|
Schipluiden anno 1793
Het onderstaande is overgenomen van de website van
Schipluiden, waarvoor dank.
|
Het
oorspronkelijke dorp Schipluiden bestaat eigenlijk uit twee straten: De
Dorpsstraat, langs het water, en daar dwars op, over de Valbrug, de
Keenenburgweg. Geleidelijk aan heeft Schipluiden haar huidige vorm gekregen
met een reeks woningbouwprojecten die met tussenpozen zijn uitgevoerd. Kort
na de oorlog is de omgeving van de Burgemeester Musquetiersingel bebouwd.
Daarna, in de zestiger jaren, de "bomenbuurt". In de zeventiger jaren de
wijk Bijsterveld en de tachtigerjaren de wijk Rozemarijn. Tenslotte, is de
wijk Keenenburg in de negentiger jaren gebouwd. In de nabije toekomst volgt
weer nieuwe bebouwing op de in 1998 voor het laatst bespeelde oude
voetbalvelden en nog een uitbreiding van Keenenburg.
Tramstation Schipluiden. Een spoorlijn verbond Dleft met het Westland.
Eind 19e eeuw legde de Westlandsche Stoomtram Maatschappij (WSM) een groot
aantal tramlijnen aan die de meeste Westlandse dorpen met elkaar en met
Delft en Den Haag verbonden. Dit station in in 1912 gebouwd. Het
personenvervoer heeft maar heel kort geduurd en werd door de autobus
overgenomen. Het goederenvervoer, met name van veilingprodukten, duurde tot
ca. 1967.
In het gebouw is nu een museum gevestigd met regelmatig wisselende
tentoonstellingen en opgravingen van kasteel Keenenburg. Het museum "het
Tramstation" ligt aan de Otto van Zevenderstraat 2 -
Schipluiden (tel. 015-3808863) en is geopend: woensdag en zaterdag van 14.00
tot 16.00 uur
Na de vergroting van Schipluiden in 1921,
door bijvoeging van delen van de gemeente Hof van Delft, werd het raadhuis
aan de Dorpsstraat te klein. De plaats aan het H.K. Pootplein werd
uitgekozen voor het nieuwe gemeentehuis, ondanks dat dit "ver" buiten
de dorpskern lag. De bouw begon in 1928 en in februari 1929 opende
burgemeester van Gent het gebouw. Tot 1990 is het als zodanig in gebruik
geweest.
Het voorplein is in 1999 volledig opnieuw ingericht.
Het huidige gemeentehuis staat aan de Keenburgweg nummer 55, iets
meer richting Vlaardingen. Oorspronkelijk was hier de dienst Openbare
Nutsbedrijven gevestigd (1978-1988). De ontwerper van dit gebouw kreeg toen
de opdracht er een gemeentehuis van te maken. Op 12 september
1990 kon het vernieuwde gebouw in gebruik genomen worden.
Gezicht op de Valbrug over de Gaag. Een tractor met hooiwagen passeert in de
richting van de Keenenburgweg.
De Keenenburgweg in de richting van de Zouteveenseweg naar Vlaardingen.
Rechts de Dorpshoeve met de bibliotheek en de sportzaal.
Gezicht op de Dorpstraat en het oude Raadhuis (het huis met de grote
deur). Tegen de gevel hangt een bordje: Raadhuis. Er is nu een rijwielhandel
gevestigd.
De Hervormde kerk van Schipluiden, het oudste gebouw in de gemeente.De
parochie heeft al bestaan in 1294. Na diverse verbouwingen, o.a. in ca.
1500, ca. 1620, 1810 en 1956-58, heeft het gebouw zijn huidige vorm en
aanzicht gekregen. De kerk bevat vele bezienswaardigheden, o.a. de
schepenbank, het doophek en koorhek, de "grafkelder van het huys Keenenburg",
grafzerken uit de 17e en 18e eeuw, de preekstoel.
De Vlaardingsekade, een smal voetpad richting Valbrug
(links) en de Paardenbrug (rechts) laat een zeer karaktervol stukje
Schipluiden zien.
Vanaf de Vlaardingsekade gezien naar de overkant van de Gaag, de
Dorpsstraat, gezicht op de bakker Hoek (links) en café de "Vergulde Valk"
(rechts). Let ook op de oude Shell benzinepomp (rechts).
Een plezierjacht komt zojuist onder de
Paardenbrug door.
Nog een voorbeeld van de fraaie woningen aan de Dorpsstraat
De R.K. Kerk van de H. Jacobus staat in het midden van het dorp omsloten
door de Burgemeester Musquetiersingel.Vanaf 1963 is deze kerk in gebruik.
Daarvoor moest de katholieke gemeenschap naar
Hodenpijl.
Gezien vanaf de brug over de Zijde de molen Korpershoek met op de
achtergrond de "Trambrug" , nu fietsbrug, over de Vlaardingsevaart. Al voor
1541 heeft op deze plaats een molen gestaan. Omstreeks 1625 werd deze
vervangen. Helaas brandde deze tot de grond toe af in 1945. De huidige molen
is voor een deel afkomstig uit Leimuiden en is in 1951 in dienst genomen. De
molen draait nog vaak zijn rondjes. |
Midden-Delfland
zeilrace
Uit: WestlandToen
Door:
Jan Holtkamp
Editie:
7, jaar 3
Datum:
Dinsdag 12 September 2017
Tijdens het Monumentenweekend van 9 en 10 september was Schipluiden weer
het decor voor de spectaculaire Midden-Delfland zeilrace met historische
Westlanders. Deze schepen zorgden vroeger voor het vervoer over water
van onder meer groente, fruit, kolen, mest, rond en bouwmaterialen. Het
water was de belangrijkste handelsader in die tijd.
