recessie gedompeld. Van enig uitzicht op betere tijden was nauwelijks sprake. Werkloosheid vierde hoogtij. Werkverschaffingsprojecten werden opgestart. Ook in Monster. Het is de Nederlandsche HeideMaatschappij geweest, die als hoofduitvoerder, met arbeid van de werklozen, de duinbebossing uitvoerde. Bij de aanvang van die werkzaamheden en in verband met het werkproject is er een officieel tintje aan gegeven toen de eerste spade de grond in ging. C. J. Saarloos uit Monster heeft voor deze gelegenheid een zilveren spade geleverd voor de prijs van tien gulden.

Thee
Diverse colleges en besturen van organisaties waren uitgenodigd om op het Schelpenpad aanwezig te zijn. Het was de bedoeling dat na de plechtigheid het gemeentebestuur thee zou serveren in de raadzaal van het gemeentehuis of bij gunstig weer in het Theehuis van Ter Heijde. Waar echter de thee is geschonken, vermeldt de historie niet. De aanplant van diverse boomsoorten en struikgewassen in het duingebied is uitgevoerd. Van het hertenkamp en de vijver is echter niets terechtgekomen. Het enige wat tot stand kwam is een uitkijkpost geweest. In Monster is ze beter bekend als de ‘Bloedberg’. Die naam zegt eigenlijk al meer dan genoeg. Ze is gemaakt door werklozen. Mensen die, naar ze zelf zeggen en zoals een oeroud Monsters gezegde luidt: zich etter en bloed hebben gezweten. Dat vergeten ze nooit. Wie vanaf ‘t Schelpenpad door de duinen fietst naar Ter Heijde bemerkt al gauw op afstand dat de ‘Bloedberg’ stevig verankerd als een piramide boven het duingebied uittorent. Ze ligt er stil en verlaten bij. Een domein voor hazen en konijnen, waar verwilderde katten jacht op maken. Ook bedrijven in de zomermaanden jonge paartjes daar de liefde. Eigenlijk een klein stukje paradijs op aarde. De berg is ontstaan door zand uit de wijde omgeving, vergaard in kruiwagentjes, die ‘trippies’ werden genoemd. Ze werden door mankracht voortgezeuld en steeds op een en dezelfde plek leeggestort. Het gevolg daarvan was dat de uitkijkpost ongeveer elf meter hoog is geworden. Het moet een hels karwei zijn geweest. En dan in de zomermaanden, wanneer het moordend heet kan zijn in de duinen. Water om te drinken moest worden aangevoerd in zinken emmers. De werkdagen waren lang. Ook moest op zaterdag tot twaalf uur ‘s middags worden gewerkt.

Mand
Op het werkterrein was een hoge mast geplaatst. Langs deze mast kon met een touw en een katrol een rieten mand naar boven worden gehesen. Deze mand bepaalde het uur van hoe laat ‘s morgens tot ‘s avonds moest worden gewerkt. Als het heel hard regende ging de mand wel eens naar beneden, wat inhield dat de tewerkgestelden dan mochten schuilen. De opzichters die op het terrein ronddoolden waren niet bepaald de prettigste mensen. Ze gingen tot het uiterste. Sancties van vijftig cent boete per uur op de steunuitkering kwamen veelvuldig voor, vooral als de mensen ‘s morgens niet op tijd op het werk verschenen. In Monster en Ter Heijde leven niet veel oudere mannen meer die zich nog kunnen herinneren als werkloze aan de uitkijkpost te hebben gewerkt. De 88-jarige Arie van Dam uit Monster is het echte bepaald nog niet vergeten. "Ook ik was als steuntrekker tewerkgesteld. Schaamteloos werd je nagewezen. Maar het was gelukkig maar van korte duur. Het heugelijke feit deed zich voor - ja, er gebeurde ook wel eens iets leuks - dat ik een contract voor werk kreeg aangeboden En daar was ik heel blij mee. Want de verdienste als tewerkgestelde inclusief kolentoeslag bedroeg naar fl. 11,25 per week. Aan huishuur betaalde ik fl. 4,50, zodat met mijn gezin om te leven eigenlijk maar weinig overschoot". In 1939 heeft de gemeenteraad van Monster de toegangsprijzen van het park besproken. Daar is nogal over gekibbeld door leden van de raad. Een jaarkaart voor ingezetenen van Monster zou vijftig cent gaan bedragen en degenen die van buiten de gemeente een jaarkaart wensten, moesten een gulden neertellen. Het tarief voor kinderen onder 12 jaar en ‘kleingrut’ stond uitgebreid ter discussie. Zij deden op straat en op het strand toch al voldoende buitenlucht op, zo werd er geredeneerd. Uiteindelijk werd er afgesproken dat de jeugd tot 12 jaar ‘onder geleide’ gratis toegang kreeg.

Toeristen
Het bos is geen lang leven beschoren geweest. Het is gedeeltelijk verwoest door brand en door uitdroging. Uiteindelijk werd het weer een kale dorre vlakte, zoals het altijd al was geweest. Na de bezettingsjaren 1940-1945 door de Duitsers was er weinig meer te bespeuren van het werk van Kampschoër. Op de ‘Bloedberg’ na. Zij bewaart altijd nog een stevige herinnering. Slechts weinig Monsternaren bezoeken de ‘uitkijkpost’. Vooropgesteld dat veel mensen eigenlijk niet eens weten van het bestaan. Het zin voornamelijk in de zomermaanden de toeristen die de ‘post’ bezoeken en zich met hartkloppingen voortbewegen naar de top. Eenmaal daar aangekomen kunnen ze uitrusten op vier houten banken. Het uitzicht is uniek. Aan de ene kant over het Westland en aan de andere over de Noordzee. Een stevige zilte bries waait vaak vanuit zee over de duintoppen. Alleen is het jammer dat nergens staat vermeld hoe en wanneer de ‘Bloedberg’ is ontstaan. Uiteindelijk is het toch een monument dat doet herinneren aan de crisisjaren. In 1960 heeft de gemeente Monster op papier met het Hoogheemraadschap nog onderhandelingen gevoerd om de duinen opnieuw te bebossen, maar dat is er toch nooit meer van gekomen. Jammer, maar misschien later....

Door: Bert Moor
Uit: Westlandsche Courant
Editie:Woensdag 25 mei 1994

Hieronder een tweetal foto's van de Bloedberg anno 20 mei 2002, 
 
Klik op de afbeeldingen om ze groter te zien.
Foto's van Tonny van Leeuwen.

 


DE KERKTOREN VAN MONSTER

 

Monster is het centrum van één der oude middeleeuwse parochies in het Westland. Deze parochie was veel groter dan de huidige gemeente. Zij strekte zich grofweg uit over het gehele duingebied tussen Wassenaar en Hoek van Holland. Den Haag en 's-Gravenzande zijn van recenter datum en vormen derhalve afsplitsingen van Monster. De kerk zal oorspronkelijk een "eigen" kerk geweest zijn, dat wil zeggen persoonlijk eigendom van het lokale geslacht, dat toestemming verleende voor de oprichting en financiering van het eerste gebouw heeft verzorgd. Zij zijn de patroon van de kerk, wat onder meer inhoudt het recht van benoeming van de pastoor, kapelaan en koster. Gezien de invloed op de omgeving, niet alleen van geestelijke aard, vormt een kerk als instituut een belangrijke lokale machtsbasis. Het is dan ook niet verwonderlijk dat met de opkomende macht van de Hollandse graven deze zich in toenemende mate gaan bezighouden met de eigendom en personele bezetting. In de loop der Middeleeuwen zien we dat op vele plaatsen de oorspronkelijke lokale machthebbers hun rechten, al dan niet gedwongen, aan de graaf overdragen. Deze geeft het patronaatschap dan vervolgens aan een hem welgezinde geestelijke orde.

Voor Monster speelt deze ontwikkeling in het laatste kwart van de 13e eeuw. In 1268 draagt Hugo, heer Koenraadtsz. van Monster, het patronaat over aan Floris V, die er vervolgens een zekere Mr. Hendrik Allardsz. mee beleent. Vier jaar later doet Hugo afstand van zijn aanspraken. Blijkbaar had ook de St. Paulusabdij te Utrecht nog rechten, want deze staat in 1273 het patronaatsrecht op de kerk van Monster af in ruil voor dat van de kerk van Alphen. Drie jaar daarna ruilt Floris V met de abdij van Middelburg Monster voor de kerk van Welle op Noord-Beveland, waarmee de situatie tot aan de reformatie is vastgelegd. Het kerkgebouw betekent voor de parochianen een voortdurende bron van financiële zorg. Een speciaal college, de "kerkfabriek", houdt zich met deze zaak bezig. De leden ervan, die jaarlijks gekozen worden uit de aanzienlijke families van alle woonkernen, noemt men kerkmeesters. Zij hebben onder andere het beheer over de financiële middelen. Bronnen van inkomsten worden gevormd door schenkingen van gelovigen, meestal landerijen en renten op land en huizen. Dit groeiende vermogen kan worden gezien als het vaste bestanddeel. Daarnaast komt een gering en fluctuerend deel voort uit de opbrengst van de collectes, met name tijdens de grote kerkelijke feestdagen en de kermis.

Bij uitbreiding van de kerk of een ingrijpende restauratie is het vaak noodzakelijk om enige vaste bezittingen te gelde te maken. In het Naaldwijkse gemeentearchief bevindt zich in het archief van het Kapittel een akte uit 1443, waarin van een dergelijke handeling sprake is. De kerkmeesters van Monster, Gerrit heer Willem Dirksz., Oude Pieter Maasz., Hugo Simonsz., Hugo Moye en Hugo Gerritsz. zijn te rade gegaan bij "de gemeen geburen", dat wil zeggen de stemgerechtigde volwassen mannelijke inwoners van het ambacht. Doel van deze grote vergadering is te komen tot een besluitvorming inzake de verbouwing van de kerktoren. Uit de tekst blijkt dat hij gerestaureerd moet worden en tegelijkertijd vergroot, een kostbare aangelegenheid. Besloten wordt om een stuk land te verkopen, dat de kerk heeft liggen in het ambacht Wateringen. Het is 4,5 hond groot, ongeveer 0,64 ha, en ligt in een "weer" of door sloten begrensd stuk land van in totaal 12 morgen, dit is ruim 10 ha, tussen de Zwet en de weg van Kwintsheul naar Wateringen. Het wordt gepacht door ene Harper Gerritsz., maar deze komt als potentiële koper niet in aanmerking.

