Veel van onze verhalen komen uit:

 

Hieronder een aantal snelzoekers voor deze pagina:

Van Poeljes Maasdijkse jaren

   De grote restauratie van de oude kerk te Naaldwijk

Westlanders winnen sprinttitelks op NK 2020  Hoe katholiek Naaldwijk met pech

Buitenplaats Patijnenburg  Roozenburghuizen in Naaldwijk  Drogisterij "De Molen"

  Commotie door diefstal   Meisjes leren hun eigen potje koken.

'Het Witte Huis' van Naaldwijk  Het landhuisje aan de Naaldwijkse Vaart

Seys Inquart wil groente zien  Naaldwijk bijna jaar zonder licht

 Naaldwijk haven voor Romeinen  Hoge Geest in 1931 nog één modderpoel

 Klokkenroof gesaboteerd  Zomaar een dorpspleintje  Op weg naar de veiling

Wat een idyllische stilte  Roep om beter OV in Westland steeds sterker

Heel Naaldwijk vol ontzetting  Uitreiking Westlandse Architectuurprijs

Auto's stallen in de kerk    Franse vloot ‘valt Westland aan’ 1907

Ondanks vreugde toch avondklok op bevrijdingsdag.

Kerken slaan handen ineen tegen honger in Het Westland.

Gymnastiekvereniging VIOS houdt het niet lang vol, 1925

 Warm onthaal Belgische vluchtelingen in Naaldwijk 1914

Tachtig jaar koorzang: “Zoveel genot door een lied”

Geduw bij Tribunaal Landwacht 1948.  Meisjes en jongens strikt apart 1897. 

Eerste tomaten: teelt uitmuntend, handel een mislukking.

Stamkaarten buit bij overval op Naaldwijks raadhuis. 

 Je wist nooit wie je verrader was   Veldwachters redden koopman uit sloot  

 Erepoort trekt in 1923 aandacht in Naaldwijk.

 Ik wandelde met Duitse spionne door ‘t Westland.   Oprichting proeftuin Westland in 1900.

Karakteristieke villa aan de ‘s-Gravenzandseweg.  Honderd jaar tuinbouwonderwijs.

Een vondst in Naaldwijks pastorie.  Bijzondere avonturen. 

 Zorgen om Westlanse waterwegen in 1901

Poging van Westlandse Engelandvaarders mislukt. 

 Een nachtelijke overval op het arbeidsbureau in 1943.

Gaten in het dak na schietseizoen in Naaldwijk.  Geen sterke drank bij loting in1897.


Molenstraat Naaldwijk ca. 1918

 

 

 

 

Van Poeljes Maasdijkse jaren
anno1884


Professor G. A. van Poelje
 

Bestuurders in Nederland, maar beslist zij niet alleen, kennen professor G. A. van Poelje. Geboren in Naaldwijk wordt er dan vaak bij gezegd. Maar dat is niet de hele waarheid. De bekende autodidactische hoogleraar bestuurskunde is niet in een sobere onderwijzerswoning in Naaldwijk, maar in die van Maasdijk geboren. Later is het gezin naar Naaldwijk verhuisd, waar de professor ook zijn opmerkelijke loopbaan begint. Een man die nog geen straatnaam in de gemeente Westland heeft, maar die eigenlijk wel verdient.


Door: Aad van Holstein
Uit: Westland dichbij
Datum plaatsing: Donderdag 22 feruari 2007

Het is 31 januari 1884-. Van uit de sobere onderwijzerswoning van de familie Van Poelje, gelegen aan de Maasdijk, klinkt babygehuil. De hoofdonderwijzer en zijn vrouw zijn een kind rijker geworden. Maar met hun kind, de tweede zoon, is wel iets vreemds aan de hand. De dokter praat wat ? Fluisterend met de vader. „Dokter, wat is er met die jongen?,” vraagt de kraamvrouw vanuit de bedstee. „Niets, ik zei toch al dat het een gezond kind is.” Het gaat om de latere professor Van Poelje, die in die bedstee het levenslicht aanschouwt. Ze noemen hem Gerrit. Als hij 46 jaar oud is, zal hij - in november 1940 geïnterneerd als krijgsgevangene in het Duitse Mersenburg - zijn jeugd in Westland uitvoerig met de pen beschrijven. Zijn vader en moeder, zo blijkt daaruit, komen allebei uithet onderwijs. Zijn moeder, een vrolijke, opgewekte vrouw staat al op 18-jarige leeftijd voor de klas. De akten heeft zij in snel tempo gehaald. Twee handwerkakten, een hoofdakte en een akte Frans. Haar grootmoeder is van Franse afkomst. Engels haalt ze net niet. Zij krijgt na geruime tijd vaste verkering met een stille, in zichzelf gekeerde jonge collega die bij haar ouders in Gouda inwoont. Hij heet Van Poelje en als hij 25 jaar oud is en zij 28 wordt, zijn ze getrouwd en wordt hij benoemd tot hoofd van de school in een oud verwaarloosd gebouwtje in Maasdijk.

Een uur van het dorp Naaldwijk, tekent Van Poelje hierbij aan, aangevend, dat hij het duidelijk niet over een ritje met een koets, een auto of een fiets heeft, maar over de af te leggen tijd te voet. Hij omschrijft het dorp als een kleine boerengemeenschap zonder winkels of vertier, waar de meester en de juffrouw de enigen zijn die niet zo dorps overkomen als de bevolking zelf. Samen met een hulponderwijzer brengt het drietal zo de Maasdijkse jeugd kennis en wijsheid bij. Zijn moeder is al binnen een jaar in verwachting en brengt al wandelend met de kinderwagen bezoeken aan boerinnen in de polder. Zijn broertje wordt geboren, waarna na Gerrit zelf het tweede broertje volgt. Gerrit baart al meteen na zijn geboorte zorgen bij zijn moeder, omdat hij volgens de luisterende dokter weliswaar gezond, maar met een hazenlip ter wereld is gekomen. De moedermelk moet hem daarom met een theelepeltje worden ingegoten. „Spoedig kwam een vermaard arts uit Den Haag en hechtte de gespleten lip,” zo schrijft hij in het boekje dat De geschiedenis van mijn jeugd heet en speciaal geschreven is voor zijn kinderen.
Hij vertelt daarin onder meer, dat over de Maasdijk in die jaren vaak zeelieden passeren die op weg zijn van Scheveningen naar Maassluis.

Dat stadje ligt nogal geïsoleerd. Zijn broertje van zes jaar, dat nog maar kort - het schooljaar begint in die tijd in april - op de Maasdijkse school zit, hoort van een van de kinderen dat die zeelieden voorbijkomen en dat ze vaak scheepsbeschuiten uitdelen. Daar moeten ze dus als de kippen bij zijn! Op een dag ontsnappen de kinderen van meester Van Ppelje aan het beveiligde hek rond het huis en hollen achter de wagens aan. Ze krijgen na een tijdje inderdaad het beschuit in handen. "Ik heb nooit meer die echte harde, niet in te krijgen scheepsbeschuit geproefd" schrijft Van Poelje, die een zeker heimwee heeft naar dit grote avontuur in het verre verleden.
In het voorjaar van 1888 verhuist de familie Van Poelje naar Naaldwijk, waar ze een woning betrekken aan de Dijkweg. Vader Van Poelje is daar tot hoofd benoemd als opvolger van meester Van den Berg. De hele inboedel van het gezin wordt in een paar boerenwagens geladen en naar Naaldwijk vervoerd. Later volgt het gezin, compleet met de dienstbode, in een open koets. Zo hoort dat in Maasdijk.


Een klassenfoto uit omstreeks 1900, Links professor G. A. van Poelje

 

De grote restauratie van de oude kerk van Naaldwijk

Tijdens de Westland Reünie is er in de Oude Kerk aan het Wilhelminaplein een bijzondere tentoonstelling te bezoeken. Deze expositie gaat over de restauratie van de kerk die werd uitgevoerd van 1933 tot 1935. Het was een restauratie die de Naaldwijkse kerk van de sloop redde.

Door: Piet van der Valk
Uitgave:
21 Augustus 2019
Uit:
Het Hele Westland

Het zijn turbulente tijden voor zowel het Westland als Naaldwijk en de Oude Kerk in het bijzonder. Wanneer we the Roaring Twenties van de vorige eeuw als uitgangspunt nemen is dat precies 100 jaar geleden. De eerste wereldoorlog was net afgelopen en er was veel te doen om de schade te herstellen. Amerika werd als de grote wereldmacht gezien en de Europese landen hadden schulden af te betalen aan hen. Tot grote teleurstelling van de Amerikaanse president Woodrow Wilson werd Amerika geen lid van de Volkenbond, die de wereldvrede zou moeten garanderen. In de Amerikaanse buitenlandse politiek kreeg het isolationisme de overhand. In de Angelsaksische landen heerste toenemend optimisme en economische groei. Hoe anders is dat nu. De tuinbouwontwikkeling draaide goed in het Westland. Toen begon het gebruik van de auto, omroepstations kwamen met de komst van de radio, KLM van Albert,Plesman, met Fokker als ontwikkelaar van vliegtuigen. Maar ook de Charleston en ontwikkelingen rond de Jazz deden hun intrede. De bouw leverde de ontwikkeling van tuinderswoningen met fraaie jaren dertig architectuur. Het leek niet op te kunnen, totdat de beurskracht van 1929 aan dit positivisme een eind leek te maken.

De Oude Kerk
De Naaldwijkse dominee Jan Hendrik Lamping (1847-1934} ging in 1920 na ruim 28jaar met emeritaat. Hij was toen 73 jaar oud en maakte de weg vrij voor zijn Opvolger ds. J.P. de Graaff. De kerk verkeerde reeds in slechte staat en in die dagen werd er zelfs over afbraak gesproken. Niemand zag er meer brood in om daar nog energie in te stoppen. Het idee was om op deze plek een nieuwe kerk te bouwen. Dominee Lamping had door zijn leeftijd ook niet meer de kracht om een restauratieplan van de grond te tillen. Augustus 1922 echter werd in Naaldwijk herdacht dat de Oude Kerk, 350 jaar geleden na de reformatie in Protestanten handen kwam, (hetgeen wij vast knopen aan den 9e Augustus 1572, waarop hier de eerste Hervormde prediking werd gehoord). Ter gelegenheid daarvan was een comité gevormd en zij hadden het idee om een gedenkraam in de kerk te plaatsen. Maar er bestond twijfel of dit raam wel zou passen in de oude bouwstijl van de kerk. In die dagen was de Voorburgse architect Herman van der Kloot Meijburg bezig met uitbreidingsplannen voor Naaldwijk te maken. Hij was bekend van de restauratie van de Nieuwe Kerk te Delft en ook de buitenplaats Hofwijck in Voorburg had hij gerestaureerd. Hem werd advies gevraagd om het gedenkraam te plaatsen en dat moment kan misschien wel als startpunt van de restauratie van de Oude Kerk van Naaldwijk worden gezien. Van der Kloot Meijburg zorgde voor een goede inpassing van het gedenkraam, hij bracht ook een entreedeur eronder terug en maakte de geesten rijp om te gaan denken aan restauratie van de gehele Kerk. Subsidies van Rijk, Provincie, Gemeente en Synode kwamen in beeld evenals het eigen vermogen. Voor een totale restauratie was veel geld nodig en ook een forse eigen inbreng van 50.000 gulden. In het Handelsblad van februari 1928 Staat te lezen en waarschijnlijk van de hand van emerituspredikant Lamping, “dat men de van oorsprong Roomsche Kathedraal ook weer aan de Roomschen zou kunnen verkopen, daar het gebouw zich eigenlijk helemaal niet leende voor de Protestanten eredienst. Ook het vele onderhoud en de slecht te verwarmen kerk speelde hierin mee'.

Restauratie
Pas in 1933 kon de opdracht tot de uitvoering van de restauratie aan
de architect van der Kloot Meijburg worden gegeven. De dorpskerk moest voor het nageslacht bewaard blijven, dat stond boven iedere twijfel verheven, zo staat in het restauratieverslag van de architect te lezen. Tijdens de restauratie zou hij door verschillende bouwsporen uit het lange verleden van deze kerk, het inzicht in de bouwgeschiedenis van deze Kerk vergroten. Dat gold met name voor de hoogte van het dwarsschip, de toren met mogelijk een voorportaal en de doopkapel die op een prent van Schoenmaker uit 1729 zichtbaar zijn. De feitelijke uitvoering van het werk startte in maart 1933 en werd eind 1935 afgerond. Er is nog een 16 mm film bewaard gebleven, met daarop een deel van het personeel en het uitgevoerde werk in beeld. Het verloop in het restauratiewerk, met name de vieringtoren is daarop goed te zien. Belangrijk was dat de bakstenen, benodigd om het restauratiewerk uit te voeren, gedeeltelijk uit het eigen Sloop kwamen. De oude stenen werden eenvoudig schoon- en soms ook op maat gehakt om vervolgens Opnieuw te worden gebruikt. Een aantal grote ramen en deuren waren in het verleden dichtgemetseld. Deze kwamen weer terug. Hieronder bevond zich ook het 'Juliana-raam', dit raam werd in 1910 geplaatst ter gelegenheid van de geboorte van prinses Juliana 1909. In 1922 was de erfopvolging gewijzigd, waarbij Juliana de enige opvolger van haar moeder Wilhelmina werd. Juliana voerde de titel “Vrouwe van Naaldwijk” Dit raam werd verhoogd van 6,3 naar 13 meter en kreeg aan de bovenzijde een gotische beëindiging. De toren is het oudste deel van deze kerk, begin dertiende eeuw wordt als leeftijd meegegeven. De toren, in laat Romaanse stijl, bleef overeind na de brand van 1472, die de kerk volledig verwoestte. De toren was in het verleden maar aan een zijde met de kerk verbonden. Later werd de toren verhoogd en de twee zijkapelletjes eraan gebouwd.' Uiteindelijk heeft deze restauratie, Naaldwijk op 26 november 1969 een schitterend Rijksmonument opgeleverd, iets waar we als Westlanders echt trots op mogen zijn, zeker in combinatie met de omliggende bebouwing en speciaal het Oude Raadhuis en het Heilige Geesthof.


De voorzijde van de Oude Kerk tijdens (links) en na (rechts) de restauratie.

Bronnen: Archief van de Oude Kerk en een gesprek met de archivaris van de Kerk en tevens inrichter va n de tentoonstelling dhr. Arnold Knoppert.

 

 

 

Hoe katholiek Naaldwijk met pech en geluk verder kerkte.
De Westlander en zijn moNUment: Drie nieuwe Adrianuskerken na de reformatie.

 


Foto: Piet van der Valk


In de rubriek 'De Westlander en zijn moNUment' staan karakteristieke en herkenbare bouwwerken in Westland centraal. Zowel het verleden als het heden worden in deze artikelen belicht; vandaar 'moNUment'. Wat deden de katholieken in Naaldwijk om een nieuw huis van God te herkrijgen.
Een verkorte versie van dit artikel stond in Het Hele Westland van 4 december 2019.


Door: Piet van der Valk
Uitgave:
4 december 2019
Uit:
Het Hele Westland

Van 1566 tot en met 1573 was het bij vlagen zeer rumoerig binnen de streek Westland. Het waren de jaren die vooraf gingen aan de geloofsomwenteling binnen de christelijke kerkgemeenschappen en de beginperiode van de 80-jarige oorlog. De watergeuzen hadden de Naaldwijkse Adrianuskerk geplunderd en op 9 augustus 1572 werd de eerste hervormde eredienst in de Oude kerk aan het marktplein gehouden. Naaldwijk telt dan totaal 135 huizen. Van 1647 tot 1708 bedient pastoor Franciscus Verburch het gehele Westland met erediensten en preken, tevens blijkt hij een promotor van de druiventeelt in Westland. In 1732 telt Naaldwijk 265 huizen. Men behoorde als parochie onder Poeldijk. Op 20 februari 1787, ruim 200 jaar na de reformatie, vragen "Naaldwijkse kerkmeesteren" verlof tot de bouw van een eigen kerk. Men krijgt toestemming van de Staten van Holland en West Friesland voor de bouw van "ene onopzichtelijke kerk", verder mag men de zolder van Leendert van Veen voorzien van dakramen en gebruiken als kerk, de schuilkerk aan de Zwartendijk was toen reeds meer dan 10 jaar in gebruik. Nog dat jaar koopt men grond aan de Dijkweg van Cornelis de Groot, deze grond kan pas geleverd worden nadat stadhouder Willem V augustus 1788 hier toestemming voor verleend. Voor f 1.850,-- gaat de grond in oktober over en in september 1789 keuren de Staten ook de bouw en het functioneren van een pastoor goed. 15 december 1790 wordt het gebouw ingezegend "door den Weleerwaarden Heer A. van der Sluis, R.K. Priester en Pastoor te 's-Gravenhage, alsmede Landdeken van Delfland". Tevens zal pastoor Witbols als vaste geestelijke de parochie dienen. Pas in 1828 werd er een toren naast gebouwd om het enigszins op een kerk te doen lijken. En weer 38 jaar later bleek de kerk door aanwas van de gelovigen uit Naaldwijk, 's-Gravenzande en Sandambacht veel te klein en ontstonden er plannen om een nieuwe kerk te bouwen.

Tweede nieuwe kerk
Het kerkbestuur liet een plan maken en diende op 12 augustus 1867 een verzoek in bij de regering om voor eigen rekening een nieuwe kerk te mogen bouwen. Het ontwerp voor de nieuwe kerk was afkomstig van de architect Herman Jan van den Brink 1816-1883. Van den Brink was afkomstig uit Rotterdam. Oorspronkelijk was hij actief als wijnkoper en hield zich slechts als hobby bezig met architectuur. Hij ontwierp zo plannen voor de verbouwing van zijn eigen woning en voor een pastorie van een bevriende pastoor. Na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 profiteerde Van den Brink van de snel toenemende vraag naar kerken en andere kerkelijke gebouwen. Zo zal hij ook in Naaldwijk contacten hebben gekregen. Deze van den Brink bleek een sombere en overgevoelige man te zijn geweest, die overal en heel soms ook wel terecht tegenwerking vermoedde. Mogelijk omdat de toenmalige bouwuitvoering, door minder capabele vaklieden en ingehuurde werklui moest worden geklaard, wat hem voor extra
problemen plaatste. Zo ook deze kerk, ontworpen in neo-romaanse stijl, het werd een regelrecht drama, ook voor hem. De ambtelijke procedure verliep redelijk snel. De hoofdingenieur van de Waterstaat, die met de beoordeling van de plannen was belast, had weliswaar veel waardering voor het ontwerp, maar hij duidde erop dat er over heiwerk niets in het bestek was opgenomen. December 1867 werd de bouwvergunning verleend. En op 14 januari 1868 werd het werk aanbesteed en gegund voor f. 53.900,-- aan de Naaldwijkse meester metselaar Johannes Franke.

Problemen, kosten 'het zuur'
Een erge goede keuze bleek dit niet te zijn want van den Brink schreef in een brief de woorden "den sukkel van een aannemer waarmee wij gestraft waren". Wat was er allemaal aan de hand. Hoewel de kerk op 8 februari 1870 feestelijk werd ingezegend waren er bouwproblemen. Zelfs al voor de oplevering deden zich verzakkingen en scheuringen voor, die toen al zo goed en kwaad als het kon werden verholpen, maar niet echt opgelost. Het sterkst manifesteerde zich dit doordat de toren scheefzakte en omdat
alles aan elkaar verankerd was, trok de toren het kerkgebouw mee. Men had dus kennelijk weinig of niets gedaan met de bemerkingen van de ingenieur van de waterstaat voor het gemis van heiwerk in het bestek. Het kerkbestuur vroeg een andere architect A. C. Bleys om raad en had het vertrouwen in van den Brink verloren. Architect Bleys was nog een relatiefjonge architect maar wel met voldoende kennis en tot december 1875 nam hij de tijd om het gedrag van de toren goed te kunnen bestuderen. Hij drong aan om de toren weer snel recht te zetten en aanvullende funderingswerken uit te voeren die de werking van de toren moesten stabiliseren. Omwille van de hoge kosten van f 30.000,--, werd een derde architect Hana uit Amsterdam gevraagd. Deze onderschreef de conclusies van Bleys en gaf aan dat er grote haast gemaakt moest worden om erger te voorkomen. In het definitieve plan bleef de toren scheef, maar werd in plaats van aan drie zijden nog maar aan een zijde visueel aan de kerk verbonden. En die ene zijde werd daarna losgemaakt van de kerk. Men moet dit als een grote dilatatie voorstellen, waardoor toren en kerk zich onafhankelijk van elkaar konden bewegen, maar voor het oog nog aan elkaar verbonden waren. De kosten kwamen toch nog op ruim f 15.000,--, ruim een kwart van de nieuwbouwkosten. Daarna hebben zich gelukkig geen calamiteiten meer voorgedaan. Door de sterke groei van de katholieke gelovigen, grote gezinnen en minder kindersterfte werd de kerk na ruim 60 jaar al weer te klein. Misschien wel gelukkig zou men kunnen zeggen, want het bleef een angstig punt van waakzaamheid.

Chris Dessing
Een voor mij niet te plaatsen deel over de geschiedenis van deze kerk is de betrokkenheid van Chris Dessing 1844-1913, de ambitieuze zoon van de toenmalige aannemer Pieter Dessing 1816-1878, gevestigd in de Herenstraat te Naaldwijk. Toen deze Chris 25 jaar met Catharina Wennekers getrouwd was, heeft hun zoon Jacobus een indrukwekkende afbeelding gemaakt waarop hij alle bouwwerken getekend had, die Chris ontworpen had of mogelijk sterk bij betrokken was geweest. En daar staat heel duidelijk deze Adrianus kerk op afgebeeld, met de data 1867-1869 en dat duidt op de bouwperiode onder de aannemer, meester metselaar Johannes Franke. Het vermoeden bestaat dat Dessing als onderaannemer voor het timmerwerk bij deze bouw betrokken was. Daar is helaas, net als over de bouw van de zgn. Roozenburg huizen, in eerdere artikelen in deze serie beschreven, verder niets over terug te vinden. Wie helpt ons om hier meer duidelijkheid over te krijgen?

Nu 'het zoet' van de derde kerk
Ondertussen trouwde een zekere Maria Sprinkhuizen op 22-jarige leeftijd met Arij Hofstede en dit stel kreeg 7 kinderen waaronder een zoon Adrianus Martinus, roepnaam Arie. Maria was het jongste kind en dochter van Arij Sprinkhuizen en Agatha Wennekes, bouwman (boer) op de Vlietwoning, zij hadden veel geld en grond onder hele gunstige verkoopvoorwaarden aan de kerk geschonken. Maria had alleen nog twee vrijgezelle broers toen zij op haar 33-jarige leeftijd stierf. Maar haar zoon Arie was een beetje een zonderling. Hij was een vrijgezelle boer en schonk zijn vermogen bij testament in 1928 aan de Adrianus Parochie van Naaldwijk, zijn broer en zussen waren toen al gestorven. De katholieke Naaldwijkers kregen hierdoor niet alleen veel geld, maar ook de locatie onder hun huidige Adrianuskerk geschonken. Voor de bouw van die kerk stelde men Jos Margry aan, een architect uit een bekende architectenfamilie met goede reputatie. Hij ontwierp een kerk die geheel uit baksteen bestond doorlopend vanuit de kolommen en muren ook als plafond. De verwerking van deze bakstenen geeft het geheel tevens een bijzondere decoratieve afwerking. Grote overspanning bereikte hij door met bogen en schalen te werken en deze elementen als het ware op te stapelen en klemvast in de constructie op te nemen. Eigenlijk was dit niks nieuws, want dat werd al eeuwen lang gedaan, maar juist de enorme vrije breedte die hij in de kerk bereikte, maakt dit werk bijzonder. Het verhaal als zou Jos Margry met Adriaan Dessing voor het ontwerp van deze kerk hebben samengewerkt is niet juist. Adriaan dacht mee als een intermediair tussen architect en parochie. Toen de derde Adrianuskerk in 1931 werd ingezegend is de tweede Adrianuskerk nog een paarjaar blijven staan en werd gebruikt als garage. Uiteindelijk werd deze rond 1935 afgebroken.

Status
De status van deze kerk is, dat deze op 2 mei 2006 werd ingeschreven als Rijksmonument, in het Rijksregister onder nummer 527120. Toegekend vanwege de zeer zorgvuldig vormgegeven architectuur en de architectonische samenhang tussen kerk, pastorie en muur met beeld. Ook als voorbeeld van de typologische ontwikkeling van het katholieke kerkcomplex in het interbellum, vanwege de ensemblewaarde van kerk en pastorie, ook vanwege de situeringswaarde door de ligging op het plein en in de pastorietuin en door het kerkhistorisch belang als voortzetting van de oude parochie van St. Adrianus. Het is beeldbepalend voor het centrum van Naaldwijk.


De eerste kerk, rechts van de molen.


De Adrianus kerk in 1905.

Wilt u reageren dit artikel of bent u bezitter of bewoner van een monument? Mail dan naar pamvdvalk@gmai/. com. Deze rubriek kwam tot stand in samenwerking met de Monumentencommissie van gemeente Westland. Bronnen: Het parochiële boekwerk 'Waar mensen samenkomen', Internet o.a. Wikipedia, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Gerard Beijer en het boek een korte beschrijving van de gemeente Naaldwijk van H. van den Berg.

 

 

 

 

Westlanders winnen sprinttitels op NK


Dionne Voskamp laat ploeggenoot Helga Drost achter zich. Foto: PR
Foto inzet:
Dione Voskamp en Armand Broos. Foto: focusbyhanneke

Uit: Het Hele Westland
Uitgave: 26 Februari 2020
Foto: Focusbyhanneke / PR


 

Op de Jaap Edenbaan in Amsterdam vond zaterdag 22 februari 2020 een heroïsche schaatswedstrijd plaats om de Pure Sprint-titels van Nederland. Dione Voskamp uit De Lier en Armand Broos uit Naaldwijk gingen na afloop met het goud en de titel naar huis.