De
schippers van de Westlanders stonden paraat om geïnteresseerden te
vertellen over de schepen en het leven aan boord en om vragen te
beantwoorden! De zeilwedstríjd begon afgelopen zaterdag om 14.00 uur in
het centrum van Schipluiden bij de Paardenbrug. Zondag 10 september was
het palaver om 11 uur en de start om 12 uur. Het palaver (het overleg
met de schippers en de wedstrijdleiding) was om 13.00 uur waarna vanaf
14.00 uur de schepen om de 2 minuten werden weggeschoten door
saluutbatterij Atkins. Het Atkins saluutbatterij draagt originele
kleding en heeft wapentuig uit de Spaanse periode.
De
route was; start Paardenbrug dan werd er gevaren over de Gaag richting
Vlaardingen, Vlaardingse Vaart, Vlietlanden en een parcours over de
Foppenplas. Daarna terug over dezelfde route en de finish bij de
Paardenbrug.
Museum 'Het Tramstation was beide dagen geopend. Met attributen van de
WSM3 archeologische vondsten van Kasteel Keenenburg en de
tentoonstelling “Medische zorg in Schipluiden en Den Hoorn” te zien. Er
werd onder andere aandacht besteed aan lokale chirurgijnen, een
vroedvrouw uit de achttiende eeuw en enkele wijkverpleegkundigen.
Ook
de Dorpskerk met het? Krachtige interieur was op beide dagen te
bezichtigen. Het is het oudste gebouw van het dorp (vanaf 1294) In het
kader van het thema “Boeren burgers en buitenluí” is in de kerk een
kleine maar bijzondere fototentoonstellíng ingericht met (zeer) oude en
huidige famíliefoto’s. Een aantal van die foto’s van meer dan 100 jaar
geleden laat zien hoe de mensen zich toen kleden in Schipluiden.
In de
Lagersstraat liet meubelmaker Theo Ruigrok zien hoe hout gebogen kan
worden. Hij heeft zijn meubelmakerij gevestigd op een historische plek
in Schipluiden.
Door:
Onderstaande foto’s komen van:
http://jaar2017.middendelfland.net/delflandrace/zeilracezaterdag.htm
Waarvoor onze hartelijke dank.
De boerderij en buitenplaats Hodenpijl.
Door: Jaques Moerman
Uit: DE PAREL
Deel -1-
De buitenplaats Hodenpijl met bijgebouwen, gezien vanuit de
Kerkpolder.
Halverwege de dorpen
Schipluiden en Den Hoorn staat in de Kerkpolder een opvallend gebouw.
Het bevindt zich tegenover de gerestaureerde kerk van Hodenpijl. Lange
tijd werd het wit bepleisterde dubbele pand in de volksmond aangeduid
met de naam 'De Plaats'. Het is een bijzondere locatie met een rijke
geschiedenis, die teruggaat naar de zestiende eeuw.
Vroegste eigenaren
De oudste vermelding van een woning op deze plaats dateert uit 1561,
namelijk in het register van de Tiende Penning van Hodenpijl, een
onroerend goed belasting. Claes Ariaenz., bijgenaamd 'de vader', pachtte
hier toen 23 morgen en 3 hond land (zo'n 20 ha), waaronder 61/Z morgen
akkerland, met 'huys, barch ende geboemten'. Het land strekte zich uit
van de Tanthofkade tot de Gaag. Er waren drie eigenaren van dit bezit,
namelijk de erfgenamen van Ariaen Vrancken, Mr. Arent Sasbout en Anna
Joosten (Sasbout). Het geslacht Sasbout bekleedde in Delft in de
zestiende eeuw belangrijke bestuursfuncties, waaronder het
burgemeesterschap. In 1634 kocht Mr. Maerten Paets, echtgenoot van
Sophia van Wouw, dit bezit. Hij deed dit samen met zijn schoonmoeder
Machtelt van Leijningen, weduwe van Hillebrandt Jacobsz. van Wouw. De
verkopers waren Cornelis Claesz. van Overgaeu en Willem Rochusz. Maerten
Paets was advocaat van het Hof van Holland en woonde in Den Haag. Hij
kwam uit een belangrijk Leids regentengeslacht. Zijn schoonvader
Hillebrandt Jacobsz. van Wouw stamde uit het rijke Haagse geslacht Van
Wouw. Diens vader Jacob Comelisz. van Wouw was enige tijd burgemeester
van de stad. Hillebrant Jacobsz. was zelf drukker van de Staten van
Holland en de Staten-Generaal. Zijn zoon Hillebrandt volgde hem in 1622
in deze functie op. Samen met zijn moeder hield deze zich later vooral
bezig met het beheer van de onroerende goederen buiten de stad. De
familie Van Wouw bezat meerdere buitenhuizen/boerderijen in het Westland,
waaronder 'Vrederust' in de Uithofspolder bij Den Haag. De
oorspronkelijke boerderij Hodenpijl werd uitgebouwd tot buitenhuis voor
de weduwe Van Wouw (Mach- telt van Leijningen) en haar dochter Sophia
van Wouw.
Kaart van Joan van
Beest
Joan van Beest heeft op verzoek van de kopers in 1634 een kaart
gemaakt met het land en de bebouwing van Hodenpijl in de Kerk- polder.
