Hieronder een subpagina
| Augustinus |
Veel van onze verhalen komen uit:
Korte informatie:
De zelfstandige gemeente De Lier is inmiddels opgeheven en valt nu onder de gemeente Westland. De Dom
Sportgelegenheid Kerkelijk en cultureel leven Vluchtelingen Recreatie Politiek
In de rubriek 'De Westlander en zijn moNUment' staan karakteristieke en herkenbare bouwwerken in Westland centraal. Zowel het verleden als het heden worden in deze artikelen belicht; vandaar 'moNUment'. Van Midden Delfland naar Westland, maar nog geen moNUment!
Dit artikel komt uit:
Door:
Piet van der Valk Tijdens de laatste Open Monumentendag van 8 september maakte een aantal belangstellenden, onder leiding van Jeannette van Zeijl en Margreet Hogeweg, een vaart met een voormalige tuindersschuit. Het werd een bijzondere kennismaking met de geschiedenis van de Zeven Gaten en omgeving in De Lier. De toer ging van het pompgemaal aan de Zweth te Kwintsheul naar de Zeven Gaten in de Lier. Het verhaal van Jeannette en Margreet kwam naar aanleiding van hun natuurstudie, aangevuld met hetgeen Jacques Moerman al eerder over dit onderwerp had gepubliceerd. Het was verrassend, de Zeven Gaten werden door mensenhanden gegraven, als natuurlandschap. De grond die uit de Zeven Gaten kwam, werd waarschijnlijk gebruikt om het terrein op te hogen en/of de bedijking te versterken. Aanvankelijk dacht met dat hier veen voor de turfproductie gewonnen was, maar dat klopt niet; de bodem bestaat voornamelijk uit afgezette klei. De bewoners hebben het water van De Zeven Gaten slechts gebruikt voor spelenvaren en visvangst. In 2014 werd naast de Zeven Gaten, een achtste gat gegraven, een vispaaiplaats voor snoeken, door het Hoogheemraadschap van Delfland aangelegd. Het grondgebied behoorde voor de eenwording van de gemeente Westland toe aan de gemeente Schipluiden. De keuze van de nieuwe gemeente Midden Delfland, 'gras voor glas', had hier mogelijk voor gezorgd dat deze overgang werd beklonken. En zo heeft de Lier, naast de drie Rijksmonumentale boerderijen, er nog een prachtig gebied met historische boerderij bij. Het gebied rond de Zeven Gaten is weliswaar beschermd doordat het in bezit is van het Zuid-Hollands Landschap. Maar doen we als Westlanders wel voldoende om de bescherming van dit Historisch Erfgoed, dus van de gebouwen te kunnen waarborgen?
Het ontstaan
De Groeneveldse polder
Hofzicht en Zwethburuch Bijlage: Samenvatting van het archeologisch onderzoek dat werd verricht op de plaats waar Hofzicht in het verleden stond. In juni en juli 2012 is een archeologisch onderzoek uitgevoerd op het perceel Noordlierweg 69 in De Lier. In het plangebied wordt een nieuwe woning gebouwd op een historisch erf. Het erf staat geregistreerd als archeologisch monument. Op het perceel werden de resten verwacht van de 18e eeuwse buitenplaats Hofzicht en mogelijke middeleeuwse voorgangers. Het onderzoek heeft sporen en vondsten opgeleverd uit de periode van de 12e tot en met de 18e eeuw. Alle sporen zijn in verband te brengen met de geschiedenis van het boerderijcomplex. Op grond van de oudste gevonden aardewerkscherven moet de eerste boerderij op het erf rond het midden van de 12e eeuw zijn gebouwd. Uit deze periode zijn enkele kuilen gevonden. In de 13e en het begin van de 14e eeuw stond op het erf een houten noordwest-zuidoost georiënteerde boerderij binnen erfgreppels. Het gebouw had een breedte van maximaal 8 meter. In de loop van de 14e eeuw werd de houten de boerderij voorzien van een korte bakstenen muur. De functie van de muur is echter onduidelijk. In de 15e eeuw werd tegen deze muur, dwars op het gebouw, een 3 m lange brandmuur met schouwwangen gezet. De buitenzijde van de brandmuur werd vervolgens gebruikt voor de aanleg van een kelder. De kelder was 4,20 m breed en tenminste 4,70 m lang. De ingang bevond zich aan de zuidwestkant. Bij een eerste verbouwing van de kelder werd de ingang verplaats naar de zuidoostkant en door de oude brandmuur heen gebroken. Rond het midden van de 17e eeuw werd de boerderij omgebouwd tot buitenhuis. Het complex werd voorzien van een nieuw breed voorhuis en de noordoostelijke keldermuur werd vervangen. De kelder bleef, blijkens een muntvondst, in ieder geval tot 1794 in gebruik. In de 19e eeuw werd het buitenhuis in delen afgebroken om ruimte te maken voor een tuindersbedrijf rondom de huidige boerderij Hofzicht. Het archeologisch monument Hofzicht is op basis van de onderzoeksgegevens opnieuw beoordeeld. Op basis van de zichtbaarheid van het historische erf in het landschap, de gaafheid van de sporen en de bewoningscontinuïteit in de afgelopen 800 jaar wordt Hofzicht beoordeeld als een vindplaats van hoge archeologische waarde. De status op de Archeologische monumentenkaart (AMK) kan worden gehandhaafd.