De eigenaar van het resterende land in het weer is het Kapittel van Naaldwijk, een aan de kerk aldaar verbonden vrij vermogende geestelijke instelling. Het moet hen wel wat waard zijn om het gehele weer in handen te krijgen en bovendien dient de verkoop een goed doel. Kerkmeesters gaan eens praten met de deken van het Kapittel en al gauw worden beide partijen het eens. Op St. Bonifaciusavond van het jaar 1443 wordt de verkoopakte opgesteld. Ter wille van de rechtsgeldigheid moet de akte bezegeld worden. Geen van de kerkmeesters bezit echter zelf een zegel. Zij vragen derhalve de vertegenwoordigers van de lokale rechterlijke en geestelijke macht, te weten schout Arent van den Camp en pastoor heer Jan van Schiedam, om namens hen te zegelen. Wat de verkoop heeft opgebracht is in de akte niet vermeld. Wel staat er een aantekening onder dat het perceel verhuurd werd voor 44 schelling en 9 denari per jaar. Het Kapittel zal de bestaande pachtsom hebben genoteerd om misverstand met pachter Harper te voorkomen en als richtlijn voor latere verpachtingen.

Zeker is dat de opbrengst onvoldoende was. Anderhalve maand later, op 17 juli 1443, verklaren de kerkmeesters dat zij met toestemming van de provisor van Rijnland, een hoge toezichthoudende geestelijke, de pastoor en het voltallig gerecht van Monster aan de kerk- en H. Geestmeesters van 's-Gravenzande een jaarlijkse rente van 40 schelling Hollands hebben verkocht, gevestigd op 11 hond land in Maasland. Zij doen dit om "onse begonnen toorne mede te vurderen ende op te helpen". De (ver)bouw heeft dus reeds een aanvang genomen! Ook deze akte bevindt zich in het genoemde Kapittelarchief. Vermoedelijk is het land en/of de rente later aan het Kapittel gekomen. Voor Monster zijn beide akten van groot belang vanwege de exacte datering van de aanvang van de (ver)bouw. Het ontstaan van de markante massieve toren van de kerk, die zelfs de verwoestende brand van 1901 overleefde, kan hiermee definitief gesteld worden op het jaar 1443.

Leiden, 23 april 1990 J. G. Endhoven

 
 


Ramp met Stardust in januari 1976
Orkaan slingerde coaster op strand

De coaster Stardust boorde zich tijdens een orkaan in de kust van ‘s Gravenzande, tot bij de duinenrij.

Monster - Scheepskapitein J. W. Niesing uit Maassluis, een ruige zeebonk met baard en een fors postuur, had op de rede in Vlissingen nog veel nieuwjaarswensen in ontvangst genomen. "Dat 1976 maar een goed jaar mag worden!", had hij zijn kameraden toegeroepen. Vol goede moed gooide hij op nieuwjaarsmiddag de trossen van zijn kustvaarder los. Het was omstreeks vier uur ‘s middags in de haven van Vlissingen. Het schemerde al. De onder Panamese vlag varende ‘Stardust’, een 1839 ton tellend schip, was op weg naar Blaye, vlak ten noorden van de Franse havenstad Bordeaux. Het zou daar maïs innemen voor West-Afrika. Op de Westerschelde spookte het al behoorlijk, toen de Stardust koers zette naar de Golf van Biskaje. Bij windkracht acht tot negen was het ook verstandig om niet te dicht langs de kust te varen. Bij het lichtschip Noordhinder werd het wat rustiger en zo kon de kapitein de snelste route naar Frankrijk nemen. Radio Scheveningen gaf voor de nacht een onheilspellend bericht door. Storm uit het westen, kracht tien. De golven sloegen over de brug. De strijd van de 21-jarige coaster met de kolkende massa duurde lang. Pas ‘s morgens om zes uur nam de wind af tot kracht drie en kon koers worden gezet richting Bordeaux. Echter voor korte duur. ‘S Middags stak de wind weer op. Bij de Kanaalingang zond de radio een storm waarschuwing uit: zuid-west tot west acht tot tien ! De kapitein moest weer uitwijken. Nu tot de rede van Margate in Engeland. Het Kanaal is gevaarlijk bij storm. Zeker met zo’n klein en leeg schip als dit, meende de kapitein. Om zeven uur in de avond ging het voor anker. De storm werd harder en wakkerde aan tot orkaankracht. Na half tien volgde de zoveelste waarschuwing. Om half elf besloot de kapitein weer zee te kiezen en zijn toevlucht op de Nieuwe Waterweg te zoeken. Voor anker blijven bleek niet langer verantwoord. Ze zouden dwars op de wind komen te liggen met alle gevolgen van dien.

Mayday
Kapitein Niesing en zijn stuurman stonden met zweet in hun handen op de brug. Het was één uur in de nacht. Beiden hoorden een enorme klap. Het reddingsvlot bleek uit de touwen te zijn gerukt en was op het dek gesmakt. Inmiddels was het windkracht twaalf. De brug verdween steeds in de golven. Sturen was heel erg moeilijk. De schroef van het schip sloeg steeds door. De bemanning ploeterde de hele nacht door om de Nieuwe Waterweg te bereiken. Om negen uur in de morgen leek het een verloren strijd, nu de zee met het schip deed wat ze maar wilde. Met de Noorderpier van Hoek van Holland in zicht, stuurde Niesing een PAN-bericht de lucht in, een teken dat ze spoedig hulp nodig hadden. Radio Scheveningen waarschuwde alle andere schepen. ‘Everybody, keep your mouth shut (koppen dicht allemaal). Dat was omdat de nood bij Niesing het hoogst was. Een paar uur later vond de kapitein het onverantwoord om de bemanning van negentien Afrikanen nog langer aan boord te houden. Tijd voor ‘May Day’, een driemaal S.O.S. voor sleepboot en reddingsvaartuig. Om twaalf uur slaagde de reddingsboot Koningin Juliana uit Hoek van Holland erin de mannen ut hun benarde positie te bevrijden. Alleen kapitein Niesing en zijn eerste stuurman bleven aan boord. Op het vasteland vlogen dakpannen van de woningen. Kassen vlogen aan diggelen. In een kolkende zee voor de kust van ‘s Gravenzande vocht Niesing en zijn stuurman om het behoud van hun Stardust. Met orkaankracht beukte de storm op de golven en zweepte het zeewater op tot ongekende hoogte. Het roer raakte defect. De machines waren al stopgezet en de ketels gedoofd. Omstreeks twee uur op die zaterdagmiddag van drie januari werd voor de allerlaatste maal het bakboordanker uitgezet. Tien minuten over drie brak het af. Met een noodgang en slagzij van soms zestig tot zeventig graden werd het schip naar het strand geblazen. Om precies vier uur boorde de kustvaarder zich in de kust, recht voor ‘t slag. Vanaf de Monsterseweg was duidelijk te zien hoe het schip vanuit zee kwam aansteigeren. Het zeer slechte weer weerhield honderden nieuwsgierigen er niet van om binnen de kortste keren op de gestrande Stardust af te komen. Die zondag kwamen volgens de ‘s Gravenzandse politie zeker tachtig- tot honderdduizend belangstellenden.

Sloop
Kapitein Niesing had na de stranding nog de hoop dat zijn Stardust vlot getrokken zou kunnen worden. Maar alle optimistische verwachtingen ten spijt was het schip ten dode opgeschreven. Op 22 januari stonden de wagens en mensen van een slopersbedrijf al klaar om de 1800 tonner te ontmantelen. Dat zou naar verwachting ongeveer twee maanden gaan duren en dat betekenen voor het ‘s Gravenzandse strand een winter van ongekende drukte door ramptoeristen. Half februari kreeg de ‘s Gravenzandse brandweer een melding binnen, dat de al goeddeels onttakelde Stardust in lichterlaaie stond. Omdat zich nog gasflessen en een kleine olievoorraad aan boord bevonden, achtte de brandweer het explosiegevaar te groot om het schip te blussen. De sloop van het schip duurde wat langer dan verwacht. Op 15 mei had het wrak weg moeten zijn, maar pas op de 21ste was het karwei geklaard. Op 19 februari was kapitein Niesing tijdens de sloop nog eenmaal aan boord en slenterde over de restanten van zijn Stardust. "Ze hebben er wel een troep van gemaakt", mopperde hij en vervolgde: "Het lijkt niet eens meer op een schip". Hierna kwam de kapitein nooit meer terug.

Door: Bert Moor 
Uit: Westlandsche Courant 
Editie: Dinsdag 29 november 1994

Info ontvangen van van Cees de Bijl.

Onderstaande twee foto's ontvingen we van Dhr. Bert Moor uit Monster, waarvoor onze hartelijke dank.
Strading Stardust, foto ontvangen van Dhr. Bert Moor op 16-06-2005 Strading Stardust, foto ontvangen van Dhr. Bert Moor op 16-06-2005

Onderstaande foto's ontvingen op 26-02-2013 we van Jaap Donga, waarvoor onze hartelijke dank.