In totaal heeft hij 23 morgen en 84 roeden land opgemeten. Hieronder
bevinden zich een partij houtland tussen het erf en de Gaag, een strook
rietland langs de Gaag en drie kavels akkerland, zo'n 41/2 morgen groot.
Het akkerland lag op de kleibaan ten oosten en zuidoosten van de
boerderij. Deze hoog gelegen strook grond is nog altijd in het landschap
herkenbaar. Het erf zelf was ruim een halve morgen groot. Er stonden
veel bomen en er waren vier gebouwen en twee hooibergen, die gegroepeerd
lijken te zijn rond een plein. Een hek aan de zuidkant gaf toegang tot
het erf. De uitstraling van de bebouwing is royaler dan die van het
gemiddelde boerenerf in die tijd. Gewoonlijk wordt er een boerenwoning
afgebeeld met een of meer hooibergen en een bijgebouw. Hier is sprake
van tenminste vier gebouwen. Er waren in 1634 twee eigenaren. Mogelijk
betreffen het twee boerderijen en twee bijgebouwen. Het is onbekend hoe
de verkopers Cornelis van Overgaeu en WiUem Rochusz. aan de grond en
deze panden zijn gekomen. De kopers wilden (naast geldbelegging) zelf
gebruik gaan maken van deze woonplaats. De ligging van het buiten aan
het water en nabij een rijweg, niet ver van Den Haag, was aantrekkelijk.
Niet geheel onbelangrijk was, dat de naam Hodenpijl naar een adellijke
familie verwees. Het geslacht Hodenpijl heeft in de Late Middeleeuwen
een kasteel gehad op enkele honderden meters afstand van de
buitenplaats. Vanaf de eerste helft van de zeventiende eeuw zien we veel
rijke families in de zomermaanden op het platteland recreëren.
Aanvankelijk gebeurde dat op de boerderijen zelf, maar al snel
verschenen in de boerenwoningen heerschapkamers. Boerderijen konden zo
uitgroeien tot buitenplaatsen. Veelal bleef een boerderij op het erf
gehandhaafd, omdat hierdoor de band met het boerenleven werd versterkt.
Daar- naast had de boerderij de functie van voedselvoorziening. Het is
heel bijzonder dat het boerderijgedeelte op het erf van Hodenpijl tot
enkele jaren geleden in bedrijf is geweest.
Pachter Jacob
Abrahamsz. Luchtigheijt
Van Sophia van Wouw zijn enkele huurcontracten bekend met haar
pachters op de boerderij Hodenpijl. Uit het contract van 5 februari 1678
blijkt dat Jacob Abrahamsz. Luchtigheijt het volgende van haar pachtte:
'seeckere wooninge, huy- singe, stallinge, schuyr ende bergen met twee
ende dertich mergens soo wey- als hoylandt'. Het bezit was dus met bijna
negen morgen gegroeid. Twee morgen land mocht hij in mindering brengen,
omdat ze door de verpachter gebruikt werden. Het betreft onder meer de
tuin, de boomgaard en de singels. Voor elke morgen moest Jacob Abrahamsz.
Luchtigheijt jaarlijks 23 gulden betalen. Bovendien moest hij elk jaar
drie kinnetjes boter (1 kinnetje is ca. 40 kg) in Den Haag afleveren, de
helft in mei, de andere helft in de herfst. Uit de overeenkomst blijkt
dat er naast de bouwmans woning een buitenplaats op het erf stond. De
pachter moest het erf en de laan altijd schoonhouden. Gedurende de
maanden mei, juni, juli en augustus dienden het erf en het plein voor
het huis afgesloten te worden. Er mocht geen vee rondlopen en het
vuilnis moest verwijderd zijn. In die periode kon de familie Van Wouw
met gasten uit de stad op het buiten vertoeven.
Jacob Abrahamsz.
Luchtigheijt trouwde op 30 mei 1677 met Martge Walingsdr. Groenheijde.
Zij was een zus van Trijntge Walingsdr, de moeder van de dichter Hubert
Korneliszoon Poot. Jacob ondertekende het huurcontract overigens met een
merk, omdat hij niet kon schrijven. Zijn vader Abraham Gerritsz.
Luchtigheijt en zijn zwager Bastiaen Walingsz. Groenheijde stonden borg
voor hem. Zij tekenden wel met hun naam. Jacob Abrahamsz. Luchtigheijt
stierf op 19 oktober 1687, waarna er een inboedelinventaris werd op-
gemaakt. Op de boerderij van Ho- denpijl waren 35 koeien - de meeste
roodbont - een stier, zes kalveren en een paard. Veel koeien droegen een
naam, zoals 'de groote grimel' (grimmeld is gevlekt), 'de jonge piet
hein' en 'de gaeggenaer'. Volgens de opgave was er twintig voer hooi in
de opslag (een voer is zoveel als door een paard op een kar getrokken
kan worden). Daarnaast lag er drie morgen haver op zolder en in de barg
en drie morgen gedorst haver op zolder. Het ging dus nog steeds om een
boerenbedrijf, waar de veeteelt - en dus het boter- en kaasbedrijf -
voor het grootste deel van het inkomen zorgde. In de lijst met
gereedschappen worden hiervoor allerlei hulpmiddelen genoemd, zoals een
kaaspers, kaasvaten, een karn, melkemmers en melkmouwen (bakken voor
melk en boter). De boerderij is verdeeld in de volgende ruimtes: een
stal, een schuur, een grote kamer, een woonkeuken (met bedsteden), een
kelder, een meidenkamer en een achterzolder met een of meer bedden
(mogelijk de knechtenzolder). In 1690 hertrouwde Martge Walingsdr. met
Cornelis Uijttenbroek, die nog geruime tijd pachter is geweest.