Onderstaande foto’s komen uit:
Welkom in De Lier,
Uit: Westland Toen
jaargang 3, editie oktober “De oude scheve toren Van het líefelijk dorpje De Lier boog zich wat naar voren En zei.. is 't niet rustig hier” Ook weer zo'n pareltje, de inwoners van de Lier mogen best wel een beetje trots zijn op hun 'scheve toren. Heel bepalend voor de aanblik van De Lier is de Dom. De toren staat bijzonder scheef en toont duidelijk drie geledingen. Bij de restauratie van 1954 kreeg de toren een fundering van veertig betonnen pulspalen om verdere verzakking tegen te gaan. De Dom, 15e eeuws, protestants hervormde kerk, tevens een Rijksmonument. Laat gotische kerk, bestaande uit een driebeukig, pseudobasilicaal schip op zuilen met natuurstenen banden en eenvoudige kapitelen en een lager, driezijdig gesloten koor. Wat moet het uitzicht prachtig zijn geweest vanaf de scheve toren. De Lierse Dom wordt niet voor niets vergeleken met de beroemde toren uit Pisa. Schitterende vergezichten, fraaie tuinen met prachtige kastelen hebben hier vroeger gestaan. De Lier die zijn naam ontleent aan het vroegere riviertje 'Liora of ook wel 'de Lee. Het dorpje moet zo rond de zestiende eeuw zijn ontstaan, en drie eeuwen daarvoor, in 1245, was 'de scheve toren al gebouwd. Wat moet het heerlijk rustig en stil geweest zijn in dit kleine knusse kerkdorpje. Landelijke vergezichten, met hier en daar wat schilderachtige slootjes met kleine kromme bruggetjes. De kerk was vroeger aan St.-Georgius toegewijd, (de ridder St. Ioris)
De lierse dom
Buurtschap Westerlee, en zijn vlastelers.
Vlastelers Door:
‘Hard gaat ie’ blijft ook na 114 jaar hard gaan.
Door: Martinus Duiventoren De eerste jaren van 29 november 1893 af wordt door deze club tot 1921 toe op de Lee geschaatst. Als koning Winter tenminste voor een stevige ijslaag op dit voor De Lier zeer karakteristieke water zorgt. Maar na 1921 huurt de vereniging een weiland aan de Lierweg, waar nu een industrieterrein ligt. Daar beschikt 'Hard gaat ie' in de vaak strenge winters over een royale ijsbaan, waarvan zelfs gebruikt kan worden gemaakt tot het seizoen 1967/68. Telkens wordt de wei daarvoor onder water gezet. Dat gebeurt dan altijd nog met water uit de er langs lopende Lee. Daarvoor een wordt duiker benut, die op de wei uitkomt. De Lee zelf is ob den duur niet meer te gebruiken voor schaatsplezier, omdat dit water zo lang mogelijk door en voor de scheepvaart wordt opengehouden.
Tent
Elfstedentocht
Financiën Deze rubriek kwam tot stand met mede werking van het Historisch Archief Westland.
Historische foto
Nieuwe Tuinen De Lier, Familie J. Van Der Wel 29 juni 1928 Wie staan er zoal op ?
De namen van de personen zijn, van links naar rechts:
Jan van der Wel, zoon
Piet van der Wel, zoon
Cor van der Wel, dochter
Gre van der Wel (zittend op trap), dochter
Henk van der Wel (boven op trap), zoon van Henk
Jan van der Wel (leunend op kist), vader
Nic van der Wel (in de kist), zoon
Trijntje van der Wel (met strik), dochter (Dit is
mijn oma)
Rien Boekestijn, knecht(?)
Bram Bongaards,knecht(?)
Onbekend
In zeven sloten tegelijk door K. F. van Dijk Geschreven bij gelegenheid van de expositie in Museum De Timmerwerf te De Lier over het 125-jarig bestaan van de Nieuwe Tuinen als tuinbouwgebied. Expositie t/m sepetmber2001. Terwijl het Westland in 1712 al een behoorlijke oppervlakte aan tuinbouwgebieden kende, was De Lier nog een uitgesproken landbouwgemeente. Er was één groot tuinbouwcomplex, de buitenplaats Hoofbosch in de Hoefpolder, met druivenmuren, boomgaarden en groentebedden. In 1780 werd de buitenplaats echter voor de sloop verkocht, de boomgaarden gerooid, de druivenmuren afgebroken en alles werd weer weiland. Een eeuw later, omstreeks 1870 bloeide de tuinbouw in het Westland als nooit tevoren. De export van fruit naar Engeland breidde zich uit en het areaal vroege aardappelen verdubbelde zich in korte tijd. In De Lier deelde men niet in die vreugde. Integendeel, de vlasteelt liep op zijn einde en 's winters heerste er armoe onder de boerenarbeiders. Tot die vlas-, akker- en weilandgebieden behoorden landerijen die zich aan de
overkant van de Kijckerweg langs de Breë Lee uitstrekken. De laatste restanten
van de erbij behorende boerderij, vóór in de Nieuwe Tuinen, zijn pas enkele
jaren geleden gesloopt. Het gebied is waarschijnlijk al voor 1200 in cultuur
gebracht en vanaf 1550 kunnen we de eigenaren traceren.