 

Klik  HIER  als u een filmpje wilt zien van de STARDUST,
met dank ontvangen van Jan Brand, webmaster van: www.ons-scheveningen.nl

Hieronder een reactie die wij ontvingen van Dhr. Huug Pieterse  naar aanleiding van het bovengenoemd verhaal.

binnengekomen op 14 maart 2003

Goedenavond Fam. Koppenol,

met be-en verwondering heb ik jullie verslag gelezen over de stranding van de Stardust. Laat ik voorop stellen dat het geenszins mijn bedoeling is om de kroon van mijn oude zeevaartschool maat en ex collega te stoten maar ik en velen met mij dachten dat het een beetje anders gegaan is. De betreffende nacht was ik als Kapitein met de Stella Fornax een tankertje van 1100 ton onderweg van Gijon naar Antwerpen. Wij passeerden Straat Dover en binnen enkele uren was het een hel en lagen we bijgedraaid dit is de storm afrijden met de kop op de golven, doorgaan had geen zin en was te gevaarlijk. Vlak bij mij zat de Stella Duval van dezelfde rederij, zij kampte met motor problemen en vroeg ons zoveel mogelijk in de buurt te blijven, Intussen hadden wij alles in gereedheid gebracht om eventueel assistentie te kunnen verlenen in de vorm van een eventuele sleep.

Op dat moment kwam het noodverkeer op gang, vele schepen verkeerden in nood, zo ook de Stardust. Ik heb me in verbinding gesteld met de Stardust, daar uit zijn Mayday bleek dat ze niet ver van mij vandaan zat. De Stella Duval was inmiddels weer klaar met zijn motor, beiden gingen wij de kant van de door de Stardust opgegeven positie op, zo goed en zo snel als het maar kon met windkracht 12. Een uur later waren wij op die positie, echter toen bleek de Stardust ongeveer 50 mijl Noordelijker te zitten. Zo ging dat de hele nacht door ieder keer als er een schip op de door de Stardust opgegeven plaats was, dan was de positie ineens weer anders, men wist dus duidelijk niet waar men zat en mijn indruk en van mijn collega op de Stella Duval was dan ook dat er best eens sprake van paniek zou kunnen zijn. Toen wij uiteindelijk hoorden waar de Stardust omhoog was gelopen begrepen wij er niets meer van om het maar zwak uit te drukken. Een ding is zeker het was een lange en zware nacht met heel veel ongelukken en verschrikkelijk slecht weer.

groet

Huug Pieterse

ex Kapitein Theodora Tankers
e-mail:
huug@nautiek.nl

Deze prachtige foto ontvingen we van Huug Pieterse ex Kapitein Theodora Tankers, klik op de afbeelding voor een vergroting.
Deze prachtige foto ontvingen we van Huug Pieterse,
 ex Kapitein Theodora Tankers.


Een slippertje in 1795
Bernardus kan er geen genoeg van krijgen.

Bernardus en Hendrikje kregen vijf kinderen De kleer-en schoenmaker kon d’r eigenlijk maar niet genoeg van krijgen, want toen zijn jongste zoon amper vijf maanden oud was, verwekte hij een kind bij een andere vrouw.

Monster - Vreemd gaan is van alle tijden. Oudere baasjes hebben nogal eens de neiging om met jong talent de bedstee in te duiken. Dat verging ook een paar eeuwen geleden Bernardus Moor. De actieve vader maakte een slippertje, waardoor de Monsterse families Van der Water en Moor nog steeds verwant zijn. Het is eigenlijk allemaal begonnen in 1500. In het katholieke Mauretanië, dat in Noord-Afrika ligt, woonden toen al Moren, een vredig en zachtmoedig volkje. Velen van hen zijn met de kruistochten als slaven meegevoerd naar Europa. Voornamelijk naar Oostenrijk en Duitsland. Later weer trokken ze terug. Op een enkeling na. Die name een religie aan en plantte zich voort. Een paar eeuwen later is een nazaat van de achtergebleven slagen, Gillis Moor geboren. Wanneer precies geeft de historie niet aan. Hij was beroepsmilitair en diende onder Frederik de Grote, Koning van Pruisen. Hij huwde op 6 maart 1740 met Maria Catharina Thewis, die geboren was op 13 maart 1716. Beiden vestigden zich te Randerath in Duitsland.
Gillis en Maria kregen zes kinderen, onder wie twee zonen. De een heette Engelbertus (geboren 24 januari 1745) en de ander Bernardus, die op 17 september 1748 het daglicht voor het eerst aanschouwde. Een kind dat z’n sporen heeft nagelaten. In de tweede helft van de zeventiende eeuw was het in Duitsland economisch gezien beroerd gesteld. Nederland stond er rooskleuriger voor. Waarschijnlijk zal dat ook de aanleiding zijn geweest voor de broers om naar Nederland te gaan. Eerst ging Engelbertus, later gevolgd door zijn broer. Via diverse omzwervingen kwam Engelbertus uiteindelijk in Portugaal terecht. Door een verschrijving, wat vroeger veelvuldig voorkwam, heette hij aanvankelijk Mohr. Kort na aankomst in Portugaal trouwde hij op 29 januari 1769 met de tien jaar oudere weduwe Geertruyd Vrijhof. Deze vrouw had een halfzusje, Hendrikje de Vaal genaamd. Ze was in huis bij Geertruyd en Engelbertus. Toen Engelbertus zijn broer Bernardus op bezoek kreeg, klikte het al snel tussen Hendrikje en Bernardus. Binnen de kortste keren huwde Bernardus, uit onvermogen, op 24 mei 1772 met de 19-jarige Hendrikje, op dat moment vijf maanden in verwachting. Beiden vestigden zich te Charlois. Hij repareerde kleding en schoenen. Een manusje van alles, zo bleek later. Elf jaar later hadden Bernardus en Hendrikje inmiddels negen kinderen gekregen. Vijf kinderen waren reeds begraven op het kerkhof van Charlois. Waarom geeft de historie niet aan, maar in 1784 vertrokken beiden met hun overige vier kinderen naar Monster. Hendrikje heette dan geen De Vaal meer, maar Vrijhof, ook wel geschreven Freijhof. Bernardus was in Monster weer kleer-en schoenmaker. Hij paste op gevangenen en hield de dorpspomp schoon, hakte brandbijten in de winter en hield ze open en stak de straatverlichting aan als het ‘s avonds donker werd. Zijn vrouw was jarenlang de vroedvrouw van Monster. Ze verkocht ook spek. Van beiden zijn in het gemeentearchief tekeningen gevonden.

Onecht kind
Wederom kregen Bernardus en Hendrikje vijf kinderen. Allemaal zonen. De laatste is geboren op 3 augustus 1794. De kleer-en schoenmaker kon d’r eigenlijk maar niet genoeg van krijgen, want toen z’n jongste zoon amper vijf maanden oud was, verwekte hij een kind bij een andere vrouw: de 24-jarige Leuntje van der Water, die op 22 september 1771 was geboren als dochter van Cornelis Ariesz. Van der Water en Annetje Corstiaansdr. Op 3 september 1795 te Ter Heije om acht uur ‘s avonds baarde Leuntje een zoon, hij kreeg de naam Bernardus. Het doopboek van de Hervormde Kerk Ter Heyde meldt hierover: "Per 27 september een onecht kind gedoopt, een zoontje met name Bernardus, hetwelk ten doop gehouden werd door denzelfde onkuysche moeder Leuntje van der water die als vader van het kind heeft opgegeven Bernardus Moor, een getrouwd man, wonende te Monster". De moeder van de kleine Bernardus huwde op 27-jarige leeftijd op 17 juni 1798 met Nicolaas Duifhuis. Op 27 augustus 1813 is ze overleden. Haar zoontje zal, dat is het meest denkbaar, voornamelijk bij zijn groothouders zijn opgevoed. Steeds zal hij erop gewezen zijn dat hij geen Moor mocht heten. Waarschijnlijk deed hij dat ook niet, maar schreef het, of liet het wel schrijven. Want volgens de geschiedenis vermeldde hij wel degelijk achter zijn naam een toevoeging ‘zich noemende Moor’. Z’n beroep was zeeman. Op 1 augustus 1801 ruim 50 jaar oud, stierf zijn vader. Hij werd begraven naast de Nederlands Hervormde kerk van Monster. Bernardus van der Water (‘zich noemende Moor’, zo staat ook in de huwelijksakte geschreven) trouwde op 22 november 1822 in Monster met de vijf jaar oudere Anna Oerbach die uit Kampen afkomstig was.
Beiden bleven in Ter Heijde wonen. En ze kregen kinderen: Het eerste in 1824, een dochter genaamd Maria. Gevolgd door Cornelis in 1826 die vrij spoedig stierf. Het duurde vervolgens tot 1830 eer er weer een Cornelis kwam opdagen. Hij huwde later weer en dat ging zo door, generatie op generatie, tot op den dag van vandaag! Opvallend was, dat een van de aangevers van Cornelis de vroedvrouw Hendrikje Vrijhof is geweest.Moor en Van der Water hadden twee eeuwen lang één familie geweest kunnen zijn. De naam Bernardus is bij Van der Water nooit meer voorgekomen.

Door: Bert Moor 
Uit: Westlandsche Courant 
Editie: Dinsdag 21 juni 1994

 

 

Het gestrande SS Ping An
(foto's op 2 november 2014 ontvangen van Erik Warners uit Canada)

Klik op de foto's voor een groter formaat.

 

 

Nadere informatie over de Ping An:

De Ping An was een vrachtschip dat in 1965 in een vliegende storm van zijn ankers werd geslagen en aan de grond liep bij Ter Heijde.Het schip werd gebouwd door Lithgows Ltd. in Glasgow en werd in 1945 te water gelaten. Na de bouw ging het varen voor de Canadian Pacific Railway Company in Londen en kreeg het de naam Beaverglen onder Britse vlag.Het werd op 29 september 1963 verkocht aan Hibiscus Ltd. London en kreeg nu de naam Bermuda Hibiscus onder de vlag van Bermuda. In april 1965 werd het verkocht naar Liberia en het management werd uitbesteed aan Teh Hu S.S. Co. Ltd. te Hongkong. Dat verklaart waarom in publicaties als thuishaven Hongkong is opgegeven. Op het schip zelf werd als thuishaven Monrovia genoemd. Het schip ging op 23 november 1965 met machineproblemen voor anker liggen voor de monding van de Nieuwe Waterweg in afwachting van instructies uit Hongkong. Die nacht stak een zware storm op. De ankerkettingen braken en het schip raakte op drift. Het strandde in de ochtend van 24 november 1965 op het strand van Ter Heijde. De reddingboten Koningin Juliana uit Hoek van Holland en Prinses Margriet uit Ter Heijde, beide van de KZHMRS, wisten in de branding 48 opvarenden van boord te halen. De redding verliep moeizaam, omdat de Chinese zeelieden geen Engels verstonden. Het vlot trekken van het schip mislukte. Daarvoor was het schip te ver het strand op gestuwd. Het schip bleef nog enkele maanden op het strand liggen, waar het duizenden kijkers trok. In maart 1966 begon het scheepssloopbedrijf H. P. Heuvelman op het strand aan de sloop van het schip. Eind augustus van dat jaar was de sloop zo ver gevorderd dat het restant kon worden afgevoerd naar 's-Gravendeel, waar het karwei werd afgemaakt.