In storm en regen werden bijna alle baanrecords gebroken. Dione Voskamp, rijdend voor RTC Noord Fryslân, startte de driekamp erg goed met een 100 meter van 10,52. Deze voorsprong was een inspiratie voor de twee volgende afstanden die ze beide met 0,06 seconden verschil van ploeggenoot Helga Drost wist te winnen. Met drie overall baanrecords - 10,52; 25,52 en 39,83 – werd  ze voor de zevende keer Nederlands kampioen. Super/Pure Sprint. De 39,83 van Voskamp 'op de 500 meter was ruim sneller dan het oude baanrecord van Annette Gerritsen dat in 2006 op de klok gezet werd. Voskamp won eerder al vijf keer op rij de Nederlandse titel Super/Pure Sprint bij de junioren. Bij de (neo-) senioren zet ze deze traditie nu voor de tweede keer voort. Helga Drost werd tweede 'en het brons was voor Isabelle van Elst.

Eerste titel

De Naaldwijkse Armand Broos die schaatst voor RTC Zuidwest reed ook twee knappe baanrecords bij de herenjunioren A. Hij legde de 300 meter af in 24,09 en de 500 meter in 37.45 en verbrak daarmee de staande records. De 100 meter reed hij in 10,30. De Westlander werd daarmee derde op de 100 meter, eerste op de 300 meter en opnieuw eerste op de 500 meter. Hiermee pakte hij zijn eerste Nederlandse titel bij de heren junioren A. Tweede in het algemeen klassement werd Jeremy Overheul, het brons ging naar Jelmer Pluijgers.

Jaap
Dat er zoveel baanrecords werden gereden komt deels door de onstuimige weersomstandigheden van Zaterdag. De schaatsers hadden te maken met stevige wind en hier en daar een plensbui. De oude baanrecords, waarvan sommige zelfs nog uit de jaren '90 stamden. werden stevig aangescherpt. In het Amsterdamse 'sportcafé Jaap deelde voormalig topsprintster Anette Gerritsen, wier baanrecord Voskamp dus had verbeterd, de prijzen prijzen en het Jaap Eden beeldje uit.


 

 

Boeiende reconstructie van tragisch einde Naaldwijkse drogist

Oudere Naaldwijkers weten misschien dat in het pand van Biefit aan de Geestweg al in 1950 een drogisterij was gevestigd. In dat jaar opende de uit een bekende Leidse textielfamilie afkomstige Bernard Bokern zijn zaak.


Foto: Google

Uit: Groot Westland
Uitgave: woensdag 17 Juli 2019
Auteur: Frank de Klerk

Het verblijf in Naaldwijk eindigde tragisch. In het zicht van de bevrijding overleed de door de hongerwinter ernstig verzwakte Bernard aan een longontsteking. Zijn vrouw was zes jaar eerder overleden. Beiden liggen begraven op de katholieke kerkhof aan de Dijkweg. De vier kinderen zijn opgevoed door een oom in Maastricht. Kleinzoon en journalist Frank Bokern uit Bussum deed onderzoek en stuitte op deze verzwegen familie geschiedenis. Hij schreef het op in zijn boek 'Hoeden, petten en dameskorsetten'. Dat in de boekhandel verkrijgbaar is. De titel slaat op de nering van zijn overgrootvader Heinrich, die rond 1870 naar Nederland kwam. Zeer succesvol werd in de textielhandel en een gezin van twaalf kinderen stichtte.

Voor zijn boek heeft Frank Bokern de wortels van zijn familie opgezocht. Zijn speurtocht leidde naar het Duitse plaats Lohne en het nabijgelegen Bokern. "Het spoor gaat terug tot 1498", zegt Bokern. “Het leidde naar een boerderij waar mijn voorouders hebben gewoond. Mijn betovergrootvader is een café begonnen in Lohne, dat tot 2005 heeft bestaan. Mogelijk heeft zijn vertrek naar Nederland te maken met kanselier Otto van Bismarck.
Die had een hekel aan katholieken en is heel bruut met ze om gegaan. Katholieken moesten driejaar in militaire dienst waar zij door protestantse officieren weren geleid. Mijn vader is samen met Anton Kreijmborg uit Duitsland gevlucht omdat hij niet in het leger wilde." Veel Duitsers zoals Anton Dreesmann, Johann Peek en Heinrich Cloppenburg kwamen in die tijd naar ons land en werden succesvolle ondernemers. Ook vader Heinrich Bokern begon in Haarlem en later in Leiden een manufacturenzaak. "Kleding paste bij de vrolijkheid van die tijd", zegt Bokern. "Het paste bovendien goed bij de bombarie en poeha van de katholieke kerk. In Haarlem zat de bisschop, die zorgde voor de opbouw van het rijke roomse leven. Dat heeft een enorme stimulans gegevens aan het katholieke ondernemerschap." Heinrich werd een succesvolle textielhandelaar, die zijn kinderen een goede opvoeding gaf. Zoon Bernard, de latere drogist, werd naar een kostschool in het Belgische Visé gestuurd om daar Frans te leren een noodzakelijke taal voor de handel. Inmiddels had er schaalvergroting in de textielhandel plaats gevonden waardoor de kleinschalige winkels geen toekomst meer hadden. Bernard Bokern werkte vijfjaar lang in loondienst bij Peek en Cloppenburg.

In 1927 startte hij een drogisterij in Naaldwijk. "Zijn vrouw heeft haar jeugd doorgebracht in Schiedam", zegt Frank Bokern. "Mogelijk is hij daardoor in het Westland beland. Zijn drogisterij stond de eerste drie jaar in de Molenstraat in het pand waarin tot voor kort het Kruidvat was gevestigd. Dat pand was zo slecht dat mijn grootvader de mensen moest waarschuwen voor een gat in de vloer bij de voordeur." “Bernard Bokern kocht in 1930 een nieuw huis met een uitbouw voor een winkel. Dat pand werd al snel een molensteen om zijn nek.
Hij moest voor de financiering drie hypotheken afsluiten. Na zijn dood in 1945 moest het pand met verlies worden verkocht omdat het financieel onder water was komen te staan. Alle kasboekjes van mijn grootvader uit die tijd zijn bewaard gebleven en ik heb er weken lang in gelezen. Het eerste jaar bedroeg de omzet nog 8000 gulden maar deze liep snel terug naar 3000 en 2500 gulden. Daar kun je geen gezin van onderhouden. Mijn grootvader heeft zich moeten redden met leningen van de familie. Ik heb de bedelbrieven gelezen en besef dat hij er in de crisistijd aan onderdoor is gegaan. Hij probeerde het ene gat met het andere te dichten. Mijn grootvader heeft totale pech gehad door op het verkeerde moment een huis te kopen." Op 5 april 1945 is mijn grootvader overleden aan een longontsteking. Hij was ernstig verzwakt omdat hij zich in de hongerwinter voor zijn gezin had weggecijferd. Als de Amerikanen vier weken eerder waren gekomen, had hij kunnen worden gered met penicilline. De kinderen zijn toen allemaal bij oom Herman ondergebracht, die voor de NS in Maastricht werkte. Mijn vader. die in 2005 is overleden heeft in zijn verdere leven niet een keer over zijn jeugd in Naaldwijk gesproken.
Uit schaamte over die jaren heeft hij altijd gezwegen. Dat terwijl ik nu juist heb ontdekt dat mijn grootvader alles op alles heeft gezet om zijn kinderen een zo goed mogelijke jeugd te geven.” 'Hoeden petten en dameskorsetten' van Frank Bokern telt 266 pagina's en is voor 25 euro te koop in de boekhandel.

 

 

Roozenburghuizen in Naaldwijk

Uit: Groot Westland Westlands Museum / Buitenplaatsen
Plaatsing: Woensdag 30 Oktober 2019
Door: Piet van der Valk

In de rubriek 'De Westlander en zijn ’moNUment' staan karakteristieke en herkenbare bouwwerken in Westland centraal. Zowel het verleden als het heden worden in deze artikelen belicht; vandaar 'moNUment'. Naast Roozenburg bouwde ook de Dessing woningen aan het eind van de 19de eeuw in Naaldwijk. Een iets uitgebreidere versie van dit artikel, met meer foto's en details, treft u aan op www.monumentaalwestland.nl  (klik op ’nieuws' en vervolgens op 'artikelen') en op www.hethelewestland.nl  (zoek op *monument*).

Niet alle woningen die als Roozenburghuizen bekend stonden, waren van de hand van Roozenburg. En Villa Nova, de oudste in deze stijl, moest aan de rij worden toegevoegd. De bouwer van dat pand is waarschijnlijk Johannes Roozenburg geweest, de vader van Cornelis Martinus Roozenburg, maar van een ontwerper weten we eigenlijk niets. Dat geldt voor bijna al de vijf woningen waar dit artikel over gaat. Alleen over de woning aan de Lange Broekweg concludeerden we eerder, dat het ontwerp dit pand zeer waarschijnlijk van de hand van Wilhelmus Dessing 1848-1935 was. Een fraaie ontwerptekening van de woning werd getekend door deze Willem Dessing Pz. en is nog in bezit van de familie Knoll. Deze meester timmerman met een eigen bedrijf, zal niet zomaar een tekening maken van het werk van een collega-concurrent en deze aan de opdrachtgever van die woning geven. Willem Dessing ontwierp in 1890 de oude veiling aan de Haven te Naaldwijk en de opzet van die voorgevel vertoonde een' duidelijke overeenkomst met de structuur van de gevels van de woningen waar dit artikel over gaat.

Verdere overeenkomsten
Leden van de familie Roozenbnrg waren meester metselaars, die van de familie Dessing daarentegen meester timmerlieden en beide families waren van goede katholieke huize. Er zou mogelijk ook een band tussen de bedrijven geweest kunnen zijn; beide families woonden en werkten in Naaldwijk. Er zou sprake geweest kunnen zijn van een samenwerking vanuit hun verschillende specialiteiten. Een sterke interesse in architectuur was ook bij beide families aanwezig. Cornelis Martinus Roozenburg (1850-1900) was een veelzijdig man, we komen hem tegen als meester metselaar, aannemer, architect, handelaar en gemeente opzichter, dit laatste tot zijn dood.
Hij maakte in ieder geval in Naaldwijk, Schiedam en Loosduinen fraaie ontwerpen, echter bijna al die werken zijn inmiddels gesloopt. Maar niet de woningen aan de Kleine Woerdlaan 25 t/m 35 te Naaldwijk. Cornelis was gehuwd met Mie Van Rutte (1854-1917), met haar kregen zij 16 kinderen. Hij kwam echter op 50-jarige leeftijd te overlijden.

Zuideinde 32 / Zuidweg 42
Aan de Zuidweg 42, werd in 1871 door Leonardus Joannes Dirkszoon (Leendert) van den Berg (1811-18116 en begin 1835 gehuwd met Maria Grootegoed) een vergunning gevraagd om daar een grote woning te kunnen bouwen. Een gedenksteen bij de start van de bouw werd ingemetseld. Leendert had grond gekocht van de Domeinen en stichtte daar in zuidwestelijke richting, waar nu de wijk Galgeblok ligt, een nieuwe tuinderij. Vier generaties Van den Berg zouden er tot november 1999 blijven wonen, de tuin was al eerder verkocht. Cornelia Johanna van der Knaap, de weduwe van Wilhelmus van den Berg een achterkleinzoon van Leendert, verkocht de woning aan familie De Pater. Deze fraai gedecoreerde woning werd zeer waarschijnlijk gebouwd door meester metselaar Johannes Roozenburg en ook zijn dan 21 jarige zoon Cornelis Martinus werkte mee, om het vak in z'n vingers te krijgen. Het is de stijl van die tijd met grove gestucte elementen in de gevel, met name op de hoeken. Men noemde deze stijl neorenaissance. De renaissance was een bouwstijl die zijn intrede deed na de middeleeuwen. En met neorenaissance duidde men de 19e-eeuwse en internationaal verspreide bouwstijl waarin werd teruggegrepen op motieven uit de renaissancebouwkunst. Daartoe behoren onder andere de trapgevels, speklagen, de kenmerkende horizontale lijnen die de gevel in “vlakken” verdelen, blokken kruiskozijnen etc. Wat later zou Johannes twee woningen voor zijn twee oudste zonen aan het Zuideinde bouwen. De huidige eigenaren Fop en Tineke de Pater Hendrikse zullen de woning verkopen en hun leven voortzetten in de rustige omgeving van de Betuwe.



Zuideinde 32 Naaldwijk
(Foto: Google)



Zuideinde 42 Naaldwijk
(Foto: Google)

Dijkweg 43 – 45
Voor dit pand werd in 1872 vergunning verleend aan Cornelis Vijverberg 1836-1919. Een herdenkingssteen in de gevel vermeld C. Vijverberg en echtgenote alsmede H. A. M. F. Vijverberg 1 juli 1872. Cornelis huwde mei 1860 Theodora de Jong (1837-1985), er werden geen kinderen geboren. Cornelis was boer aan de Kleine Achterweg en verhuisde in 1973 naar de Dijkweg. Vanaf 1877 werd hij raadslid tot 1898 en daarna tot augustus 1913 wethouder en loco burgemeester van de gemeente Naaldwijk. Hij volgde als wethouder zijn neef Pieter Vijverberg (1824-1890), van de hoeve Cruisbrouck op, die wethouder van 1885 tot 1890 was. In 1906 werd Cornelis als loco burgemeester ook drie maanden waarnemend burgemeester, toen burgemeester Anthony Ruterus van Beekum Maurisse op 21 mei van dat jaar na een kortstondige

ziekte kwam te overlijden en Hendrik Jacob Herman Modderman jr. pas op 21 augustus 1906 tot nieuwe burgemeester kon worden benoemd. De woning is minder robuust qua uitstraling dan die aan het Zuideinde, maar wel heel duidelijk in een gelijke stijl gebouwd. Ook van deze woning is niet bekend door wie deze werd ontworpen en of gebouwd. Aannemelijk is evenwel dat Roozenburg hier een hand in heeft gehad. Deze woning werd in oktober 1934 door Adriaan Dessing verbouwd tot een dubbel woonhuis. De verbouwingstekening vermeld 'Plan verbouwing dubbel woonhuis voor het R.K. Armbestuur te Naaldwijk'. De woning was al eerder voorzien van een extra entree aan de rechter zijde en werd door het R.K. Armbestuur gebruikt. Het is waarschijnlijk dat het pand na deze verbouwing als dubbel woonhuis werd verkocht. Nu is aan de rechterzijde een galerie gevestigd en worden beide woningen nog bewoond.


Dijkweg 43-45 Naaldwijk
(Foto: Google)

 

Buitenplaats Patijnenburg in Naaldwijk

Uit: Groot Westland
Uitgave: 4 September 2019
Door: Piet van der Valk
Foto: internet

In het Westland hebben in de periode 1600 - 1800 meer dan honderd buitenplaatsen gestaan. Kleine paleizen waar de stedelijke elite in de zomermaanden verbleef. ln het Westlands_Museum is op dit moment een tentoonstelling over die periode te zien. In Groot-Westland besteden we door middel van deze rubriek aandacht aan de buitenplaatsen die hier hebben gestaan.
 

Net ten westen van de dorpskern van Naaldwijk lag tot het eind van de achttiende eeuw de buitenplaats Patijnenburg. De buitenplaats kwam tot stand na 1652 en had vanaf het huis een oprijlaan naar het Marktplein (nu Wilhelminaplein) van Naaldwijk. Patijrienburg was een leengoed van de ambachtsheer van Naaldwijk en had daardoor een adellijke status. Dit soort landgoederen waren zeer gewild bij de nieuwe rijke burgers en kooplui uit de 17e eeuw. In 1652 werd Patijnenburg gekocht door Diederick Pauw, die het bezit flink uitbreidde en er ook een fraai tuincomplex aan toevoegde. Pauw was afkomstig uit een Amsterdamse familie van kooplui en stadsbestuurders. Een van zijn voorvaderen was mede-oprichter van de VOC.

De vader van Diederick verhuisde later naar Den Haag omdat hij een hoge bestuurlijke functie kreeg in het Hollandse landsbestuur. Diederick Pauw had enorm veel bezittingen verspreid over heel Holland, zelf woonde hij in een prachtig huis aan de Korte Vijverberg in Den Haag. In 1674 was hij de rijkste inwoner van Den Haag.
Na het overlijden van Diederick erfde zijn jongste zoon Joan de buitenplaats Patijnenburg. Doordat het naburige Huis Honselaarsdijk in 1688 een koninklijk paleis was geworden liet Joan Pauw Patijnenburg en het tuincomplex nog meer verfraaien. Door de nabijheid van koninklijk paleis Honselaarsdijk kreeg Patijnenburg meer status, het werd toen het belangrijkste bezit van Joan Pauw.

ln 1691 heeft Willem III zelfs een keer het middagmaal gebruikt in Patijnenburg en er met zijn gevolg ook de nacht doorgebracht. De tuinen van Patijnenburg waren prachtig en er stond ook een grote Oranjerie voor het bewaren van de exotische planten in de winter. Na het overlijden van Joan Pauw in 1708 kwam Patijnenburg in bezit van Simon van Slingelandt. Die was in zijn functie als raadpensionaris vanaf 1727 feitelijk het staatshoofd van de Republiek. Aan het eind van de 18e eeuw was Patijnenburg in bezit van Agatha van der Goes en haar man Lodewijk Rengers. Lodewijk Rengers had een functie aan het Hot van de Oranjes en in het Landsbestuur. Na 1795 raakte hij die functies kwijt omdat de Oranjes vanwege de burgerlijke revolutie en de oprichting van de Bataafsche Republiek naar het buitenland waren gevlucht. Ook Rengers en zijn vrouw vertrokken naar het buitenland en in 1798 werd Patijnenburg voor afbraak verkocht.

Het huis werd gesloopt en op het tuincomplex werden commerciële groentetuinen gesticht. In 1926 werd op een deel van het Patijnenburg-complex de Naaldwijkse Groente- en Fruitveiling gebouwd.

 

‘Het Witte Huis' van Naaldwijk

Uit: Het Hele Westland
Door: Piet van der Valk
Uitgave: 1 mei 2019
Foto: Piet van der Valk


D
e woning werd in 1919 ontworpen in een nieuwe historiserende stijl.

In de rubriek 'De Westlander en zijn moNUment' staan karakteristieke en herkenbare bouwwerken in Westland centraal. Zowel het verleden als het heden worden in deze artikelen belicht; vandaar 'moNUment'. Een onbekende architect ontwierp deze woning in 1919 voor een Naaldwijkse  Dominee. Een verkorte versie van dit artikel stond in Het Hele Westland van 1 mei 2019. 
 


Aan de Dijkweg 69, vroeger was dit huisnummer 57, staat een hele ruime maar zeker ook fraaie woning, “Ons hoekje” heette het maar in de Volksmond werd het ook wel “Het Witte Huis” genoemd. De driehoekige kavel waar de woning op werd gebouwd wordt aan de voorzijde begrensd door de Dijkweg en aan de achterzijde door de loop van de historische stoomtram, die in 1907 daar werd gelegd als verlenging naar ‘s-Gravenzande.

Stijl
De woning werd in 1920 gebouwd in een nieuwe historiserende stijl. In deze stijl greep men terug op de Lodewijk XVI-stijl uit het laatste kwart van 18e eeuw. Maar er waren meer invloeden, invloeden uit het Neoclassicisme en de Chaletstijl van rond 1900 vindt men er in terug. Dit betekent dus een mix van stijlkenmerken zou men kunnen zeggen. Deze woning aan de Dijkweg is ontegenzeggelijk een schitterend voorbeeld uit deze tijd. Kijk naar de overgang van het steens metselwerk naar stucwerk, met name de lateivorm boven de buitenkozijnen. Ook naar de voordeur inclusief de gestucte gewelfde luifel op decoratieve consoles. De dak- en goot-overstekken en de prachtige serre aan de noordgevel en verdere detailleringen. De naam van architect van dit pand hebben we helaas niet gevonden, of moeten we zeggen nog niet kunnen achterhalen. Hoewel we weten, dat hoop soms ook “uitgestelde teleurstelling” betekent, hopen we toch dat iemand weet welke architect hieraan gewerkt heeft in 1919. De woning werd gebouwd door de Naaldwijkse aannemer A.A. Vroeg. Hij deed namens de opdrachtgever J.H. Lamping het verzoek aan burgemeester en wethouders deze villa te kunnen bouwen. Bekend van deze aannemer is dat hij in 1909 de Naaldwijkse veiling aan het Zuideinde bouwde. Het aannemingsbedrijf bestond al langer en was al diverse malen van vader op zoon overgegaan en zijn overgrootvader werkte aan het begin van de 19de eeuw zelfs nog aan het huis te Honselaarsdijk.

Dominee
De opdrachtgever van deze woning was niemand minder dan de Naaldwijkse dominee Jan Hendrik Lamping (1847–1934). Hij werd geboren in Lobith en komt uit een familie, die van vader op zoon meerdere dominees voortbracht, voor de verschillende Protestante Gemeenschappen van Nederlands Hervormde signatuur. Zijn voorganger Ds. Colenbrander nam in november 1890 afscheid. Pas na 11 maanden kon ds. Lamping zijn opvolging in Naaldwijk bevestigen. Hij betrok met zijn vrouw Neeltje Kooy (1863-1952) en een dochtertje Anna Marie van ruim een jaar oud, in oktober 1891 de Pastorie aan het Wilhelminaplein te Naaldwijk. Jan Hendrik Lamping had een heldere blik van zijn taak in Naaldwijk en stelde zich op als een, zeker voor die tijd, eigentijdse en betrokken dominee die ook een sterk voorstander was van een scheiding tussen kerk en staat. Hij vervulde ook diverse nevenfuncties binnen de Nederlands Hervormde Gemeenschap van Naaldwijk. Zo was hij voor langere tijd bestuurslid van de woningbouwvereniging Jacob van Campen en was hij bestuurslid van de Vereniging Hulp en Voorzorg. Tevens participeerde hij in een Comité, dat op initiatief van de mevrouw Modderman-de Ridder ondervoede kinderen uit de grote stad, enige weken op het platteland liet verblijven om aan te sterken.                                                                                             

Emeritaat
Maar na ruim 28 jaar, besloot hij op 73-jarige leeftijd met emeritaat te gaan. Dit hield wel in dat hij de pastorie diende vrij te maken voor zijn opvolger Ds. J.P. de Graaff. Vandaar de inspanning van aannemer A. A. Vroeg, vergunning te verkrijgen om een villa te kunnen bouwen op het door Lamping gekochte perceel aan de Dijkweg. Opvallend is wel dat dominee Lamping de woning, in het jaar dat deze werd gebouwd, al doorverkoopt aan zijn schoonzoon Willem Oddens 1887-1945 tandarts en in 1913 gehuwd met zijn dochter Anna Maria Lamping (1890-1970). Haar naam staat op de gedenksteen, in de gevel nabij de voordeur, als degene die op 3 maart 1920 de eerste steen heeft gelegd. Mogelijk waren er plannen, dat Willem Oddens in Naaldwijk een tandartspraktijk zou beginnen. Het is er echter nooit van gekomen en Willem behield zijn praktijk aan de W. Pyrmontkade 115 en Stadhouderslaan 5 in Den Haag en durfde het kennelijk nog niet aan zich ook in Naaldwijk te vestigen. Er verschenen overigens in 1926 en 1928 wel advertenties van Oddens in de toenmalige Westlandsche Courant.
Dit zou een verklaring kunnen zijn waarom de woning zo groot was uitgevallen. Jan Hendrik Lamping overleed op 19 januari 1934 op 86 jarige leeftijd. Aan het eind van datzelfde jaar verhuisde tandarts C. Langerveld van de Geestweg, waar hij zich in 1925 vestigde, naar de naastliggende kavel met huisnummer 67. Zie het artikel van 21 december 2016 in Het Hele Westland: www.hethelewestland.nl/nl/artikel/160/dijkweg-67-

De woning blijft aantrekkelijk
De Kerkvoogdij van de Nederlands Hervormde Gemeente in Naaldwijk probeerde het pand in 1944 te kopen en/of te huren voor een tweede predikant. Dochter Anna Maria had begrip voor het verzoek maar kon daar geen gehoor aan geven. Een jaar later overleed haar man Willem Oddens. Waarschijnlijk mede als gevolg van het woningtekort na de tweede wereldoorlog was er in 1947 inwoning bij de weduwe mevr. Neeltje Kooy. Met de volkstelling van 1947 werd vastgelegd dat er een dame mevr. Fuykschot woonde, zij gaf heilgymnastiek en massage. Ook het gezin Wagenaar-van Driel was daar recent met een pasgeboren kind (Cornelis) gaan wonen. Nadat Neeltje in 1949 naar haar dochter in Den Haag was vertrokken werd het pand verkocht. Een zekere Willem Fredrik Bloemen gehuwd met Maria Petronella Valstar heeft het pand mogelijk voor kortere tijd bewoond.