Van der Kun moet ervan op de hoogte zijn geweest dat de vraag naar tuinland dat de prijzen in stijgende lijn waren. Hij vroeg toestemming aan het polderbestuur en aan het Hoogheemraadschap van Delfland om vanuit de Lee zeven vaarsloten te graven en het vlietland op te hogen. Daarna liet hij in september 1874 de landerijen in 13 partijen (met twee elders in De Lier gelegen percelen) veilen in de herberg De Zwaan van Jan van den Dool in De Lier. Opbrengst circa ƒ 100.000. Daarbij hoorden ook enkele percelen ten noorden van de huidige Veilingweg en het perceel van de Veilingweg zelf. Het karwei om de vaarsloten te graven blijkt in maart 1875 te zijn geklaard. Niet alle kopers waren van plan zelf de tuinbouw ter hand te nemen. De namen van twee kopers komen we echter nu, na 125 jaar, nog tegen als tuinder, n.l. Dukker en Van der Wel. Adrianus Dukker, vlasser, kocht 3 ha. 19 are voor ƒ 9.217. Later verkocht hij een stuk aan zijn broer Gerrit Dukker. Iets verderop kocht Johannes van der Wel te 's-Gravenzande 4 ha 40 are voor ƒ 9.100. Diens zoon Jacob van der Wel was kinderloos en verkocht het aan zijn neef Jan van der Wel. Diens kleinkinderen tuinen nog op het laatste perceel tegen de Greenery aan. Hiermee was het eerste grote tuinbouwgebied van De Lier een feit. En nog wel projectmatig tot stand gekomen. Maar veel geluk hebben de pioniers niet gehad. Nog terwijl zij de eerste bomen plantten en de druivenmuren metselden, pakten zich donkere wolken samen boven de Westlandse tuinbouw. In Amerika ontstonden grote graanoverschotten, die op de wereldmarkt werden gedumpt. Europese landen als Engeland en Duitsland antwoordden daarop met flinke verhogingen van de invoerrechten voor land- en tuinbouwproducten, zodat de afzet bemoeilijkt werd. De tuinbouwprijzen kwamen onder druk te staan en verschillende jonge tuinders in de Nieuwe Tuinen moesten de spa in de grond steken en hun tuin verlaten. De precieze gang van zaken is nu niet meer na te gaan, maar we kunnen er wel naar raden. Hendrik Slaman, een van de oorspronkelijke kopers, verkocht in 1883 drie percelen bouwland, vroeger gebruikt als tuinland aan een notaris te Delft. Op een van de percelen, waar klaver op werd geteeld, stond nog een druivenmuur als een stille getuige van een mislukt tuindersavontuur. De erfgenamen van deze notaris verkochten in 1888 een van de percelen aan dezelfde Johannes van der Wel uit 's-Gravenzande die in 1875 ook een van de kopers was. Later zouden hier Cees en Willem van der Wel tuinen en op de andere twee percelen treffen we Koole en Hanemaayer aan. Al direct na de ingebruikneming van de tuinen zijn er druivenmuren gebouwd. De meeste helemaal achteraan. De laatste muur, op de tuin van Middelburg, is pas gesloopt toen de Veilingweg aangelegd werd. Voordat er enige bebouwing was aan de Cramerlaan, liep er een voetpad van de Heulbrug richting Naaldwijk, het Naaldwijkse voetpad. Het liep van het huidige kruispunt Nieuwe Tuinen/Heulstraat schuin door de weilanden en akkers met zes 'vondels' over de sloten naar de boerderij waar nu het dierenasiel Dijckhorst is ondergebracht. Al in 1875 vroegen de twee nieuwe eigenaren van de voorste percelen aan de gemeente toestemming om het pad te mogen omleggen. Het liep later achter de druivenmuren langs tot aan het punt waar het recht overstak naar de Dijckhorst. De Kade van Rasch vormde voor de laatste percelen mogelijk een 'achter-uitgang'. Deze kade is zo genoemd omdat enkele omliggende percelen, onder meer waarop een gedeelte van de Veilingweg ligt, eigendom waren van een zekere B. L. Rasch. De kade was ook zijn uitpad naar de Vlietweg. Op het bijgaande kaartje uit 1712 is aan het einde van de Nieuwe Tuinen langs de Lee bebouwing te zien. Hier stond op het vlietland de woning van een klein boertje die circa 10 hectare bebouwde. Mogelijk zijn de fundamenten in het vlietland weggezakt of door de eerste tuinders uitgegraven, want bij de huidige generatie is hier niets meer van bekend. De naam Nieuwe Tuinen was niet onmiddellijk ingeburgerd. Kort na 1885 vroeg A. Dukker toestemming voor bouw van een huis 'aan het Naaldwijkse pad'. In of kort na 1900 kwam de naam Nieuwe Tuinen in zwang. Eerst nog in combinatie met het Naaldwijkse pad, maar later werd deze laatste aanduiding weggelaten en werden bouwaanvragen gesitueerd in de 'Nieuwe Tuinen'. In het hele Westland vond het vervoer van en naar de tuinen veelal plaats per schuit. Zo ook in de Nieuwe Tuinen. Ten behoeve van