Onderstaande foto's ontvingen we van Klaas Eldering op vrijdag 18 maart 2016, waarvoor onze hartelijke dank.


Klik op de afbeeldingen voor een groter formaat.

 


Stoomschip "PING AN"

Ontvangen op 20-03-2002 van: http://www.scheepvaartvangerrit.nl  bedankt Gerrit voor het artikel.

De Huizer reddingboot "Prinses Margriet" liep vorig jaar motorschade op en moest daardoor uit de vaart genomen worden. Op dat moment was het de oudste nog in dienst zijnde reddingboot van Nederland.
De geschiedenis van de "Prinses Margriet" gaat terug tot 18 oktober 1948, toen aan scheepswerf Fa. A. de Jong in Vlaardingen de bouwopdracht werd gegeven voor dit nieuwe type strandreddingboot van de KZHRM . In het najaar van 1950 werd de "Prinses Margriet" in gebruik genomen en direct gestationeerd op station Ter Heijde, vlak bij Hoek van Holland.


Reddingboot "Prinses Margriet"

De "Prinses Margriet" is een boot van het type Helderse Vlet en heeft een lengte van 9.75 meter en een breedte van 3.20 meter. De romp is gemaakt van gegalvaniseerd plaatstaal, wat overnaads geklonken is. Het schip heeft een waterverplaatsing van 6 ton en een diepgang van ca. 0.80 meter. In eerste instantie werd de boot uitgerust met een 40 pk Morris benzinemotor, maar deze leverde te weinig vermogen bij slecht weer. In februari 1960 werd daarom een 63 pk Detroit dieselmotor geplaatst. Deze motor heeft het tot juli 1999 uitgehouden!! De limabronzen schroef wordt beschermd door twee skeggen aan weerszijden. De motorkoeling is dubbel uitgevoerd. Er is een extern waterkoelingssysteem en een gesloten kimkielkoelsysteem. Aan boord zijn drie brandstoftanks, te weten twee hoofdtanks (aan stuur- en bakboord) van elk 80 liter en een dagtank, eveneens 80 liter groot. Tijdens zijn ‘‘diensttijd’’ op station Ter Heijde is de "Prinses Margriet" maar weinig ingezet. De meeste tochten die gemaakt werden waren oefentochten. De meest opzienbarende redding verrichtte de "Prinses Margriet" op 24 november 1965, toen het Chinese stoomschip "Ping An" tijdens een harde noordwester storm door motorstoring op het strand van Ter Heijde was vastgelopen. ’s Nachts wist de reddingboot "Koningin Juliana" van Hoek van Holland al 27 opvarenden van boord te halen in de stampende zee.  ’s Ochtends werd een tweede poging ondernomen, om de overgebleven 21 opvarenden van boord te halen. Er bleek echter te weinig water te staan voor de diep stekende "Koningin Juliana". Schipper Troost van de "Prinses Margriet" besloot hierop een poging te ondernemen in ruwe zee. Met zeer veel moeite lukte het de bemanning van de "Prinses Margriet" om alle opvarenden via de touwladder van boord te halen.

Foto van de PNG AN November 1965, fotograaf: B. J. Musch met dank aan Chr. Koppenol die de foto stuurde Foto van de PNG AN November 1965, fotograaf: B. J. Musch met dank aan Chr. Koppenol die de foto stuurde Foto van de PNG AN November 1965, fotograaf: B. J. Musch met dank aan Chr. Koppenol die de foto stuurde

Klik op deze afbeelding om naar de website www.dorusrijkers.nl te gaan
Reddingboot Prinses Margriet bij de "PING AN"
foto: archief KNRM


Klik op bovenstaande afbeelding om naar de website www.dorusrijkers.nl te gaan.

KNRM
Klik op het logo om naar de KNRM website te gaan.

Ping An strandt in zware storm bij Ter Heijde  

Uit: Ouder Westland uit AD/HW
Editie:24 november 2005
Door: Aad van Holstein 

De 24ste november 1965 - nu precies veertig jaar geleden - staat velen in het Westland nog in het geheugen gegrift als de dag waarop de Ping An in een zware sneeuwstorm strandde. Er volgde een spectaculaire reddingsoperatie van alle 48 opvarenden. Moedige redders haalden hen van boord met gevaar voor eigen leven. Het schip was maandenlang een attractie op het strand bij Ter Heijde.

Daags tevoren op 23 november is het nog tamelijk rustig op de Noordzee. Er staat een stevige wind, maar in een speciaal gebied op zee waar schepen voor anker plegen te gaan, ligt de Ping AN. Het 9824 ton metende schip, dat onder Italiaanse vlag vaart, ligt te wachten op instructies van de reder uit Hong Kong. Het schip heeft net een grote beurt gehad in een dok in Rotterdam. Maar bij het uitvaren merkt de kapitein al dat de machines niet in orde zijn. Het schip gaat na een extra proefvaart weer voor anker om de volgend morgen af te wachten en dan terug te varen naar de Nieuwe Waterweg. Maar zover komt het niet, want intussen wakkert de wind aan. Het weerbericht luidt krachtige, tijdelijk stormachtige wind, draaiend van zuidwest naar noordwest. Het stormachtige karakter krijgt echter steeds meer de overhand. De wind neemt zelfs toe tot een zware storm. Een behoorlijke tegenslag voor de Ping An. Met motorpech en liggend op een plek, die beslist niet veilig genoemd kan worden, blijken de ankerkettingen zwaar op de proef gesteld te worden. De grotendeels Chinese bemanning slaat de schrik om het hart als een ketting het begeeft. Enorme watermassa's beuken tegen het schip en al gauw is er geen houden meer aan. Het ene anker na het andere wordt uitgeschakeld, totdat het schip een speelbal is van de intussen vliegende storm. Ten noorden van het Hoekse Noorderhoofd loopt de Ping An daarna eerst vast op een zandbank. De bodem kraakt vervaarlijk en het schip loopt scheuren op, waardoor het water maakt. Via Scheveningen Radio heeft de kapitein dan inmiddels alarm geslagen. Gevraagd wordt om een sleepboten een reddingsboot. Om tien over vijf in de ochtend worden de kloeke Hoekse redders Van Seters en Quint gewekt. Ze moeten meteen de zee op. Het is tegen half zes als de reddingsboot de Koningin Juliana optornend tegen de sneeuwstorm de Berghaven uit vaart. Schipper Van Seters ziet kans zijn boot met veel moeite langszij de Ping An te varen. Vijf bemanningsleden worden van boord gehaald. Bij een nieuwe poging slaagt men er nog eens in tien opvarenden aan boord van de reddingsboot te krijgen. Daar is ook de vrouw van de hoofdmachinist bij, die de reis meemaakt. Een tweede vrouw en nog eens tien man krijgt men bij een derde poging veilig aan boord. Schipper Van Seters en zijn mannen leveren zo met de nog maar kort geleden in gebruik genomen Koningin Juliana een schitterende prestatie. Eerst worden de 26 geredde bemanningsleden aan wal gebracht, waarna de reddingsboot op verzoek van de kapitein van de Pin An moedig terugkeert. Helikopterhulp blijft tot zijn teleurstelling uit. Het schip wordt verder noordwaarts dichter naar de kust gedreven. Om negen uur in de ochtend krijgt men plotseling te kampen met een nieuw probleem. De radioverbinding met het schip valt uit. Er kan niet meer overlegd worden over het verloop van de redding. De sleepboten Scaldis uit Vlissingen en de Schelde uit Maassluis blijven stand-by. Als de storm enigszins is geluwd, wordt verder afgezien van hulp met helikopters. De tot dan geredde opvarenden zijn allen Chinezen. Ze worden ondergebracht in het Groene-Kruisgebouw te Hoek van Holland, krijgen verse koffie, een warm bad en droge kleren. Een warme kachel helpt de zeelui weer wat op verhaal komen. Maar veel vertellen kunnen ze niet. De meesten spreken alleen hun moedertaal en de enige Chinees die Engels spreekt, zegt niets te willen zeggen zonder zijn kapitein en die zit dan nog op het schip zonder radioverbinding dat reddeloos verloren lijkt. De sleeppoot Schelde van Smits internationale sleepdienst kan niet dichter dan een mijl bij het schip komen, waardoor er geen sleepver bindingmogelijk is. De hevige storm duwt het schip steeds verder ]let strand op. Tenslotte blijft het staan op nog geen tweehonderd meter van de waterlijn. Boven het schip cirkelen enkele vliegtuigen van de vliegbasis Valkenburg. Het is tijd voorde Heijenaars om in actie te komen...

Redders: was al die moeite voor niks ?
Daags na hun moedige redding van 27 Chinezen Van de Ping An lopen twee redders Henk van Weer en Dave Kodde om het ver op het strand geworpen schip heen en vragen zich in gemoede af of de gepleegde inspanning en de risico's die ze genomen hebben wel noodzakelijk zijn geweest. Als iedereen aan boord gebleven zou zijn, zouden de bemanningsleden - achteraf gezien - met een touwladder zo op het strand hebben kunnen stappen. Zo denken ook andere redders erover.  De oudste geredde Chinees is de 61 jaar oude Tsui Ah Sam. Hij is met de Koningin Juliana aan land gekomen. De jongste opvarenden zijn twee jongens van 17.