Kuyvenhoven
Het pand werd gekocht door Jacob Kuyvenhoven, koopman en exporteur van groenten en fruit. Jacob was de oudste zoon van Karel Vincentinus Kuyvenhoven en Krijna Klazina Hofland, de bewoners van “Onder het Stroodak” op de hoek van de Geestweg en de Secr. Verhoeffweg te Naaldwijk. Hij, was het eerder gehuwd met Grietje van der Herberg, hun huwelijk werd niet uitbundig gevierd, in verband met het eerder dat jaar overlijden van haar vader. Zij hadden samen 5 kinderen, toen Grietje op 35 jarige leeftijd in maart 1945 zelf kwam te overlijden. Jacob hertrouwde eind 1946 met Aaltje Veldhuijzen van Zanten en samen kregen ze nog twee kinderen. Gedurende het verblijf van de familie Kuyvenhoven hebben zich enkele kleine wijzigingen voltrokken. Van kolen ging men ook hier over naar olie later naar gas en de sanitaire ruimtes kregen de nodige aandacht. Men zou overigens de indruk kunnen krijgen dat de twee schoorstenen op het hoge dak later verhoogd zijn en alleen de twee schoorsteenkappen ontbreken. Maar tot verbazing bleken de schoorstenen al op de originele bouwtekening te staan, zoals ze nu op het dak staan. Smaller naar boven en met andere stenen uitgevoerd. Na de tweede wereldoorlog werd er in dergelijke woningen het een en ander gewijzigd, aanpassing aan de nieuwe tijd moet de onderliggende gedachte zijn geweest. Neem bijvoorbeeld de binnendeuren, deze werden aan beide zijden vaak voorzien van een plaat hardboard en daarna werden ze met gebroken witte verf strak afgeschilderd. De Westlandse moeders vonden het in die tijd kennelijk belangrijk, eenvoudiger en sneller te kunnen werken, om zo het interieur met een stofdoek en een ragebol te bewerken. En zo verdween ook in deze woning de prachtige geprofileerde binnendeuren met glas in lood ramen. Soms bleef dat helaas niet alleen tot het interieur beperkt, in een beperkt aantal gevallen werden zelfs twee fraaie kozijnen uit een voorgevel gesloopt om die te vervangen door één groot bruin hardhouten kozijn, zonder draairamen maar met een lang aluminium ventilatierooster als tegemoetkoming. Gelukkig zagen we jaren later dat ook dergelijke fouten werden ingezien en werd de boel weer in de originele staat teruggebracht. Het pand aan de Dijkweg bleef tot 1999 in bezit van de familie. De kinderen van Jaap en Ali kwamen in onderhandeling over de verkoop van het pand met de familie Kouwenhoven, onder het mom van “een Kuyvenhoven-huis wordt een Kouwenhoven-huis” en dat was een eerste stap waarin beide families elkaar goed konden vinden.

Kouwenhoven
Vanaf 1999 kwam het pand in eigendom van Wil en Petra Kouwenhoven. Zij betrokken de woning met hun 5 kinderen en hebben er tot 2005 gewoond. Zij hebben het pand qua interieur, voor een deel weer teruggebracht naar de oorspronkelijke uitstraling. De binnendeuren werden ontdaan van het hardboard en de details van de trappartij hersteld. Ze vonden oude, zware radiatoren met antieke handkranen en plaatste deze in de woning. Echter de nadrukkelijke wens van Wil en Petra bleek toch iets heel anders, namelijk een camping in Frankrijk te kunnen starten en de uitvoering van deze wens won het uiteindelijk toch ook van dit prachtige huis. Zie roussel.nl Sandra Kouwenhoven, actief als advocaat, vertelt in haar werkkamer dat zij, met haar man Martin Kouwenhoven en hun twee kinderen, de woning in 2005 van Wil en Petra hebben gekocht. Ook zij zijn ervan overtuigd dat het pand, dat een gemeentelijk monument werd, het verdiend goed onderhouden te worden. Maar het vraagt veel, om dat professioneel en monumentaal verantwoord te doen. De stap om in de toekomst ook dergelijke woningen gasloos te maken, zonnepanelen te plaatsen e.d. kan ook de nekslag voor dergelijke monumenten betekenen.
De overheid en met name Gemeenten dienen zich hier rekenschap van te geven. Er moet hier een gezamenlijke verantwoordelijkheid liggen wanneer de klimaatplannen voor dergelijke monumenten moeten worden doorgevoerd. Zij maakten het werk van hun broer en schoonzuster verder af, het schilderwerk van de buitengevels, sierluiken, de verdere afwerking en aankleding van de woning werd opgepakt. Zoals de glas in loodwerk in de ramen en deuren werd gerepareerd en de originele gedecoreerde stucplafonds werden hersteld. Ook de geelkoperen handpomp in de keuken, om het grondwater op te pompen, is nog aanwezig. Allemaal elementen die deze woning tot een belangrijk gemeentelijk monument op deze plek maken.

Status
Tot slot werd ‘deze villa te Naaldwijk’, zoals dat op originele tekening staat, op 6 mei 2013 aangewezen als gemeentelijk monument van de gemeente Westland. De gebruikte dakpannen zijn Mulden pannen, dit in tegenstelling tot de vermelde pannen in “Inventarisatie Historisch Waardevolle Objecten” van de gemeente Westland.


Wilt u reageren dit artikel of bent u bezitter of bewoner van een monument? Mail dan naar pamvdvalk@gmail.com. Deze rubriek kwam tot stand in samenwerking met de Monumentencommissie van gemeente Westland. Bronnen: Internet, dhr. Arnold Knoppert archivaris Ned. Hervormde Kerk Naaldwijk, de familie Kuyvenhoven, Historisch Archief Westland, Gerard Beijer en de huidige eigenaren.

 

Het landhuisje aan de Naaldwijkse Vaart

Uit: Het Hele Westland
Door: Piet van der Valk
Uitgave: 6 maart 2019
Foto: Piet van der Valk

 

In de rubriek 'De Westlander en zijn moNUment' staan karakteristieke en herkenbare bouwwerken in Westland centraal. Zowel het verleden als het heden worden in deze artikelen belicht; vandaar 'moNUment'. Architect Aart Claus ontwierp 2 woningen en een politiebureau met brandweerkazerne in Westland. Een verkorte versie van dit artikel stond in Het Hele Westland van 27 februari 2019.

De eerste Westlandse woning die architect A. Claus in 1925 ontwierp moet in Monster staan, zie verder onder architect. De tweede woning was het bekende landhuisje te Naaldwijk. De opdrachtgever van deze woning was Jan Steenks 1899-1981, de betaalmeester van de Naaldwijkse Coöp. Fruit en Groenteveiling. Hij kon het kavel aan de 's-Gravenzandseweg van het veilingbestuur kopen. Het bewuste kavel bleef over nadat de zijtak aan de Naaldwijkse Vaart incl. brug en kademuren waren aangelegd. Deze verbinding was nodig, om per tuindersschuit de nieuwe veiling te kunnen bereiken. Jan was de oudste zoon van Gerard Steenks gehuwd met Johanna Petronella van der Mark, hij had twee oudere zussen en een jongere broer. Toen Jan en zijn vrouw Adriaantje Anna Bénard geboren in Den Haag 1900-1992, in 1928 hun nieuwe woning betrokken, was ook de bouw van de nieuwe veiling in een afrondende fase gekomen. Het stel was medio maart 1923 getrouwd en zou kinderloos blijven. Het totale bouwproces bij de groenteveiling stond onder leiding van architect A.G.W. Adriaan Dessing. Jan heeft waarschijnlijk bewust voor een andere architect gekozen, om daarmee integer in beide processen te kunnen blijven sturen.

Verkiezing tot Betaalmeester
In de Westlandse Courant van 29 nov 1922 lezen we nog een interessant verslag van de verkiezing van Jan Steenks tot betaalmeester. De verkiezing ging tussen de heren J. Steenks en P. van Tuinen. Op een van de vragen van dhr. W van Geest, vraagt hij 'of er ook katholieken onder de sollicitanten waren, daar hij, waar "Westland" is een neutrale vereniging, dan ook gaarne een katholiek op de voordracht zou hebben gezien'. De voorzitter antwoordt dan als volgt. Ik weet niet of alle sollicitanten hun geloof of politieke richting hebben opgegeven, doch gelooft niet dat er een katholiek bij was; persoonlijk kon het hem echter ook volstrekt niet schelen wat de sollicitanten waren, of welke richting de te benoemen persoon is toegedaan, als wij hem maar goedvinden als betaalmeester. Jan werd daarna met 82 stemmen voor hem en 47 voor dhr. Tuinen als betaalmeester gekozen.

Amsterdamse school
Het landhuisje werd in de stijl van de Amsterdamse School opgetrokken. Het maakt en maakte een sterke indruk, mede door de locatie waar het in 1928 werd gebouwd. De stijl-link met de Amsterdamse School heeft de woning te danken aan de uitbouw aan de voorzijde, die de vorm kreeg van de boeg van een schip met bijzonder kozijnvormen. Maar ook de hoofdvorm, de detaillering, het opvallende horizontale glas in lood raam van de woonkamer in zuidwest gevel en het prachtige interieur, waren bepalend. De bestektekening en de uitvoering verschillen overigens in dit verband van elkaar, met name de raampartij op de verdieping in de uitbouw. Ook de invloed van Frank Lloyd Wright is voelbaar, zeker wanneer we de onderlinge verbinding tussen de verschillende massa's en de flauw hellende en overkragende dakschilden bekijken. Het huis is vrij gelegen, twee gevels zijn zowel op de zon als op het water van de Naaldwijkse Vaart gericht. De voorzijde ligt aan de vroegere doorgaande weg van Naaldwijk naar 's Gravenzande. Het ontwerp, gedateerd december 1926, is van de hand van de Haagse architect Aart Claus. Hij werkte toen vanuit een eigen bureau, dat gevestigd was aan de Koningin Emmakade 5a. Het landhuis staat er nog goed bij en is nagenoeg in de oorspronkelijke staat. Tegen de achtergevel aan zuidzijde werd later een te opvallende witte serreachtig uitbouw gezet. Doordat bouwen in de jaren dertig relatief goedkoop was, lieten Westlanders, waaronder ook veel tuinders, hun nieuwe woonhuis optrekken in een architectuurstijl, zoals dat ook in de grote steden in de mode was. Gelukkig staan er nog 'n redelijk aantal van dergelijke woningen in de verschillende Westlandse dorpen. Toen het echtpaar Steenks de woning wilde verlaten, werd deze in 1961 verkocht aan Cor Disselkoen, exporteur uit de Lier. De zoon van Cor sr., zoon Nico Disselkoen ging er wonen. Hij trad het jaar daarop met mevr. Lia van der Snoek in het huwelijk. De woning werd in 2000 verkocht aan de huidige bewoners.

Architect A. Claus
Over deze Haagse architect is niet zo veel bekend. Maar uit de archieven van het voormalig Nederlands Architectuur Instituut weten we dat zijn roepnaam Aart was. Hij werd geboren op 2 oktober 1900 en kwam te overlijden op 24 september 1975. Verder zijn er ook nog twee werken in Monster van hem bekend, een woonhuis aan het Wegje te Monster en het voormalige politiebureau en brandweerkazerne uit 1931 aan de Burgemeester Kampschoerstraat. Middels een advertentie in de Westlandse Courant van 25 juli 1925 werd door de architect A. Claus bekend gemaakt dat een woning voor de heer C. J. Vahl zou worden aanbesteed. Hierop konden geïnteresseerden inschrijven, door bestek en tekening bij hem voor 2,50 gulden te bestellen. Indien u als lezer weet waar deze woning werd gebouwd, stellen wij het bijzonder op prijs indien U ons middels onderstaand e-mailadres wilt informeren. Verder was hij vooral actief in Den Haag en bekend onder de architecten die de Nieuwe Haagse School aanhingen. Dat komt onder andere naar voren bij de Haagse portiekwoningen aan de Merkusstraat 142 tot 190. Deze portiekwoningen werden door hem ontworpen in de periode 1926-1927. Architect Aart Claus liet geen mogelijkheid onbenut om zijn rechtlijnige baksteenarchitectuur te verlevendigen met elementen van de Amsterdamse School. De portiektraveeën in de gevelwand aan de Merkusstraat zijn verdiept, waarmee enkele woningen konden worden voorzien van erkers en loggia's met golvend gemetselde borstweringen. De toepassing van buitenruimtes aan de straatzijde was toen nog niet gebruikelijk, (zie ook de foto's op internet).

Politiebureau en Brandweerkazerne
Het door architect Aart Claus in 1929 ontworpen politiebureau en brandweerkazerne, staat op de kruising van de dr. van den Brinkstraat en de burgmeester Kampschoerstraat te Monster. Het werd daar in de jaren 1930-1931 gebouwd. Het complex is er overigens niet zonder slag of stoot gekomen. De uitvoering van het werk werd medio maart 1930 voor 32.000 gulden, aan de heer H. van der Heul uit Rijswijk opgedragen. Februari 1931 meldde de Westlandse Courant echter, dat het raadslid de heer Onderwater een vraag aan B&W stelde, waarom architect Claus uit Den Haag niet werd betaald voor het werk dat hij had verricht? Het antwoord aan de advocaat van architect A. Claus luidde, B&W van Monster had geen opdracht gegeven. Wel had de gemeente-opzichter de heer Franke met medeweten van B&W de heer Claus gevraagd hem te helpen bij het vervaardigen van de tekeningen. Het werd iedereen toch wel duidelijk dat de heer Claus veel meer werk had geleverd dan het aanvankelijk leek. Ook had de heer Claus notabene nog extra werkzaamheden voor het gemeentehuis verricht. De heer Onderwater concludeerde nog tijdens die vergadering dat de heer Franke zich vergaloppeerd had en adviseerde B&W, deze zaak in de minne te schikken met de architect. De Westlandse Courant van 5 augustus berichtte dat B&W tot een vergelijk met de architect was gekomen, zodat de raad op 3 leden na kon instemmen met het bereikte akkoord. In 1990 werd het complex door Arcade, de lokale woningbouwvereniging, verbouwd tot een appartementencomplex met 7 wooneenheden.

Status
Tot slot werd 'het Landhuisje te Naaldwijk', zoals dat op originele tekening staat, op 22 mei 2006 als Rijksmonument onder nummer 516155 in het Rijksregister opgenomen.Het gebouw van het voormalige politiebureau en Brandweerkazerne, werd op 22 juli 2009 aangewezen als gemeentelijk monument van de gemeente Westland.

Wilt u reageren dit artikel of bent u bezitter of bewoner van een monument? Mail dan naar pamvdvalk@gmail.com. Deze rubriek kwam tot stand in samenwerking met de Monumentencommissie van gemeente Westland. Bronnen: Internet, De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, het archief van het voormalig Nederlands Architectuur Instituut te Rotterdam, het boek Monumentaal Westland van het Genootschap Oud-Westland, Gerard Beijer en de huidige eigenaren.

 

 

 

 

 

Seys Inquart wil groente zien

 

Uit: Westland dichtbij
Door: Aad van Holstein
Uitgave: donderdag 26 April 2007

 

Het oorlogsjaar 1942. Een  jaar vol dramatische gebeurtenissen, ook in het Westland. Het begint met een ijskoude winter, waarbij zelfs op straat geschaatst kan worden.
De groenteproductie stagneert. Jeanne Zwinkels, medewerkster van het Nederlandsche Roode Kruis in Naaldwijk houdt een dagboek bij. Vandaag weer een greep uit de door haar 65 jaar geleden genoteerde gebeurtenissen.

 

Dit vergeleken met een jaar terug! Wat zijn we achteruitgegaan! Het brood zoo slecht. En als je een stukje vlees extra wil hebben, dan kost het meer bonnen dan vlees,  woorden van Jeanne Zwinkels uit Naaldwijk, waarmee ze ongetwijfeld bedoelt, dat het papier aan bonnen zwaarder weegt dan het vlees dat ermee gekocht kan worden, Bij het  distributiekantoor aan de Dijkweg in Naaldwijk, waar die bonnen worden verstrekt, staan de mensen uren te wachten op toeslagkaarten. Het is volgens Jeanne zo’n opstopping, dat de mensen het bureau via het raam moeten verlaten. Ze ziet zo tot haar verdriet dikke vrouwen die uit hoge ramen moeten klimmen. „Wat een toestand,” schrijft ze. 

Nieuwe kleding kopen is ook al niet meer mogelijk'. Integendeel, de Duitsers nemen van alles in beslag. Bijvoorbeeld alles waar iets van wol aan zit. Petten oorwarmers, bont. Alle pakken en jassen voor mannen boven de vijftien jaar worden in beslag genomen,” meldt ze. Het openbaar vervoer ligt ook flink overhoop, want overal staan kapotte bussen. „Goed dat het vandaag mooi voorjaarsweer is, de mensen kunnen fietsen vergoelijkt ze de omstandigheden een beetje. Maar hoelang kunnen ze nog fietsen?

Ze is - samen met haar zuster Emmy - maatschappelijk erg actief en spant zich ook in als medewerkster van de in katholieke kring gevoerde hefboomactie, waar de van de radio van voor de oorlog bekende pater Henri de Greeve achter zit. Maar in de maand maart bereiken de bijbehorende kaarten van deze illegale actie Naaldwijk niet, even min als andere plaatsen omdat ze allemaal in beslag genomen zijn. Ook de machines waarmee ze worden gedrukt worden ingepikt. Een voor raad papier ter waarde van 12.000 gulden is eveneens meegenomen. Als vergoeding is er slechts tachtig gulden voor uitbetaald, weet Jeanne. De felle kou in het voorjaar van 1942 - eind februari steekt er ook nog een hevige sneeuwstorm op en brengen veel Naaldwijkers ertoe kolen te stelen bij tuinders die een stookbedrijf hebben. Zelf weet Jeanne Zwinkels, die deel uitmaakt van een tuinders familie, toch nog zes wollen japonnetjes op de kop te tikken in ruil voor bruine bonen en aardappelen. Daar worden weer bonnen mee bespaard. Intussen worden in het Westland door de politie twee grote smokkelpartijen opgespoord, één in ”s-Gravenzande en één in Poeldijk. Bij de laatste gaat het om ene Van Ruijven waar de koeien zomaar in huis worden geslacht.

Op 15 maart meldt ze, dat Herman Lucas - een Naaldwijkse jongeman van 20 jaar oud - ter dood is veroordeeld als saboteur. Hij is de zoon van het hoofd gemeentewerken in Naaldwijk en heeft onder meer goederentrams laten ontsporen en brand gesticht bij veilingen. Uiteindelijk is hij op zaterdag 21 maart - na hem nog acht dagen over zijn lot in het onzekere te hebben gelaten – in Den Haag gefusilleerd. „Verleden week,” schrijft ze op eerste paasdag, „zijn er inde nacht van dinsdag op woensdag bommen gevallen bij de gebroeders Grootscholten en Van der Knaap aan de Mariëndijk. Het moet vreselijk zijn.
Er moet een gat zijn van wel negen tot tien meter breed en diep, midden in een warenhuis. Heel de bevolking helpt weer glas rapen en de zaak herstellen.” In Den Haag is ook begin 1942 al groot gebrek aan voedsel; Jeanne schrijft: “Seys Inquart is aan de proeftuin geweest met de vraag waar de groente blijft. Alles is bevroren.”

 

  
   
WOII Posters

 

Hele families springen grachten in
Jeanne Zwinkels is dankzij haar verborgen radio aardig op de hoogte van het verloop van de oorlog. „Vannacht hebben meer dan duizend Engelse bommenwerpers hoofdzakelijk Keulen gebombardeerd,” schrijft ze op 14.« mei. „44 toestellen gingen verloren.” Ook van de jodenvervolging weet ze af. „Hele families zijn in Amsterdam in de grachten gesprongen.” Ze meldt ook dat het in Den Haag en Amsterdam onrustig is geweest, in verband met de voedselsituatie. De bloemen zijn duur, meldt ze. Een bos zomerviolieren kost 3,80 gulden. De volgende dag gaat ze met krenters en krentsters de druivenkassen in om de druiven onder handen te nemen. Op zaterdag 20 juni zijn ze er al klaar mee. „Ze hebben dit jaar ook zo gemakkelijk gekrent,” noteert ze tevreden. Zij en haar zus Emmy kopen drie kippen, maar krijgen te horen, dat volgens een nieuwe verordening de eieren moeten worden ingeleverd. „Ook al krijgt men er geen voer voor,” legt ze verontwaardigd in haar dagboek vast. Met de druiventeelt gaat het intussen goed. Zondag 20 september stelt ze vast dat „we de druiven zoo goed als allemaal kwijt zijn, ook de Alicant, die 45 cent en Frankenthalers, die 50 cent opbrengen.” Intussen pakken de Duitsers 30 man personeel van de kistenfabriek van Bodegraven uit Honselersdijk en 20 van eenzelfde soort fabriek van Kuyvenhoven op om in Duitsland te werk te stellen. „Vreselijk. En heel veel nachten gaan Tommy's onafgebroken over. Ze werpen nu bommen van 1000 kilo ” Ze bedoelt wellicht 1000 pond. Toch meldt ze ook goed nieuws: „Prins Bernhard heeft voor de radio bekendgemaakt dat Juliaantje einde januari een kindje verwacht."


Distributie bonnen

Trams en bussen
Het openbaar vervoer lijdt onder de oorlog. Van zondag 2 maart 1942 af rijden de bussen van de WSM hele maal niet meer door het Westland. De oude tram is daarom maar van stal gehaald. Op verzoek van de passagiers wordt tijdens de rit van de Verspijcklaan in Naaldwijk naar Loosduinen onderweg gestopt bij de Vakschool voor Meisjes aan de Dijkweg en aan de Rolpaal. Op zondag rijdt de tram om de twee uur, doordeweeks vertrekt er elk uur eentje. Jeanne Zwinkels ziet vanuit haar raam, ze woont in het huis “Welgelegen” aan de Dijkweg, de trams voorbij rijden.

 

 

Naaldwijk bijna jaar zonder licht

Het Westland mag dan in 1898 in ons land Vooroplopen met het elektrisch licht met de levering ervan is het een rommeltje De Eerste Nederlandsche Elektriciteits Maatschappij (ENEM) die de stroom levert, raakt in grote moeilijkheden en zet de stroomlevering op 16 juni 1906 stop. Naaldwijk zit zonder stroom en haalt de oude olielampen weer voor de dag.

Uit: Ouder Westland
Uitgave: vrijdag 29 september 2006
Door: Aad van Holstein


Zo zag een elektrische centrale er begin van de vorige eeuw er uit. Inzet burgemeester Modderman.
Foto: Historisch Archief Westland

Als Naaldwijk van de schrik bekomen is van het vrij onverwacht overlijden van burgemeester Van Beekum Maurisse, komt in het voorjaar van 1906 eindelijk een langverwacht rapport over de oprichting van een eigen elektrische centrale uit. Het is opgesteld door twee deskundigen, te weten Hegge Zijnen en Labret. Zij tonen zonneklaar aan, dat een eigen centrale voor elk van de Westlandse gemeenten afzonderlijk levensvatbaar is. De gemeenten kunnen die centrales volgens beide heren zelf uitstekend exploiteren zonder enig financieel bezwaar voor de gemeentekas. Uit de winst kan de straatverlichting - die ook nog eens kan worden uitgebreid tot alle wegen en paden - gemakkelijk worden gefinancierd. Omdat Naaldwijk tijdelijk zonder burgemeester zit, neemt de ambtsdrager van 's-Gravenzande de leiding van de besprekingen met de in Amsterdam gevestigde stroomleverancier ENEM op zich. Hoewel al dertig mensen zich hebben opgegeven om hun woningen of bedrijven in 's-Gravenzande, Monster en Loosduinen bij een nieuwe centrale aan te sluiten, loopt het allemaal op niets uit en wordt plotseling het al lang in de lucht hangende dreigement uitgevoerd: de levering van elektriciteit door de ENEM wordt op 16 juni 1906 stopgezet.

Met de snelheid van het elektrisch licht wordt Naaldwijk die zaterdag in het donker gezet. Een situatie die bijna een jaar gaat duren. Maar het gekke is, dat er die avond als de duisternis invalt, juist meer mensen dan normaal op straat lopen dan anders. Erg veel schade lijden de Naaldwijkers er overigens ook niet door, want er zijn nog geen koelkasten, radio's of andere elektrische apparaten die uitvallen. Behalve dan de peertjes, waarmee een altijd nog beperkt aantal winkels, bedrijfsgebouwen en particuliere woningen worden verlicht. Zoals zo vaak in dit soort gevallen is men zeer vindingrijk in het zoeken naar oplossingen. Oude olielampen komen tevoorschijn, ook kaarsen worden opgestoken. Sommige etalages worden zelfs verlicht met acetyleen fiets lantaarns. De petroleum lantaarns worden weer aangestoken.

Maar iedereen is het er wel over eens: de elektriciteit is een weldaad. De inwoners hopen daar om toch op een snel besluit van gemeentelijke zijde. Maar een bod aan alle gemeenten in het Westland om de bezittingen van de ENEM voor 55.000 gulden over te nemen wordt door de gemeenten niet aangenomen. Op 13 juli 1906 worden opnieuw alle onderhandelingen afgebroken. Het is de administrateur van de centrale te Monster Varekamp, die rechtstreeks naar directeur Rittershausen stapt en een door braak weet te forceren. Monster en 's-Gravenzande kunnen daardoor samen de Eerste Westlandsche Elektriciteits Maatschappij oprichten, in de hoop dat Loosduinen, Naaldwijk en Wateringen zich daarbij zullen aansluiten. Maar dat loopt anders. Op 21 augustus 1906 wordt burgemeester H. J. H. Modderman te Naaldwijk benoemd. De kersverse burgemeester neemt kennis van het rapport van de twee deskundigen en al op vrijdag 21 september 1906 - precies een maand na zijn benoeming - wordt besloten tot oprichting van een eigen elektrische centrale voor Naaldwijk en Honselersdijk. Binnen vier maanden moet de installatie zijn geleverd. De centrale komt in een gebouw aan de Dijkweg. Het leidingnet moet met straatverlichting en al binnen drie maanden licht geven. Ook de Nieuwe Weg van Honselersdijk naar de Rolpaal kan worden verlicht.

Een gevaarlijk punt dat goed moet worden verlicht is het rangeerterrein voor de tram, voor de rooms-katholieke kerk aan de Dijkweg. De houten palen, die een waar woud in het centrum van het dorp vormen, moeten volgens de burgemeester nodig vervangen worden door metalen. 'Eene uitstekende verbetering, want dat bosch van masten in de straten is geen verfraaiing voor de gemeente,' schrijft de Nieuwe Westlandsche Courant. De burgemeester weet ook door te drukken, dat niet alleen van zuiggasmotoren maar ook van dieselmotoren prijsopgaven worden aangevraagd. Ook is het de bedoeling, dat ingezetenen van de gemeente gratis lampen ontvangen. Dat voorkomt afvalligheid. Er wordt afgezien van verdere samenwerking met andere Westlandse gemeenten en ook komt er geen gecombineerde gas- en elektriciteitsfabriek. In zeer korte tijd worden de plannen uitgevoerd en verrijst er aan de Dijkweg een elektrische centrale. Bij de exploitatie waarvan zoveel Winst wordt verwacht, dat de prijs van het licht zelfs omlaag kan.