de voetgangers en fietsers lag over elk van de zeven vaarsloten een boogbrug of een ophaalbrug. Na de oorlog werd het gebrek aan toegankelijkheid voor auto's steeds nijpender. Van Harmelen, die voorin woonde, liet een brede ophaalbrug aanleggen, zodat hij vanuit de Heulstraat toegang had; Vellekoop-Middelburg liet een baileybrug over de Lee bouwen; Vermeer had aan de achterzijde uitpad naar de Kade van Rasch. De overige bewoners moesten echter met smalle bruggetjes en een koolaspad genoegen nemen. Een comité van bewoners streefde echter naar volledige ontsluiting en in samenwerking met de gemeente werd in 1964 de weg en de bruggen verbreed. De vaarten bleven nog gehandhaafd, maar in de loop van de jaren werden ze alle gedempt. Het achterste gedeelte, gesplitst in twee partijen van in totaal 7 ha 73 are, werd gekocht door L.V. van Rossem te Rotterdam. In 1880 verkochten zijn erfgenamen in dezelfde herberg het inmiddels in tuin en boomgaarden veranderde land met een woonhuis aan Abraham Vermeer, bouwman te Honselersdijk. Mogelijk was de in Honselersdijk wonende grootgrondbezitter Pijnacker Hordijk de rentmeester van Van Rossem, want in de familie Vermeer leeft het verhaal dat hun voorvader het van Pijnacker Hordijk heeft gekocht. De notariële akten wijzen echter anders uit. Het bezit van Vermeer werd later gesplitst in drie afzonderlijke tuinen voor Rien, Huib en Arie Vermeer. Zij behoren nu allemaal tot het Greenery-terrein.
De Lier wil oude timmerwerf aankopen.
Uit: Westlandsche Courant Maandag 6
februari 1995 De Lier - Burgemeester en wethouders van De Lier zullen de gemeenteraad dit voorjaar een voorstel doen om de eeuwenoude timmer-werkplaats aan de Hoofdstraat 63 in De Lier aan te kopen. Het oude pand kan na aankoop grondig worden opgeknapt. Later kan de timmerwerf als museum annex koffie- en thee-schenkerij worden opengesteld. Met de aankoop en de restauratie zijn honderd-duizenden guldens gemoeid. De gemeente zou dit geld uit de reserves kunnen halen. De komende maanden zullen burgemeester en wethouders onderhandelingen voeren met de eigenaar van de timmerwerkplaats en met de stichting die het pand wil gaan restaureren. De gemeente wil voldoende zekerheid dat het laatste inderdaad gaat gebeuren. Nu burgemeester en wethouders bereid zijn het pand aan te kopen, is ook de restauratie een stuk zekerder. Burgemeester Huub van der Meer: "Het is een kip en het ei-kwestie. Als de gemeente het pand aankoopt, kan de stichting meer duidelijkheid bieden aan de sponsors en de vrijwilligers. Daarmee komt ook de restauratie een stuk dichterbij". Molens Het gebouwtje, dat aan de achterzijde bouwvallig is geworden, is na de Dom het oudste pandje van het dorp De Lier. Andere oude panden, zoals het kaaspakhuis, zijn recent wel gesloopt om plaats te maken voor woningen. De timmerwerf is heden ten dage nog steeds als zodanig in gebruik bij een aannemer. Om het pand als monument voor de toekomst te bewaren is vorig jaar al door enkele vrijwilligers de stichting Timmerwerf opgericht. Deze vrijwilligers hebben reeds vele sponsors gevonden, die samen bereid zijn 200.000 gulden voor de restauratie van het pand te doneren. Thee-schenkerij Voor de vieringen van 750 jaar De Lier staat in augustus al een feest rondom de restauratie van de timmerwerkplaats op het programma. Burgemeester Van der Meer verwacht dat dit feest voorlopig gewoon kan doorgaan, hoewel de onderhandelingen over de aankoop door de gemeente De Lier nog voortduren.
Een eigen Liers museum? Cor van der Mark en Jan den Hoed willen het stokoude pand Hoofdstraat 63 voor het nageslacht bewaren.
Uit: Westlandsche Courant Dinsdag 15
maart 1994 De Lier - Een onopvallende gevel in de Lierse Hoofdstraat verbergt een
heuse timmer-werkplaats uit het begin van de zeventiende eeuw. De werkplaats is
een vergeten, historisch stukje van het dorp De Lier, bewaard gebleven dankzij
de spaarzaamheid van de timmerfamilie Koene en vóór 1900 het geslacht Bongaards.
Van geslacht op geslacht timmerden de vaklui onderdelen voor molens en
hooibergen. Zij gooiden
niets weg. Integendeel, ze bewaarden alles. Op de
bovenverdieping staan een draaibank en gereedschap, klaar om zo weer een molen
te bouwen. Aan machines deed men indertijd niet, hooguit werd wat elektriciteit
aangelegd. De lange werkbanken in de werkplaats worden heden ten dage nog
gebruikt. Niet voor molens, maar hoofdzakelijk voor kozijnen. Authentiek. De timmerwerf anno 1999 High-tech Monument.