Hieronder nog twee foto's die we op 26 juli 2006 ontvingen van Rien en Melanie v. d. Water

Ping An op 24 november 1965


Kerkplein Monster: ‘Echt iets voor oude mannetjes’

Uit: Westlandsche Courant
Editie:Woensdag 4 augustus1993
Door: Beatrice Keunen

Monster - De klok slaat tienmaal. Het Kerkplein in Monster ligt er verlaten bij. Iepen en struiken waaien in de wind. Het zou herfst kunnen zijn. Moeders met kinderwagens lopen winkel in, winkel uit. Af en toe rijdt een fietser voorbij, dan weer een automobilist. De lucht kleurt steeds donkerder boven de eeuwenoude Nederlands Hervormde kerk, op dinsdagmorgen vroeg. Boodschappen worden gedaan onder de robuuste toren, die als een rots in de branding prijkt op het plein. Als in een cirkel staan de slager, slijterij en bloemist ‘gedrapeerd’ rondom de kerk, die vermoedelijk rond het jaar duizend werd gebouwd. Voor de winkels staan kartonnen dozen en kratten bier opgestapeld; klaar om te worden ‘verwerkt’. De idyllische bankjes op het plein zijn onbezet. "Maar", verzekert de Monsterse C. van Dijk, "bij mooi weer zitten er nogal wat lui". Nee, levendig vindt ze het Kerkplein niet. Daarvoor is het te klein. Zo wordt de wekelijkse markt op het grotere Burgemeester Woutersplein gehouden, waar ook jaarlijks Koninginnedag wordt gevierd. Wat Van Dijk betreft heeft het Kerkplein geen centrumfunctie meer. Voor haar is de plaats van historisch belang.

Toren
Vroege rende ze als kind om de kerktoren heen, vervolgt een zuster uit de Achterhoek. Ze groeide op in Monster en kan zich nog herinneren waar het ouden gemeentehuis lag. En natuurlijk de waterpomp. Ze vindt het plein opgeknapt, met het roze, witte stenen grond-mozaiek en de kerktuin als die in bloei staat. Cees van der Kruk geeft haar gelijk. "Vroeger stelde het plein niets voor. Nu oogt het gezelliger. Je kunt er mensen ontmoeten, kletspraatjes maken". Tussen het groen door lees je ‘Komt allen tot mij’, geschreven boven één van de ingangen van de kerk. Terug in de tijd blijken zich op de ‘gelaten’ plaats van nu belangrijke zaken te hebben afgespeeld. Zo werd in 1595 op het Kerkplein ‘sijne Excellentie Prince Maurits van Nassauw tot Monster in Hollant als Heere geult’. Verder stond tussen 1600 en 1800 recht tegenover de Nederlands Hervormde Kerk, herberg De Spaanse Vloot. In 1640 werd het pand voor 1350 gulden gekocht door Adriaan Cornelisz. van der Lely en zijn vrouw Aaltje Jansdr. van Wijn. In 1891 wordt voor de laatste maal in de schriftelijke bronnen verwezen naar de voormalige herberg. Nadat er een winkel in zat, wordt het pand afgebroken. Eind jaren zeventig werden de laatste resten verwijderd om plaats te maken voor nieuwbouw, aldus een artikel van wijlen J. D. Lok.

Gemeentehuis.
Ook troonde het voormalige gemeentehuis op het Kerkplein. In 1982 besluit de gemeente de oudbouw niet op te knappen. Daarvoor zou een bedrag van ruim drie ton nodig zijn. De gemeentelijke diensten verhuizen naar de nieuwbouw in de Choorstraat; het oude gebouw gaat tegen de vlakte.
Uit historisch materiaal blijkt dat in 1702 op de betrokken plaats een viswaag stond, waar Heijdse vissers hun verse waren verkochten. In 1740 werd het gebouw afgebroken en verplaatst. In plaats daarvan kwam er het zogenaamde ambachtshuis te staan, de voorloper van het gemeentehuis. Het klassiek Hollandse barokke pand werd voor 4100 gulden opgetrokken. Wegens gebrek aan ruimte werd het in 1924 afgebroken. Op de fundering kwam het nieuwe gemeentehuis te staan dat op haar beurt enkele decennia later tegen de vlakte ging. Eveneens wegens ruimtegebrek.

Dorpspomp.
Dierbare herinnering op dit moment is de toonaangevende dorpspomp, die in 1748 op het Kerkplein werd geplaatst. In 1982 voert de Monsterse bevolking actie om de oude pomp in ere te herstellen. Van het monument dat vroeger stond op het kruispunt Heren-, Zee- en Molenstraat, is alleen de koper- en waterspuwer overgebleven. Een beeld- en steenhouwer gaan de pomp aan de hand van archieftekeningen nabouwen. Voor de plaatsing wordt geld in gezameld door het comité Herplaatsing Dorpspomp, dat een veiling en loterij organiseert. Geveild wordt onder meer een wielrenbroek van minister-president Van Agt, André van Duin stuurt voor de verkoop een serie grammofoonplaten van zijn Beste Parodieën. Voor de herplaatsing ondergaat het plein nog een grondige opknapbeurt waarbij sierbestrating en -verlichting worden aangelegd. Twee jaar later gaan de gemeente Monster en de hervormde kerkvoogdij over tot de grondruil van het Kerkplein. De kerk was eerst tegen de omtovering van de plaats tot een centrumplein. Zij vreesde voor overlast op zondag en tijdens kerkelijke feesten. Via een zogenaamde erfdienstbaarheid verplicht Monster zich te houden aan de volgens de kerk noodzakelijke zondagsrust.


Foto van Tonny van Leeuwen, 20 mei 2002.


De nieuwe gereformeerde kerk met pastorie te Monster.

Uit:  "De Standaard"
Editie: Vrijdag 20 maart 1936.

25 Maart 1936 zal het voor de Gereformeerde Kerk van Monster een dag van gewicht zijn, wanneer haar nieuwe Kerkgebouw, waarvan de aanbesteding plaats had op 26 april 1935, in gebruik zal worden genomen. Het nieuwe Kerkgebouw met pastorie is gelegen op een zeer gunstig gelegen terrein in de nieuwe uitbreiding van de Gemeente en wordt begrensd door twee wegen. Het steeds groeiende tekort aan zitplaatsen en de toestand van de pastorie maakten het reeds lang noodzakelijk maatregelen te treffen, welke echter door verschillende omstandigheden moesten worden uitgesteld. Na bezoek der Bouw Commissie aan onderscheidene kerkgebouwen van verschillende architecten, werd aan den Architect B.W. Plooy te Amersfoort opdracht verleend plannen uit te werken, waarbij aan den kruisvorm de voorkeur werd gegeven. De kerk is opgetrokken in rode handvormsteen en gedekt met blauwe Romaansche pannen, terwijl de spits van een koperbedekking is voorzien. De buitendeuren zijn van eikenhout, de kerkramen van staal. De toegang tot het kerkruim en frontgalerij heeft plaats door twee hoofdportalen, welke in schoon metselwerk zijn behandeld, terwijl het vlugge verlaten van het kerkgebouw, dat plm. 900 zitplaatsen heeft, door de aanwezigheid van 6 uitgangen wordt bevorderd. Het interieur is in hoofdzaak uitgevoerd in eikenhout, hetgeen eveneens op keurige wijze door den aannemer van den hoofdbouw werd behandeld.

De kansel, welke door vorm en afwerking domineert, maakt met het daarboven geplaatste bescheiden orgel één geheel. Het plafond van masoniteplaten, een product van de N.V. Holl. Agentuur en Handels Mij. Te Rotterdam, geeft met de eiken meubelen en dito hooge lambrizeering een voornaam kerkinterieur. De glasopeningen werden op kunstzinnige wijze door het kunstatelier Valstar te De Bilt van gebrandschilderd glas in lood voorzien. Achter het kerkruim zijn een ruime hal en dienstgang, benevens een kerkenraadkamer, catechisatielokaal en predikantskamer, terwijl een ruime trap toegang geeft naar een vergaderzaal. Het kerkgebouw met de dienstvertrekken is centraal verwarmd, welke installatie werd uitgevoerd door de fa. J.E. van Velden te Honselersdijk. De verlichting van het kerkgebouw heeft plaats door ingebouwde spiegelarmaturen, waarmede een goede en economische verlichting is verkregen. De pastorie, welke tegenover de kerk is gelegen, heeft op de begane grond 3 kamers, serre vestibule, ruime hal, keuken en bijkeuken, terwijl de verdieping een studeerkamer, 4 slaapkamers en een badkamer heeft. Ook de pastorie is voorzien van een centrale verwarmingsinstallatie. Het werk werd uitgevoerd onder de dagelijkse leiding van den opzichter B. V.d. Mik. Voorts vermelden wij nog dat de kapconstructie uitgevoerd werd door de N.V. Ned. IJzerconstructie werkplaatsen Lemelerveld.

Het ca. 20 jaar oude pneumatische kerkorgel is door de orgelbouwers Fa. M. Spiering te Dordrecht naar de nieuwe kerk overgebracht. Het orgel is voordien aan een grondige revisie onderworpen en uitgebreid met een register Mixtuur 4 st. Disc. Vervolgens werd een modern front, ontworpen door den heer Plooy, geplaatst. Dit front bestaat uit tinnen, zinken en houten pijpen. Het orgel vormt een passend geheel met het interieur der kerk. Het instrument heeft 2 klavieren met in totaal 12 sprekende registers. Als adviseur trad op de heer G. Van der Burg te Amersfoort. De werkzaamheden worden als zeer geslaagd beschouwd en men was zeer tevreden over de intonatie van het orgel, die is aangepast aan het nieuwe interieur. Het schilderwerk werd op vakkundige wijze uitgevoerd door den heer W. C. Schraal te ‘s-Gravenzande. Als vloerbedekking werd gedeeltelijk het beproefde linoleum Krommenie toegepast. De cocos vloerbedekking werd geleverd door de bekende N.V.L. van Wijngaarden & Zonen’s Tapijten en Mattenfabriek te Rhenen.