Het buiten van de familie Van Wouw
Uit het huurcontract van 1690 blijkt, dat er een nieuwe boomgaard en
een singel waren aangelegd, waardoor Hodenpijl steeds meer het karakter
van een buitenplaats kreeg. In 1702 vermeldt Daniel van Lis in zijn 'WestDelfland
verheerlyckt', dat de heer van Wouw nog dagelijks aan zijn nieuwe
buitenhuis werkt. Hij schrijft letterlijk:
'Nog praalter buiten 't dorp maar een stapweegs gelegen
Een aangenaam Gebouw, vercierd aan alle wegen
Met uittermaten pragt van keurlyk Timmerwerk,
Waar aan nog dagelyks den HEER VAN WOUW seer sterk,
Tot toysel werken laat, en boeting van syn lusten,
Dewyl hy 't Somerdaags verkiest om op te rusten,
En d'oogen werden laat in 't lom- menyk geboomt,
Daar in het midden ook een Vyver sagjes stroomt:
Fragment kaartblad 13 van Kruikius,
met onder in het midden de buitenplaats Hodenpijl
Kruikius toont in 1712 op het dertiende blad van zijn Atlas van Delfand
een L-vormig gebouw. Van een losse boerenwoning is niets meer te zien;
wellicht is de oude boerderij afgebroken of opgenomen in het nieuwe
achterhuis. Uit een recente bouwhistorische verkenning is gebleken, dat
zich onder het pleisterwerk van de voorgevel en de zijgevel van de
opkamer hoge korfbogen bevinden, die mogelijk op een datering wijzen
kort voor het midden van de zeventiende eeuw. Deze bouw kan uit de
periode dateren dat Mr. Maerten Paets en Sophia van Wouw eigenaar van
Hodenpijl werden. Aanvankelijk bestond hun nieuwe buiten uit een kelder
met opkamer en een bescheiden voorhuis, de delen van het pand waar in de
gevels sporen van korfbogen worden aangetroffen. In de negentiende eeuw
is het muurwerk van de voorgevel gepleisterd en wit geschilderd. De
huidige T-ramen en de voordeur dateren uit het laatste kwart van de
negentiende eeuw. De grote opkamer, die ook wel 'zaal' wordt genoemd,
kan wat het huidige houtwerk betreft nog uit de periode 1780-1790
dateren of iets later (ca. 1815-1830). De kelder oogt aanmerkelijk ouder
vanwege de kruisgewelven met ribben, die in het midden worden gedragen
door twee achtkantige zuiltjes met eenvoudige kapitelen. In de voorgevel
lijken de kelderluiken negentiendeeeuws; in de zijgevel zouden het nog
originele zeventiendeeeuwse luiken kunnen zijn. Direct achter de
zijgevel van het voorhuis bevinden zich het achterhuis, de gevel van
twee dwarshuizen (pakhuizen) en een stalgevel die uit de negentiende
eeuw dateren.
oor: Jaques Moerman
Uit: DE PAREL
Deel -1-
Deel -2-
Komst van de familie Ammerlaan.
Tot 1763 bleef Hodenpijl in handen van de familie Van Wouw, waarna
het bezit werd gekocht door meester timmerman Willem van den Bosch uit
Schipluiden. Het betrof toen: 'Een hofstede met behangen kamers, boven
en beneden, ook geschilderd (of beschilderd). Een ruime oranjerie,
eetkamer, een tweede keuken. Annex staande achter de huijsinge en de
oranjerie, een stalling voor 10 paarden, koetshuis, tuinmanshuis, allen
aaneengebouwd. Groot erf, tuinen, vijver, speelhuis met zicht op Delft.
Mitsgaders een boerenwoning annex het herenhuis met boes en stalling
voor 40 beesten, hooibergen en schuren en 32 morgen land, ook tuinen,
boomgaarden hieronder begrepen'. De boerderij bleek in 1763 verhuurd te
zijn aan Hendrik van der Stap. Twee jaar later kocht Jan van den Bosch,
landbouwer uit Schipluiden. het gehele bezit. In 1813 kwam Hodenpijl in
handen van zijn zoon Frank van den Bosch. Er was toen sprake van 'Een
bouwmans woning, zijnde een heerenhuizing, koe- en paardenstallen,
schuur en bargen en geboomte...'
De familie Van den Bosch was redelijk welvarend en bekleedde
bestuursfuncties in Schipluiden en Hodenpijl. In 1833 kocht Dirk Jacobsz.
Ammerlaan op een veiling het gehele bezit. Hij bracht het huis Hodenpijl
zoveel mogelijk in oude staat terug en liet de oude stallen afbreken en
vervangen door twee pakhuizen, waarvan er één een ruime kelder heeft. In
deze gebouwen oefende Ammerlaan de boterhandel uit, maar in 1848 liet
hij daarvoor aan De Vlouw in Delft een pakhuis bouwen. Hier staat op nr.
48 nog altijd een groot pand met op de gevel de tekst: Gebr. Ammerlaan.
Boterhandel. Zijn zonen hebben dit bedrijf later overgenomen. In 1861
werd Dirk Ammerlaan burgemeester van Schipluiden, Hodenpijl en St.