Timmerwerf is ‘een onbekende Rembrandt’ ‘Een heel bijzonder en zeldzaam gebouw’, zo wordt de Lierse Timmerwerf gekwalificeerd. Uit: Westlandsche Courant Woensdag 12 juni 1996 De Lier - De historische Timmerwerf krijgt waarschijnlijk de status van rijksmonument. Een procedure om het pand uit de zeventiende eeuw daarvoor in aanmerking te laten komen, moet over tien maanden uitsluitsel geven. Met de status is een subsidie gemoeid van enkele tonnen. In het register van beschermde monumenten dat de Rijksdienst voor Monumentenzorg bijhoudt, staat slechts een handjevol timmerwerven. Die in De Lier is met zijn 354 jaar één van de oudste. Een delegatie deskundigen uit de museumwereld die het grijze pandje aan de Hoofdstraat onlangs bezocht, kwam superlatieven tekort voor de timmerwerkplaats. Men repte van een ‘onbekende Rembrandt’. "Het is een heel bijzonder en zeldzaam gebouw", onderschrijft ook A. Van Veenendaal van de Rijksdienst die lovende woorden. Zij bezocht de Timmerwerf vorige week en behandelt de monumenten-aanvraag voor het pand. "Het aardige aan deze werkplaats is bovendien dat hij tot een paar jaar geleden in gebruik was. Van buiten ziet het huis er 19e eeuws uit, met mooi pleisterwerk. Treed je binnen, dan wacht een verrassing. De kern van het pand blijkt uit de zeventiende eeuw te dateren. Het aangebouwde woonhuis is van een eeuw later en het interieur daarvan is weer negentiende eeuws". Het bestuur van stichting De Timmerwerf, die de restauratieplannen ontwikkelde en begon met de uitvoering, werd verlegen van alle lof. Jan den Hoed, secretaris: "We moeten de zaak wel even verwerken. We dachten dat dit een lokale aangelegenheid was. Op de rijkslijst komen hielden we voor onmogelijk". Na overleg met de gemeente, eigenaar van de Timmerwerf, werd besloten een aanvraag voor de rijkslijst in te dienen. "We moesten de zaak wel even verwerken", zegt Den Hoed over de superlatieven die de timmerwerf ten deel vielen. "Een Rembrandt, dat is mooi", zei burgemeester H. van der Meer vorige week in een commissievergadering. "Maar meteen daarna komt de vraag: en wat levert dat op?" Van de bedragen gingen hem ‘de oren tuiten." De huidige restauratieplannen kosten een half miljoen gulden. Dat wordt 7,5 à 8 ton, denkt penningmeester Zuidgeest, door extra kosten voor de architect en de uitvoering. "We hopen op minstens drie à 4 ton subsidie", laat hij weten. "Maar niets is nog zeker". De gemeente, sinds twee jaar eigenaar van de Timmerwerf, kan zeventig procent van de kosten die nodig zijn voor het behoud van de monumentale waarde van het pand als subsidie krijgen van het rijk. Onder deze regeling valt niet de riolering, het eerste werk dat de stichting liet uitvoeren. Tot nog toe had de stichting een kleine twee ton binnen aan giften en sponsoring. Daar is de contributie van 115 leden van "De club van honderd’ nog niet bijgeteld. In een rijksmonument mag niet zomaar worden verbouwd. Dat leverde de stichting aanvankelijk hoofdbrekens op. Den Hoed: "Op zolder, de voormalige houtopslag, hadden wij een koffie- en theeschenkruimte gepland. Dat kon niet doorgaan. Daarmee verdween onze eigen mogelijkheid om de exploitatiekosten terug te verdienen, want we moeten van de gemeente onze eigen broek ophouden". De oplossing lag buiten de deur. De oude loods in de tuin kan onder zijn zadeldak wél ruimte bieden aan horeca. Zolang de aanvraag van de Timmerwerf in behandeling is, liggen de werkzaamheden stil. In deze periode van ‘voorbescherming’ moeten wijzigingen aan het pand aan de Rijksdienst worden voorgelegd. Den Hoed denkt dat de bouwvallige Timmerwerf het verwachte uitstel wel zal overleven. Vergeten
De Lier - Stoom Oorlog De verdwenen korenmolen was bijna 500 jaar oud.
'De Korenmolen De Leemolen Westerlee' door A. M. van Dop.