 

Elektrisch licht: helder, zacht en aangenaam

Terwijl in de omliggende steden nog altijd gaslampen in de huiskamers branden, praat het Westland al in 1897 over invoering van elektrisch licht. Dan beginnen de onderhandelingen met de Laval stroomturbine Maatschappij in Amsterdam, de latere Eerste Nederlandse Elektriciteit Maatschappij. Monster krijgt een centrale van waaruit de stroom aan de andere gemeenten wordt geleverd.

In 1898 meldt de Nieuwe Westlandsche Courant, dat de elektrische verlichting in Monster, na een paar proeven, nog niet helemaal in orde wordt bevonden. Het licht zelf vindt men overigens wel helder, zacht en aangenaam, maar er zijn te veel storingen. Vrijdag 2-8 januari 1899 brandt voor de eerste keer de straatverlichting in Naaldwijk. De volgende dag worden de eerste particuliere woningen van inwoners die het kunnen betalen, aangesloten. De veiling Naaldwijk, gevestigd aan het Havenplein, baadt tijdens “een bevredigende proef eind 1900 in het licht van veertien lampen van elk de hoeveelheid licht van zestien kaarsen. Dan vindt in 1901 het kerkbestuur van de Naaldwijkse r.k.-kerk aan de Dijkweg het tijd om ook daar het licht te brengen en neemt een proef met negen booglampen, die in de plaats komen van kleine gloeilampjes. Alleen branden de lampen in die kerk het ene moment feller dan het andere, maar dat wordt geweten aan de overhaasting bij de aanleg.

De veiling Wateringen aarzelt nog. Het is een hele investering. Zou brongas niet goedkoper zijn? Maar later komt er toch elektriciteit. Net als in de Honselse Broekpolder, waar men zo voortvarend is om al in 1902 tot elektrische bemaling over te gaan. Op de boerderij van J. van Rijn in 's-Gravenzande wordt de karnton intussen ook al elektrisch aangedreven. Maar dan doen zich de eerste tegenslagen bij de ENEM voor. De maatschappij weigert in het dan nog onder 's-Gravenzande horende Hoek van Holland straatverlichting aan te leggen. De ENEM krijgt daarop een boete.

Er komen waarschuwingen uit Amsterdam tegen het nutteloos en roekeloos gebruik van licht en men stelt gebruik per meter verplicht. Er is ook tegenslag van buitenaf. Zo valt in 1903 in Monster in het hele dorp de stroom uit door een storing, die een halfjaar later wordt gevolgd door draadbreuk als gevolg van storm. In Naaldwijk trekken jongens de elektrische leidingen van de palen, waardoor het dorp deels zonder stroom zit. Als in juni 1906 de stroom wordt afgesloten, duurt het bijna een jaar voor de elektriciteit overal constant door het Westland stroomt.

 

Gloeiende spijkers in Naaldwijkse straten

Uit: Ouder Westland (Westlandschecourant)
Door:
Aad van Holstein
Editie: donderdag 21 september 2006


Wie vóór 1753 in Naaldwijk en Honselersdijk ’s nachts over straat gaat, moet deksels goed uitkijken. Hij loopt dan immers door af en toe slechts met maanlicht verlichte straten. Er moet een goede straatverlichting komen, vindt iedereen. Maar als het dan zover is, stelt ze maar bitter weinig voor. Het gaat om slechts kleine olielampjes, die dan ook nog alleen maar in de winter branden. De klapwaker zorgt ervoor, dat ze op tijd aan en uitgaan. Uit oude rekeningen van de gemeente Naaldwijk valt op te maken, dat er in 1795 voor olie en katoen 77 gulden moet worden betaald. Wanneer de eerste lantarens zijn opgestoken is niet precies bekend, maar het jaar 1753 wordt daarvoor aangehouden, omdat dan op 26 oktober wordt afgekondigd, dat

“niemand sig sal vervorderen om met steenen, kooten, ballen off met houten stokken, aard off vuyligheiyt off met iets anders wat het ook zoude moogen weesen, te slaan off werpen na of tegen de lantaarn-paalen, off na - tegen - op of in de lanaarnen selfs, die inden dorpe Naaldwijks en op Honsholredijk zijn gesteld off nog gestelt zouden mogen werden”.

Deze primitieve toestand, waarin de straatverlichting wordt aangeduid met “gloeiende spijkers', blijft nog bestaan tot 1863 als begonnen wordt met de verlichting met de grotere, soms fraaie petroleumlampen. Een hele verbetering. Maar al eerder, in 1859 zijn er lieden, die in Naaldwijk een gasfabriek willen oprichten, om met gas ook de straten te verlichten. Dat plan is jammerlijk mislukt. Waarom dat schipbreuk heet geleden, is niet bekend. De gemeenteraad treft in deze geen schuld, want die heeft dan immers net besloten om juist voor de straatverlichting van gas gebruik te gaan maken. Dat wordt later wel jammer gevonden, want de verlichting met petroleumlampen is ook niet alles. Het gaat in de laatste jaren van de negentiende eeuw steeds beter met Naaldwijk, dat een ware verjongingskuur ondergaat. Als er in 1897 sprake is van elektrische verlichting is Naaldwijk er als de kippen bij om op 1 mei van dat jaar een concessie aan de vragen, die al op de twaalfde mei door de gemeenteraad wordt verleend. Een jaar later komt de stroom uit een noodcentrale in Monster, waar aan het Wee een definitieve centrale wordt gebouwd.



Een Elektriciteitspaal op de hoek van de Zuidbuurt en de Herenstraat en een olielamp boven de deur van het raadhuis.

 

 

Naaldwijk haven voor Romeinen

Uit: Westland Dichtbij
Door: Cock Rijneveen

Ton Derks had een bronzen plaat met twee halve, Latijnse regels. Het was de basis om uiteindelijk tot de voorzichtige conclusie te komen dat bij het huidige Naaldwijk in het jaar 4-7 na Christus een haven moet hebben bestaan voor de Romeinse vloot.

„De definitieve basis is nog niet gelokaliseerd. Maar deze vondst is wel een heldere aanwijzing dat er vanaf die tijd een Romeinse vloot in de buurt van Naaldwijk moet hebben gelegen.” De door een dikke laag roest aangetaste plaat die in 2004 werd opgegraven, blijkt twee jaar later alsnog van grote waarde. Ton Derks van de Vrije Universiteit in Amsterdam deed niet mee aan het veldwerk. Hij is specialist in epigrafie. Oftewel: hij heeft zich beziggehouden met de vertaling van de inscriptie – ‘XV- COSIII CLASSISAV” - die zichtbaar werd na een grote schoonmaakbeurt van de plaat en deel moet hebben uitgemaakt van een sokkel. Het woord classís, legt de archeoloog uit, betekent vloot. De aanduiding aw moet een verwijzing zijn naar Augusta-Germanica, de Romeinse provincie Neder-Germania waar deze vloot was gelegerd. „Dat zal dus de Germaanse vloot zijn geweest.”


Bronzen Romeinse hand gevonden in Naaldwijk

Vervolgens richtte hij zich op de regel erboven. „Van XV kun je geen fatsoenlijk Latijns woord maken. Maar cos is afgeleid van consul.” De drie Romeinse eentjes vertelden hem dat de betrokkene minstens driemaal consul moet zijn geweest. „Vaak was de keizer een van de twee consuls van het wereldrijk,” weet Derks. Het getal XV, vijftien, moest zijn inziens een andere functie aanduiden. „Die van imperator, zeg maar veldheer. De enige keizer die zo vaak tot Romeins veldheer werd benoemd en minstens driemaal tot consul is Claudius. En alleen in het jaar 47 was hij vijftien keer imperator en viermaal consul.” Er moest dus een beeld van keizer Claudius hebben gestaan. Daarna boog Derks zich over de vraag, waar de vloot die de rivieren in dit deel van het Romeinse Rijk beschermde, zo'n monument zou neerzetten.


Claudius Civilis in het park Tervuren

De meest logische plek is volgens hem het knooppunt van het nu verdwenen, maar door de Romeinse generaal Corbulo gegraven kanaal dat de Oude Rijn met de Maasmonding verbond. Dat was in de buurt van het huidige Naaldwijk. „Voor een haven is dat strategisch goed gekozen. Het hoofdkwartier lag in Keulen. Als er piraten zouden verschijnen, zouden ze nooit op tijd hier kunnen zijn. Op deze manier konden ze op de binnenwateren en langs de kust patrouilleren. Het was maar een uitvalsbasis voor de Romeinen, maar ik denk dat zeker meer dan een handvol schepen er hun thuishaven hebben gehad.”


Naaldwijk aan zee, begin van onze jaartelling 

 

Hoge Geest in 1931 nog één modderpoel

 

Uit: Hele Westland
Datum: 23 maart 2006
Door: Martinus Duiventoren

Nu dendert het verkeer er elke dag over tussen Naaldwijk en 's-Gravenzande. In de bocht van de Hoge Geest bij de Baakwoning is het zelfs uitkijken geblazen. Vijfentwintig jaar geleden, toen de weg nog Hooge Geest heette, zag het er hier heel anders uit. Een voetganger hield er zijn voeten niet droog en een fietser kwam maar moeizaam vooruit.

Vooral als het regende, veranderde de Hooge Geest in een modderpoel. De bewoners klaagden al lange tijd over de slechte conditie van de weg. Maar zoals zo vaak bleef het bij praten. Tot in 1930 alle zestien aanwonende eigenaars het helemaal zat waren. Er moest een goede oplossing worden gevonden. De Baakwoning was in die tijd een nog maar zeer slecht ontsloten tuinbouwgebied, waar paardenwagens en auto`s maar moeizaam passeerden. Die weg werd door de eigenaren zelf onderhouden, maar dat kon zo niet doorgaan. De een deed dit. De ander dat.. En het resultaat .was miserabel. Daarom verzochten ze de gemeente Naaldwijk de weg maar in beheer en onderhoud over te nemen. Burgemeester en wethouders en later ook de gemeenteraad van Naaldwijk bleken het helemaal met de bewoners eens te zijn, maar het duurde toch 1952 voordat er echt iets gebeurde. Daar zaten de bewoners zelf achterheen.

Er kwam geld op tafel voor het onderhoud'. 13.500 gulden. Daarna ging de gemeente aan het werk. De weg werd afgezet met witte paaltjes en kreeg uitwijkposten. Het eerste gedeelte werd drie het tweede vier meter breed. Het zag er knap uit en burgemeester S. Hoogenboom kwam er zelfs op dinsdag 17 maart 1952 goedkeurend naar kijken in gezelschap van de wethouders J. Emmens en W. Valentin en gemeentesecretaris W. Chr. Nannings. Het was feest op de Hoge Geest. De Baakwoning is nu niet meer te vergelijken met de tijd toen je even voorbij de brug naar de Hooge Geest vanuit Naaldwijk komend bij de woning van Jacob Kuyvenhoven rechts een smal pad op kon fietsen dat het Monsterse Voetpad heette. Eerst zou de gemeente de weg tot aan dit pad verharden, maar gelukkig kon er meer. Dat pad is overigens vele jaren door Westlanders gebruikt om naar Monster of - voor de strand liefhebbers naar Ter Heijde te gaan. Het gebied dat je dan doorkruiste was voor het overige verkeer volstrekt onbegaanbaar, maar wel heel karakteristiek. Lopend of fietsend passeerde je hele smalle bruggetjes (kwakeltjes), soms niet veel anders dan een plank. Halverwege passeerde je scheepsmakerij Van Waveren, waar veel Westlandse schuiten vandaan kwamen.

Wat was de Baakwoning?
De naam Baakwoning komt van Bak of Back Woning, althans volgens het boek 'De geboorte van het Hoogheemraadschap van Delfland' van N. P. H. J. Roorda van Eysinga. Het ging daarbij om het westelijke einde van het - na overstromingen in 1134 - op een zandeiland liggende dorp Naaldwijk. De natuur hielpeen handje mee om het verloren gegane land in de richting van wat nu Hoek van Holland is, terug te winnen. Dankzij veel zand, dat was opgewoeld zijn zandplaten die daar lagen in vrij snel tempo gegroeid, waarmee 's-Gravenzande zich ontwikkelde. Wellicht heeft op deze plek, waar later ook een oude Romeinse mijlpaal met daarop aangegeven de afstand tot de Maas, een vuurbaken gestaan. Later werd een 'niet onaardige` buitenplaats, gelegen op de grens van Monster en Naaldwijk Baakwoning genoemd. In 1792 werd die volgens het boek Veenman Patrimonium Nostrum van C. en .l. Veenman te Naaldwijk, bewoond door Frederik Veenman. De langs het landgoed lopende Gantel mondde uit in de Maas. In de 18e eeuw werd de Baakwoning bewoond door C. A. Nissen, gemeentesecretaris van Naaldwijk. Later is de buitenplaats in verval geraakt. Een nog bestaand complex huizen wordt nu nog als zodanig aangeduid.

Deze rubriek kwam tot stand met medewerking van het Historisch Archief Westland.


Foto: Historisch Archief Westland

 

 

Klokkenroof gesaboteerd

Uit: Ouder Westland
Datum: Dinsdag 1 mei 2018
Door: Alphons de Wit



Jan Buskus tussen de klokken van de Naaldwijkse kerk

Op 23 juli 1942 vaardigden de Duitsers de metaalverordening uit", legt Jan Buskes, archivaris bij het Historisch Archief Westland uit. „De bezetter kreeg daardoor de bevoegdheid om metalen voorwerpen te vorderen. Aanvankelijk werden gebruiksvoorwerpen zoals verwarmingsketels geconfisqueerd, maar vanaf najaar 1942 werden op grote schaal de eeuwenoude luidklokken uit de Nederlandse kerktorens weggehaald.”

De vooroorlogse regering had een vooruitziende blik want nog voor de oorlog uitbrak, had men een lijst opgesteld van monumentale klokken. De regering hoopte op die manier de klokken te kunnen behoeden voor vernietiging. Onder de geregistreerde klokken bevonden zich ook de luidklokken van Naaldwijk, Monster en 's-Gravenzande. Voor de gelegenheid waren de klokken met verf voorzien van een grote letter M, die voor monumentaal stond.

„Die voorzorgsmaatregelen mochten niet baten", zegt Buskes. „Eind december 1942 werd een groot aantal klokken in opdracht van de Duitsers door de firma Meulenberg uit de kerktorens gehaald. Die verwijdering leverde problemen op. Op de eerste plaats luidden de klokken niet meer elk heel en halfuur, maar ook de aardappelklok werd niet meer geluid. Het was in die tijd immers de gewoonte dat de klokken om elf uur in de ochtend werden geluid als teken voor de mannen op de tuin dat de vrouwen de aardappels hadden opgezet. Ze konden naar huis om te eten. Uit het dagboek van Jeane Zwinkels weten we dat in de Naaldwijkse toren een grote ijzeren staaf was opgehangen als een soort noodklok. Daar werd elk uur op geslagen." De bedoeling van de bezetter was dat de geroofde klokken in de Hamburgse wapenindustrie zouden worden omgesmolten tot oorlogstuig.

„Het verwijderen van de klokken was trouwens een heel karwei. De klok in de Naaldwijkse toren woog bijvoorbeeld 1.090 kilo en die werd met een touwtje uit de toren gehesen. Terwijl de meeste klokken met een naar Hamburg werden afgevoerd werden onze monumentale klokken, samen met 223 andere klokken uit Zeeuwse, Zuid- en Noord-Hollandse kerken opgeslagen in Leerdam. In het najaar van 1944 besloten de Duitsers de klokken toch naar Hamburg af te voeren. Op 10 november werden ze door schipper Hornma uit Dordrecht op de Hoop van Zegen geladen voor de tocht over het IJsselmeer. Vanuit Amsterdam werd in een konvooi van elf schepen de tocht aanvaard."

De Nederlandse regering protesteerde krachtig tegen de afvoer van de monumentale klokken, maar daar trokken de bezetters zich niets van aan. „ln zwaar weer voer het konvooi richting Urk, waar men inmiddels ook op de hoogte was van de bijzondere lading die de Hoop van Zegen vervoerde. De Urker vuurtorenwachter Jacob Schraal doofde het licht van de vuurtoren kort voor aankomst met als gevolg dat het konvooi op een zandbank liep. Acht schepen werden vlot getrokken. Er bleven er drie achter op de zandbank, waaronder de Hoop van Zegen.”

Het schip met de voor de oorlogsindustrie zo belangrijke lading moest worden vlot getrokken en de Urker machinefabrikant Hoekman kreeg de opdracht het schip los te trekken. „Ook Hoekman was zeer begaan met het lot van de klokken en hij overlegde hoe het transport gesaboteerd zou kunnen worden. „Ze bevestigden de sleepverbindingen met de sleepboot zo dat door de enorme kracht de bolders afgesneden zouden worden. Verder verwijderden ze de borgpinnen van de beschermluiken. De harde Wind en hoge golven deden de rest en zo vonden de klokken een tijdelijke rustplaats op de bodem van het IJsselmeer.”


Een gezegde uit Urk:
“Wie met Gods klokken schiet, wint de oorlog niet.”



De berging van de klokken in Urk. Foto: A van Urk

In juli 1945 werden 226 klokken uit de Hoop van Zegen getakeld en op het strand van Urk gezet. Vandaar werden ze naar Amsterdam vervoerd waar ze werden schoongemaakt en geïdentificeerd. „Dat was een hele klus en het duurde dan ook een paar maanden voordat de Westlandse kerken hun klokken terugkregen. Even was er nog onrust over de Naaldwijkse klok, Waarvan men dacht dat hij zoek Was. Op 8 februari 1946 wist De Westlander te melden dat de M-klokken weer terug Waren. Twee kleine klokken uit Naaldwijk en een uit De Lier kwamen nooit meer terug. Op 13 oktober Werd een radioreportage gemaakt bij het Entrepotdok in Amsterdam. Daarin is de Monsterse kerkklok te horen.”

 

 

Op weg naar de veiling in Naaldwijk

Uit: WestladToen
Editie: Jaargang 4, November 2018
Door: Clemens Soszna

'Hoeveel mot'jer, 75 monkér hebüh..zo klonk in die tijd 'vraag en aanbod.

Een groot deel van de aanvoer vond per schuit plaats. Het was zwaar werk, er werd heel wat afgesjouwd met al die zware kisten. Dagelijks voeren vele schuilen richting de Westlandse groenteveilingen. In 1889 deed de eerste veiling haar intrede en in 1890 organiseerde de veilingbond Wesland de aller eerste veiling in Honselersdijk.

's Morgens, in alle vroegte, laadt de tuinder de kistjes druiven op zijn schuit. Met grote zorg Keurig netjes rij aan rij worden de druivenkistjes opgestapeld, Vers uit de kas en via de loopplank richting schuit, ja iedereen helpt ijverig mee. De tuinder schrijft zijn veilingbrief, en zo kan dan de tocht over het water beginnen. De wind is vlagerig en de tocht naar de veiling zal zeker 45 minuten gaan duren. De motor prutteld zachtjes, er valt een vale zachte dauw op de verse druiventrossen, er hangt een lage nevel sluierend over het water. De schipper wuift zijn vrouw die langs de kant die toekijkt nog snel even na, dag tot strakjes, goeie vaart leen. Heb je je brood en koffie bij je? Roept ze. Hem nog na Ja hoor, heb ik.

Het Westland gehuld in nevel, met zijn prachtige uitgestrekte polders, drassige  weilanden, de herfst doet langzaam zijn intrede. Het koste de schipper geen enkele moeite, handig stuurde hij zijn schuit onder de eerste brug door. Hij was trots op zijn schuit, bij scheepsmaker Thijs van Waveren heeft hij er een motor in laten bouwen. Maar voordat hij er mee mocht varen, moest er eerst 'proef gevaren worden, dan pas kreeg men een vergunning. Pal achter de schuit van de schipper naderde al weer een volgende schuit, volgeladen met verse meloenen. Morgúh leen, Morg Gerrit, wat hebbie voor handel? Meloenen leen, doe je rustig aan, en goeie vaart he. Er heerste een levendige handel aan de veilingen het was een komen en een gaan. Volle vrachten (export) lagen soms al startklaar voor een lange reis richting buitenland. Weer naderde er een schuit, volgeladen met rode glanzende tomaten, allemaal op weg naar de veiling in Naaldwijk.

Rustig manoeuvreerde de schippers de schuiten zij aan zij langs de kade, waar het fustpersoneel al ongeduldig stond te wachten, weldra kon het lossen beginnen. Er hielpen zo nodig ook schoolgaande hulpjes mee. Leen je druiven zien er mooi uit, met recht een échte vracht Westlandse roem, maggie 'groos op wezüh. De aanvoer in Naaldwijk bestond uit vele soorten groente en fruit. Pruimen, perziken, sla, komkommers, druiven, tomaten, bloemkolen, en alles werd nauwkeurig gecontroleerd door congierge- keurmeester van Geest, en de heer Boeterse. En nu maar hopen op een goede prijs. Langzaam vulde de koopmansbanken, en zo kon het veilen dan beginnen.

Hieronder zomaar een paar veilingschuiten uit de oude doos!
Veiling Westerlee Een Westlander

Deze foto is genomen langs de Margaretha van Hennenbergweg te Loosduinen en de schuiten gaan naar de Loosduinse veiling. Met dank aan Gerard Barendse voor deze informatie !

Veilingen in het Westland
In de eerste helft van de 20e eeuw werd er in ieder Westlands dorp wel een veilingvereniging opgericht. Daarvoor werden de veilingen in plaatselijke herbergen gehouden. Het vervoer van de producten van tuinder naar de veiling gebeurde toen nog voornamelijk per schuit of per kar. Voor vele tuinders was het. Dit vanwege de trage vervoersmiddelen belangrijk dat hij niet al te grote afstanden hoefde af te leggen naar de veiling. Zo gebeurde het dat er in ieder dorp wel een veiling was.

Door: Clemens Soszna, NostalgischWestland

(Met dank aan het gemeentearchief Westland)

 

Zomaar een dorpspleintje met zijn ‘lieflijk kleine hofje

Uit: WestladToen
Editie: Jaargang 4, oktober 2018
Door: Clemens Soszna

Het Naaldwijk van toen herinnert nog sterk aan het geslacht waarnaar het is vernoemd. Rondom het dorp keek je uit over het wijde polderlandschap, waar nevelbanken sluimerend laag over de polderslootjes hangen.

In de verte beiert een kerkklok, het is nog stil op het dorpspleintje. De eerste vroege vogels vliegen uit, een jonge duif, rustend op een rand van het pittoreske raadhuis met zijn prachtige karakteristieke luiken. Langzaam doven de lantaarns. De ochtendschemering maakt plaats voor een pril doorbrekende zonnetje, en doet het glas in lood van de Oude kerk op het Wilhelminaplein glanzend glimmen. Het raadhuis (met op de voorgrond de pomp) met zijn fraaie Renaissance geveltje doet zelfs een beetje genoeglijk aan. Het vermeld het jaartal 1632, al is dit niet het oorspronkelijke bouwjaar, maar van een ingrijpende restauratie.



De Dorpspomp op het Wilhelminaplein, foto: WOS

De rijke geschiedenis gaat terug tot 1562 met de schenking van grond voor de bouw van een “gemeen raet- of dinghuys”. In 1632 schonk Frederik Hendrik een bedrag van 400 gulden voor verbetering van het Ambachtshuis, zoals het toen heette. Verscheidene restauraties zijn op die van 1632 nog gevolgd. o.a in 1934. De zijgevel heeft een gevelsteen met Vrouwe Justitia. Het lofwerk, met zijn fraaie lijsten en wapens is de voorkant van de raadhuis een ware Sieraad voor het pleintje. Op de gevelsteen pronkt het wapen van Frederik Hendrik. Het wapen van Willem III met diens fraaie lijfspreuk “Honi soit quy mal y pense”. Op hetzelfde dorpspleintje staat de robuuste stoere  Nederlands hervormde. kerk, een gebouw met een ouderdom van meer dan 450 jaar.

De van oorsprong rooms-katholieke Oude Kerk is met de reformatie in protestantse handen 'gekomen en de parochianen hebben later hun eigen Adrianuskerk gebouwd. De Hervormde Oude Kerk is eertijds gewijd aan Sint Adrianus. De kerk bestaat uit een toren in laat-romaanse vormen uit het midden van de 13de eeuw die in de 15de eeuw werd verhoogd, bekroond door gesmeed ornament met wapens, en een midden 15de-eeuws koor. Inwendig houten tongewelven. In de midden-scheepswand een schijn triforium. Laatgotisch koorhek, kansel in renaissancevormen. Het koor is ook bijzonder interessant vanwege de vele grafzerken die er liggen. Na een korte wandeling ligt half verscholen achter de Oude kerk, waar de huisjes in een kleine ring omheen staan (zoals men dat vaker in de Zuidwesthoek van Nederland tegenkomt), het hoje van Naaldwijk.

Als men even plaats neemt...
Wat een rust en idyllische stilte, welkom in het “Heilig Geesthofje” in Naaldwijk. Aan het eind ervan geeft een kleine poort toegang tot kleurrijke huisjes, gelegen rond een centrale tuin. Dit is een van de mooiste plekjes in Naaldwijk, het Heilige Geest Hofje. Hendrik IV, heer van Naaldwijk, bestemde in 1496 in zijn testament een som geld voor de inrichting van een huis voor vijf arme, oude mannen. Het moest “getimmerd worden op 't erff van de cuer te Naaldwijk langes die Kercklaan”. Dit huis werd later door het kerkelijk armbestuur (de Heilige Geestmeesters) vervangen door vijf kleinere huisjes.

In 1627 heeft Frederik Hendrik als heer van Naaldwijk vijftien huisjes, vijf voor mannen en tien voor vrouwen, in de vorm van het huidige hofje laten bouwen. Zo ontstond het hofje, waarin zoals gebruikelijk allerlei bepalingen golden. Niet iedereen mocht er wonen. Men moest afkomstig zijn uit 's-Prinsenheerlijkheden, oftewel heerlijkheden van de prins en men moest behoren tot de Hervormde gemeente. Vanaf 1795 werden er ook mensen van andere gezindten toegelaten.