Maartensrecht. Vóór die tijd was hij wethouder en burgemeester geweest
van Hodenpijl, een gemeente die in 1855 met St. Maartensrecht bij Schip-
luiden werd gevoegd. Hodenpijl telde toen 150 inwoners en was te klein
om zelfstandig te blijven. De raad van de vergrote gemeente Schipluiden
bleef echter vergaderen in de ruime opkamer (zaal) van de voormalige
buitenplaats Hodenpijl. Tot voor kort stond in deze kamer nog de
vergadertafel, die door inzetstukken kon worden verlengd.
In 1880 stierf burgemeester Ammerlaan plotseling. Wegens grote
schulden moesten het huis en het land worden geveild. In de beschrijving
staat: 'Een heerehuizinge, voorplaats, erven, werf en vijver, schuur en
wagenhuis, hooibergen, boomgaard en plantsoen'. De opgave ten behoeve
van een grondbelasting, eveneens uit 1880, geeft een gedetailleerder
beeld: 'Het Huis genaamd 'Hodenpijl', bestaande uit Heerenhuizing,
geschikt voor Zomer- en Winterverblijf, bevattende vijf Benedenkamers en
Groote Zaal, fraaije gewulfde kelder, ruime Keuken, vier Bovenkamers,
Dienstboden kamer en Zolder; voorts twee aan die huizing verheelde
9roote Pakhuizen, onder een van welke een Kelder, Zolder boven die
pakhuizen, Stal voor vijf Paarden, Koetshuis, Wagenschuur, Hooizolder,
Stalling voor zeven Koeijen, Hooiberg, Houtloods, Moestuin met
Vruchtenmuur en gemetselde Broeikast, Tuin en Boomgaard, Watering, Lanen
met opgaande Bomen en ander Plantsoen, Kade, enz:
Oude kaarten, waaronder kadasterkaarten uit de negentiende eeuw,
laten zien dat de buitenplaats heel lang ontsloten is geweest via een
laan aan het eind van de kavel ten zuiden van het erf. Een fraai
gemetseld, vroeg achttiende-eeuws boogbruggetje verbond het erf met het
zuidelijk gelegen poldergebied. Helaas is dit bruggetje in 1983
gesloopt. Een wigvormige verbreding van de Tramkade laat nog de plaats
zien waar de laan uitkwam op de kade. Na 1880 is de toegang verlegd naar
het herenhuis. Het gietijzeren hek, met op de hekstijlen de naam
HODENPIJL, kan uit die periode dateren. De huidige gemetselde brug is in
1912 gebouwd, kort voor het gereedkomen van de trambaan tussen
Schipluiden en Den Hoorn.
Latere eigenaren en gebruikers.
Na het overlijden van Dirk Jacobsz. Ammerlaan blijkt Hodenpijl,
ondanks de schulden, toch in de familie Ammerlaan te zijn gebleven.
Jacobus Ammerlaan (1838-1892), zoon van de burgemeester, zette hier het
boe- renbedrijf voort. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Jacobus
Ammerlaan (1873-1936). In 1936, midden in de crisisjaren, kwamen het
herenhuis, de stallen, de schuur en het omringende land in het bezit van
Jan Olsthoorn, een ongetrouwde boer die woonachtig was op Huis te Dorp
in Schipluiden. Cornelis Ammerlaan (1904-1988), zoon van Jacobus
Ammerlaan, had een aantal jaren daarvoor een tuinderij gesticht op de
percelen langs de Tramkade. Opvolger was hier later zijn zoon Koos.
Cornelis Ammerlaan en zijn echtgenote woonden tot hun dood in het
herenhuis van Hodenpijl. Het achterhuis werd in hun tijd altijd door
anderen bewoond. Amoldus Ammerlaan (1899-1975), een broer van Cornelis,
en zijn zoon Jacobus gebruikten de gebouwen op het achter- terrein voor
de stalling van vee. Hun boerderij lag aan de Rijksstraatweg naast de
kerk, maar ze gebruikten ook land in de Kerkpolder. In 1971 werd een
neef van Jan Olsthoom, Jan van Adrichem (1923-1997), eigenaar van de
buitenplaats Hodenpijl en het omringende land. Hij was gehuwd met Jeanne
Ammerlaan, een dochter van Amoldus. Later kreeg haar broer Jacobus het
boerderijgedeelte in bezit. Tot enkele jaren voor zijn dood in 2007
stonden hier in de wintermaan- den nog koeien. In 2006 verkocht hij deze
gebouwen aan Dirk Post te Schipluiden, die eerder met zijn vrouw Tilly
Post-Kleijweg eigenaar van de voormalige r.k. kerk en pastorie van
Hodenpijl was geworden. Op dit ogenblik wordt een plan ontwikkeld om het
voormalige boerderijgedeelte van Hodenpijl in te richten als
informatiecentrum voor Midden-Delfland. In het buitenplaatsgedeelte of
voorhuis en de vleugel er direct achter wonen nu twee dochters van Jan
van Adrichem met hun gezinnen.
Nieuwe toekomst voor het rijksmonument Hodenpijl.
