Tomatenhandel in de knel in Eerste Wereldoorlog Als in Oostenrijk keizer Franz Joseph nog twijfelt of hij Servië zal binnenvallen, vergadert in Naaldwijk de Vereniging Westland over de zorgelijke toestand van het vaarwater. Het Westland weet nog niet in wat voor vaarwater het terechtkomt
Door:
Aad van Holstein
Verwachting
Bloementeelt jaren aan banden 1933 -1967
Uit: Westland dichtbij Drieëndertig jaar lang heeft bloementelend West land te maken gehad met het fenomeen teeltvergunning. Resultaat van een maatregel in 1933 om de productie van tuinbouwproducten in de hand te houden. Hoewel eigenlijk' bedoeld voor de crisisjaren, heeft het nog tot 1 Januari 1967 moeten duren voor die regeling is opgeheven. In de loop van de crisisjaren dertig blijkt steeds duidelijker dat de agrarische productie in Nederland veel te groot is om efficiënt te kunnen worden afgezet. Een teelt regeling kan daarom niet meer uitblijven. Die wordt dan ook in het Westland van kracht, nadat in 1933 de Landbouw crisiswet, een belangrijke maatregel van de regering, is aangenomen. De Landbouw crisiswet geeft de overheid de bevoegdheid de oppervlakte waarop tuinbouwproducten worden geteeld vast te stellen. Algauw na het aannemen van deze wet wordt het areaal groenten, fruit en bloembollen aan banden gelegd. De bloemen blijven eerst nog buiten schot. Groentetelers gaan van de weeromstuit bloemen telen. Die brengen soms zelfs meer op dan groenten en fruit. De bloementelers vinden dat maar niks, want ze zijn doodsbenauwd' dat de prijzen erdoor gaan dalen. In hun organisaties dringen ze er daarom bij de overheid op aan nu ook voor bloementeelt vergunningen te verstrekken. Dat leidt al op 11 mei 1934 tot een Crisis bloementeeltbesluit. Daarin staat, dat tuinders die in 1933 al bloemen hebben geteeld een teeltvergunning kunnen krijgen. Maar dan wel voor een even grote oppervlakte als toen. Het ligt voor de hand, dat zo'n bureaucratisch vergunningsstelsel een hele administratieve rompslomp veroorzaakt. Het bestuur van de Centrale Coöperatieve Westlandsche Snijbloemenveiling (CCWS) in Honselersdijk besluit daar echter een actieve rol in te gaan spelen. Anders zou de bloementeelt wel eens de nek omgedraaid 'kunnen worden, zo wordt gevreesd. Tot grote schade van haar leden. Maar ook zijn er telers die denken dat zij met een vergunning voor bloemen helemaal geen andere producten meer op diezelfde grond mogen telen. Omdat ze dat risico niet willen nemen laten ze zich maar niet registreren. Bovendien moeten ze voor zo'n vergunning aanvankelijk ook nog eens tegen hun zin heffing betalen. „Nu de regeling er eenmaal is moet zij worden doorgevoerd,” vindt het bestuur van de CCWS. Het neemt zelf de registratie met kracht ter hand. In het boek Vijflig jaar Westlandse bloemen vertelt Piet Kruyk ing. dat dit zo wordt aangepakt, om te voorkomen dat er slechts een algemene vergunning zou komen. Want dat zou bijvoorbeeld kunnen uitdraaien op periode teelten, waar de veiling niet op zit te wachten. Besloten wordt de registratie zelf in de gemeentehuizen in het Westland uit te laten voeren. Dat gebeurt ondertoezicht van speciale districtscommissies. Het duurt nog tot eind 1934 voordat alles goed geregeld is. Veel tuinders sturen hun vergunningen terug omdat ze niet wilden betalen. Daar komt in 1937 een eind aan als de heffing wordt opgeheven. Nog jaren geeft de regeling veel moeilijkheden bij de bloementeelt. Zo worden in 1938 chrysantentelers bekeurd omdat zij zonder vergunning zogenaamde moeren aanhouden. Ze moeten zelfs voor de tuchtrechter verschijnen, maar de veiling steunt hen zoveel mogelijk. Ondanks de teeltbeperking neemt toch de bloemen aanvoer bij de CCWS toe. Er komen vooral steeds meer anjers, chrysanten en snij groen voor de klok.