Kleine idyllische oase
Het hofje in Naaldwijk, ben je eens in buurt van het oude Wilhelminaplein, wandel dan eens rustig binnen door de poorten van het Heilig Geesthofje en waan je even in een ander tijdperk, hier kom je helemaal tot rust, en dat midden in het drukke centrum van Naaldwijk. Neem plaats op een van de bankjes en proef de stilte, luister naar de vogels in deze kleine idyllische oase, een genot om “even weer terug te zijn in die oude tijd van weleer. Naast de deur hangt een klompje met rode geraniums, dit samen met een oude melkbus, precies, zo hoort het te zijn in een hofje. Rustieke kleine monumentale kleurrijke huisjes, waar het heerlijk wonen is, hier wil je toch echt oud worden.

Rustig tikt de tijd voort
Met enige weemoed denk ik er aan terug. Warme kleine knusse kamertjes waren het, bij binnenkomst lijkt de tijd haast stil te staan, de koffie stond heerlijk te pruttelen, over de tafel lag een keurig gestreken' kleedje en het rook er naar frisse boenwas, het klokje tikte rustig voort, ach wat is tíjd? Prachtige oude mensjes, wat krom gebogen, de een met pet, de ander trekkend aan een kort sigaartje, een omaatje met een hoofd doekje om en met een keurig schortje voor, kromme oude handen met diepe rimpels, mensjes die nu heerlijk mogen genieten van hun fijne oude dag, tenslotte, het was vroeger niet altijd even gemakkelijk geweest, het was ploeteren van 's morgens vroeg tot 's avonds laat.

Nu zijn het kleine geríefelíjke huisjes geworden, ik noemde ze (toen ik nog een broekie was) pannenkoekhuisjes. Trouwens het hele dorpspleintje van “toen gaf mij altijd een blij gevoel". Nog steeds wandel ik (al is het nu met enige weemoed) over het oude Wilhelminaplein.

door: Clemens Soszna,  Nostalgisch Westland

(Met dank aan het gemeentearchief Westland)

 

 

Wat een rust en idyllische stilte


Foto: Wikipedia

Uit: WestladToen
Editie: Jaargang 4, mei 2018
Door: Clemens Soszna

Een smalle poort geeft toegang tot kleurrijke kleine en knusse huisjes, gelegen rond een centrale tuin, hier lijkt de tijd nog stil te Staan. Geniet, en wees verwonderd, het is een van de mooiste plekjes in Naaldwijk; Het Heilige Geest Hofje. Hendrik IV, heer van Naaldwijk, bestemde in 1496 in zijn testament een som geld voor de inrichting van een huis voor vijf arme, oude mannen. Dit huis werd later door het kerkelijk armbestuur (de Heilige Geestmeesters) vervangen door vijf kleinere huisjes, In 1627 heeft Frederik Hendrik als heer van Naaldwijk vijftien huisjes, vijf voor mannen en tien voor vrouwen, in de vorm van het huidige hofje laten bouwen. Zo ontstond het hofje, waarin zoals gebruikelijk allerlei bepalingen golden. Niet iedereen mocht er wonen. Men moest afkomstig zijn uit ‘s-Prinsen-heerlijkheden, oftewel heerlijkheden van de prins en men moest behoren tot de Hervormde gemeente. Vanaf 1795 werden er ook mensen van andere gezíndten toegelaten.

Zomaar een dorpspleintje met zijn lieflijk kleine hofje.
Het Naaldwijk van toen herinnert nog sterk aan het geslacht waarnaar het is vernoemd. Rondom het dorp keek je uit over het wijde polderlandschap, waar nevelbanken sluimerend laag over de polderslootjes hangen. In de verte beiert een kerkklok, het is nog stil op het dorpspleintje. De eerste vroege vogels vliegen uit, een jonge duif, rustend op een rand van het pittoreske raadhuis met zijn prachtige karakteristieke luiken. Langzaam doven de lantaarns. De ochtendschemering maakt plaats voor een pril doorbrekende zonnetje, en doet het glas in lood van de Oude kerk op het Wilhelminaplein glanzend glimmen. Het raadhuis (met op de voorgrond de pomp) met zijn fraaie Renaissance-geveltje doet zelfs een beetje genoeglijk aan. Het vermeld het jaartal 1632, al is dit niet het oorspronkelijke bouwjaar, (maar van een ingrijpende restauratie). De rijke geschiedenis gaat terug tot 1562 met de schenking van grond voor de bouw van een "gemeen raet- of dinghuys'. In 1632 schonk Frederik Hendrik een bedrag van 400 gulden voor verbetering van het Ambachtshuis, zoals het toen heette. Verscheidene restauraties zijn op die van 1632 nog gevolgd, o.a. in 1934. De zijgevel heeft een gevelsteen met Vrouwe Justitia. Het lofwerk met zijn fraaie lijsten en wapens is de voorkant van de raadhuis een ware sieraad voor het. pleintje. Op de gevelsteen pronkt het wapen van Frederik Hendrik. Het wapen van Willem III met diens fraaie lijfspreuk “Honi soit quy mal ypense”.
Na een korte wandeling ligt half verscholen achter de Oude kerk, waar de huisjes in een kleine ring omheen staan (zoals men dat vaker in de Zuidwesthoek van Nederland tegenkomt), het hofje van Naaldwijk.

Als je even plaats neemt...
Het hofje in Naaldwijk, ben je eens in buurt van het oude Wilhelminaplein, wandel dan eens rustig binnen door de poorten van het Heilig Geesthofje en waan je even in een ander tijdperk, hier kom je helemaal tot rust, en dat midden in het drukke centrum van Naaldwijk. Neem plaats op een van de bankjes en proef de stilte, luister naar de vogels in deze kleine idyllische oase, een genot om even weer terug te zijn in die oude tijd van weleer. Naast de deur hangt een klompje met rode geraniums, dit samen met een oude melkbus precies, zo hoort het te zijn in een hofje. Rustieke kleine monumentale kleurrijke huisjes, waar het heerlijk wonen is, hier wil je toch echt oud worden.

Rustig tikt de tijd voort
Warme kleine knusse kamertjes waren het, bij binnenkomst lijkt de tijd naast stil te staan de koffie stond heerlijk te pruttelen, over de tafel lag een keurig gestreken kleedje en het rook er naar frisse boenwas, het klokje tikte rustig voort, ach wat is tijd? Prachtige oude mensjes, wat krom gebogen, de een met pet, de ander trekkend aan een kort Sigaartje, een omaatje met een hoofddoekje om en met een keurig schortje voor, kromme oude handen met diepe rimpels, mensjes die nu heerlijk mogen genieten van hun “oude dag”, tenslotte, het was vroeger niet altijd even gemakkelijk geweest. Nu zijn het kleine geriefelijke huisjes geworden, ik noemde ze (toen ik nog klein was) pannenkoekhuisjes. Trouwens het hele dorpspleintje van toen gaf mij altijd een blij gevoel. Nog steeds wandel ik (al is het nu met enige weemoed) over het oude Wilhelminaplein.

Door: Clemens Soszna

 

 

Roep om beter openbaar vervoer

Uit: WestlandToen
Door: Jim van Groningen
Editie: Jaargang 4, januari 2018

Behalve van het gas moeten we binnen enkele jaren misschien ook wel van die andere verslaving af: autorijden. Of misschien in ieder geval vaker trein, tram, bus of metro pakken. Maar dat moet dan ook wel een beetje met de auto kunnen concurreren. Dat is voor het Westland nu totaal niet het geval. Vanuit Naaldwijk naar het centrum in Den Haag doe je er met bus en tram maar liefst 50 minuten over met zeker één en vaak twee overstappen. De afstand is circa 12 kilometer....

Dan pak je toch liever je vertrouwde auto. Bovendien is 2018 een heel slecht jaar voor het openbaar vervoer in onze regio, omdat de Hoekse Lijn (omgevormd van treínlijn naar sneltramlijn) vertraging heeft opgelopen en pas in december van dit jaar van start gaat. Al in 2015 liet LPF Westland onderzoek doen naar het 'openbaar vervoer-gevoel van bewoners in Westland. Grote ergernissen over de vertraging van de bussen en het lange wachten bij een winderige bushalte. En dan nog staan ook! Meer dan 90% van de respondenten gaf toen aan dat er geen tram of treinverbinding is vanuit hun woonplaats, al deze respondenten komen dan ook uit het Westland. Driekwart gaf aan behoefte te hebben aan een treinverbinding, waarvan zij allen zeker zijn dat dit hen sneller op bestemming brengt dan de bus, en daarnaast ziet 69% ook graag een tramverbinding naar het Westland komen.

Lightrail succes!
Inmiddels is er de afgelopen jaren in de regio best veel gebeurd. De lightrail tussen Den Haag CS Rotterdam CS is een groot succes en populair. Bewoners van Berkel en Rodenrijs, Pijnacker en Leidschenveen maken er gebruik om naar school of werk te gaan. Dagblad Trouw sprak zelfs van Japanse toestanden, zo druk is het. Daarom willen zowel OV-bedrijven HTM (Den Haag) als RET (Rotterdam) miljarden investeren in meer lightrail. Sommige tramlijnen stoppen aan de randen van de beide steden, maar zouden doorgetrokken kunnen worden door het Westland. Goed voor de bereikbaarheid, goed voor het halen van de klimaatdoelstellingen en eigenlijk hard nodig nu de grote steden de komende twintig jaar met vele tienduizenden verder gaan groeien. Slecht OV is dan een garantie op fileleed. Daarom deden HTM en RET dan ook onlangs een beroep op kabinet en Tweede Kamer. Wachten kan niet meer, was de duidelijke boodschap. De politiek is nu aan zet.

Investeer in goed OV.

Door:

 

Uit: Goed wonen
van:
datum: 14 April 2017

Uitreiking Westlandse Architectuurprijs.

Naaldwijk - Hij is één van de beeldbepalende architecten die het Westland heeft gekend: Adriaan Dessing. Op zaterdag 14 april krijgt hij postuum de eerste Westlandse ArchtectuurPrijs toegekend. Tijdens het Westlands Woonevent zullen om 11.30 uur Chris Dessing en Marianne Dessing-Douwes, ouders van programmamaker Floortje Dessing, de onderscheiding in ontvangst nemen.

Het eerste idee voor een Westlandse architectuurprijs werd ontsproten aan de vooravond het tienjarig jubileum van de gemeente Westland. "Inwoners werden uitgenodigd om 'Het Beste idee van Westland' aan te dragen", herinnert de Wateringse bouwkundige Piet van der Valk zich. Zijn initiatief in het kader van '10 jaar Westland' bleef' echter in de vriezer liggen, wachtende op de juiste tijd. Een tweede aanzet vormde een verzoek van Het Genootschap Oud-Westland (GOW). Piet werd gevraagd voor een publicatie in Het Historisch Jaarboek 2016 zich te verdiepen in oude tuinders huizen. Daarbij stuitte hij op de bouwproductie van de architectenfamilie Dessing met als bekendste telg Adriaan Dessing. Veel van zijn ontwerpen zijn nog steeds te bewonderen. Zo ontwierp hij 96 woningen in de wijk Kruisbroek in Naaldwijk. Het artikel kreeg vorig jaar een vervolg in de vorm van een lezing bij de Historische Werkgroep Oud-Wateringen 8 Kwintsheul. "Deze werd positief ontvangen in Heenweg geef ik binnenkort mijn zesde lezing."

Na afloop van zijn lezingen zag Piet zich regelmatig geconfronteerd met (vernieuwende) opvattingen over hoe om te gaan met monumenten. Hij besloot tot de oprichting van Westland Design, een platform vanuit de architectenwereld dat dient als spreekbuis richting de gemeente en met de bevolking. "Dit bleek dé geschikte partij om de Westlandse Architectuurprijs in het leven te roepen", aldus Piet.

Op 14 april staat de eerste uitreiking gepland. Het is de bedoeling dat de prijs een tweejaarlijkse onderscheiding wordt in de vorm van een vak prijs en een publieksprijs.
Het doel van de prijs is het bevorderen van de kwaliteit van de architectuur, stedenbouw en landschapsinrichting in Westland, voortbouwend op de traditie van de Westlandse jonge bouwkunst. En het bevorderen van de betrokkenheid van de Westlandse bevolking bij architectuur, stedenbouw en landschapsinrichting in het algemeen en die van Westland in het bijzonder. "De prijs gaat nu naar een belangrijke architect uit de geschiedenis, maar het moet straks echt een prijs voor hedendaagse architectuur worden." Op 23 november 1882 werd Adriaan Dessing geboren in Naaldwijk.
Hij was afkomstig uit een timmerman-aannemer-architecten familie. Hij werd een succesvol architect. In 1910 werd hij benoemd tot gemeente architect van Naaldwijk. Zijn stijl is het best te omschrijven als de Amsterdamse school, een stroming die in het begin van de 20e eeuw populair werd.


Foto: op internet gevonden

‘Heel Naaldwijk vol ontzetting’
-1942-

Uit: Westland dichtbij uit AD Haagsche Courant, Donderdag 3 mei 2007
Door: Aad van Holstein

Een wereld van verschil: Hemelvaartsdag en Pinksteren in het oorlogsjaar 1942 en – na 65 jaar – nu (2007) Velen kunnen nog navertellen hoe zwaar de bezetting heeft gedrukt op het leven in Het Westland. Maar weinigen hebben ervaringen zo opgeschreven als Jeanne Zwinkels, bekend als secretaresse van het Nederlandse Roode Kruis in Naaldwijk. Vandaag weer enkele citaten uit haar persoonlijke dagboek.


'Op 8 oktober hebben ze ons oude joodje Gabie van Tijn weggehaald' schrijft Jeanne Zwinkels. Hij woonde in het witte huis op het toen geheten Marktplein in Naaldwijk. (Foto Historisch Archief Westland)

Kort voor Hemelvaartsdag 1942 wordt het Westland opgeschrikt door het Duitse bevel dat voor het bouwen van de kustverdediging de bevolking van Hoek van Holland snel geëvacueerd moet worden. Om een en ander goed te laten verlopen wordt onder meer het Nederlandsche Roode Kruis ingeschakeld. En daarmee ook de Naaldwjkse helpster Jeanne Zwinkels. Net als haar zuster Emmy is zij vrijwilligster bij het Roode Kruis in Naaldwjk en moet daarom in Hoek van Holland poolshoogte gaan nemen. ,,Het is er alles barak en prikkeldraad. Als vreemdeling mag je de Hoek niet meer in," zo schrijft ze in haar dagboek. ,,Ze zijn nu aan het graven van een gracht begonnen, de zogenaamde tankval," meldt ze op zaterdag 20 juni 1942. De tuinders moeten hun opstallen afbreken. Ook vanuit Ter Heijde zijn mensen geëvacueerd naar Kwintsheul. Op zondag 21 juni 1942 noteert ze: ,,Deze week hebben ze in Naaldwijk allen bericht gehad wie van de Hoek ze in huis krijgen. Veel mensen komen al over." ,,De Duitsers hebben het op de zenuwen," merkt Jeanne op 6 september op. ,,Overal worden versperringen gemaakt en om de Hoek wordt ook een gracht gegraven. Verschillende tuinders hebben moeten ruimen. In hun huizen zitten tot nog toe de moffen en in de Roode Pannenbuurt is men aan het afbreken. Doeke Knip en nog meer grote huizen zijn geruimd voor de moffen. Verhoekx zit ook op Naaldwijk," voegt ze er aan toe, kennelijk iemand uit haar kennissenkring. ,,Maandag (9 november) moest de burgemeester in Den Haag komen en kwam met de vreselijke tijding terug, dat 72 tuinders weg moeten aan de Groeneweg, de Galgeweg en de Opstal richting Baakwoning. Heel Naaldwijk is vol ontzetting. Een ieder zoekt een plaats om bij mensen in te komen, maar de toestand wordt hopeloos." Ze schrift, dat in de steden geen groente meer te krijgen is. Peenlof, bloemkoolbladeren, paardensla en brandnetels worden verkocht voor vastgestelde prijzen, die niet opgedreven mogen worden. Naaldwijk wordt overspoeld door een onafgebroken stroom mensen uit Den Haag die om eten komen bedelen. Ze verblijven 's nachts in kas- sen en schuren om de andere morgen de eerste te zijn die aardappelen kunnen bemachtigen. De controleurs kunnen het werk niet meer aan en laten ze gaan. De stroom van mensen blijft aanhouden tot 's avonds elf uur. Op woensdagavond 17 juni wordt de tuinders door de Duitsers het verbod opgelegd iets te geven. Niet alleen de aardappelen worden onderweg gevorderd, maar ook de fietsen waar de mensen op rijden worden in beslag genomen. Daarvoor worden in Naaldwijk inderhaast 50 marechaussees geplaatst. ,,De mensen die nu nog vervoeren zijn dubbeldik van wat ze aan hun lijf hebben hangen," schrijft Jeanne. In de trein van Hoek van Holland naar Rotterdam is aan de noodrem getrokken. Honderden zijn eruit gesprongen en gevlucht, omdat ze gehoord hebben dat er op het station controle staat. Op zondag 21 juni wordt in de r.k. kerk van Naaldwijk een brief van de bisschoppen voorgelezen, waarin ze aan de tuinders dispensatie geven op zondag aardappelen te rooien. Dit omdat er veel tuinders zijn die van de bezetter de opdracht hebben gekregen dit te doen. Smalend schrijft Jeanne Zwinkels in haar dagboek: ,,Berlijn en de soldaten in Noorwegen hebben zeker honger. Wat wordt er vandaag toch ook weer gesleept," waarmee ze weer op de tochten van de stedelingen doelt. Op 23 juni 1942 wordt de r.k. parochie van de H. Adrianus in Naaldwijk, waartoe zij behoort, opgeschrikt door het bericht, dat de pastoor Burwinkel – “acht minuten na tafel”- is overleden. Kort daarna wordt J. P. A. J. van den Bergh benoemd.

Klokken op plein wekken ergernis.

Naaldwijkse gezinnen zitten in het najaar van 1942 in grote angst, zo meldt Jeanne Zwinkels in haar dagboek. Alle scholen, zo luidt het bevel van de bezetter, moeten op 15 november leeg zijn. Ze worden gevorderd voor de Duitse weermacht. Om het onderwijs toch door te laten gaan, wordt overal ruimte gezocht om de klassen onder te brengen. De parochianen van St. Adrianus moeten helpen sjouwen. Zo zal er een tijd lang lesgegeven moeten worden in de Bond en in de oude pastorie aan de Dijkweg. ,,De kinderen hebben deze week geen school," zo noteert Jeanne op zondag l november 1942. ,,Ook de Vakschool voor meisjes aan de Dijkweg met het huis van de directrice en de conciërge moeten leeg staan voor de nieuwe horde," zo smaalt Jeanne. ,,Wij zijn ook bang weg te moeten. In Gelderland zoeken ze plaats voor het Westland. Maar er wordt ook voortdurend gepraat over Oekraïne, waar het zo vruchtbaar is," tekent ze de lopende geruchten aan en voegt daar onmiddellijk aan toe: ,, lk ben vandaag met dit mooie weer nog een haas wezen halen in Stompwijk." ,,Zo is dan vorige week alles voltrokken zoals ik geschreven heb," schrijft ze op 15 november. ,,De kinderen zijn overal ondergebracht in cafés en pakhuizen waar ze halve dagen school hebben." Op 25 november worden de katholieke scholen weer vrijgegeven. ,,Voor hoe lang?"

Schoolklassen in cafés, pakhuizen en de oude pastorie.

Half december 1942 beginnen in Naaldwijk op een vrijdagmorgen plotseling de klokken van de r.k. kerk in de Molenstraat te luiden. ,,Dat zou voor het laatst zijn," schrijft Jeanne op 20 december. Want ze zouden tot wapens worden omgesmolten. ,,Maar we hoorden ze gisteren en vandaag weer," in de katholieke kerk mag alleen de 'Kleine Angelus' blijven hangen, de

andere moeten eruit getakeld worden. Notitie op 29 december 1942: ,,Zo stonden dan met Kerstmis onze drie grote klokken op het kerkplein Tot grote ergernis van de bevolking In de kerk heerste een plechtige en fijne kerststemming. Ondanks dat onze radio nog steeds kapot is, horen wij dat het met de oorlog goed gaat. De Russen winnen steeds meer terrein. "

 

 

Auto’s stallen in de kerk.

Het is 1912. Caféhouder Philip Droog uit Naaldwijk koopt een auto. Een baby Peugeot. In dat autootje haalt hij zijn rijbewijs. Vanaf dat moment vervoert hij passagiers, die met de tram op de Dijkweg aankomen en niet met enig openbaar vervoer kunnen reizen, naar hun bestemming.

Uit: Westland dichtbij donderdag 22 maart 2007, AD Haagse Courant
Door
: Aad van Holstein
E-mail
: aadvanholstein@hotmail.com


De voormalige katholieke kerk aan de Dijkweg als garage
Foto Historisch archief Westland

Wie in het begin van de vorige eeuw vanuit Den Haag naar het Westland moet, neemt de tram. De Westlandsche Stoomtramweg Maatschappij (WSM) verzorgt een geregelde dienst op onder meer Naaldwjk. Daar bereikt de passagier op de Dijkweg het eindpunt op de plaats waar nu, na vijfennegentig jaar, een gebouwtje nog getuigt van de aanwezigheid van een station. Verderop het dorp in ligt het rangeerterrein, dat zich uitstrekt tot voor card Droog, waar eigenaar Philip de tap bedient. Tramreizigers, die geen zin hebben om de rest van hun trip te lopen en zich de luxe kunnen veroorloven, wenden zich tot hem om een koetsje te bestellen en zo hun reisdoel te bereiken. Dat gaat een tijdlang goed, totdat Droog op een lumineus idee komt. Hij ziet steeds meer auto's op de Dijkweg voorbij rijden en wil er ook wel een hebben. Niet alleen voor zijn plezier, maar hij ziet er ook brood in. De passagiers, die anders een koets bestellen, wil hij nu zelf wegbrengen. Ook de dokter en de pastoor melden zich als goede klanten. Dokter Van Schie moet af en toe naar patiënten, die nogal veraf wonen en de pastoor van Naaldwijk moet geregeld de mis opdragen in De Lier of Hoek van Holland. Philip vervoert ze. Hij is overigens niet voor een gat te vangen, want hij heeft ook nog een fietsenwinkel, die later in hanen komt van zijn neef Lou Droog. Als de oorlog in 1914 een grote benzineschaarste teweeg brengt, laat Philip de auto een paar jaar de auto. Tot de vrede in 1918 een einde maakt aan het autoloze tijdperk. Hij koopt een tweedehands exemplaar en zet daarmee zijn taxiwerk voort. Intussen is zijn zoon Cor, die overdag in de tuin werkt, vooral 's avonds in het card actief. Als Cor in 1920 de leeftijd van achttien jaar bereikt, doet hij bij de veldwachter in Monster zijn rijexamen en kruipt achter het stuur van een T-Ford. Deze auto wordt uit Amerika in Nederland in onderdelen geïmporteerd en bij Gers in Delft geassembleerd.

Met die Ford begint Cor een eigen taxibedrijf. Zijn autonummer is H 346. Garagebedrijven kent Naaldwijk nog niet, dus moet hij zelf zijn auto maar zien te onderhouden. Andere Naaldijkers met een auto komen al gauw bij hemwagen of hij dat ook voor hen wil doen. Zoals Van den Bosch, de smid, die bij de haven woont. Hij heeft autonummer H 258. Voorzichtig aan begint Cor Droog ook met het verkopen van auto's. Allerlei merken door elkaar, in het begin zijn het gebruikte auto's, want nieuw verkopen is een zeldzaamheid. Zo krijgt hij als garage Westlandia steeds meer bekendheid. Om de auto te kunnen stallen, mag Droog gebruikmaken van het koelhuis van de pastorie van de r.k. kerk. die aan de overkant van de Dijkweg staat. Als in de winter de olie door de kou dik wordt. ontstaat er een probleem. Cor Droog krijgt de auto dan met geen mogelijkheid aan geslingerd.

Hij weet daar wel raad op en zet een brandend petroleumstelletje onder de auto om de boel op te warmen. In 1925 bouwt Cor Droog een eigen garage aan de Dijkweg. Pal aan de overkant van de r.k. jongensschool St. Leonardus. Daar komt vierjaar later als hij met een Oostenrijks meisje, dat hij in de Hoek leert kennen, gaat trouwen ook een woonhuis bovenop. Omdat de garage door het snel toenemende aantal autobezitters al gauw te klein is, mag Droog van de pastoor tijdelijk gebruikmaken van de in 1931 ontruimde kerk. In de Molenstraat is dan inmiddels een mooie, grote nieuwe kerk gebouwd. Het oude gebouw, dat uit 1874 dateert, moet dan wel eerst worden aangepast. Op de trappen wordt cement gestort, waardoor auto's zo naar binnen kunnen rijden. Zelfs op de plek waar eens het priesterkoor was, worden auto's gestald. De dames Vollebregt, die in de Herenstraat een hoedenwinkel drijven, krijgen om hun auto zelfs een hekje, zodat hij niet kan worden beschadigd. Lang heeft de stalling in de kerk niet geduurd, want vanuit de parochie komen er ernstige bezwaren. Men beschouwt het als een soort heiligschennis. In de kranten verschijnen foto's van de garage in de kerk met als onderschrift: 'net Rusland', waar godsdienst als opium voor het volk wordt gezien. In 1936 wordt de kerk gesloopt.

 

Maar twee Studebakers...
Kort voor de Tweede Wereldoorlog legt garage Droog zich toe op het merk Studebaker. Helaas kan hij er maar twee van afnemen, want nog hetzelfde jaar - 1939 - worden ze namelijk tijdens de mobilisatie door het leger gevorderd. Omdat ze nog splinternieuw zijn, krijgt hij wel een behoorlijke schadevergoeding. Cor Droog - een begrip in Naaldwijk - gaat dan de oorlog in met gebruikte wagens, bijna allemaal Chevrolets. Alleen de ziekenwagen is van een ander merk, een Packard. Het is een echte ziekenwagen, die in de plaats komt van het vervoer van zieken naar de ziekenhuizen in de omliggende steden Den Haag en Delft per personenwagen boel op te warmen.