‘Al meer dan duizend omgelegd’ De mollenvanger van De Lier
Uit: Westlandsche Courant Woensdag
15 juni 1994 ‘Ik mol al mollen sinds m’n vroegste jeugd’, vertelt de 82-jarige Lierenaar Van Adrichem, terwijl hij trots zijn bijzondere nieuwste aanwinst toont. Ze noemen hem de ‘Mollenvanger van De Lier’, de 82-jarige P.N.J. van Adrichem is trots op die benaming. De oud-tuinder had deze week wel een heel bijzondere vangst. Aan de provinciale weg trof hij een witte mol aan. De Lier - Mollen spelen een belangrijke rol in het leven van Van Adrichem. "Mijn vader was boer en had land aan de Lee. Als jong kind ging ik al op zoek naar mollensporen en gewapend met een schop wist ik op slimme wijze deze beesten te vangen. Al snel krijg je steeds meer grip op de leefwijze van de mol en weet je precies, waar je een klem moet zetten. Nu heb ik dus veel succes, want waar ik mijn klem zet, zit er voor 99 procent een beest in". Al een tiental jaren maakt Van Adrichem gebruik van een zogeheten Duitse klem. "Gekregen van m’n dochter. Zij woont samen met man en gezin op een boerderij in Groningen. Daar kun je deze klemmen ook kopen, maar hier heb ik ze nog nooit gezien". "Bij nat weer zit een mol in de regel meer aan de oppervlakte. In de zomer, wanneer de grond erg droog is, gaat hij steeds dieper zitten, dan zie je ook minder molshopen. Een mol graaft een zogenaamde transportrit (gang) die overigens nooit recht loopt, maar om de halve meter van richting veranderd. Het is de kunst om deze gang te vinden en juist daarop de klem neer te zetten". Om de juiste gang te vinden, gebruikt Van Adrichem een groot mes en snijdt daarmee in het gras. "Als ik geen weerstand tegenkom weet ik dat ik een molsgang te pakken heb. Met de aanwijzingen van de molshopen kan ik zo vrij goed de juiste locatie bepalen". Wanneer er een mol is gevangen, is de plaag meestal nog niet over, want er zitten er vaak meer. "Dan gooi ik de gang een stukje dicht en kijk de volgende dag of deze weer is doorgegraven. Als dat zo is, dan ben ik er zeker van dat er nog een mol zit en begint het ritueel weer van voor af aan". Druk. "In de oorlog kon je trouwens de huidjes verkopen en kreeg je daar nog ‘een paar centen’ voor. Nu vraag ik niks voor mijn diensten, maar krijg ik vaak een aardigheidje van de mensen die ik van hun mollenprobleem afgeholpen heb. De mollen zelf verdwijnen in de groene gft-bak, want op de uitzondering van de albino-mol na kun je er niks mee beginnen". Door zijn jarenlange ervaring heeft de krasse Lierenaar natuurlijk weleens rare dingen meegemaakt. "Bij het aardappelen wroeten is er weleens een mol mijn broekspijp ingekropen. Gelukkig had ik ‘m snel te pakken, want die beesten kunnen lelijk bijten". Zo heeft de mollenvanger ook nog verschillende tips voor minder moorddadige praktijken. "Een gebroken fles schuin in de grond zetten, zodat de wind erin fluit, wil weleens helpen", zegt hij. "Een andere methode is om op een paal in de grond vier keer per dag keihard met een ‘slegger’ te slaan. Dat is natuurlijk wel een intensieve methode, maar een mol is een aardbewoner en houdt nu eenmaal niet van grondtrillingen. Een stuk glas in de ‘rit’ wil ook soms helpen. Een mol die verwond is zal altijd sterven, alleen kun je dat onder de grond natuurlijk niet controleren". Gazon. De Lier had Leedam kunnen heten.
Uit: Westlandsche Courant Dinsdag 20 september
1994 De Lier vierde in 1995 het 750-jarig bezit van kerkrechten. De boeren aan de Lee ontworstelden zich in 1245 van Maasland en de Duitse Orde, bouwden een spits op de dom, streden met de Spaanse hertog van Alva en roosterden haar brandstichtsters. De Lier - Het was de tijd dat boeren in houten boerderijen woonden en met hun familie grote velden met graan verbouwden. Waar de nieuwe dijken doorbraken en landerijen overstroomden. Waar onverklaarbare ziekten dood en verderf zaaiden en de kerk het middelpunt van het leven was. Het was de tijd dat kerken het bezit waren van particuliere personen. De heer van het dorp was tegelijk de bezitter van de kerk. Hij betaalde de pastoor en ontving de kerkbelasting van de kerkbezoekers, wat overbleef mocht hij in eigen zak steken. In die tijd verkocht de graaf van Maasland zijn kerk aan de Duitse Orde. Voor de boeren die rond de Lee woonden, was de Maaslandse kerk echter een behoorlijk eind lopen. Zeker in de winter was de vijf kilometer lange tocht een hele onderneming. De overname door de Duitse Orde was voor het voorname geslacht Uyterliere aanleiding om te vragen of zij een eigen parochie mochten stichten, nabij de Lee. Dat mocht en in 1245 verkreeg de familie Uyterliere het recht om zelf te begraven en te dopen. De parochies van Maasland en ook van Naaldwijk stonden een stuk gebied af voor de nieuwe parochie in De Lier. Dit besloeg stukken grond aan beide zijden van de huidige Hoofdstraat en Kijckerweg, vroeger de belangrijke dijk langs de Lee. De huiskapel van de familie werd opgeheven en men bouwde een nieuwe kerk. Waar deze kerk is gebouwd is tot