 


Gereformeerde kerk van Monster.
foto van Tonny van Leeuwen.


Stoomschip Solo in storm gestrand.

Door: Bert Moor
Uit: Westlandsche Courant
Editie: 24 september 1996

Monster
Tegenwoordig zijn de zeeschepen groot en varen zij met relatief weinig bemanning. Vroeger was het juist andersom. Hoe kleiner de boot, des te meer personeel aan boord. Iedereen had een taak. De een was kolentremmer: dat was de man die zorgde dat de steenkolen bij de brandende 'stoomketels kwamen. Een ander was daar weer de verstoker van. Hij schepte de kolen op het vuur en was zodoende verantwoordelijk voor de voortstuwing van het schip. Zo was er ook een olieman aan boord. Hij bevond zich het meest in de machinekamer waar hij onderdelen doorsmeer- de en oliede. Eigenlijk allemaal beroepen die op de moderne schepen van tegenwoordig niet meer voorkomen. En wat betreft de elektronische apparatuur, daar hadden de zeebonken van weleer nog niet eens, van durven dromen.
Het is deze maand 85 jaar geleden dat op het Monsterse strand, tussen de strekdammen negen en tien, een zeeschip strandde. Een stoomschip wel te verstaan. Om precies te zijn een twaalfjarige stalen schoener van 3552 ton bruto met en 39 koppen tellende bemanning. Het was de Solo van de Rotterdamse reder Lloyd.
Op 30 september 1911 had de gezagvoerder van de Solo, de Hagenaar Werkhoven, na in Rotterdam te zijn geladen met stuksgoederen de trossen laten losgooien. Hierna was de kapitein vol goede moed de Nieuwe Waterweg opgevaren op weg naar Java. Eerst zou echter worden opgestoomd naar Southampton (Engeland) om steenkolen te bunkeren om daarna de reis te vervolgen. De reis naar Nederlands-Indië zou een week of zes duren. Tenminste, dat was de bedoeling.

Orkaan
Nadat de Solo uit Rotterdam was vertrokken stak een stevige bries op. Toen Maassluis eenmaal was gepasseerd, begon het schip door de steeds harder aanwakkerende stormachtige wind alsmaar heftiger te schudden en te stampen. Er werd ge- woon doorgevaren. Na op zee te zijn gekomen ging de storm over in orkaanvlagen met uitschieters naar windkracht elf en twaalf. De hoog opgezweepte watermassa’s ploften met donderend geraas op het dek van de Solo. Het duurde niet lang of het schip maakte slagzij en verloor z'n achtersteven. De reddingssloepen, die in de davids hingen, werden verbrijzeld. Tot overmaat van ramp verloor de Solo ook zijn roer en dreef stuurloos rond. 
Inmiddels was het acht uur in de avond geworden. Het was aardedonker en de regenvlagen' striemden de bemanning. Al eerder waren noodsignalen van de Solo uitgezonden en in Hoek van Holland door de reddingsmaatschappij opgevangen. De reddingsboot uit deze plaats de 'President van Heel' kwam onmiddellijk in actie, maar moest, op zee aangekomen, terugkeren. Er was geen doorkomen aan; de wind bulderde nog steeds met orkaankracht. De Solo werd door de onstuimige noord- westelijke natuur elementen al steigerend naar de kust van Monster gestuwd. Opnieuw noodsignalen van de Solo, maar nu gericht op het reddingsstation van Ter Heijde. Leden daar vingen de alarmberichten op en maakten met behulp van de zogeheten carbidlamp de in nood verkerende bemanning kenbaar dat hun benarde positie was opgemerkt. Opnieuw kwam een reddingsactie op gang. De plaatselijke reddingsboot de 'Secretaris Schumacher', die in de botenloods op een wagen gereed stond, werd met behulp van vier paarden naar zee gebracht. Schipper Arie Tuk en de bemanningsleden W. van Gaaien, M. Hoogenraad, G van den Berg, W. M. van Antwerpen, P. H. Tuk, M. J. van den Bergen M. Storm zouden met z'n allen de woeste zee opgaan. Pogingen om ge reddingsboot in zee te brengen mislukten echter. bat kwam omdat een groot gedeelte van het slag door de woeste golven was weggeslagen.

Japie en Jantje
Om vier uur in de morgen van de eerste oktober werd getracht om met de mortier een lijnverbinding met het gestrande schip tot stand te brengen. Deze eerste poging mislukte. Later werd een tweede schot afgevuurd. Ditmaal was het raak. Maar op de vraag hoe het daarna wel lukte om de reddingsboot tot bij de Solo te krijgen, geeft de historie geen antwoord. Feit is wel dat de bemanningsleden van de Solo in drie tochten zijn gered. De kapitein van de vrachtboot en twee varensgezellen hadden enige verwondingen opgelopen.
De toenmalige burgemeester van Monster, G. Sutorius, fungeerde als strandvonder. Hij rapporteerde de stranding. De Solo heeft met veel waterschade nog een poosje op het strand gestaan. Zeeslepers hebben de Solo uiteindelijk vlotgetrokken. Later kreeg de schipper van de reddingsboot een gouden en de overige bemanningsleden een zilveren medaille van de reddingsmaatschappij voor hun kranige reddingswerk. De spectaculaire redding op de eerste oktober zal voor de olieman van de Solo altijd wel in zijn geheugen gegrift hebben gestaan. Want eenmaal in Ter Heijde, deed zich het toeval voor dat de dochter van schipper Tuk, Japie, bleef hangen aan de olieman, die Jantje Verloop heette. Later zijn ze getrouwd en hebben van de reddingsmaatschappij een linnenkast en een bijbel gekregen.

Met dank aan Bert Zeeman, die gegevens verstrekte uit zijn privé verzameling.


Eerste Westlandse centrale 100 jaar geleden in Monster.

Uit: Westlandsche Courant 1998
Foto uit: Monster in oude ansichten

MONSTER
Honderd jaar geleden kreeg het Westland zijn eerste, eigen elektriciteitscentrale. Aan het Wegje in Monster, de huidige Gantellaan. Weliswaar brandde in deze gemeente al een jaar eerder de eerste gloeilamp, maar dat was nog via een noodcentrale. Een eigen centrale kwam pas een jaar later tot stand.
In de nieuwe centrale stonden indrukwekkend blinkende Lavalturbines opgesteld, die een gezamenlijk vermogen opwekten van 200 PK. In datzelfde jaar werden in de andere aangesloten gemeenten - Wateringen, Loosduinen, Naaldwijk met Honselersdijk, Monster met Poeldijken Ter Heijde, 's-Gravenzande met Hoek van Holland - zogenaamde batterijruimten in gebruik genomen om stroom verder aan woningen en bedrijven door te geven.
Het mag echt wel als iets bijzonders worden aangemerkt dat de vanouds bekende Westlandse tuinders en vissergemeente Monster de eerste in het Westland was waar de elektriciteit zijn intrede deed. Dat gebeurde door toedoen van de Eerste Nederlandsche Elektriciteitsmaatschappij waarvan de directeur de heer Ritterhausen, op 6 mei 1898 in Monster plechtig en officieel bij de inschakeling van de eerste elektrische stroom aanwezig was.

De eerste elektrische centrale aan Het Wegje in Monster
De eerste elektrische centrale aan Het Wegje in Monster.

Eerste gloeilamp
De plechtigheid gebeurde weliswaar in een noodcentrale, maar die voor die tijd toch van niet geringe omvang. Ze was immers niet alleen voor Monster, maar ook al meteen voor de andere aangesloten gemeenten. Het enige verschil met de definitieve centrale was dat alle benodigde apparatuur was ondergebracht in enkele kleine woningen aan de Rijnweg. Woningen overigens die er al lang niet meer staan. De echte centrale aan het Wegje moest op dat moment nog worden voltooid. Tegelijk met Monster, kreeg uiteraard ook Ter Heijde die dag het wonder van het licht te aanschouwen. Dank zij mej. Assendelft- de Koning, de dochter van de toenmalige burgemeester van de gemeente Leiderdorp, want zij was degene, die de stroom voor het eerst inschakelde.

Afname
Het spreekt haast vanzelf dat er in het begin niet zo erg veel energie werd afgenomen. In 1914 bedroeg de afname voor het hele Westland nog slechts 87.336 kWh voor licht en 19.402 kWh voor kracht. Een halve eeuw later namen alléén Monster, Ter Heijde en Poeldijk al bijna 4 miljoen kWh per jaar af. De inzet van natriumlampen, die voor het belichten van de cultures in de kassen steeds meer terrein wonnen, hebben in de naoorlogse jaren daarvan een niet gering aandeel voor hun rekening genomen.