De ziekenwagen van Cor Droog, rechts monteur Joop Hogervorst
FOTO HISTORISCH ARCHIEF WESTLAND

 

Franse vloot ‘valt Westland aan’ 1907

Zeven jaar voor de Eerste Wereldoorlog worden in Nederland militaire oefeningen gehouden. In het Westland doet een denkbeeldige Franse invasievloot een aanval op de kust.

Door: Aad van Holstein
Uit: Ouder Westland donderdag 20 september 2007

De Naaldwijkers zijn van tevoren gewaarschuwd. Tussen woensdag 18 en maandag 23 augustus 1907 wordt hun dorp overspoeld met militairen van de Eerste Divisie Infanterie.
Die krijgen daar allemaal onderdak. Dat gebeurt zowel in de vorm van inkwartiering bij de burgerij, als in openbare gebouwen, zoals scholen. Het is toch vakantie. Bij Honselersdijk verrijst een tijdelijk kamp, net als op een braakliggend terrein bij het station van de WSM in de Verspijcklaan. Tien soldaten zijn komen opdraven om de tenten te plaatsen. Een menigte Naaldwijkers kijkt hen daarbij nieuwsgierig op de vingers. Er wordt hard doorgewerkt, maar nog komt men ruimte tekort. Vandaar dat op het laatste moment nog hier en daar extra bedden voor inkwartiering worden gezocht. Iedereen heeft het over die inkwartiering.
Het grijpt allemaal nogal in, in het dagelijks leven. Maar, zo vinden velen, het geeft ook een zekere gezelligheid. De eerste manschappen komen dinsdags al aan om het kamp op te slaan. 's Woensdags trekken hele zwermen manschappen en wagens het dorp binnen. Het korps Jagers doet dat in marstempo, begeleid door de vrolijke marsmuziek van het eigen muziekkorps.
De soldaten zien er goed, maar zitten wel dik onder het stof, verhit als ze zijn door de zon. Hun eerste aanval is al een succes. Uitgevoerd op de wagentjes met bier en limonade, die uit Den Haag zijn meegenomen. Ook het brood gaat er aan. De tweede aanval wordt in de avonduren stormenderhand ondernomen en wel op de harten van de Naaldwjkse schonen, die in het dorp komen luisteren naar een concert van de militaire kapel onderleiding van kapelmeester Bouwman. Om negen uur is het bedtijd, waarna een weldadige rust over het dorp neerdaalt. Welke manoeuvres de militairen de volgende dagen houden is aanvankelijk niet duidelijk.


Militairen verzamelen zich in de veiling van Naaldwijk.
Foto Historisch archief Naaldwijk.

Net als bij een echte oorlog, druppelt het nieuws maar mondjesmaat door. Radio is er niet en de plaatselijke krant komt maar twee keer per week uit niemand gelooft overigens dat die oefening ooit werkelijkheid zal worden. Nederland is immers neutraal De Westlandsche Courant interviewt een luitenant met een kolossale snor. Volgens hem is de neutraliteit van Nederland door de Fransen 'aangerand'. Iedereen moet in het geweer komen om de indringer te verslaan.  ,,Het Nederlandsche leger zal overwinnen," zegt hij kortaf. Van een soldaat verneemt de krant nog dat men ervan uitgaat dat er tussen Duitsland en Frankrijk een oorlog is uitgebroken en dat men via Nederland de Duitsers wil aanvallen met een transportvloot bestaande uit 35.000 man. Die zijn uit Boulogne vertrokken en nu onder zeil. Dat blijkt uit betrouwbare spionnenberichten. Overigens laat de soldaat weten: dat hij eigenlijk dood is. Al op hel slagveld gesneuveld. Van een van zijn kameraden wordt alleen maar een been stukgeschoten en een ander krijgt een kogel in zijn borst. Maar die blijven tenminste leven. 's Vrijdagsavonds is er weer een concert van de Kapel der Jagers voor een overvol Wilhelminaplein. Ook wordt die dag voor het eerst taptoe geblazen. Drie dagen later hebben alle manschappen de gemeente verlaten, zijn de kampen opgebroken en is het talrijke materieel weer naar elders overgebracht. Niets herinnert dan meer aan de manoeuvres, die wellicht hier en daar aan tuinderijen schade hebben aangericht. Als iemand dat kan aantonen, moet hij aangifte doen binnen uiterlijk vier dagen op het gemeentehuis. Hij krijgt dan alles vergoed.

Magnifiek schouwspel.
Koningin Wilhelmina en haar gemaal prins Hendrik - die een halfjaar eerder nog zoveel lof is toegezwaaid voor zijn optreden bij de ramp met de veerboot Berlin - schepen zich in IJmuiden in om over zee naar Hoek van Holland te varen. Vanaf daar willen ze de manoeuvres van de zee- en land- macht in ogenschouw nemen. Zij zijn niet de enigen, want wat in oorlogstijd nooit gebeurt, gebeurt Honderden mensen begeven zich naar Hoek van Holland, 's-Gravenzande en Ter Heinde om ook iets te zien van het spektakel langs de kust. Met interesse volgen zij het nu magnifieke schouwspel op zee. Het ene kanonschot klinkt na het andere.
Tot diep in het Westland zijn de gevechten te horen. Als de koningin na de manoeuvres per sloep in De Hoek arriveert, staan daar al auto's klaar en word de vorstin enthousiast toegejuicht als ze met haar gevolg richting 's-Gravenzande verdwijnt. Tot te- leurstelling van velen rijdt ze echte met grote vaart door het dorp zonder dat iemand een glimp van haar kan opvangen. Hetzelfde gebeurt in Monster, waar de auto's op aankoersen en waar veel mensen op de uitkijk staan. Dit in tegenstelling tot wat eerst de bedoeling was, want in Naaldwjk staan bij de gemeentegrens burgemeester Modderman en secretaris Van Deursen in een rijtuig klaar om Hare Majesteit daar welkom te heten. Ze hebben beiden een hoge zijde op, zo meldt de Westlandsche Courant van zaterdag 21 september Op het Wilhelminaplein staat intussen een grote menigte op haar komst te wachten, maar dan wordt ineens de vlag op het raadhuis ingehaald. Tot grote teleurstelling van het publiek wordt daarop bekendgemaakt, dat de koningin de kortste weg naar Den Haag heeft genomen. De burgemeester staat in de kou. . .

 

 

Ondanks vreugde toch avondklok op Bevrijdingsdag.

Steeds minder Westlanders kunnen de bevrijding van hun streek in 1945 uit eigen beleving navertellen. De meesten hebben het in elk geval van horen zeggen Dat zestig jaar geleden een eind kwam aan vijf jaar Duitse onderdrukking gaf aanleiding tot grote vreugde. maar de eerste dagen overheerste toch nog de angst

door: Aad van Holsteijn
uit:
Ouder Westland van 7 mei 2005

Zondag 29 april 1945.
De dag van de eerste voedseldroppings. We woonden in de Naaldwijkse Martinus Dorpiusstraat op nummer 10, vlak naast een van de 'hoogste gebouwen' van Naaldwijk, het 'rooie huisje'. Beneden was het in gebruik als pakhuis door kruidenier Peters. Deze had zijn vrijwel leeg verkochte winkel, op de hoek van de Molenstraat De bovenverdiepingen van het pakhuis werden gebruikt als klaslokalen, omdat de scholen gevorderd waren door de Duitsers. Omdat wil de sleutel hadden voor noodgevallen konden wil er die zondagmiddag in en hadden op de bovenste etage een mooi uitzicht over de huizen aan de overkant in de richting van Hoek van Holland. Daar zagen wil heel in de verte de vliegtuigen uit de richting van Engeland komen en in een grote bocht over het Westland vliegen. Ze zetten koers naar vliegveld Ypenburg, waar droppings plaatsvonden. Ze vlogen laag over en het was - zeker voor degenen, die het nog beter konden zien - een belevenis dit mee te maken. Na het Zweedse wittebrood was het uitwerpen van het voedsel immers een hoogtepunt in de laatste weken voor de bevrijding al de volgende dag werden het uit de hemel gevallen voedsel uit Engeland ook in het Westland verdeeld. Er waren grote blikken kaak bij, want, zo werd er gewaarschuwd, je moest niet meteen zware kost gaan eten na een lange periode van te weinig voedsel. Er waren blikjes met vlees en groenten, die je zo lekker later nooit meer hebt gegeten. Van de hoge, vierkante kaakjesblikken met een rond deksel erop, werden overal vlotten gemaakt, waarmee de kinderen zich op het water van de vele Westlandse sloten vermaakten.

Geruchten
Het kon nu niet lang meer duren of de capitulatie zou een feit zijn. Het gonsde daarover van de geruchten in de eerste dagen van mei. Intussen was ook in het Westland in het diepste geheim gewerkt aan de vorming van de BS, de Binnenlandse Strijdkrachten. Al maanden lang was de ondergrondse bezig geweest manschappen daarvoor te instrueren. Onder meer in het gebruik van de uit Engeland gedropte stenguns, een voor die tijd geheel nieuw wapen. Ze lagen opgeslagen op een zolder boven de fotozaak van C. Freen in de Prins Hendrikstraat in Naaldwijk. Met dit wapen werd in druivenkassen, diep in het Westland door de in de laatste maanden van de oorlog steeds groeiende groep verzetsmensen geoefend. In spanning wachtten de betrokkenen op instructies, waarna zij het machtsvacuüm dat zou kunnen ontstaan meteen zouden opvullen. Dat gebeurde in de dagen erna in alle gemeenten. Toen in de loop van vrijdagavond 4 mei via de radio bekend werd, dat Duitsland op het punt stond te capituleren, begaf iedereen zich de straat op. In de Naaldwijkse Jacob van Campenstraat zie ik nog Jan Duson door de straat marcheren met zijn trommel. Luid roffelend liepen tientallen kinderen al gauw achter hem aan, juichend en zingend dat de oorlog was afgelopen. Maar die feestvreugde duurde niet lang De Duitsers verschenen weldra op straat en sommeerden iedereen zich aan de avondklok te houden, die om acht uur was meegaan. De volgende dag werden overal oranje biljetten aangeplakt, waar op de bevrijding werd aangekondigd. De Duitsers kregen zo een koekje van eigen deeg, want ze hadden zelf de hele oorlog door overal in de dorpen walgelijke plakkaten opgeplakt. Onder mee tegen de blinde muur van de openbare lagere school in onze straat. Dit feestelijke oranje werd door de inwoners echter met vreugde begroet.

Furieus
De bezetter reageerde furieus en scheurde de aanplakbiljetten woedend van de muren en borden. Volgens het boek 'Gemeen te Naaldwijk 1940- 1945' dat in 1995 verscheen, reageerden de Duitsers in Honselersdijk, Wateringen. Kwintsheul en De Lier zelfs door met scherp te schieten Het was die vijfde mei in het Westland beslist een spannende dag. Zeker toen het bericht de ronde deed dat de commandant van de Festung Hoek van Hol- land zich weigerde over te geven Maar toen om half zes de Nederlandse driekleur op het gemeente huis en de kerktoren aan het Wilhelminaplein werd gehesen, wist iedereen dat het gedaan was In minder dan geen tijd werden de Naaldwijkse straten bevolkt met feestende menigten. Het regende dat het goot, maar daar lette niemand op. Maar opnieuw moesten de mensen zich houden aan de avondklok en was het al weer gauw rustig in het dorp. In de gevangenis in Scheveningen (het 'Oranjehotel') zaten toen nog steeds twaalf Westlanders gevangen. Onder hen bevond zich Piet Doelman, district commandant van het Westlandse en Vlaardingse verzet. Hij was met enkele andere Westlanders, onder wie de onderwijzer Naeye uit De Lier, in de laatste dagen van de oorlog opgepakt en eerst naar Rotterdam vervoerd. Toen de bevrijding op 6 mei een feit was, werden ze naai het Oranje hotel gebracht met de mededeling dat ze vrij zouden komen.

Bang
Uit niets bleek dat de Duitsers dat ook van plan waren. Integendeel. De gevangenen waren bang dat ze op het laatste moment toch nog door de moffen zouden worden geëxecuteerd. Samen met drie in Maasland ondergedoken militairen die na zich in hun uniform te hebben gestoken aan de actie deelnamen, slaagde de ondergrondse erin hen op 7 mei te bevrijden. Toen ook de Canadezen eindelijk arriveerden, braken in het Westland de festiviteiten pas goed los. Maar voor de NSB'ers en degenen die met de vijand hadden geheuld kwamen er zware tijden. Piet Vijverberg die in de Prins Bernhardstraat woonde was een van de weinigen die over een vrachtauto beschikte. Hij reed met een rood-wit-blauwe vlag deze met BS'ers rond om overal NSB'ers op te pakken. "Dinsdag 8 mei. Een onvergetelijke dag", schrijft iemand in zijn dagboek. "De dag der dagen sinds vijf jaar. De dag waarnaar een ieder vijf jaar heeft uitgezien. De NSB'ers werden opgebracht. Het was geweldig. In twee dikke rijen stonden de mensen opgesteld om dit nimmer terugkerende schouwspel te zien. Een gejoel en gejuich eiken keer. Het was oorverdovend. Dit was de ware vergelding. Vijf jaar hebben wil in angst gezeten voor dat tuig, nu waren de bordjes verhangen." De kerken in het Westland die ook tijdens de oorlog druk werden bezocht, zaten op zondag 6 mei vol met dankbare gelovigen. Zo was, volgens het boekje 'Zelden zoveel geluk gezien' van Rob van Mil, de kerk van de Evangelische Unie in 's-Gravenzande met oranje versierd. "Wanneer bezoekers in de kerk het Wilhelmus zingen, schieten bil velen de tranen in de ogen. Maar niet elke kerk is vrij in doen en laten. Voor de ingang van de Noorderkerk in 's-Gravenzande staan twee Duitse militairen op wacht. Op een andere kerk in dezelfde gemeente, de Hervormde Dorpskerk, wappert die ochtend opnieuw het hakenkruis, hoewel de dag ervoor de Nederlandse driekeur nog in top hing."


Groot was de vreugde op dinsdag 8 mei 1945 toen burgemeester Elsen weer in Naaldwijk terugkeerde.
Foto: Historisch archief Naaldwijk


Ook een dansje met onze bevrijders kon er wel af.
Foto: onbekend waar genomen.


Moffenmeiden
In Kwintsheul en Wateringen misdroegen enkele jonge rekruten van de Hitlerjugend zich door mensen te plagen en zelfs af te rossen. Als ze dan eindelijk horen dat Duitsland gecapituleerd heeft, zijn ze helemaal uit hun doen. Een smet op de bevrijding was evenwel de jacht op de moffenmeiden, die onder groot gejuich van de omstanders overal in het Westland werden kaalgeknipt. "Al die meiden hielden er een kale kop voor Duitsland aan over! Onze pastoor heeft er op tegen ze kaal te knippen, maar het moet beuren, ze komen er niet zomaar van af", staat in het dagboek van een Westlander Op dinsdag 8 mei keerde burgemeester Th. P. J. Eisen van Naaldwijk in zijn gemeente terug. Hij was in 1941 afgezet, omdat hij weigerde met de Duitsers samen te werken. Toen hij zich te voet naar het Wilhelminaplein begaf, werd hij door de daar samengestroomde menigte herkend. De Duitsers bliezen intussen de aftocht. Ze ontruimden de schoollokalen van de meisjesschool aan de Dijkweg, die ze in een uitgeleefde staat achterlieten. lk herinner me, dat ik als 19-jarige jongen van een Duitser een stuk kaak in mijn handen gestopt kreeg. Toen ik erin wou happen, schrok ik vreselijk, want de versnapering was zo oud dat de maden eruit kropen.


Kaalscheren van "Moffen meiden"

Reacties zijn welkom via aadvanholstein@hotmail.com

 

Kerken slaan handen ineen tegen honger in Het Westland.

In de hongerwinter 1944-1945 wordt ook in het Westland op grote schaal 'zwarte handel' bedreven. Vanuit de kerken wordt die handel fel veroordeeld. 'Het weinige dat nog is overgebleven moeten wij samen delen.

Uit: Ouder Westland 29 januari 2005
Door: Aad van Holstein

Januari 1945
De kerken in het Westland zitten telkens stampvol. Ook doordeweeks. Vooral de katholieke kerken worden dan platgelopen. Bil het licht van een enkel spaarlampje, dat ergens midden in de kerk hangt, woont men de mis bij. Het zijn in die kringen waar sprake is van een groeiende solidariteit, die alle 'standsverschillen' overstijgt Men beseft dat het nu tijd is om elkaar in de toenemende nood, vooral de hongersnood bij te staan. Want ook al is er in het Westland nog wel hier en daar het nodige voedsel te vinden - vooral bij tuinders en boeren die voorraden hebben aangelegd - toch stagneert ook in deze streek de aanvoer van meel voor brood en van andere levensmiddelen, zo ze er al zijn. Al in het najaar van 1944 vraagt men zich bij de gereformeerde kerk van Naaldwijk af of er niet iets gedaan moet worden voor gezinnen die voor de kinderen onvoldoende voedsel beschikbaar hebben. Intussen doen ook landelijk de gezamenlijke kerken een dringend beroep op hun leden om elkaar in dit opzicht zoveel mogelijk te helpen. Om in Naaldwijk naar een afdoende oplossing te zoeken komen de kerkbesturen daarom in november bijeen om een commissie in het leven te roepen die als het Comité Noodhulpactie 1944 zich gaat inzetten de nood zoveel mogelijk te lenigen. Voorzitter is H. Snappen, ambtenaar van Sociale Zaken. Onder diens leiding wordt van alles gedaan om de hongerlijdende gezinnen in natura te steunen. Het gaat vaak om gezinnen met tien kinderen of meer.

Armoe
Het is dan inmiddels al een bekend verschijnsel dat vanuit Den Haag, Delft en Rotterdam hongerige mensen soms met kinderwagens en dergelijke door het Westland trekken op zoek naar adressen, waar ze voedsel kunnen krijgen. Maar de eigen noodlijdende gezinnen zijn vaak, zo lezen wij in het boek Gemeente Naaldwijk 1940-1945, 'niet brutaal genoeg en niet gewend om hulp te vragen', terwijl ze toch ook bittere armoe lijden. Een van de eerste acties is het laten mee eten van kinderen uit gezinnen, die bijna niet te eten hebben. Dat gebeurt dan bij die boeren en tuinders, die dat nog wel hebben. Dagelijks leggen die kinderen, als ze uit school komen dan soms flinke afstanden - meestal te voet - af om bij hun weldoeners te gaan eten. Gebrek aan brandstof is overigens vaak reden 'ijsvrij' te geven, waar de jeugd met veel genoegen gebruik van maakt. Voor kinderen, die naar het oordeel van de plaatselijke huisartsen of schoolarts dokter Bannink nog meer voor bijvoeding in aanmerking komen, wordt de kinderkeuken in het leven geroepen. In het aan de Molenstraat gelegen café Van Delden, een bekende gelegenheid voor bruiloft ten en partijen, waar Cilia van Holstein en Sjaan van der Klaauw in de betere tijden de heerlijkste maaltijden serveerden, wordt nu een lange tafel in een hoekje van het zaaltje grenzend aan de Emmastraat neergezet. Die straatnaam, gelieerd aan koningin Emma, is blijkbaar niet veranderd, waarschijnlijk omdat het een niet meer levend lid van het Koninklijk Huis betreft Twee straten verder worden in de Julianastraat, die door de bezette wel is omgedoopt, namelijk in Noordeinde, door bakker M. Honders de maaltijden bereid. Het geld daarvoor (102.000 guldens) is in de kerken bijeen gecollecteerd, waarna de ingrediënten ten door toedoen van enkele ervaren zakenmensen op de kop zijn getikt en naar Naaldwijk worden vervoerd.

Stamppot
De eerste keer, op 8 januari 1945 zitten er een stuk of tien kinderen aan tafel. Twee vrouwen komen langs. De een met een ketel met stamppot. Ze schept op alle borden een flinke portie. De andere heeft een pannetje jus bij zich, maakt een kuiltje in het midden en giet er flink wat jus in. Het bord dampend eten zie ik nog voor mijn neus staan. Heerlijk, dat heb ik lang niet zo meegemaakt. Wij eten thuis heel wat minder en elk kruimeltje brood wordt daar opgegeten. Het is begin januari 1945 en voor het eerst eet ik mee in de kinder- keuken. Naast en tegenover mij zitten andere kinderen, jongens en meisjes die ik nog nooit heb gezien. Ze komen onder meer uil Cruisbrouck. Ze zitten zeker niet op mijn school. IK ben dan negen jaar oud en op advies van dokter Fransen bij de maaltijden van de kinderkeuken terecht gekomen. Kort voor ik daar kwam, had ik de pech een paar maanden met longontsteking inbed te moeten liggen en daardoor had ik weer het geluk nu wat beter te mogen eten dan veel anderen. Al gauw moeten er in het zaaltje van Van Delden stoelen en tafels bijgeplaatst worden, want steeds meer kinderen nemen aan de kinderkeuken deel. In het begin gaat het om zeshonderd maaltijden per week, maar na drie weken zijn het er al 2400. Na een tijdje zit niet alleen het zaaltje stampvol, maar is ook het café zelf afgeladen met kinderen uit heel Naaldwijk.


Kinderen uit heel Naaldwijk nemen deel aan de maaltijden
van de kinderkeuken in Café Van Delden

Foto: Historisch Archief Westland

Kwartje
Van 22 januari af mogen ook gezinnen tegen betaling van een - zinken - kwartje een portie komen halen. In totaal stijgt het aantal maaltijden zelfs tot 4200 per week. Bakker Honders kan dit niet meer aan, daarom besloten wordt de maaltijden voortaan in de speciaal daarvoor uitstekend ingerichte keuken in de Cleo-fabriek aan de Verspijcklaan te bereiden. Dat alles zo kan worden aangepakt komt vooral ook door toedoen van het in Den Haag opgerichte Interkerkelijk Bureau, dat vanaf begin februari ook een afdeling Westland heeft. Dat probeert met vereende krachten de problemen te lijf te gaan. In Naaldwijk wordt een vergadering gehouden van de bestaande comités in het Westland. Daarin wordt de organisatievorm vastgesteld. Algemeen wordt ingezien dat op het terrein van de voedselvoorziening de Westlandse comités gemeenschappelijke belangen hebben. In het bestuur hebben A. L. Verhagen, voorzitter, D. Th. van Dijk secretaris en Jac. Kuyvenhoven, penningmeester, zitting.  

Reacties zijn welkom via aadvanholstein@hotmail.com 

 
Lange rijen voor een klein beetje eten.

 

Gymnastiekvereniging VIOS houdt het niet lang vol, 1925

In 1925 - nu tachtig jaar geleden kent Naaldwijk enkele vermaarde gymnastiekverenigingen. Onder meer UDI (Uitspanning door Inspanning) en DOS (Door Oefening Sterk). Twee clubs die nog steeds bestaan. Maar weinigen weten dat er in de jaren twintig ook nog een derde gymclub heeft bestaan: VIOS (Vooruitgang is Ons Streven) 


De gymnastiekvereniging VIOS viert in 1925 het carnavalsfeest in het Verenigingsgebouw aan de Dijkweg. Foto privé bezit Aad van Holsteijn.

Door: Aad van Holstein
Uit:
AD Ouder Westland 5 februari 2005

VIOS geeft een uitvoering in Naaldwijk. De zaal van het R.K. Verenigingsgebouw aan de Dijkweg loopt die avond, dinsdag 2 februari 1925, flink vol. Het gebouw kan wel zeshonderd personen herbergen, maar het zijn er nu toch wat minder. Ook al omdat een deel van de zaal vlak voor het toneel vrij moet worden gehouden als werkvloer voor de gymnasten.
De toeschouwers zitten tot op de gaanderij. Het is voor de vierde keer, dat de vereniging een winteruitvoering geeft. Ook nu weer hebben de leden goed getraind onder lei- ding van de bekende gymnastiekleraar Bosman. De gymnasten staan met open doek op het toneel keurig in het gelid en gekleed in sportkleding te popelen om dat allemaal te laten zien. Maar ze moeten eerst wachten tot meester Koeleveld van de r. k. Jongensschool de zaal heeft toegesproken. Hij heeft het daarbij over de betekenis van de 'sportwereld in onze tijd, die van sport vervuld is'. Koning Voetbal is in opmars en daar lijkt een van de oudste en edelste sporten, de gymnastiek, door in de verdrukking te raken. Hij bedoelt daarmee, dat nu al voor het derde seizoen de in 1922 opgerichte voetbalvereniging Westlandia meed raadt in de competitie Meester Koeleveld heeft het ook over inflatie die Nederland heeft getroffen en waar ook VOOS financieel onder gebukt gaat

Volharding
"Alleen aan de taaie volharding van het bestuur en enige leden is het voortbestaan der vereniging te danken", zegt hij. Hij legt omstandig uit dat deze uitvoering op touw is gezet met het doel om de gymnastiek te bevorderen bil de jongeren en daar meer belangstelling voor te trekken in ruimere zin. En dan wordt voor de ogen van de Naaldwijkse toeschouwers in een grote afwisseling een demonstratie gegeven. Jongens doen springoefeningen, heren vrije oefeningen Er wordt bok gesprongen en er zijn oefeningen aan rekstok en op brug.
De oefeningen worden muzikaal begeleid door het gezelschap Van Bergen Henegouwen uit Poeldijk, bestaande uit piano, viool en cello. Het aardige is, dat de oefeningen worden afgewisseld door duetten en voordrachten, waarvan de laatste Oude tientje en Grootvadertje op de lachspieren van de aanwezigen werken. De heren Hulspas en Mensing uit Poeldijk krijgen daarbij grote bijval. Op prijs gesteld wordt het feit dat een van de zusters van het St.-Martinusgesticht spontaan een lied ten gehore brengt. Aan de reacties uit de zaal is te merken, dat het sportief en cultureel gebodene in de smaak valt. Maar of VIOS nog een lang leven beschoren is, wordt op deze avond toch al sterker dan voorheen betwijfeld, getuige de woog den van meester Biezeno, het hoofd van de jongensschool aan het slot van de feestelijke gymnastiekuitvoering.