Hodenpijl is een uitzonderlijk gebouw. Het is niet alleen bijzonder,
omdat het een overblijfsel is van een zeventiende eeuwse buitenplaats,
maar het laat ook een ongewoon boerderijgebouw zien. Het
boerderijterrein vertoont eveneens nog sporen van de vroegere
buitenplaats functie, zoals de brede vijver naast het hoofdgebouwen het
hoog opgaande geboomte aan de noordzijde. Hier bevindt zich achter de
grote openslaande deuren de 'tuinkamer'. Het erf aan de zuidzijde,
vroeger ook wel 'voorplein' of 'voorplaats' genoemd, is ruim. Helaas
zijn de bomen hier verdwenen. De stal achter de voormalige pakhuizen
heeft een voor de streek zeldzame gebint constructie. Aan de oostzijde
van het erf staat op de plaats van een gebouw op de afbeelding uit 1634
een oude wagenschuur met jongveestalling. Tussen de kade van de Gaag en
het voorplein ligt een goed onderhouden boomgaard. Op het erf staat nog
een schuur die bij de tuinderij heeft gehoord. Enkele resten van
windsingels en een tuinmuur uit de eerste helft van de negentiende eeuw
completeren het buitenplaatsterrein. Enkele jaren geleden is niet zonder
reden de voormalige buitenplaats Hodenpijl officieel rijksmonument
geworden. Zo'n toewijzing betekent niet dat de gebouwen automatisch
gespaard blijven. Hiervoor is permanent onderhoud nodig. Een nieuwe
functie voor het boerderijgedeelte zal op deze historische plaats de
restauratie betekenen van een aantal karakteristieke gebouwen. Het
herstel van de oorspronkelijke zuidelijke laan en de terugkeer van de
beplanting zullen de kwaliteit van het erf en de directe omgeving sterk
doen toenemen.
De nieuwe ontwikkelingen verdienen steun, omdat ze een garantie
betekenen voor het behoud van deze unieke woon- en ontmoetingsplaats!
Conclusie.
Als je de geschiedenis van de boerderij/buitenplaats Hodenpijl van de
laatste 450 jaar bekijkt, valt je het volgende op: Het is een plaats
waar stad en platteland al heel lang samenkomen.
- Lange tijd waren stedelingen eigenaar van het buiten;
- ze kwamen er om te recreëren, om de drukte van de stad te ontvluchten.
- In de negentiende eeuw werd hier boter verzameld, die daarna in de
stad werd afgezet,
- ten slotte verplaatste deze handel zich geheel naar de stad en werd de
buitenplaats Hodenpijl enige decennia het bestuurscentrum van de regio.
Het meest opvallende is, dat er vanaf de vroegste tijd - dus ook in de
buitenplaatsperiode - altijd een boeren- bedrijf op het erf is geweest.
Bij veel buitenplaatsen werd de boerderij op den duur van het erf
verdrongen. Hier is de boerderij gebleven, omdat de eigenaren uit de
stad daar blijkbaar plezier aan beleefden.
De boerderij leverde ook de eerste levensbehoeften, waaronder typische
streekproducten, zoals boter, kaas, vruchten uit de boomgaarden en
groenten uit de tuinen.
Het hoofdgebouw van de buitenplaats heeft nog steeds een stedelijke
uitstraling.
Het oorspronkelijke voorhuis bezat korfbogen, hoge vensters met
onderluiken en glas in lood ramen met in het midden medaillons, een
grote deurpartij en een kelder met kruisgewelven.
Andere typische kenmerken van een buitenplaats:
- Vijvers om te spelevaren en te vis- sen (noordelijke vijver
aanwezig, oostelijke vijver gedeeltelijk aanwezig);
- speelhuis met zicht op Delft (niet meer aanwezig);
- hoge bomen en windsingels om beschutting te geven (gedeeltelijk
aanwezig);
- groot voorplein (aanwezig, maar verwaarloosd) ;
- toegangslaan naar dit plein (niet meer aanwezig);
- tuinmuur (gedeeltelijk nog aanwezig);
- oranjerie, waar subtropische planten overwinterden (niet meer
aanwezig,;
- een of meer gemetselde boogbruggetjes (niet meer aanwezig);
- boomgaarden (gedeeltelijk aanwezig);
- tuinen (gedeeltelijk aanwezig).
Een stedelijk kenmerk op het erf zijn ook de twee pakhuizen.
Het boerderijelement wordt vertegenwoordigd door het achterhuis, de stal
en de wagenschuur.
- Een voorwaarde voor hergebruik van deze opstallen is, dat de
uiterlijke kenmerken van deze gebouwen zoveel mogelijk in stand worden
gehouden.
- Het bomenbestand moet weer op het vroegere niveau teruggebracht
worden.
- Het herstel van de oude toegangslaan, met aan weerzijden bomen, is
historisch gezien volledig verantwoord.
- Dit geldt ook voor het herstel van het voorplein, onder meer met
enkele grote bomen.
Extra zorg verdienen de gebouwen van de buitenplaats, die in andere
particuliere handen zijn. Hier is groot onderhoud nodig om de panden
voor de toekomst te behouden!
Gedachten van 2000 jaar geleden doorgronden.
Door: Marion Thoen
Uit: Westlandsche Courant 2 juli 1996
Schipluiden
In de toekomst zullen er
golfballen over het gras vliegen. Eronder liggen getuigen van spel van 1700 jaar
geleden. Vier platte speelsteentjes, elk een stuiver groot, vormen de
belangrijkste oogst van een dag graven op de archeologische opgraving bij
Schipluiden. "Je merkt meteen dat het anders is", zegt Sanna Zijlstra, vindster
en vierdejaars student archeologie aan de Universiteit van Amsterdam. "Ze zijn
van aardewerk en dat voelt anders dan een steen, een natuurlijk materiaal zal ik
maar zeggen."