Teeltregeling werkt vergunningenhandel in de hand
Wijnbouw en druiventeelt
Uit:
Groot Westland Westlands Museum / Buitenplaatsen
In het Westland hebben in de periode 1600 - 1800 meer dan honderd buitenplaatsen gestaan. Kleine paleizen waar de stedelijke elite in de zomermaanden verbleef. In het Westlands Museum is op dit moment een tentoonstelling over die periode te zien. In Groot Westland besteden we door middel van deze rubriek aandacht aan deze tijd. Vandaag gaan we in op de wijnbouw en druiventeelt. In de Gouden Eeuw ontplooiden de Nederlanders, ondanks strenge winters, ongeschikte druivenrassen en goedkope wijnen van elders, wijnbouwactiviteiten op plaatsen waar je het minder zou verwachten: op buitenplaatsen. Het behoorde tot de vaardigheden van een goede buitenplaats bezitter om druivenstokken te kunnen verzorgen.
Buitenplaatsen
Tot lust en plezier
Wijnkwaliteit en
verjus
Zwijgen uit lijfsbehoud tijdens de oorlog In het Historisch Archief Westland zijn maar weinig in het Westland verschijnende kranten te vinden, die in de Tweede Wereldoorlog bleven uitkomen. De Westlandsche Courant en De Westlander werden al in 1941 verboden. Alleen de Westlandsche Kerkbode is er als enige 'overlevende' te vinden, zij het wel met naamswijziging.'
Door:
Aad van Holstein Het is wel even schrikken in de pastorie van dominee W.S. Pontier in Maasdijk als hij uitgever' Johan van Deventer uit *s-Gravenzande in het najaar van 1941 hoort zeggen dat nu ook de Westlandsche Kerkbode de kans loopt niet meer te mogen verschijnen. Niet omdat de bezetter zo ontevreden is over de inhoud, zoals hij dat over het weekblad De Westlander was, maar omdat er bijna geen papier meer is. Het is op 6 november 1941 dat de Westlandsche Kerkbode daarom een ingrijpende verandering aankondigt. Dit orgaan van de gereformeerde kerken van 's-Gravenzande, Naaldwijk, Honselersdijk, Maasdijk, De Lier en Wateringen krijgt van het rijksbureau voor de Grafische Industrie geen papier meer toegewezen voor de uitgave van de Westlandsche Kerkbode. Dat gebeurt in opdracht van den Rijks Kommissaris voor het bezette Nederlandse gebied Seys lnquart zelf. Een maatregel, waardoor de ontheffing om nog wel papier uit voorraad te mogen verwerken voor de vervaardiging van deze uitgave met ingang van 1 oktober 1941 is komen te vervallen. Maar de redactie wil zich niet zomaar bij dit besluit neerleggen. “De lezers zullen begrijpen, dat de redactie en de uitgever gaarne de uitgave van onze Kerkbode willen voortzetten", meldt het blad dan ook optimistisch. Op maandag 3 november wordt in een spoedvergadering besloten dat de eindredacteur dominee Pontier samen met de uitgever een bezoek zullen brengen aan het bureau van de Commissie voor Persreorganisatie te Den Haag. Dat bezoek maakt in zoverre indruk op de autoriteiten dat het nummer, waarin dit allemaal vermeldt staat, nog mag verschijnen. In een verzoekschrift wordt daarna vergeefs geprobeerd de uitgave van de Kerkbode te redden.