op de dag van vandaag onduidelijk. Waarschijnlijk is het gebouwtje van hout geweest, waardoor het moeilijk is daar tegenwoordig iets van terug te vinden. Het dorpje aan de Lee telde toen niet meer dan een paar honderd personen. Op de verspreide boerderijen werd meest graan geteeld totdat de veengrond in later eeuwen te drassig werd. Rondom De Lier stonden twee molens. Ten noorden van De Lier staat nog steeds een halve romp, als restant van de molen. Bij de Sportlaan, ter hoogte van de Hoofdstraat is de molen tegenwoordig vervangen door een gemaal met een dieselmotor. Een korenmolen heeft De Lier ook gekend. Die stond bij Westerlee, maar is tijdens de oorlog zwaar beschadigd en ten slotte gesloopt. Waarom er eigenlijk mensen aan de Lee gingen wonen, s moeilijk te verklaren. Misschien was hier een natuurlijk haventje, waar vandaan scheepjes naar de Maas voeren. De Lee was goed bevaarbaar, tot het stroompje later dichtslibde en er een dam werd gelegd. Inderdaad had De Lier net zo goed Leedam kunnen heten. Zeker is wel dat het geslacht Uyterliere al vroeg in de Middeleeuwen een kasteel bij de Heimond bewoonde. Bij de grote overstroming van 1134 braken de dijken bij Westerlee en De Nol en stroomde het water tot aan Heimond. Wellicht is het kasteel onder gestroomd (er is niets van teruggevonden), want de familie Uyterliere bouwde een nieuw onderkomen op een veiliger, hoger gelegen plaats. Ongeveer 500 meter van de brug over de Noordlierweg, zijn palen en zelfs de gracht teruggevonden van het nieuwe kasteel. Een andere theorie is dat de Lierse adel verhuisde omdat het een stuk grond kreeg van hogere heren, als dank of stimulering van de bedijking van het gebied. De juiste toedracht is nog steeds in nevelen gehuld. Wel zeker is dat het dorpje De Lier al langer de status van ‘ambacht’ had, een prille voorloper van de huidige gemeente. Zo heerste er een schout, die de rechtszaken behartigde. Ook betaalden de Lierenaren aparte ‘ambachts-belastingen’. Sinds wanneer De Lier een eigen ambacht vormde, is in de archieven nooit aangetroffen, maar al rond 1200 wordt de naam De Lier genoemd. Deskundigen van de historische werkgroep De Lier houden het voor mogelijk dat de bewoning rond De Lier al vee ouder is. In het Westland worden de laatste tijd bij opgravingen materialen uit de Romeinse tijd gevonden. Wie zal zeggen of het riviertje de Lee al in die tijd werd bevaren of bewoond ? Ruzie De strijd leidde tot vreemde taferelen. Zo waren er op enig moment zelfs twee pastoors in De Lier. De strijd is uiteindelijk rond 1450 met een compromis beslecht. De parochie kreeg de eigendommen, de Duitse Orde kreeg het benoemingsrecht van de pastoor. De ene ruzie was nog niet voorbij, of de volgende diende zich al weer aan. Nu met boeren van Maasland, die erg dicht tegen de Lee aan woonden. De grens tussen De Lier en Maasland liep namelijk (anders dan de parochie) over de Hoofdstraat. De boeren die pal aan de oostkant van deze dijk woonden, vielen formeel onder Maasland, maar maakten kosteloos gebruik van het schooltje, de vroedvrouw en de brandweer van De Lier. Dit dorpje was immers letterlijk aan de overkant van de weg, terwijl het dorp Maasland alleen in de verte, op vijf kilometer, zichtbaar was. De boeren hier wilden ook niet onder het ‘ambacht De Lier’ vallen, want de belastingen hier waren een stuk hoger. Zo moesten voor deze bewoners, na menig strijd, veel regelingen tussen De Lier en Maasland worden getroffen. De Hollandse overheid greep in 1672 in. Die stelde vast dat de parochie een dorpsraad moest zijn voor alle personen die bij De Lier wonen. Voor die tijd een unieke instelling. Een dorpsraad was een heel vroege vorm van democratisch bestuur. De raad bestond nog tot na de Franse bezetting (rond 1800), maar werd toen verdrongen door de gemeenteraad. Er was nog even strijd, maar de dorpsraad verloor deze machtsstrijd. In 1817 viel het doek voor de dorpsraad. Pas honderd jaar geleden is de gemeentegrens van De Lier en Maasland definitief verschoven van de Hoofdstraat naar de Burgerdijkseweg. De Dom Heel vroeger heeft de toren een ui-vormige spits gehad. Deze spits is in juli 1572 echter afgebrand. Een blikseminslag was waarschijnlijk de oorzaak, maar helemaal zeker is dat niet. Het was immers ook de periode dat de Spanjaarden en de Geuzen rovend door dit gebied trokken. Wellicht zijn dus deze troepen de aanstichters van de brand in de spits van De Dom. Hoe dan ook, de spits is nooit herbouwd en het rechte dak is al eeuwen het herkenningspunt van De Lier. Minder bekend is dat de toren in de loop der eeuwen ook een paar meter in de grond is gezakt. Wie De Dom wil beklimmen, moet eerst een paar treden naar beneden. Er gaan legendes dat er een onderaardse gang van de Domtoren naar het voormalige klooster Boekestijn aan de Burgerdijkseweg zou zijn. Bewoners van het kasteel zouden bij een belegering snel naar de vrijheid kunnen vluchten. Veel andere kastelen - denk aan Valkenburg - hebben ook zulke geheime gangen. Sommige