Effect
"Jongelieden richten met de voortvarendheid van de jeugd een vereniging op, maar na enige tijd verflauwt de ijver en belangstelling weer", klaagt Hij. "Dit verschijnsel heeft nu ook VIOS getroffen."  Hij voegt eraan toe te hopen, dat de vereniging met meer leden, die ook een standvastige gezindheid met zich meebrengen, het werk kan voort zetten. De woorden van Biezeno hebben niet het gewenste effect. want er wordt alleen nog een carnavalsfeest gevierd, die nimmer door andere wordt gevolgd. De twee andere gymnastiekverenigingen hebben het beter gedaan. Zoals UDI dat twee weken later, op 18 februari, haar uitvoering op een heel andere plek houdt dan in een zaal: in het gebouw van de Naaldwijkse groenteveiling aan de Zuidweg Die uitvoering trekt nogal de aandacht, omdat er niet alleen turnoefeningen worden gehouden, maar ook omdat de vereniging een geheel nieuwe richting in de gymnastiek is ingeslagen. Die is er namelijk op gericht om door de lichaamsbewegingen gevoelens te vertolken, iets waarmee de RK gymnasten het niet zo op hebben.

Niet minder dan 49 dames en heren geven een voorstelling van De Vier Jaargetijden door middel van ritmische gymnastiek. De bewegingen worden gevoelvol op de maat uitgevoerd waarbij wat de kleding betreft rekening is gehouden met het soort jaargetijde. De lente is uitgebeeld in groene kleding, de zomer met geel en bruin, voorstellend het rijpen van de oogst. Aan de uitvoering is een volle avond per week instuderen vooraf gegaan. De meisjes van de jeugdklasse verrassen de toeschouwers in de veiling met een kabouterspel. UDI doet het op die manier al jaren goed en heeft veel voor de gymnastiek in Naaldwijk betekend. Het geeft zo'n goed voorbeeld dat in 1922 niet alleen VIOS ontstaat, maar een jaar later ook DOS.
Deze protestants-christelijke vereniging Door Oefening Sterk wordt op 23 februari 1923 opgericht onder het motto 'een gezonde geest in een gezond lichaam. Er wordt geoefend in de gymzaal van de Rehobothschool. Paul van der Lee, Adriaan Flikweert en Henk Schat zijn de oprichters. DOS doet ook landelijk van zich spreken door jaarlijks mee te doen aan de bondswedstrijden op Tweede Pinksterdag Wat de 'gymnastiek op katholieke grondslag' betreft heeft na de oorlog nog een aantal jaren de gymnastiekafdeling bestaan van de toenmalige RKSV Westlandia. Bekend waren de grootse uitvoeringen in de hal van de bloemenveiling CCWS in Honselersdijk.

Oorlogsfoto's
Voor het illustreren van enkele artikelen over de Tweede Wereld. oorlog in Westland, zoeken wij foto's uit die tijd, waaruit blijkt dat ze in die periode zijn gemaakt. Bijvoorbeeld van de inundaties rond De Lier. toen de polders onder water stonden. Wie weet wie Oom Koos was. die in het Zuidhollandsch Dagblad de erg populaire levensliederen schreef? Graag uw reacties.

Reacties zijn welkom via: aadvanholsteijn@hotmail.com   
En natuurlijk zijn die welkom bij: lwkoppenol@home.nl

 

 

Warm onthaal Belgische vluchtelingen in Naaldwijk 1914

Op 4 augustus 1914 valt Duitsland het neutrale België binnen. In de maanden daarna  wordt Nederland overspoeld door meer dan één miljoen vluchtelingen, onder wie veel militairen. Ze komen ook naar het Westland, waar ze onder meer in Naaldwijk  allerhartelijkst worden onthaald.

Door: Aad van Holstein
Uit: AD Ouder Westland 4 december 2004

 
Deze kaart werd in 1914 vanuit Katwijk naar Naaldwijk gestuurd door een militair.
Foto privé collectie Aad van Holsteijn

Het is zaterdagavond 10 oktober 2014 als; 107 Belgische vluchtelingen ruim na achten in Naaldwijk arriveren. Per stoomtram uit Delft, waar ze via Rotterdam zijn beland. In twee gebouwen zijn inderhaast enkele lokalen voor hen in ingericht, waarbij aanvankelijk is uitgegaan van 200 vluchtelingen. De mannen gaan naar het Armhuis van de Nederlands Hervormde Gemeente aan de Dijkweg, het dominaal gesticht De vrouwen en kinderen naar het rk Bondsgebouw, eveneens aan de Dijkweg De Naaldwijkers hebben maar weinig tijd om de Belgen een zo goed mogelijke ontvangst te bereiden. Burgemeester Modderman die telefonisch verneemt dat de vluchtelingen onderweg zijn, nodigt met spoed enkele dames uit op het gemeentehuis om te overleggen wat er moet worden gedaan. Als deze dames op hun beurt een beroep doen op vrijwilligers krijgen ze zoveel hulp dat het werk vlot kan verlopen. Met een handkar worden in het dorp dekens en kussens opgehaald. Jongelui zijn bereid om grote zakken vol te proppen met hooi en stro. Dat hebben ze bij de boeren en tuinders op de kop weten te tikken.

In de aangewezen gebouwen spreiden ze de strozakken op de grond uit en maken er warme slaapgelegenheden van. Dit alles wordt gecoördineerd door de burgemeester in samenwerking met een inderhaast door hem samen met genoemde dames en enkele anderen geformeerd vluchtelingen-depots-bestuur. Daarin heeft de priorin van het Sint-Martinusgesticht aan de Dijkweg de functie van voorzitster op zich genomen. Om de financiële kant in de gaten te houden heeft de burgemeester mevrouw Lagerwey-De Graaff bereid gevonden als boekhoudster op te treden. Verder hebben pater W. Kester uit Leuven en mevrouw Van Arkel-Van Dijk, die lange tijd in Gent woonde, in het bestuur zitting genomen. Omdat de twee laatstgenoemden uitstekende banden hebben met België is dat handig van de burgemeester, die zijn keuze motiveert met: "Ze kennen de noden en behoeften van de Belgen." In beide ter beschikking gestelde gebouwen is door tal van Naaldwijkers kort tevoren hard gewerkt om alle vluchtelingen een stevige maaltijd voor te zetten. Als ze eenmaal arriveren staan warme koffie en voldoende brood klaar en vinden de zwervelingen een warm en zo gezellig mogelijk thuis. Ze bekomen al gauw een beetje bij van de geleden ontberingen. De meesten zijn oververmoeid, omdat ze twee of drie dagen lang langs de wegen hebben gezworven. Plaats in de treinen naar Nederland was er niet, zodat ze maar richting de grens zijn gaan lopen. Zonder te weten waarheen.

Snoepgoed
Maar het onthaal in Naaldwijk is allerhartelijkst. Een familie komt met enkele pakken chocolade, waarvan iedereen een reep ontvangt. De mannen krijgen sigaren, de vouwen eau de colonne Voor de kinderen is er snoepgoed. Na een oproep van burgemeester Modderman zijn bovendien van alle kanten oude kledingstukken ingezameld en is speelgoed voor de kinderen beschikbaar. "Het is niet te vertellen hoe gelukkig en veilig die arme menschen zich hier bevinden en hoe dankbaar ze zijn voor al de weldaden hun betoond", zo schrijft de Nieuwe Westlandsche Courant enthousiast en dan meelevend:. "Wat hebben ze geleden. Hartverscheurend zijn hun verhalen." En inderdaad de mensen zijn zomaar weggevlucht uit Antwerpen, nadat de stad door de Duitsers is aangevallen. Vertwijfeld vragen zij de Naaldwijkers of zii soms weten of er nog iets van hun boeltje is overgebleven. De enige informatie komt echter uit kranten, waaruit gelukkig valt op te maken dat de straten, waar deze vluchtelingen vandaan komen, gespaard zijn gebleven.
De vluchtelingen voelen zich al gauw thuis in Naaldwijk. Ze hebben het er ook beslist niet slecht. Bij het steuncomité stromen de giften binnen, soms opvallend grote bedragen.

Iemand die onbekend wenst te blijven, schenkt voor drie weken brood, rijst, bonen en erwten. Daar blijft het niet bij, want een huis-aan-huis inzameling brengt nog eens een bedrag van Fl. 1.669.40 cent op. Als op woensdagavond 14 oktober het fanfarekorps in het Bondsgebouw een uitvoering geeft zijn daar veel Belgen bij aanwezig. Bij het spelen van het Belgische volkslied kunnen velen hun tranen niet meer bedwingen. "Dat zullen we niet meer horen", wordt heel pessimistisch gezegd, "we zullen het Duitse lied moeten leren."
De avond tevoren zijn in Loosduinen eveneens Belgische vluchtelingen met de Westlandse stoomtram gearriveerd. Het gaat om een transport van 120 meest vrouwen en kinderen.
De burgemeester en zijn echtgenote ontvangen allen en brengen ze onder in de grote villa Leijenburg aan de Leijweg, die gratis door de eigenaar wordt afgestaan. Ook in het gesticht Oud Rodenburg en bij enkele particulieren worden vluchtelingen ondergebracht. In Loosduinen verblijven niet alleen Belgische vluchtelingen, maar ook Belgische soldaten, die in Ockenburgh zijn geïnterneerd. Als zij het kamp verlaten om een wandeling naar Kijkduin te maken, komen duizenden nieuwsgierigen op het kamp af.

De internering geschiedt in overeenstemming met de internationale afspraken, zoals die later zijn vastgelegd tijdens de 2e Haagse Conventie van 1907 In Naaldwijk komen de Belgen elke dag in het gebouw van De Bond bijeen om de maaltijden te gebruiken.
De burgerij kookt voor hen. Elk gezin doet dat voor vier personen. De Westlandsche Courant meldt woensdag 14 oktober 1914: "Zondag wandelden de Belgen al door de plaats.
De belangstelling der burgerij is groot, maar van de meest vriendelijke stemming." Maar tien dagen later is de teneur van de berichtgeving al aan het veranderen. "De Belgen vertoeven nog altijd in het dorp en van vertrek naar Antwerpen hoort men niets", aldus de Westlandsche Courant met een zekere ondertoon. "Vooral de inrichting onzer woningen vinden ze buitengewoon mooi en gezellig. In de stad hunner inwoning schijnen velen maar weinig tijd binnenshuis door te brengen." De Belgische mannen beginnen zich al gauw te vervelen en vragen bij tuinders of ze mogen helpen. Belgische jongelui zijn al blij als ze van een tuinder een dikke peen krijgen of een kleipeer. De Naaldwijkse jeugd speelt ook graag met de jonge Belgen. Maar het is nog steeds oorlog, ook al doet Nederland niet mee.

Op maandagochtend 26 oktober 1914 zien ze over de Dijkweg een bataljon voetvolk van de eigen militie door het dorp trekken vergezeld van een volledige trein rij- en voertuigen.
Ze marcheren richting Honselersdijk. Midden op de Naaldwijkse Weg bij Mariënoord - nu Dijkweg geheten - wordt gestopt en rust gehouden. Er wordt koffie gedronken, die onderweg in de keukenwagens is gezet. Als iedereen is uitgerust. trekt het bataljon weer verder langs de Nieuwe Weg. Met muziek voorop. Het grootste deel van de burgervluchtelingen keert voor het einde van het jaar weer terug naar huis. Meer dan 100.000 Belgen blijven echter in Nederland achter. Van deze groep worden degenen die niet zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien (ongeveer 20.000) ondergebracht in vluchtoorden te Gouda, Uden, Nunspeet en Ede die onder toezicht staan van de Nederlandse overheid.

Reacties zijn welkom via: aadvanholstein@hotmail.com

 

 

Tachtig jaar koorzang: “Zoveel genot door een lied”

"Daar heb je de burgemeester van Rozenburg. met zijn dochter Jenny!', roept iemand met luide stem. Het is een heer met een hoge hoed op, die zich in een kleurrijk gezelschap bevindt op het toneel van gebouw Hulp en Voorzorg in Naaldwijk. Het is maandag 22  oktober 1962. Veertig jaar geleden De viering van de oprichting van 'Arti et Religioni' in 1923 wordt ermee ingezet.


Een scene uit "Het spel met zang" Lieveke van Hemel,
dat werd opgevoerd door Arti op 22 oktober 1962 in gebouw Hlup en Voorzorg.
Foto Marcel van der Vlugt

Door: Aad van Holstein
Uit: AD Ouder Westland 12 oktober 2002

Naaldwijk
"Hier is een dameszangkoor opgericht onder den lieflijken naam 'Anti et Religioni' Het bestuur bestaat uit de dames A. Varkevisser, J. 't Hoen, J. van der Klaauw en C. van Giesen. De heer A. Krook, directeur van het kerkkoor zal voorlopig de oefeningen leiden"
De Westlandsche Courant van zaterdag 17 februari 1923 die dit meldt, kan er alleen maar mee constateren dat de zangkunst 'in ons dorp ongemeen aantrekt'. Dat bewijzen de vele zangverenigingen. Alleen een dameskoor ontbrak. "En toch kunnen dameskoren de zangkunst zo uitnemend beoefenen en den hoorders zoveel genot bereiden door het lied" Het zal nog een laar duren voordat Naaldwijk de eerste muzikale vruchten van dit koor mag pluk- ken.
Dat gebeurt eind februari 1924 als op twee avonden in het gebouw van de R.K. Volksbond aan de Dijkweg de eerste uitvoering wordt gegeven. Het is voorzitster A. Varkevisser die dan benadrukt dat koorzang van vrouwen aangenaam is en bij goede stemverhoudingen zeer mooi kan klinken. Dat laat directeur Krook dan ook direct daarna horen als de dames onder zijn leiding liederen laat zingen, waarbij de keuze afhangt van 'de jeugd der vereniging'. Het duet 'Grootmoeders breikous' geeft een prettige afwisseling in het programma. De avond wordt besloten met een toneelspel in vier bedrijven 'De Vestaalsche Maagd' In de jaren daarna wordt telkens weer een uitvoering gegeven, waarbij die in 1928 een operette betreft. Een amusant en aardig spel met als titel 'Woudkoningin'. Bij deze uitvoering is ook burgemeester J. P. Elsen aanwezig

Opvolgingen
In de eerste jaren van zijn bestaan volgt de ene dirigent de andere op. De dames zijn nog maar net aan de maatslag van dirigent Krook gewend of ze vallen in de muzikale handen van ene Van Meel. Dat duurt echter niet zo lang, want Van Bergen Henegouwen neemt zijn taak over. Maar ook die is geen blijvertje, omdat Jo Kruidenberg deze taak overneemt.
Dat is eind jaren twintig. Jo Kruidenberg komt uit Loosduinen en slaagt er in de loop der jaren in haar sporen in Naaldwijk te verdienen. Getrouwd met de directeur van de Boerenleenbank aan het Wilhelminaplein heet zij weldra mevrouw Krook-Kruidenberg en beweegt zich vlot in het Naaldwijkse katholieke sociale leven. Zichzelf begeleidend aan de piano ontpopt zij zich arseen veelzijdig amateur-artieste die bij allerlei gelegen heden voor de vrolijke noot zorgt.
Ze maakt talloze liedjes en wordt een plaatselijke beroemdheid, die andere beroemdheden in het zonnetje weet te zetten. zoals de tweelingbroers postbodes Van Holstein. Het lied 'Jan en Janus van de Post zijn met bloemen uitgedost', door haar gemaakt bij gelegenheid van hun zilveren jubileum in 1944, werd door vrijwel het hele dorp nagezongen. Maar ook Jo Kruidenberg ruimt bij 'Anti et Religioni' het veld. Zij wordt in 1933 opgevolgd door Anton Cloosterman uit Den Haag, die dan onder andere in Voorburg dirigent is van een kerkkoor.
Het is ook Cloosterman, die al gauw met het idee op de proppen komt het dameskoor van alten en sopranen uit te bouwen tot een gemengd koor. Dat opent de mogelijkheid aansluiting te zoeken met de RK Bond van zangverenigingen in Noord- en Zuid-Holland, zodat Anti deel kan nemen aan de jaarlijkse concoursen. Dat is een heel goede greep van deze dirigent, want de kwaliteit van wat Anti aan muzikaliteit te brengen heeft, wordt er 'hoorderoren' beter door.

Inzingen
Anti moet veelal naar Noord-Holland reizen om aan de concoursen deel te kunnen nemen. Onderweg strijkt men dan in De Nachtegaal of in Groenendaal neer om in te zingen, waarna vol goede moed wordt doorgereisd naar plaatsen als Noord-Scharwoude, waar veelal in een veilinghal voor een kritische jury moet worden gezongen. Het is aan Cloosterman te danken dat Anti in de loop der jaren, dat hij dirigent is gebleven, weet op te klimmen tot de ereafdeling. Daarin worden vele eerste prijzen behaald, maar een en ander zorgt wel voor een druk programma. Waar de eerste repetities zijn gehouden, is niet bekend. Kort na de oorlog is dat in hotel Westlandia, waar de verplichte werken (dikwijls moeilijke maar zeer fraaie polyfone werken van Oscar van Hemel en Clemens non Papa) worden ingestudeerd. Daar blijft het niet bij. Want Arti geeft ook elk jaar een uitvoering, waar zowel in het gehoor liggende werken van bekende operettecomponisten als bijvoorbeeld werken van Händel en Hayden worden uitgevoerd. Het gevarieerde karakter van de jaarlijkse programma's zorgt ervoor dat de zaal van 'Hulp en Voorzorg' telkens weer goed gevuld is.

Het veertigjarig bestaan van Anti in 1962 brengt het voortvarende bestuur onder leiding van de zeer vele jaren functionerende voorzitster Bep Dijsselbloem ertoe in het spel met zang 'Lieveke van Hemel' van de Belg Lauwaet - een moordaanslag in hoepelrok onder regie van Heulenaar Pieter van Vree - op het toneel te brengen; in de hoofdrollen onder anderen Luus van Broeck, Koos van Zeijl en Tinus Alsemgeest. Veertig jaar later begint het koor 'Anti et Religioni' aan zijn tachtigste levensjaar. Onder leiding van dirigent Carel van der Kamp, de opvolger van Cloosterman, wordt dit jubileum op zaterdag 26 oktober om zeven uur feestelijk ingezet met een Byzantijnse mis in de Adrianuskerk met medewerking van het koor 'Son Deo' uit Langeraar. Bijzonder is het kerstconcert op vrijdag 13 december om acht uur in het kerkje van 't Woudt. De vier Carelkoren - dus alle door Van der Kamp geleid - zingen in de feestmis bij gelegenheid van het tachtigjarig bestaan op zaterdag 22 februari 2003 in de Adrianuskerk. Anti mag dan qua ledental sinds 1962 ongeveer zijn gehalveerd, het koor zingt zijn partijtje nog steeds mee en heeft zijn leeftijd dan toch maar weten te verdubbelen.

Reacties zijn welkom via: aadvanholstein@hotmail.com

 

Geduw bij Tribunaal Landwacht.

Door: Aad van Holstein
Uit: AD Ouder Westland donderdag 14 februari 2008

Als er één vijandelijke organisatie in de oorlog door de Westlanders wordt gehaat, dan is het wel de Landwacht. Geen wonder dat in 1948 de processen tegen die lieden grote belangstelling trekken.

Lang voor de aanvang van de zittingen van het Haagse Bijzondere Gerechtshof vormt zich een lange rij belangstellenden voor het gebouw aan de Kneuterdijk. De af en toe op de grond stampende of zich warm slaande Westlanders trotseren die dinsdag de 17de februari 1948 de winterse kou om - straks zittend op de warme publieke tribune - geen woord te missen van wat er allemaal ter sprake komt. Alleen: niet iedereen kan naar binnen en eenmaal binnen moeten ze ook nog een teleurstelling verwerken. Twee uur hebben ze staan blauwbekken. Maar ze hebben het ervoor over want deze ochtend staan ex-landwachters op de rol met - nu als dissonant - klinkende Westlandse namen. Gevreesd en berucht in de bezettingstijd. Als tegen tien uur, het aanvangstijdstip van de zitting, de deuren opengaan, stormen enkele honderden Westlanders naar voren om onder veel gedrang en geduw een plaatsje te vinden. En dat terwijl er voor geïnteresseerden van tevoren kaarten zijn verstrekt. Maar iedereen wil vooraan zitten. En dan komt de teleurstelling. De zitting kan niet doorgaan omdat de advocaat-fiscaal mr. Braun ziek is en hij mogelijk zelfs een operatie moet ondergaan. Toch zijn de Westlanders niet helemaal voor niets naar Den Haag gekomen, want er worden uitspraken gedaan in vorige zaken tegen Westlanders.

En zo zien ze toch nog 'bekende gezichten', die zelf immers aanwezig moeten zijn om hun vonnis aan te horen. Al gauw verneemt de meute dat een Wateringer, die ten volle dienst heer gedaan bij de Landwacht en onderduikers heeft helpen opsporen, na een eis van tien jaar, tot hun niet geringe genoegen zelfs twaalf jaar gevangenisstraf krijgt opgelegd.
Een Naaldwijker die heeft geholpen bij arrestaties, die voor enkele personen de dood tot gevolg heeft gehad, krijgt eveneens twaalf jaar Een andere Naaldwijkse ex-landwachter die hetzelfde deed, maar ook nog eens een predikant heeft verraden door aan de vijand mee te delen wat hij op de kansel had gezegd, krijgt dezelfde straf opgelegd. Een ex-landwachter, die als leider is opgetreden en zijn werk zo 'goed' deed dat eveneens drie personen om het leven zijn gekomen, wordt tot nog een jaar meer veroordeeld. Toch nog reden voor de meute belangstellenden om tevreden huiswaarts te keren.

Een week later zijn ze er weer en herhaalt zich het gedrang voor de Kneuterdijkse deur en daarna nog meermalen. Deze keer gaan de zittingen gewoon door. Iemand uit Monster, die in 1943 sympathiserend lid van de NSB wordt om bij de Landwacht te dienen, probeert tegenover de president van de recht bank onder de tegen hem uitgesproken verdenkingen uit te komen. Net als zoveel anderen zegt hij dat hij altijd heeft gedacht dat de landwacht er was om de zwarte handel te bestrijden. ,,En die onderduikers dan?" vraagt de advocaat-fiscaal, die weet dat de man daar actief naar heeft gezocht. ,,Daar heb ik maar twee keer wat aan gedaan," geeft hij schoorvoetend toe. Hij is er pas veel later achter gekomen dat de Landwacht juist fel tegen het Nederlandse volk bezig is geweest. De advocaat-fiscaal noemt de man een laffe figuur, die bang is zijn eigen leven in te zetten, maar wel luchthartig omspringt met dat van anderen. Er wordt veertien jaar tegen hem geijsd. Raadsman mr. Coops brengt in het midden, dat de man door economische omstandigheden bij de NSB terecht is gekomen en vraagt clementie. En zo staan alle landwachters, die vlak na de bevrijding door de Binnenlandse Strijdkrachten in hun kraag zijn gevat, in de loop der tijd voor de bijzondere rechtspleging terecht. Met soms pagina's grote verslagen daarover in de regionale kranten.

'Jan Hagel' was nog erger dan NSB’ers.
'Jan Hagel'. Zo worden de leden van de Landwacht genoemd, die in maart 1944 ook in het Westland van start gaat. Het zijn je reinste collaborateurs, nog erger dan de NSB'ers, die juist om zo'n gewapende macht hebben gewaagd. Dat is weer het gevolg van het groeiende aantal aanslagen dat tegen het eind van de oorlog op hen wordt gepleegd. De bezetter vindt de Nederlandse politie terecht onbetrouwbaar en de Grüne Polizei is te beperkt in mankracht. Mannelijke leden van 17 tot 55 jaar kunnen zich inlijven in een soort zelfverdedigingsorganisatie uitgerust met een jachtgeweer, vandaar de naam 'Jan Hagel'. Maar die naam danken ze ook aan hun soms schofterige optreden, vooral in het Westland. Ze willen zich ten opzichte van hun omgeving nu eens goed laten gelden. Machtsmisbruik, willekeur, diefstal en roof schuwen ze niet. Vooral na de septemberdagen van 1944 richten ze zich op razzia's op onderduikers in samenwerking met de SD, het opsluiten en mishandelen van gevangenen en het terroriseren van de omgeving. Geschiedkundigen zien duidelijk in de Landwacht vooral de verwording van de NSB. Ook de Silbertanne-moorden zijn daar een schrijnend voorbeeld van. Dit was een serie wraakacties door Nederlandse nazi's in 1943 en 1944 op anti-Duitse landgenoten. In Westland werden twee Naaldwijkers slachtoffer.


Vier Westlandse landwachters direct na hun aanhouding in mei 1945.

Reacties zijn welkom via: aadvanholstein@hotmail.com

 

 

Meisjes en jongens strikt apart.

Door: Aad van Holstein
Uit: Westland, AD donderdag 7 februari 2008

Ruim 110 jaar geleden is in Naaldwijk de RK Meisjesschool gesticht, de latere Bernadetteschool voor meisjes én jongens. Half Naaldwijk zat op de school aan de Dijkweg, die binnenkort verhuist. Vandaar Zaterdag al een afscheid. 

Achter de markante, monumentale gevel van de van oorsprong RK Meisjesschool aan de Dijkweg is alleen sinds 1922 onderwijs gegeven, maar het gebouw is ook drie keer kazerne geweest. De betekenis die het gebouw voor katholiek Naaldwijk heeft gehad, blijkt overduidelijk uit de bijdragen van onder anderen oud-leraren. oud-leerlingen en anderen aan een mooi, speciaal over de school samengesteld boek. Gerard de Vreede en Jan van der Meijs hebben het boek geredigeerd en het wordt zaterdag tijdens een Open Huis gepresenteerd.


Een klassenfoto uit de jaren twintig.
Tussen de meisjes zitten toch enkele jongens voor wie geen plaats is op de jongensschool.