Gebed
Mondjesmaat Een groots aangekondigde jeugddienst in de gereformeerde kerk aan de Dijkweg in Naaldwijk op Pinkstermaandag, wordt maar matig bezocht. “De kerk was niet te klein", meldt het blad berustend. "Maar er zijn ook wettig verhinderden onder de afwezigen geweest." Op 22 september 1944 meldt ‘Mededeelingen dat dit door oorlogsomstandigheden voorlopig het laatste nummer is, waar na op 27 oktober de reeks toch weer wordt voortgezet. Het nummer van 24 november 1944 is niet bewaard gebleven. Volgens een met de hand geschreven mededeling is het 'zeer klein’ uitgekomen met de band gezet en gedrukt door Johan van Deventer'. “Het personeel was al door de vijand naar Duitsland vervoerd en in de week van 29 november bij een razzia ook weggevoerd of ondergedoken.” ln Monster - en daar niet alleen - blijkt eind december 1944 nog slechts een kleine voorraad brandstof over te zijn om de kerk te verwarmen. Die is gereserveerd voor de drie kerstdagen en twee dagen rond de jaarwisseling. “Misschien is er iemand in de gemeente, die kan helpen?”, schrijft het blad. Niet ten koste van de verwarming van de huiskamer. “Dan kunnen we nog beter een paar diensten in de kou zitten", aldus de commissie van beheer, die de oproep doet aan iemand die dat echt over heeft. Op 9 februari bevat het blad wegens papierschaarste zelfs geen meditatie. Als op 29 april 1945 het laatste nummer van Mededeelingen (nr. 162) verschijnt, valt de schriftoverdenking 'Geen vreeze in bange tijden' op. “Hoe ook de satan woedt... Een woord reeds doet hem vallen!”
Nummer
Winter van 1928-1929
Uit: GROOT WESTLAND
Winter van
1928-1929
De 'heenvaart' gaf
vaak een stevige koude noordooster in het gezicht. Op het retourpunt
kochten de stoere Westlanders, o.a. bij bakker Hazenberg, de bekende 'Vlaardingse
moppen'. Voor ze terug reden, deden ze eerst de moppen zorgvuldig in een
helder rode boerenzakdoek. Die knoopten ze vast aan hun broekriem. De
tocht naar het Westlandse thuis, veelal wind mee, voelde als een
zegetocht. De rijders pronkten dan met het rode buideltje. Het bewijs
dat ze Vlaardingen gehaald hadden. Het tegemoetkomende schaatsverkeer
reageerde daar leuk en enthousiast op.
Hebt u informatie
over dit artikel? Hebt u een leuk plaatje voor deze rubriek? Laat het
ons weten, ze is van harte welkom.
Proef geslaagd: toch géén gasttram bij W.S.M.
Bron: Uit
Ouder Westland Het Westland wordt in de eerste ruim Zestig jaren van de vorige eeuw doorkruist door een net van spoorlijnen. Ze worden gebruikt voor zowel goederen- als personenvervoer. De concurrentie van tal van buslijnen wordt in de crisisjaren echter zo groot, dat de WSM zichzelf met bussen gaat beconcurreren. In enkele afleveringen belicht Ouder Westland de geschiedenis van de WSM, die dit jaar 125 jaar geleden werd opgericht. Deel 2 De exploitatie van de Westlandsche Stoomtramweg Maatschappij (WSM) wordt op de valreep van de negentiende eeuw sterk verbeterd. Dat gebeurt onder meer door de invoering van doorgaande tramstellen rijtuigen van Den Haag, zowel naar Naaldwijk als naar Monster en 's-Gravenzande. Ook de trambanen worden aangepakt en de emplacementen uitgebreid. Vooral het goederenvervoer wordt krachtig bevorderd. interessant is de proef die de in juli 1888 aangestelde en voor de ontwikkeling van de WSM uiterst belangrijke directeur ir. H. G. Verspijck laat nemen met een gast tram Die is ontwikkeld door de Angle-Dutch Gee