Lierenaren beweren bij hoog en bij laag dat zij zich restanten of zelfs een ingang kunnen herinneren. Het graven van een onderaardse gang in de drassige veengrond rond De Lier is echter praktisch onmogelijk. Feit is dat bij de laatste restauratie van De Dom, in 1956, een betonnen plaat en enorme balken onder de toren zijn aangebracht. Als er al een doorgang was, dan is-ie nu door de plaat en balken belemmerd. Halverwege de Domtoren was vroeger een cel gebouwd. Deze is nog tot bijna 1800 gebruikt om gespuis op te bergen. In 1793 werd een vrouw opgepakt, die zojuist zeven huizen in brand had gestoken. Voor die tijd, met de vele houten huizen en rieten daken, was brandstichting een zeer ernstig misdrijf. De schout liet haar als straf wurgen en blakeren. Het bladeren (roosteren) had tot doel dat haar lichaam bij de wederkomst van Jezus niet uit het graf zou kunnen opstaan. Over het beheer van de cel was meermalen ruzie tussen de parochieraad en de schout. De schout wilde de zeggenschap over die cel, maar de parochieraad vond dat zij de baas was. De parochieraad ging toen zover dat zij de cel sloopte. De schout moest ten lange leste toegeven en de parochieraad herbouwde de cel. De Dom wordt tegenwoordig niet, zoals sommige andere kerken, omgeven door een begraafplaats. Wel schijnen er bij de restauratie in ‘56 veel botten en schedels te zijn aangetroffen. Een hele vrachtwagen met botten is weggereden om te worden herbegraven. Tot aan de Franse tijd was het toegestaan om rijken in de kerk zelf te begraven. De uitdrukking ‘rijke stinkerds’ is daarvan afgeleid, omdat het voor de kerkbezoekers geen pretje was om naar de preek te luisteren, terwijl de walm van het ombindende lijk opsteeg. Vandaar dat men even buiten het toenmalige dorp een nieuwe plaats voor de overledenen inrichtte. De officiële begraafplaats was tot 1920 gelegen op het huidige grasveld bij de Bleijenburgbrug. De gedachte aan de begraafplaats is allang verdreven, gezien het immer drukbezochte Oranjebal dat tijdens de BraDeLier op deze plaats wordt gehouden. Reformatie. Toen de Geuzen twee jaar later in het gebied de overhand kregen, gingen zij even hardhandig te keer om het calvinistische geloof aan de Lierse parochie op te dringen. De katholieke opvolger van pastoor Vos werd door de Geuzen dan ook een kopje kleiner gemaakt. Met medewerking van Krien van Dijk en Anton van der Sande, werkgroep Oud-De Lier.
Uit: Westlandsche Courant 28 juni 1996 De Lier
- "Je moet mij maar niet te veel op de voorgrond stellen", zegt Kees de Vos aan
het eind van het gesprek. "Het is de machine die het allemaal heeft gedaan al
die jaren". 'Een stuk of zes, zeven' dieselmotoren telt het hoogheemraadschap Midden-Delfland volgens De Vos. De zijne is de enige die nog kan werken. Hij demonstreert het de vijzel, het kurkentrekker-vormige schoepenrad, is binnen vijf minuten operationeel en 'tilt' het proestende en schuimende water uit de polder één meter tachtig omhoog. De huidige clustermachinist die het 'werk van De 'Vos (60) overnam sinds hij in december met de vut ging, laat de diesel regelmatig nog even lopen. Mocht het elektrische gemaal, dat sinds 1980 aan het Strijpkanaal draait, uitvallen dan springt de Crossley in. De laatste keer gebeurde dat afgelopen december (1995). De Vos, elektromonteur van huis uit, had geen zin meer in een baas boven zich. Daarom werd hij in 1962 molenaar-machinist. Toen hij begon woonde er haast geen mens om hem heen. Met echtgenote Maart je (55) knapte hij het vervallen molenaarshuis op dat naast de molen staat. In huis hangt nog een foto van vóór 1929, toen de molen uit 1717 nog wieken had en op windkracht de uitgestrekte polder droog hield. Een andere, uit 1980, toont de molen zonder wieken en met plat dak, en de eerste huizen aan de horizon. Anno 1996 is de polder vrijwel geheel van glas. De regen beheerste Jarenlang het leven van De Vos.'s Nachts eruit om te malen, overdag terug van het schoonmaken van de sloten als er een bui ging vallen. Eénmaal was' hij op weg naar een verjaardag maar kon alleen zwaaien naar het feestvarken in het voorbijrijden: weer een bui die hem naar de molen dreef. Maar erg vond hij het nooit, al is De Vos blij dat hij nu niet meer aan de lopende band afspraken hoeft af te zeggen. Het puffen van het
gemaal liep als een rode draad door het leven van de familie De Vos. Aan het trillen
van de planten in de vensterbank konden ze zien of de Crossley rustig draaide.
Als de borden niet goed opgestapeld in de kast stonden, trilden ze. "Komt door de Arbo-wet,
die voorschrijft dat er maar veertig decibel geluid mag zijn", zegt De Vos met
een twinkeling in zijn ogen die verraadt dat hij dat' ding', met toilet ernaast,
maar niks vindt. Want zijn gemaal is toch iets van een monument, vindt hij.
"Daar hoort een ouderwets houten wc bij, buiten in de tuin, met een hartje in
de deur".
Korenmolens
Geeft molenaar Kees de Vos z’n oude dieselmotor Crossley de eer die hem toekomt. (Foto uit Westlandsche Courant)
|