Zijlstra is één van de ongeveer twintig
mensen die onder leiding van Heleen van Londen in de Kerkpolder op haar knieën
in de klei werkt. Er is zelfs een Amerikaan bij, gespecialiseerd in de Romeinse
tijd, die met een troffeltje van Engelse makelij want Nederland kent geen
productie van goed archeologisch gereedschap de aarde bewerkt. "Wij hadden bij
ons geen Romeinse tijd", zegt hij: Van Londen onderzoekster van het Instituut
voor Pre-en Protohistorie (IPP) van de Universiteit van Amsterdam, graaft al
meer dan zes jaar in Midden-Delfland. Ze onderzoekt het stelsel van sleuven en
sloten van nederzettingen uit de Romeinse tijd, ongeyeer twee eeuwen na
Christus. Haar onderzoek moet meer kennis opleveren over de relatie tussen
nederzettingen en hun 'ommeland '. Ze kon onder meer al concluderen dat het
moerasgebied dat Midden-Delfland toen was, veel meer in cultuur was gebracht dan
tot nu toe werd aangenomen. Er hebben ook veel meer boerderijen gestaan dan
gedacht, en ze zijn groter dan werd aangenomen. De Kananefaten, de Germaanse
stam die hier was neergestreken, had per nederzetting soms erven van twee
hectare.
In de Kerkpolder, één
van de meer dan honderd archeologische vindplaatsen die Midden- Delfland rijk
is, wil Van Londen met haar medewerkers dan ook twee hectare in zijn totaliteit
onderzoeken. Tot nog toe moest ze zich elders in Midden-Delfland wegens gebrek
aan geld en mankracht tevreden stellen met steekproeven, maar nu kan het hele
oppervlak 'bloot'.
De verkavelings- en
afwateringsgreppels waar de archeologen naar op zoek zijn, liggen ongeveer
dertig centimeter onder de grond. De 'bouwvoor', de bovenste laag aarde die
sinds de zestiende eeuw veelvuldig is omgeploegd, is met een grijper
weggeschraapt en vormt bergjes in de polder. Aan die laag hebben de archeologen
niets, die is 'verrommeld' in Van Londens woorden. Kleurverschil is er niet meer
in te onderscheiden. In de laag eronder wel, en de vergane plantenresten die
donkere strepen in de klei vormen, vertellen de archeologen de plaats van sloten
en geulen.
Van Londen wijst op een
licht hoogteverschil. Een zwarte streep van ongeveer een meter breed ligt er
precies tussenin. "Daar liep een kreek. In de tweede eeuw na Christus bestond
die niet meer, maar de bodem ervan was wel het laagste punt in het landschap. De
bewoners hebben daar de sloot in gegraven. Als we die netjes vol- gen, komen we
hoogstwaarschijnlijk vanzelf in de volgen- de". Op verschillende plaatsen worden
'coupes' gemaakt, diepere sleuven om te kijken wat er in de sloot zit.
Erfjes
Het team vond sinds de
werkzaamheden begin mei van start gingen veel sloten, maar nog geen boerderij.
Die ligt waarschijnlijk in een deel dat nog niet bezit is van de
reconstructiecommissie Midden- Delfland, en op terrein van particulieren wordt
niet gegraven. Over de indeling van de nederzetting kan Van Londen nog niet veel
zeggen. Ze vond meer sloten dan bij andere opgravingen, wat duidt op meer
erfjes van vijf bij tien meter. In één van de slootjes lagen veel resten van
kalfjes. Van Londen: "Daar zou een slachtplaats geweest kunnen zijn. Ook de
moestuin kun je lokaliseren, en de wandelpaden".
Onder een zwart plastic
op het terrein ligt een skelet van zo'n kalfje, door de druk van de klei waar
het in lag, verworden tot broos 'craquelé'. Andere vondst: een ingestort oventje
van leem. Ook deze vondst wordt nauwkeurig gefotografeerd, opgemeten en
ingetekend. Want moderne archeologen zijn administrateurs van het verleden.
Alles wordt op papier gezet en later digitaal verwerkt, zelfs de exacte
vindplaats van de speelschijfjes. "We halen niet meer alles uit de bodem wat we
tegenkomen", zegt Van Londen, "in de hoop "dat de generatie archeologen die na
ons komt, betere technieken heeft om vondsten te conserveren". Belangrijk is dat
de resten niet in hun rust worden gestoord door activiteiten bovengronds zoals
het bouwen van huizen en zelfs het planten van begroeiing op de vindplaatsen. De
toekomstige golfbaan die in het gebied staat gepland, moet dus rekening houden
met de Kananefaten. Géén beplanting op de plaats van het oventje!
Daarom ook is het belangrijk alles goed op te
schrijven, aldus Van Londen. En te interpreteren. En bewijzen aandragen voor een
bepaalde interpretatie. Neem de vier speelsteentjes. "Zijn die daar gegooid, of
zijn ze daar gelegd?" vraagt Van Londen zich af. Als ze in een potje zouden
zitten, is het mogelijk dat ze bewust op die plaats neer zijn gezet. Als ze los
liggen, wat Van Londen verwacht, zijn ze waarschijnlijk niet met opzet
terechtgekomen op hun huidige plaats. Onderzoeks theorieën op het gebied van
religie en, in het geval van Van Londen, cultuurlandschappen, moeten helpen bij
het doorgronden van de gedachten van de vroege bewoners van de Kerkpolder. "
Negen huizen, het is gewoon een gezellige
buurt.