Traction syndlcate in Amsterdam. Verspijck gaat graag op het aanbod voor de proef in, omdat er voor de WSM geen kosten aan verbonden zijn. Zes maanden lang rijdt de gast tram in 1898 heen en weer van Loosduinen naar Den Haag. Elke dag twaalf keer. Er kunnen veertig passagiers in. De proef voldoet uitstekend. Maar ondanks het succes ie het toch bij deze proef gebleven. Intussen spant de gemeente Delft - dat de Westlanders liever niet naar Den Haag of Rotterdam, maar naar de eigen stad ziet reizen - zich in om een lijn aan te leggen van Naaldwijk naar Delft over De Lier en Schipluiden met een zijtak naar Maassluis. Met steun van de betrokken gemeenten en het rijk kunnen de benodigde WSM-lijnen in twaalf jaar tijd worden aangelegd. Zo wordt de tramlijn van Naaldwijk naar de Maaslandschedam op 1 februari 1907 in gebruik genomen. Het sluitstuk naar Delft is klaar op l5juli 1912 en kan op 1 oktober dat jaar officieel worden geopend. Daarmee heeft het WSM-tramwegnet zijn grootste omvang van 49 kilometer bereikt. Op drie stations zijn er rangeermogelijkheden om de goederenwagens van spoor naar tramweg over te laten gaan, te weten die van Hoek van Holland, Maassluis en Delft. Alleen door Monster kan lange tijd het grote materieel helaas niet passeren. Dat komt door een belemmerende S-bocht in het centrum van het dorp, die pas in 1927 kan worden opgeheven, omdat men de tram dan buiten het dorp om kan laten rijden. Een en ander heeft wel tot gevolg dat het tot dan toe stagnerende goederenvervoer nu ineens sterk stijgt, ook al omdat steeds meer veilingen rechtstreeks op het spoorwegnet worden aangesloten. De veilingen van Naaldwijk en Westerlee zijn de eerste die daarvan profiteren. Directeur Verspijck heeft tot 1917 zijn beste krachten aan de WSM gewijd. Na zijn overlijden in dat jaar, waarmee de WSM een gevoelig verlies lijdt, wordt hij opgevolgd door jhr. Ir. J. Roëll, de tweede kundige directeur, die de WSM door moeilijke tijden heen heeft geloodst. In zijn boekje 1881-1956, 75 jaar WSM, vermeldt J. Voerman dat ter nagedachtenis van de overleden directeur later een van de nieuwe locomotieven naar hem wordt genoemd: Hgr. J. G. Verspijck. WSM krijgt aansluiting op spoorwegnet. De WSM wil in het begin van de vorige eeuw graag aansluiting op de landelijke spoorwegen. Het goederenvervoer ontwikkelt zich in het Westland weinig, omdat de Wesllandse producten moeten worden overgeladen en daarbij schade oplopen. De schuit heeft nog steeds de voorkeur. Daarmee varen de schippers naar Rotterdam, waar de producten op het spoor worden gezet. *s-Gravenzande is niet bereid subsidie te verstrekken voor een verbinding naar Hoek van Holland om zo een aansluiting op het spoorwegennet te krijgen. Vooral het militaire fort is tegen. Pas in 1905 kan de omlegging in 's-Gravenzande en de bouw van een station plus de door trekking naar de Hoek doorgaan. Andere gemeenten hebben wel oren naar verlenging van de lijn Naaldwijk-Delft. Vooral Delft, dat veel Westlands personen verkeer aan Den Haag is kwijtgeraakt toont interesse. In 1905 wordt begonnen met de aanleg van de lijn Naaldwijk-Maaslandschedam Schipluiden-Delft. Naaldwijk is dan nog het eindpunt van de lijn vanuit Den Haag. Dat blijft zo tot 1907 als de omlegging om het dorp tot stand komt en de lijn naar Delft via de Zuidweg zijn beslag krijgt.
In
1922 krijgt de Westlandse stoomtram een stevige concurrent: de autobus.