Snellere groei
Die vorm van teeltvervroeging in de kassen is zelfs alleen maar toegenomen, omdat steeds meer telers wilden profiteren van de snellere groei van producten dank zij het licht. Dat verschijnsel is vooral goed waarneembaar vanuit de lucht, maar ook vanuit zee moet dat sterk opvallen. Net als in vroeger tijden, toen men boven op de stompe toren van Monster vuren ontstak als een baken voor de vissers, die met hun scheepjes de welvaart haalden uit de diepten van de zee.
Dat laatste slaat overigens alleen maar ogenschijnlijk op de naam van een bekende inwoner van Monster D. Onderwater, die samen met P. Ruinaard in 1906 erbij waren, toen de NV Elektriciteits Maatschappij in moeilijkheden raakte en alle bezittingen te koop aan bood. Op 15 januari van dat jaar werd het bedrijf zelfs stopgezet. De gemeenten werden in de gelegenheid gesteld het geheel over te nemen, hetgeen gebeurde met uitzondering van de gemeente Wateringen. Die voelde daar niet voor. Dat had wel tot gevolg dat deze gemeente tien (!) jaar lang van elektriciteit verstoken is geweest. Loosduinen en Naaldwijk namen wel het leidingnet over, maar bouwden zelf een centrale. Monster en 's-Gravenzande stichtten toen samen de Eerste Westlandsche Elektriciteits Maatschappij. Dat functioneerde tot 1924, toen het bedrijf te Monster door de gemeente werd genaast. Het werd toen Gemeentelijk Elektriciteits Bedrijf, dat vele jaren heeft bestaan. Een naam die in dat verband genoemd moet worden is die van de heer Vleugels. Hij werd in 1926 benoemd tot adviseur-technisch leider. Later werd hij directeur.
Het gebouw is op den duur afgestoten en gebruikt als mandenmakerij en daarna als onderkomen voor de dienst Gemeentereiniging van Monster. Toen het nog elektriciteitscentrale was heeft tuinder Zuidgeest jarenlang het koelwater gebruikt voor de verwarming van zijn perzikenkas.
Toen hij werd aangesteld lag het hele net nog bovengronds, dus hingen de kabels aan palen. Ten minste drie avonden in de week was hij daardoor buiten in de weer om overal storingen op te heffen. Er waren destijds maar drie transformatorstations in Monster. De straatverlichting was niet meet dan hier en daar een lichtpuntje van 25 watt. Pas later is daar verbetering in gekomen. Al spoedig kreeg Vleugels - die voor de gemeente Monster grote verdiensten heeft gehad - hulp van de heer Th. Vloedman, die later opzichter is geworden in de gemeente Monster. Het aantal aansluitingen, voor zowel licht als kracht, bedroeg in 1924 982. Toen Vleugels in 1958 afscheid nam waren er 4075, waarvan 737 kracht.
Uit de voorgeschiedenis van wat nu het Nutsbedrijf Westland, dat sinds kort Westland Energie heet, blijkt dat het tot 1986 heeft geduurd voordat de zeven Westlandse gemeenten hun zelfstandigheid voor wat betreft de levering van elektriciteit (en gas) prijs hebben willen geven. Daaraan vooraf zijn diverse pogingen in het werk gesteld om tot bundeling van krachten te komen. In de jaren zeventig is er bijvoorbeeld in groot onderzoek geweest naar een optimale energievoorziening in Zuid-Holland. Op zich nuttig en interessant. Maar van de plannen tot de vorming van één groot elektriciteitsbedrijf voor deze provincie is nooit iets terechtgekomen.

 


Verleden voor Toekomst. 
Dit is de titel van het werkelijk fantastische, door Bert Moor geschreven boek.

Hieronder het persoonlijke voorwoord van Bert Moor zoals dit in het boek is te vinden:
Aan de hand van verzameld archiefmateriaal, oude foto's en interviews met ingezetenen van Monster en Ter Heijde is het me, zo dacht ik, aardig gelukt om dit boek te schrijven. Naar Poeldijk echter, dat ook tot de gemeente Monster behoort, heb ik bewust geen onderzoek gedaan. Dat komt omdat een inwoner van deze plaats zich hiermee verdienstelijk maakt. Dit boek handelt voornamelijk over Monster en Ter Heijde. Ik heb zoveel mogelijk getracht in een uiterst en leesbaar gevoel, vertaald in vaak kort geschreven stukjes, een beeld te kenschetsen waaruit de sfeer kan worden geproefd die de afgelopen decennia in beide dorpen van onze gemeente hing. Aangevuld met doorgaans oud foto materiaal, waar ik heel blij mee ben. Oude foto's geven een bepaalde uitstraling. Ik bedoel de nostalgie en rust die er toen nog was. Maar naarmate we de 21e eeuw bereiken ontstaan andere beelden. De nostalgie is voor het merendeel verdwenen en de broodnodige rust is op z'n retour en dat is toch wel jammer! Wat ook jammer is, is dat de maatschappij zo aan het verharden is. Dat komt omdat iedereen te veel geld heeft en alsmaar meer begeert. Er zijn tijden van armoede en welvaart geweest. Sinds 1914 zijn er twee wereldoorlogen uitgevochten. Ups en downs: zo is het leven en zo zal het altijd blijven! Nog enkele maanden resten ons en dan is het 1 januari 2000. Tijdens deze eeuwwisseling zullen mensen zich afvragen: wat zal ons deze eeuw brengen, voorspoed of tegenslag? We weten het niet en dat is maar goed ook. Wij mensen kunnen alleen maar bidden tot God en Hem vragen of het vrede mag blijven, in elk opzicht welteverstaan. Met voldoening zie ik terug op de afgelopen jaren tijdens het zoeken van onder andere enig historisch materiaal, dat in de loop der jaren een vast betekenis gaat krijgen. Daarom noemde ik dit boek

"Verleden voor Toekomst"

Vastbesloten heb ik getracht om dit boekwerkje te maken en deed dat om de gemeenschap van Monster en Ter Heijde te kunnen dienen. De hoop koesterend om U, als lezer of lezeres, hiermee enige vorm van ontspanning te kunnen bezorgen. Veel leesplezier gewenst!

Monster, september 1999, Bert Moor

Het verhaal van oorlogsslachtoffer Sophia Kooijman.

MONSTER -
Sophia Kooijman, zo heette ze en was geboren op 19 mei 1921 te Stellendam. Na haar schoolperiode werkte ze in een drogisterijwinkel. In april 1940 vertrok ze naar Rijswijk om daar op 10 mei, vandaag zestig jaar geleden, te sterven door oorlogsgeweld. Bert Moor uit Monster schreef iets over de levensgeschiedenis en het droevige einde van dit Stellendamse meisje.

Op 9 november 1988 had Moor een gesprek met Jan-Jacob Kooijman, de broer van de omgekomen Sophia. Hij woonde in Stellendam en was 73 jaar oud. Deze man vertelde over wat zijn zus heeft meegemaakt. Hij hield erg veel van haar. De oorzaak hiervan zal wel zijn dat ze de jongste was in 't ouderlijk huis. "Ik weet nog heel goed van 't gezin waar ze opgroeide. Hoe ze baar jeugd doorbracht en uiteindelijk in Rijswijk terecht kwam bij een boerenfamilie". Kooijman heeft met klem verzekerd "dat alles wat ik vertel, mag worden opgeschreven! Dus luister", zo vervolgde hij: "Altijd hebben we in Stellendam gewoond. Mijn vader heette Pieter en mijn moeder Jacoba Meerman. Hij was visserman. Ons gezin bestond uit zeven personen. Fietje was de jongste en heeft een nette opvoeding gehad. Vader was wel heel erg streng. Wij moesten tot tweemaal toe op zondag naar de kerk. Onze ouders spraken hoog zelden met ons, het gevolg hiervan was dat je weinig hoorde en wist over wat er alzo in die jaren gebeurde. Het is allemaal al zo heel lang geleden, 't waren de crisisjaren waarin wij leefden, dat wil zeggen, erg weinig geld te verteren. De armoede overheerste. Zodra Fie van school kwam moest ze ook gaan verdienen. Ze kon hiervoor terecht in ons dorp, bij de winkel van Van Seters, die een drogisterij runde. Maar 't was maar voor twee dagen per week. Ze had het heel erg naar d'r zin!

Fatale vriendschap
Met jongens van de straat hield Fietje zich niet op. De ware Jacob zal wel komen, zo zal ze misschien wel hebben gedacht? Ze had veel meer plezier in het verenigingsleven.Dat lag haar ook wel! En toen heeft het niet lang geduurd of er kwam een vriend in haar leven. Het was een jongeman uit een dorp niet ver van ons vandaan. Na verloop van tijd hoorden haar ouders daarvan. En die wilden de verhouding niet aanvaarden. Ze eisten dat Fietje een eind aan de verhouding moest maken. Maar dit deed ze toen nog niet. Later deed ze dit echter wel en toen begon de ellende! Haar ex-vriend bleef haar lastig vallen en, zo heeft ze eens verteld, is ze wel eens met een vuurwapen bedreigd. Er werd aangifte bij de politie gedaan en na huiszoeking werd het wapen gevonden. Haar ex-vriend mocht zich in Stellendam niet meer laten zien. Maar bij Sophias bleef de angst parten spelen.

Bemiddeling sluiswachter
Maarten Koese was in Stellendam geboren en groeide daar ook op. Later vertrok hij naar Leidschendam en is daar sluiswachter geworden. In die plaats is hij ook gehuwd. De weg tussen de Hoornbrug en Uitspanning Drievliet in Rijswijk kruist via een brug de Molentocht. Langs deze tocht (water) ligt een laan van één kilometer lang, afgebakend met bomen en struiken. Op het eind van deze laan stond 'Hoeve Johanna', waar de familie Van Geest woonde. Sluiswachter Koese en Van Geest hadden kennis aan elkaar gekregen. De boer was nog maar kortgeleden getrouwd en had twee kleine kinderen gekregen. De vrouw van de boer zocht een hulpje voor in de huishouding. En deze mensen wilden' s avonds wel eens uit, naar een feestje of op familiebezoek. De boer had terloops wel eens aan de sluiswachter gevraagd of hij 'hier-of-daar' nog een adres zou weten om aan een dienstmeisje te komen. Koese had dit gesprek goed in zijn oren geknoopt. Regelmatig ging hij met verlof naar Stellendam.
Hij ontmoette de familie Kooijman en toen is zeker de situatie ter sprake gekomen waarin hun dochter Sophia verkeerde. Het gevolg is geweest dat beide families zowel Van Geest als Kooijman tot overeenstemming kwamen dat Fie naar Rijswijk zou gaan in april 1940. Eens per zes weken zou ze met verlof naar Stellendam komen, zo werd afgesproken. Voor het eerst zou dit op 19 mei plaatsvinden, want dan was ze jarig en dan zou de familie Van Geest meereizen om kennis te maken met de ouders van Fie. Het is er nooit van gekomen ! Iedere week schreef ze een brief naar huis, maar deze brieven zijn er niet meer, want ze zijn verloren gegaan met de watersnoodramp van 1953. Er is alleen nog maar een foto van haar en dat is alles.