Historie
van negen
boerderijen
"Negenhuizen bestaat al eeuwen", vertelt yoorzitter van de
Historische Vereniging! Qud-Schipluiden Jacques Moerman. "De naam komt van de
negen boerderijen die in het dorp staan. Deze zijn al te zien op kaarten van
1712. Oorspronkelijk hoort Negenhuizen bij het ambacht Zouteveen en na de Franse
bezetting gemeente Zouteveen. In 1855 werd deze gemeente opgeheven en gingen
Zouteveen en Negenhuizen naar Vlaardinger-Ambacbt. Pas in 1941 kwam het
buurtschap bij de gemeente Schipluiden".
DOOR CHRIS VAN DUK
Uit: Westlandsche Courant 23 maart 2002
Schipluiden
De bewoners noemen zich Schipluidenaar,
maar officieel is het nog altijd een apart buurtschap: Negenhuizen. Voor
onbekenden is het plaatsje heel moeilijk te vinden, want het staat dan wel op de
kaart en op de meeste routeplanners, echter niet op de verkeersborden.
Negenhuizen bestaat alleen maar uit de Zouteveenseweg. Dit is de weg tussen
Schipluiden en Vlaardingen. Op een stuk van een paar honderd meter staan
ongeveer twintig huizen en boerderijen bij elkaar. Dat is Negenhuizen. Aad
Olsthoorn woont zijn hele leven al in het gehucht.
"Het is allemaal begonnen met negen boerderijen. Daarom heet het Negenhuizen. De
boerderijen staan er nog steeds. In de loop der jaren zijn er wat huizen
bijgebouwd. Dus het is nu wat groter. Het huis waar ik zelf in woon, is er ook
bijgebouwd".
Vroeger lag het dorp in twee verschillende gemeenten, vertelt Olsthoorn.
"De brug verderop was de grens tussen Schipluiden en Vlaardingen-Ambacht. Twee
boerderijen hoorden bij Schipluiden en de rest was Vlaardinger-Ambacht. In 1941
is dit veranderd en sindsdien hoort alles bij Schipluiden".
Dichtbij
Olsthoorn heeft niet echt het idee in Negenhuizen te wonen. "Ik zeg altijd dat
ik in Schipluiden woon. Negenhuizen heeft voor mij geen enkele betekenis. Wat
dat betreft is het wel een beetje te vergelijken met Zouteveen, een soortgelijk
buurtschap dat eveneens tot Schipluiden behoort. Al hadden zij vroeger nog een
Schout. Daar hadden ze dus nog een eigen rechtsgebouw. Dat hebben we hier nooit
gehad".
Het bevalt zo goed in Negenhuizen dat hij ook nooit meer weg wil.
"Het is hier ideaal. Alles is dichtbij. Je zit zo in het centrum van Rotterdam
en Den Haag. Dat kost twintig minuten. En je hebt toch je rust midden in de
natuur"!.
Ideaal
Ook overbuurvrouw Van der Voort vindt die rust ideaal. "Al hebben we de
laatste jaren wel veel last van het sluipverkeer. Maar verder is het hier ideaal
wonen".
Ze woont er nu dan ook weer achttien jaar. "Mijn man komt hier vandaan en toen
we getrouwd zijn, ben ik hier komen wonen. Het bevalt me heel goed. Ik had mijn
hele leven al op de boerderij gewoond, maar dan in Maasland. Dus voor mij was
dat geen probleem."
Ook de kinderen hebben er geen moeite mee.
"Mijn oudste dochter gaat in Delft naar school. Voor haar is het twintig minuten
fietsen. Dus dat is goed te doen. Ze is natuurlijk ook aan de afstanden gewend".
Sluipverkeer
Het sluipverkeer is wel een groot probleem in de buurt. "Ze komen 's
ochtends van de A20 en moeten naar de A4. En ze rijden hier ook heel hard. Ik
breng dan ook mijn kinderen die nog in het dorp naar school gaan elke dag met de
auto. 'Want ik Vind het te gevaarlijk om ze te laten fietsen". Maar verder is
het prettig wonen in Negenhuizen, vind Van der Voort. "Het is een hele gezellige
buurt. Iedereen kent elkaar en het zijn hele leuke mensen, echte boerenmensen".
Eén van die boeren is Van Adrichem. Wat hem opvalt is dat de stad steeds
dichterbij komt. "lk ben in Negenhuizen geboren en woon er dus al heel lang. Je
ziet de stad steeds dichterbij komen. Aan alle kanten kun je de flats al zien.
Vlaardingen, Delft, Rotterdam. Het komt steeds dichterbij. Maar ze zullen toch
nog wel een klein beetje groen in het midden houden, hoop ik".
Ook Van Adrichem ergert zich aan het vele sluipverkeer. "Het is hier veel
drukker geworden. Daarom moet die A4 door Midden-Delfland er komen, vind ik. Die
auto's zijn er gewoon en die mensen moeten 's ochtends toch naar hun werk. Dan
heb ik liever dat ze over de A4 gaan, dan over deze wegkomen".
Gezellig
Maar verder bevalt het leven er prima. "Het is hier lekker rustig. Er zijn
in de loop der jaren wat huizen bijgekomen. Zo zijn mijn overburen een jaar of
tien geleden uit de stad hier komen wonen. Het is hier hartstikke gezellig,
omdat iedereen elkaar kent".
Van Adrichem wil dan ook niet meer verhuizen, en dat geldt voor de meeste
bewoners. "Mensen gaan nu eenmaal niet gauw weg uit deze buurt. Als het een
beetje kan, blijven ze hier hun hele leven wonen".
|
|