Gestaag neemt daardoor het reizigersvervoer per tram af. Net als overal in
het land doorkruisen de autobuslijnen al gauw het hele Westland. Zo ontstaat
er tussen het Rijswijkse station van de Hollandsche Spoorwegmaatschappij (HSM)
en het kerkdorp Kwintsheul via Wateringen een eerste busverbinding. Deze
wordt in het leven geroepen door Piet Lipman, een ondernemend Wateringen die
zijn busbedrijf VIOS noemt (Vooruitgang Is Ons Streven).
langs dezelfde lijn heeft de WSM altijd al graag een trambaan willen
aanleggen, maar het is er nooit van gekomen. Piet springt met succes in dit
gat, Hij breidt later zijn lijnennet uit over heel het Westland. Piet
bereikt met zijn buslijnen zo dorpen waar openbaar vervoer tot dan toe
geheel ontbreekt. Tegen de tram kan hij aan aanvankelijk niet op, maar op
deze manier oogst hij veel bijval voor zijn initiatieven. De eerste lijn,
die met T-Fords van Kwintsheul naar Rijswijk wordt gereden, moet al spoedig
worden verlengd naar dc Gedempte Gracht in Den Haag. Een jaar later is ook
Delft per bus met Wateringen verbonden. Hoewel deze lijn voornamelijk wordt
benut door een beperkt aantal vaste abonnees. Op 23 oktober kan men ook
gebruikmaken van de lijn Wateringen – Loosduinen en Haag. Ook wordt Poeldijk
rechtstreeks met Delft verbonden door een lijn die via Wateringen loopt.
later ontstaat er een lijn van Delft via Wateringen, Kwintsheul,
Honselersdijk en Naaldwijk naar 's-Gravenzande. Eind i924 wordt een ringlijn
door het Westland ingevoerd, waardoor nu ook Monster per bus bereikbaar is.
Ook buiten het Westland opent Lipman diverse buslijnen. De lijn Delft-Den
Hoorn-Het Woudt-De Lier-Westerlee-Naaldwijk vormt tenslotte het sluitstuk
van busnet van de VIOS. Al gauw wordt deze onderneming ook toonaangevend op
het gebied van touringcars. Net als diverse andere particulieren die ook
buslijnen gaan exploiteren naar plaatsen, die tot dan toe voor de tram
onbereikbaar zijn. Zoals Deo de Jong met een buslijn via Maasdijk naar
Maassluis. Maar daar blijft het niet bij, want ook naar dorpen die wel aan
een tramlijn liggen, worden van lieverlee bussen ingezet. Zowel tussen Den
Haag en Naaldwijk als tussen Den Haag en Hoek van Holland krijgt de tram zo
zware concurrentie. In het begin gaat het nog om primitieve vehikels. Ze
hebben ook geen vaste dienstregeling. Ook een vergunning ontbreekt. Maar al
gauw genieten ze wel grote populariteit van het reizende publiek. De
chauffeurs zorgen er mak voor, dat ze net iets eerder dan de tram op hun
bestemming aankomen. De WSM reageert daar veer op door in oktober 1922 een
uurdienst per trant naar Naaldwijk en Hoek van Holland in te voeren. Dat
betekent ongeveer een vergunning van het aantal diensten. In 1923 zet de WSM
niet alleen trams in, die worden aangedreven met een benzinemotor, maar komt
daarnaast ook nog eens met vier bussen op de proppen. Maar het publiek trekt
zich daar niets van aan en pikt liever een particuliere bus, die meer
service verleent, bijvoorbeeld door op verzoek te stoppen. Het steekt de
WSM-directie dat de tram vanuit Loosduinen nog steeds niet verder Den Haag
kan rijden dan de Lijnbaan, terwijl de 'wilde” bussen tot diep in de stad
doordringen. In 1925 begint de WSM echter terrein terug te winnen. Met de
particuliere busdienst Tempus wordt een overeenkomst gesloten. waardoor het
personenvervoer per tram naar de Maasland Schiedam wordt opgeheven.
|