Mobilisatie
In het voorjaar van 1940 was er de mobilisatie. Op Hoeve Johanna waren militairen gelegerd ter verdediging van het vliegveld Ypenburg. Er werd door iedereen veel over de oorlog gesproken in die dagen en toch geloofde bijna niemand er in dat die oorlog zou komen. Toch had een onderofficier van het leger de boerenfamilie steeds voorgehouden dat, als er oorlog zou komen, ze allemaal in de kelder moeten gaan om te schuilen voor granaatscherven. Deze kelder was onder de boerderij gelegen, daar is het veilig, had de militair steeds maar gezegd! Deze uitspraak waren ze nooit vergeten...
Op 10 mei 's 'ochtends vroeg brak de oorlog uit en landden Duitse parachutisten in de polder. Er werd gebombardeerd op Ypenburg en met kanonnen geschoten. De officier had altijd gezegd "kruip in de kelder". En dat deden ze. Familie Van Geest en hun personeel, waaronder Sophia Kooijman en de buren. Naarmate deze dag verstreek werden er steeds meer gewonde Duitse parachutisten in de woning en in de kelder neergelegd.
De Nederlandse soldaten wisten dat er Duitsers op en rondom de hoeve waren en daarom werd de gehele dag de boerderij bestookt met mitrailleurs. Naarmate de tijd verstreek verergerde de situatie. Fietje verzorgde: gewonde Duitse soldaten. Leen van den Bos, de boerenknecht, die ook in de kelder was en de dood is ontsprongen vertelde in 1988 het. volgende: "Er werd een Duitse parachutist in de kelder neergelegd. Zijn kaak was kapot geschoten. Hij schreeuwde van de pijn. Fie, zo ging Leen verder "het dienstmeisje van het gezin en nog maar 18 jaar oud heeft regelmatig natte doeken op de wond gelegd. Ze kreeg hiervoor chocolade". Dan schieten de tranen bij Leen in zijn ogen, toen hij dit na zoveel jaren geleden nog vertelde! "Ja, het was toch zo'n lief kind!"

Nooit meer
Het is 18.30 uur. De spanning van die dag bereikte een climax. Nederlandse soldaten plaatsten op afstand met een 70 mm kanon, een voltreffer in de kelder onder de woning. Dood en verderf zaaiend. Zes burgers werden gedood, waaronder Sophia, en een aantal Duitsers. De kelder was een bloedbad. De volgende dag werd dit alles aangetroffen. Er hing een geur van de dood. Sophia is doodgebloed als gevolg van een granaatwond. Ze is in Rijswijk begraven op 14 mei 1940, 'Niemand van haar familie was bij de begrafenis aanwezig. Haar ouders hoorden het pas later op die dag toen de postbode een brief bracht. Moeder had de brief gelezen en viel flauw. Later heeft ze nog veel psychische problemen gehad", aldus Kooijman in zijn droevig relaas. Dan vertel ik Kooijman, dat het graf van Sophia, volgens de gemeente Rijswijk in 1962, is geruimd. Hij schrikt hiervan. "Wij weten niet anders", zo gaat hij verder "dat er op haar graf een steentje staat! Als ik dit allemaal geweten had, dan zou ik het stoffelijk overschot zeker naar Stellendam hebben gehaald, al waren het alleen maar haar botjes geweest. Een herinneringssteen er op en ze zou weer thuis zijn geweest. Dit kan nu nooit meer en dat vind ik heel erg! De gemeente Rijswijk heeft nooit de moeite genomen om een gedenkmonument te plaatsen, zij was toch ook een oorlogsslachtoffer ? !

Door: Bert Moor

Regenmaker wil met waterstralen mist verdrijven

Oudere Westlanders herinneren het zich misschien nog: Nederland kende in de jaren dertig een bijzonder soort weerman: de regenmaker. Afgezien van de vraag of er eigenlijk wel behoefte aan regen was, kreeg de man toch veel publiciteit. In het Westland heeft hij wel eens mist willen verdrijven.

Door: Aad van Holstein
Uit: Ouder Westland
Plaatsing: 29 mei 2004

Het weer is altijd al een interessant onderwerp van gesprek geweest. Ook - en juist - in het Westland, waar regen of geen regen immers van grote invloed kon zijn op de groei van de te velde staande gewassen. Westland is door zijn ligging aan zee wat het klimaat betreft echter altijd een uitermate gunstige plek geweest om tuinbouw' uit te oefenen. lang voor het klimaat onder glas kon worden beheerst. In Nederland regent het veel, dus lijkt het oppervlakkig gezien niet zo nuttig om uitgerekend daar regen te willen gaan maken. Daar dacht August Willem Veraart (1881-1947) anders over. Wellicht zag hij mogelijkheden voor zijn ideeën in het buitenland, waar vaak droogteperiodes voorkomen. Hij wilde ze misschien aanbieden als alternatieven voor processies die men daar vaak hield om regen op te roepen. Het effect van die rituelen is nooit bewezen, maar het was wel Veraart, die in jaren dertig van de vorige eeuw als eerste proeven heeft gedaan om regen te maken. Bekend is de radioreportage, die Willem Vogt, het bekende AVRO-boegbeeld, vanuit een KLM-vliegtuig heeft gemaakt over genoemde proeven in de zomer van 1930. Veraart kon in die zomer en in het najaar van dat jaar zelfs gebruik maken van vliegtuigen van de luchtmacht. Hij liet dan volgens bronnen bij de AVRO een mengsel van vast ijs en koolzuur op de wolken strooien om zijn kunstje te flikken. Vooral de proef van 6 oktober 1930 kreeg bekendheid, want toen vielen er, nadat uit drie vliegtuigen 1800 kilo ijs en vast koolzuur op grote buien wolken werden gegooid, binnen 24 uur warempel tientallen millimeters regen. Bij het KNMI vond men echter dat die regen waarschijnlijk niets met de proeven had te maken.

Neerslag
In sommige landen worden nu, volgens meteorologen, nog steeds wolken bezaaid of beschoten om neerslag te bevorderen. Zo worden grote hoeveelheden kristallen zilverjodide aan wolken toegevoegd, waarna het ineens gaat regenen. Een wolk bestaat uit kleine waterdruppeltjes waar de kristallen zich op afzetten. Ze komen als neerslag omlaag. Het is zo mogelijk om wolken eerder te laten uitregenen, zodat het verderop droog blijft. in Rusland wordt deze techniek toegepast om het bij belangrijke evenementen droog te houden. Ook hagelbuien kunnen ermee worden beïnvloed. Granaten met kristallen zilverjodide worden met raketten op de wolken afgevuurd. Zo wordt dan in Italië, Spanje en Frankrijk geprobeerd te voorkomen dat de druiven- en sinaasappeloogst door zware hagelbuien wordt verwoest. Soms zou je zoiets ook voor het Westland willen, waar nu zelfs gezocht wordt naar reservoirs om regenwater tijdelijk op te vangen. Dus die Veraart deed het in Nederland uiteindelijk toch zo gek nog niet. In 1934 duikt hij plotseling op in Westland. Nu gaat het niet om het maken van regen. maar min of meer om het tegenovergestelde: het verdrijven van mist. Dat hij populair is in Nederland blijkt wel uit de manier waarop in de Westlandsehe Courant over hem wordt geschreven. " De regenmaker de heer Veraart", zo meldt de krant op 5 mei van dat jaar, “heeft medewerking gevraagd aan het gemeentebestuur van Monster voor proeven met verdrijving van mist. Hij wil een gat in de mist schieten met een flinke waterstraal, zodat de zon weer gelegenheid zal krijgen door te breken. Bij dit experiment wil hij assistentie ontvangen van de brandweer van Monster. Of de brandweer nu bij komende mistgevallen klein of groot alarm moet blazen, heeft de regenmaker nog niet bepaald."

Crisisspook
Nergens is terug te vinden of die proef ooit is gehouden, Het is niet waarschijnlijk. Toch was het geen 1-aprilmop, want het stond pas een maand later in de krant. De brandweer had het in die tijd waarschijnlijk te druk met andere dingen, want de brandweerlieden worden telkens weer geconfronteerd met het crisisspook. En om dat te verdrijven is meer nodig dan een paar stralen water. Ze zijn in Monster al blij dat - terwijl alles aan handen wordt gelegd - daar nog steeds een Vrijwillig Brandweerkorps functioneert. Het is ook het jaar dat volgens de auteur van het boek J. N. M. van Leeuwen de brandwachtregeling definitief wordt ingevoerd. Zo moeten daarom bij filmvoorstellingen in gebouw Odeon aan de Havenstraat twee brandweermensen aanwezig zijn. Daarvoor moet door het bestuur van het gebouw wel twee gulden aan de brandweer te worden betaald. De deuren moeten niet op slot zijn en blusapparatuur moet klaar staan. Van eminent belang is het dat er bij die gelegenheden twee emmers water en twee dweilen in de onmiddellijke nabijheid van het filmtoestel gereed staan. Jammer is wel. Dat de leiding van Odeon bepaald niet meewerkt. De brandweer wordt zelfs belachelijk gemaakt en als dat een keer lelijk uit de hand loopt en zelfs de politie moet worden gewaarschuwd, geeft deze niet thuis. "Het leek er verdacht veel op dat de beheerder van Odeon en de politie onder een hoedje speelden", aldus het boek. De burgemeester moet er tenslotte zelfs aan te pas komen om de leiding van Odeon er op te wijzen wie er in Monster eigenlijk het laatste woord heeft. De sfeer tussen de korpsen is in die tijd bijzonder goed. De verhouding tussen het Monsterse korps en het gem een bestuur is echter bepaald slecht. Eind 1934 laat het college weten het subsidiebedrag voor 1935 met 20 procent te zullen verlagen. Een fel protest van het brandweerbestuur haalt niets uit. In het boek staat voor wat 1934 aangaat verder geen woord over een proef om mist te verdrijven met regenmaker Veraart. Wat dat betreft is het in Monster heel mistig gebleven.



Willem Vugt op de vliegtuigtrap gereed voor een radioreportage over regenmaker Veraart (rechts)
voor de AVRO in 1930
. Archieffoto