 In 1875 - zo hebben zij in de archieven gevonden - is er in Naaldwijk nog geen katholiek onderwijs. De eerste bijzondere school die dan wordt gesticht is de Christelijke School voor lager onderwijs. Al gauw volgt er ook een RK Parochiale school voor kleuter-. lager en uitgebreid lager onderwijs. Omdat de bisschop strikt gescheiden scholen voor jongens en meisjes dicteert, zet ook pastoor Leonardus van Lijnschooten van Naaldwijk zich daarvoor in. Van zijn parochianen krijgt hij op zijn zilveren priesterfeest in 1884 het zeer royale bedrag van 10.000 gulden cadeau. Daarmee kan zijn wens in vervulling gaan om zusters naar Naaldwijk te halen voor onderwijs aan meisjes. De school op de hoek van de Havenstraat en de Dijkweg wordt daarvoor in orde gemaakt. De jongens gaan naar een apart onderkomen.

Om de zusters Dominicanessen van Neerbosch, die zijn voorkeur hebben, een goed onderdak te bezorgen, wordt het huis van het hoofd van de school, dat vlak naast de kerk aan de Dijkweg staat, verbouwd. Er komt ook een kapel achter, waar de zusters kunnen bidden. De eerste zusters arriveren daar op 30 december 1896 met als schoolhoofd zuster Ludovica Aben. Zij brengt nog zeven andere zusters mee om de zorg op zich te nemen voor het leer-, naai- en kleuteronderwijs. Het is 11 januari I897 als de RK Meisjesschool met vijftig leerlingen voor de leerschool, vijftig voor de bewaarschool en vijftien voor de naai- school kan beginnen. Maar al na twee jaar is de school te klein.

Het moederhuis van de zusters in Neerbosch springt dan bij met een bedrag van 4000 gulden voor de bouw van een lokaal voor de naaischool. Intussen wordt in 1901 op initiatief van pastoor Van Lijnschooten verderop aan de Dijkweg - op de plaats waar nu de gymzaal van de Bernadetteschool staat - een fors verenigingsgebouw gesticht met een zaal, waarin zeshonderd mensen plaats kunnen nemen. Maar, zo schrijven De Vreede en Van dei Meijs, dat gebouw is niet rendabel. Na een zestal jaren aanmodderen: wordt het in 1907 verbouwd tot school en neemt de meisjesschool er zijn intrek in. De jongens keren daarna terug in het door de zusters verlaten gebouw De school groeit in de eerste decennia van de vorige eeuw zo sterk, dat veel kinderen er niet meer geplaatst kunnen worden. De nieuwe pastoor Wierdels laat de school van zes naar tien lokalen uitbreiden. In januari 1918 zitten er toch acht of negen katholieke jongens op de meisjesschool, omdat er op de jongens school voor hen geen plek is. In 1922 wordt naast de school eer modern pand gebouwd.

Daar neemt de meisjesschool zijn intree in en is nu nog steeds in gebruik bij de Bernadetteschool. Het staat te gen het oude gebouw aan. Als in augustus 1939 het Nederlandse leger wordt gemobiliseerd omdat er een grote oorlogsdreiging is, worden overal in het land scholen gevorderd voor onderdak van militairen. Zo ook de RK Meisjes- school in Naaldwijk. De schoolkinderen maken zo plaats voor 120 soldaten. “In korte tijd moest de school leeggehaald worden: tafels, stoelen schoolborden, boeken en schriften tot kapstokhaken toe, alles moest er uit," schrijven De Vreede en Van der Meijs. Van 1 september 1939 tot mei 1940 is de school eerst een soort kazerne voor het Nederlandse leger Daarna verandert de situatie drastisch als in augustus 1940 Duitse soldaten de school bevolken.

In de oorlogsjaren gaan de lessen gewoon door, maar wel op verschillende adressen en ook niet hele dagen. De meisjes van de lagere school gaan naar de jongensschool waar ze de ene week in de ochtend en de andere week in de middag les krijgen. Voor de schoolleiding is dat wel een probleem, want het is wel zaak de jongens en meisjes strikt gescheiden te houden. Er wordt dan ook nadrukkelijk op toegezien dat de meisjes eerst allemaal van het schoolplein verdwenen zijn, voordat de jongens er toegelaten worden. Op zaterdag 20 mei 1945 verandert de school weer in een kazerne, maar nu voor de Canadezen. Een maand later vertrekken die weer. Er zijn nog Naaldwijkers, die zich herinneren dat ze sigaretten en chocoladerepen door de geopende ramen naar buiten gooiden. Als op 6 juli 1945 de school wordt vrijgegeven is het gebouw volkomen uitgewoond. Met man en macht wordt er schoongemaakt, zodat op 10 september de school weer kan beginnen.

Reacties zijn welkom via: aadvanholstein@hotmail.com

 

 

Eerste tomaten: teelt uitmuntend, handel een mislukking.

Door: Aad van Holstein
Uit: Ouder Westland (Westlandschecourant)

Datum:
1892
Plaatsing:
10-04-2004

De Nederlandse teelt van tomaten onder glas vindt zijn oorsprong in het Westland. In dat opzicht is het een echt eigen Westlands product. In 1914 werd de tomaat zelfs als ‘een kind van het Westland'  aangeduid. Geboren in de allerlaatste jaren van de negentiende eeuw. Op een tuin waar Hilligert  Caarten Camfferman bedrijfsleider was.

Natuurlijk werden er in Nederland al eerder en op andere plaatsen dan in het Westland tomaten geteeld. Maar dat gebeurde in de natuur als liefhebberij en vooral op zogenaamde buitenplaatsen. De tomaat werd aanvankelijk immers gezien als een siervrucht. Het was om die reden dat er in het Westland enkele tuinders waren, die bij hun druivenmuren wat tomaten plantten. Ze wilden hun tuin een wat beter aanzien geven. Soms werden ze op een beschut plekje aan een hekje opgebonden waar ze vaak heel goed gedijden. Bekend zijn de verhalen van de pontamoers, wat een verbastering is van het Franse pomme d'amour. Sommige tuinders plukten de tomaten om ze aan fruitwinkeliers in Den Haag te verkopen, waar ze gebruikt werden om de uitstalling van het fruit wat op te fleuren. Maar er was geen tuinder die het in zijn hoofd haalde in een tomaat te bijten. Volgens de meeste telers waren ze zelfs oneetbaar. Pas in 1891 zijn de eerste tomaten voor keuken- of tafelgebruik gekweekt. Dat was een initiatief van Hilligert Caarten Camfferman uit Naaldwijk. Camfferman was aanvankelijk samen met zijn broer Koos zelfstandig tuinder aan het Sint-Jorispad in Naaldwijk. De crisis in de agrarische sector in de jaren tachtig noopte hen echter het bedrijf te verlaten.

Baasknecht
Arend Verhagen, een invloedrijk graanhandelaar in Naaldwijk, hoorde daarvan en kende de kwaliteiten van Camfferman. Hij wist Hilligert te bewegen baasknecht te Worden op de kwekerij ‘De Duiventoren' die hij aan de Geestweg exploiteerde. Broer Koos werd tuinder in Engeland. Dat laatste was van grote betekenis, want van hem hoorde Hilligert op welke schaal aan de overkant tomaten geconsumeerd werden en vooral hoe je ze moest telen. Dat leek de Naaldwijker ook wel wat en zo begon hij behalve druiven op aanwijzing van zijn broer in die kassen ook B-tomaten te telen als tweede vrucht na de sla. Daarvoor stuurde zijn broer hem ook het nodige zaad toe. De teelt op zich ging voortreffelijk en werd een cultuurtechnisch hoogstandje voor die tijd. Camfferman oogstte zo een overvloed aan heerlijke tomaten. Maar de winkeliers aarzelden ze af te nemen. Het ging aanvankelijk in heel kleine partijtjes. De oogst was wel groot, maar nog lang niet groot genoeg om ook aan export naar Engeland te denken. T och hield Camfferman vol. Hij nam ook in het jaar 1892 een proef en behaalde daarmee dezelfde resultaten. Het kwam er eigenlijk op neer dat de teelt geweldig slaagde, maar dat de handel op niets uit liep.

Duiventoren
Hilligert Camfferman wisselde later zijn functie van baasknecht op de Duiventoren weer in voor die van zelfstandig tuinder. Daartoe streek hij neer in de Pijletuinen in Naaldwijk, waar hij later werd  opgevolgd door zijn twee zonen Arie en Willem. Ook die genoten de reputatie van bekwame vaklui. Nadat genoemde graanhandelaar Arend Verhagen in 1911 was overleden, bleek dat hij zijn testament zonder daarover eerst met zijn tweede vrouw Magdalena Noordam te overleggen stiekem had laten veranderen en het huis en de zaak aan de Prins Hendrikstraat van de hand werden gedaan. Zijn vrouw kocht daarna de tuin ‘De Duiventoren’, zodat een van haar zoons het beheer over deze tuin kon krijgen. Het enige wat nog overgebleven is van de tuin, die de eerste Westlandse tomaten heeft voortgebracht, is de naam: Duiventorenstraat. Intussen werd in 1896 het Westland zijn eerste rijks tuinbouwleraar welkom geheten. Het was C. H. Daassen, die les gaf aan de toen opgerichte Rijkstuinbouw winterschool. Hij rekende het zich tot taak de telers in het Westland na genoemde crisis ten dienste te staan. Hij steunde daartoe de Vereeniging Westland, die in 1889 was opgericht om de tuinbouw weer op de been te helpen. In plaats van vroege aardappelen, waar het Westland in die tijd vooral om bekend stond, kwamen er nu meer producten die onder glas geteeld konden worden. Daassen was daarbij vooral voorlichtend werkzaam. Ook ging hij in Engeland kijken hoe daar handel gedreven werd en gaf zijn bevindingen in rapporten weer. Ook over de tomaten, die duidelijk strookten met de bevindingen van Camfferman. Daasen ontdekte ook hoe daar de teelt van komkommers en tomaten in kassen toenam. Teelten die in Nederland niet bekend waren.
In Loosduinen werden weliswaar komkommers geteeld, maar uitsluitend onder platglas. Dat moest volgens Daassen veranderen in staand glas, zoals in Engeland.

Komkommerkas
De Loosduinse tuinder Van Spronsen maakte kort daarna een reis naar Engeland en met de kennis die hij daar opdeed stichtte hij in het voorjaar van 1897 zijn eerste komkommerkas. Maar in plaats van zijn kennis met anderen te delen gebeurde er iets heel eigenaardigs. Van Spronsen ging uiterst geheimzinnig te werk en liet helemaal niemand in zijn kas toe. Hij probeerde de teelt uitsluitend voor zichzelf te houden, zelfs de rijks tuinbouwleraar mocht de kas niet betreden. Veel hielp dat niet, want in minder dan geen tijd stond heel Loosduinen vol met soortgelijke komkommerkassen. Wat de tomatenteelt betreft is het vooral voor de tuinders van nu interessant te weten dat ze aanvankelijk werden opgebonden langs hekwerk, gemaakt van latten en paaltjes. Pas later kwam de bevestiging van de stengel aan een hangend touw in zwang.

Nadere informatie
Bij de samenstelling van dit artikel is dankbaar gebruik gemaakt van informatie van de heer J. Middelburg uit Naaldwijk naar aanleiding van een artikel over de graanhandelaar Arend Verhagen, gepubliceerd in de Westlandsche Courant van zaterdag 6 maart 2004.


Tomatenteelt anno 2014

Reacties zijn welkom via: aadvanholstein@hotmail.com

 

Stamkaarten buit bij overval op Naaldwijks raadhuis.

Uit: Ouder Westland (Westlandschecourant)
Door:
Aad van Holstein
Datum: 1944

Plaatsing:
01-05-2004

Voorjaar 1944. Het verzet tegen de bezetter neemt ook in het Westland steeds grotere vormen aan. Net als trouwens het lijdelijk verzet van ambtenaren en politiemannen. Twee Naaldwijkers die grote moed tonen zijn Klaas Alblas en inspecteur J. Boltje. Beiden ondervinden daarvan ook de gevolgen.


Voormalige Gemeentehuis Naaldwijk.

Inspecteur J. Boltje van de Naaldwijkse gemeentepolitie is een man van karakter. Hij heeft al diverse malen de Duitse bezetter de voet dwars gezet. Als hij in januari 1944 een overval op het Naaldwijkse gemeentehuis niet weet op te lossen en weigert instructeur te worden van de zojuist opgerichte  landwacht, is voor de Duitsers de maat vol. Op zaterdag 4 maart moet hij zich melden op het bureau en hoort dan van de Ordnungspolizei dat hij ontslagen is. Hij wordt gearresteerd en op transport gesteld naar Amersfoort. De druppel die de Duitse emmer doet overlopen is de overval op het eeuwenoude raadhuis, gelegen op de hoek van het Wilhelminaplein en de Herenstraat. In het boek 'Gemeente Naaldwijk 1940-1945’ dat in 1995 is verschenen en veel materiaal bevat over de bezettingsjaren, wordt dit voorval uitvoerig beschreven. De overval heeft te maken met de vervanging van inmiddels volgeraakte distributiestamkaarten. Die dateren immers van 1939 en in 1944 wordt besloten een tweede kaart uit te geven. Voor onderduikers en andere mensen met vervalste papieren vormt dat echter een ernstig probleem. Hoe komen zij aan die kaarten?  Overal in het land voeren goed georganiseerde knokploegen daarom overvallen uit op gemeentehuizen en dergelijke om de bevolkingsregisters te kraken.

Op zolder
De Naaldwijker Klaas Alblas (22), ondergedoken in ‘s-Gravenmoer, keert eind 1943 terug naar Naaldwijk om zijn oude werk bij de Voorschotbank voort te zetten. Hij is zo ontkomen aan deportatie naar Duitsland, mede dank zij zijn baas directeur Ph. Klapwijk, die volop in het georganiseerde verzet zit. Klaas slaapt op de zolder van net bankgebouw aan de ‘s-Gravenzandseweg. Wetend wat er aan de hand is met de distributiekaarten besluit hij samen met een andere onderduiker, Jaap Luttik uit Haarlem, een poging te wagen het Naaldwijkse bevolkingsregister leeg te halen. Hij weet van de mislukte overval op het distributiekantoor een jaar eerder en wil laten zien dat het toch kan.
Dank zij ambtenaar bevolkingszaken Van Denzen komt Klaas achter alle belangrijke gegevens om van de overval een succes te maken. Hij weet precies waar de documenten liggen opgeslagen, wanneer er weinig ambtenaren aanwezig zijn en welke deur altijd open staat. Omdat burgemeester Bisschop heeft besloten het raadhuis vanaf 31 januari ‘s middags twee uur door de politie te laten bewaken, aangezien enkele dagen eerder het raadhuis van Maasland al is overvallen, vindt Klaas dat hij dus voor dat tijdstip in actie moet komen.

Liedje
Als de burgemeester op de 31e januari om kwart over een de deur van het raadhuis achter zich dichttrekt, staat op hetzelfde moment een tweetal inbrekers bij de poortdeur aan de Koningstraat om het binnenplaatsje achter het gemeentehuis binnen te gaan. Christina Alblas blijft buiten staan en zal een liedje fluiten als er onraad is. Door de niet afgesloten achterdeur van het raadhuis komt het tweetal in het kantoor van de enige ambtenaar die in lunchtijd nog aanwezig is en net zijn laatste boterhammetje naar binnen heeft gewerkt.
Als hij daarna wil opstaan, ziet hij plotseling achter een van de loketten een gezicht opduiken. Opeens staan twee mannen met een pistool voor hem en roepen ’Handen omhoog, meneer’. Hij kan niet anders doen dan het bevel opvolgen en op zijn stoel blijven zitten. Hij wordt gefouilleerd. De mannen treffen een bos sleutels aan van het raadhuis. Ook de sleutel van de kluis is erbij. Op de vraag of dat inderdaad de sleutel van de kluis is, geeft de ambtenaar geen antwoord. Hij wordt vervolgens gedwongen in de kluis te gaan, waarvan de deur open staat. De ambtenaar wordt in de kluis geduwd nadat hij met een touw aan polsen en benen is vastgebonden.

De inbrekers doen de kluis dicht als ze hebben geconstateerd, dat er voldoende lucht in is om de ambtenaar niet in problemen te brengen. De ambtenaar zegt zacht: 'behouden vaart’, waarop geantwoord wordt met ‘en jij goede wacht’. Die laatste woorden staan niet in het politierapport, dat inspecteur Boltje na de overval opmaakt. Dan lopen de inbrekers recht op de kasten met het bevolkingsregister af en halen daar de hele boel overhoop.
Hele stapels bevolkings registerkaarten worden in twee meegebrachte koffers gestopt.
De inbrekers verlaten door de achterdeur weer het pand en samen met het op wacht staande meisje gaan ze - met de koffers achterop de fiets - onopvallend door de Prins Hendrikstraat naar de Voorschotbank, waar deze in de kelders worden verstopt. In het gemeentehuis laat het tweetal een grote chaos achter. Overal verspreid liggen stamkaarten en kaarten uit het bevolkingsregister. Veel werk voor de ambtenaren dus, maar heel erg schijnen die dat niet te vinden. Als de ambtenaar na een verblijf van ongeveer een half uur uit de kluis wordt bevrijd, geeft hij aan de politie een signalement van de inbrekers op, dat op geen enkele wijze aan de werkelijkheid voldoet. Alblas meldt later in de middag aan directeur Ph. Klapwijk wat er  gebeurd is. Wat het georganiseerde verzet een jaar eerder niet is gelukt, lukte de twee jongemannen wel. Hij meldt dit aan de leiding van het verzet. Die vindt dat een en ander naar een veiliger plaats moet Worden vervoerd. Daarvoor wordt de moeilijk bereikbare zolder van de gereformeerde kerk aan de Dijkweg aangewezen, waar de vader van Klaas Alblas koster is.

Moed en durf
Intussen is de LKP, de landelijke knokploeg - die het verzet coördineert—helemaal niet zo blij met deze ’wilde actie’, maar toch wordt, als de leiding van de LKP en Alblas een ontmoeting hebben, de moed en de durf van Klaas erkend. Veel mensen, zoals onderduikers, kunnen van de actie profijt hebben. Op de vraag van Valstar, Piet Hordijk en Piet Doelman, of hij er voor voelt verder actief te Worden in het LKP-werk antwoordt Klaas bevestigende. Hij krijgt niet de makkelijkste taak, namelijk het liquideren van ’foute personen’. Hij gaat ermee akkoord, maar zal dat werk niet lang doen, want bij een controle in een trein tussen Rijswijk en Rotterdam komen SD'ers er achter dat zijn papieren zijn vervalst. Ze arresteren hem en verhoren hem stevig in Amsterdam. Daarna wordt hij in Amersfoort opgesloten om na een maand op transport gesteld te Worden naar Duitsland. Ter hoogte van Zwolle weet hij uit de trein te ontsnappen, maar kan zich als gevolg van de kleding die hij draagt niet snel uit de voeten maken. Hij wordt gepakt en bewusteloos geslagen. Na een boottocht arriveert hij op het Duitse eiland Norderney waar hij de Organization Todt moet helpen bij het bouwen van bunkers in de duinen. De winter 1944-'45 wordt een hel voor Klaas en zijn medegevangenen. Velen sterven er door dysenterie, ondervoeding en kou. Van lege cementzakken wordt kleding gemaakt en tenslotte schaamt men zich niet de kleding van de dode makkers aan te trekken. Klaas wordt broodmager. Maar moet meevluchten als de Geallieerden in 1945 naderen. Vlak voor de Duitse capitulatie worden de  gevangenen vrijgelaten en weet Klaas meest lopend via Amsterdam Naaldwijk te bereiken, waar hem een grootse huldiging ten deel valt.

Reacties zijn welkom via: aadvanholstein@hotmail.com

 

Gilles Hamel: ‘Je wist nooit wie je verrader was’

Door: Aad van Holstein
Uit: Ouder Westland
Datum: 03-07-2004

Dat over het Westland in oorlogstijd in oude kranten maar weinig terug te vinden is, hebben we vorige week aangetoond. Ze waren verboden of ze zwegen uit angst voor een verschijningsverbod. Maar wat stond er in oude notulen van de kerkenraad van de gereformeerde kerk? En wat is er gepubliceerd over de katholieke parochie van Naaldwijk in oorlogstijd?

Gilles Hamel uit Naaldwijk Wilde wel eens weten of er in oude notulen van de kerkenraad van de gereformeerde kerk in Naaldwijk toch nog iets terug te vinden zou zijn over het leven in oorlogstijd. Als vrijwillig medewerker van het Historisch Archief Westland trof hij echter dezelfde terughoudendheid aan als in de Westlandsche Kerkbode, waarover wij vorige week schreven.
Hij bestudeerde de notulen die handelen over de periode 1940-1945.
Hamel vroeg zich namelijk af of in de verslagen van de kerken  raadsvergaderingen iets te merken was van de gevaren en de spanningen van de oorlog. Hij zegt echter na hetgeen hij heeft opgediept, zich nog steeds te verbazen over het normale leven dat klaarblijkelijk werd geleid.


De Gereformeerde Kerk aan de Dijkweg in Naaldwijk,
die in de oorlog te klein is voor de vele gemeenteleden.

”Ook het kerkelijk leven gaat gewoon door. Er wordt gespaard voor een nieuwe kerk, waar gewoon bouwplannen voor Worden gemaakt, die zelfs met aankoop van grond voor de nieuwe kerk steeds uitvoeriger en meer definitief Worden." De grond aan de Zuidweg, waar de eerste kerk gestaan heeft, wordt echter voor uitbreiding te krap bevonden. De buurman wil niet meewerken door zijn grond te verkopen. Dus wordt er uitgezien naar een nieuwe locatie en wel voor een tweede kerk. Daarvoor wordt geprobeerd de grond aan te kopen van Zwemstra op de hoek van de Middel Broekweg en de Zuidweg, schuin tegenover het proefstation. Daar moet ook een nieuwe pastorie bij komen, want de pastorie aan de 's-Gravenzandseweg 37 voldoet niet.

Op 2 augustus 1944 start een nieuwe financiële actie. Voor de kerk en de pastorie is dan al 46.000,-- gulden gespaard. ”Voor die tijd een groot bedrag”, zegt Hamel, die in de notulen aantreft, dat er zelfs aan wordt gedacht in de naaste toekomst een bejaardenhuis te bouwen. Terwijl er niets gebouwd kan en mag worden.

Oorlog en krapte
Om toch nog iets meet over de oorlog te weten te komen, heeft Hamel  gewoon tussen de regels door gelezen. ”ik denk, dat de scriba met meer durfde opschrijven. Wat op papier staat, kan later als bewijs tegen je gebruikt worden. Men was heel erg voorzichtig. Je kon maar nooit weten, waar en wie de verrader was." Andere dingen, waaraan men merkte, dat het oorlog en krapte was, waren: eerst om 22 uur en later om 20 uur ‘s avonds thuis en alle ramen geblindeerd; de kachel in de kerk kon ook ’s winters niet of maar een beetje branden; men zat zo warm mogelijk gekleed met deken in de kerk; de middagdiensten werden vervroegd naar 14 en 16 uur; de kerkenraad werd ’s middags gehouden; de gebedsdiensten op woensdag begonnen al om 18.15 uur, zodat ieder nog op tijd thuis kon zijn; als het donker was, werd de woensdagdienst al om 16 uur gehouden. Ondanks al deze nare  omstandigheden zat de kerk elke dienst stampvol. Voor de slachtoffers van het bombardement op het Bezuidenhout in Den Haag wordt een hulpactie opgezet. Van de goederen, die binnenkomen wordt een gezin uit eigen gemeente, dat is getroffen door een bom, geholpen.

Een speciale commissie zorgt voor het uitdelen van voedsel. Daarvoor was er vanaf de kansel een oproep gedaan om zo veel mogelijk groente beschikbaar te stellen voor de hongerenden in eigen gemeente. Een broeder, die zwarte handel dreef, wordt door de kerkenraad gewaarschuwd. Uit latere notities blijkt, dat hij ook gevolg geeft aan die waarschuwing. "Er was dus echt wel oorlog en ellende”, zegt Hamel nu, ”maar daarnaast was er dus ook een enorme saamhorigheid. Waar het maar enigszins mogelijk was hielp men elkaar.” Het is triest, dat juist in deze moeilijke oorlogstijd de discussie  ontstaat met en over prof. Dr. K. Schilder. Veel woorden worden er gesproken, veel brieven geschreven en ontvangen over deze zaak, die de eenheid van de Kerk geen goed heeft gedaan. Opmerkelijk vindt Hamel het, Dat een NSB’er die uitgesloten wordt van het Avondmaal, later toch een
ondergedoken Jodin het leven redt.

Eén lamp
Ook in de parochiekerk van St.-Adrianus aan de Molenstraat is in 1944 duidelijk te merken dat het oorlog is. De dagelijkse heilige missen worden in de winter opgedragen bi] het schaarse licht van slechts één lamp. Veel hebben de parochianen in de oorlog te danken aan de 1942 benoemde pastoor J. P. A. J. van den Bergh. ”Het begon voor hem niet zo plezierig”, meldt het boekje ‘Flitsen uit de geschiedenis van de parochie' van Annie M. G. van Vree-Van Vree. "De oorlog doet zich overal gevoelen en het gaat niet alleen maar om een post, die moest worden uitgetrokken voor verduisterings gordijnen, maar gebrek, angst en terreur nemen steeds toe. Nood leert binnen, is een oud gezegde, vandaar dat de kerk tijdens alle heilige missen druk wordt bezocht. Vooral Missieweek, die in maart wordt gehouden is een goot succes en kent een geweldige opkomst. In de pastorie is op het laatst - zoals in zovele huizen - geen verwarming meer, geen licht en weinig eten: alleen dat wat de tuinders nu en dan brengen.

De bewoners van het St.-Martinusgesticht moeten evacueren naar Voorburg, de meisjesschool wordt door de Weermacht in beslag genomen en het Verenigingsgebouw (aan de overkant van her St.-Martinus gesticht, AvH) moet dienen ais distributiekantoor. De priesterstudenten (22 in getal) van de diverse seminaries moeten thuisblijven en krijgen van een pater en de pastoor lessen om niet helemaal achter te raken. Meer dan 160 kinderen Worden door de Katholieke Actie bij tuinders gezinnen geplaatst voor een maaltijd. Een noodhulpcomité van alle gezindten brengt in enkele weken tijd via een collecte meer dan een ton bijeen om levensmiddelen te kunnen kopen en te distribueren, maar er is bijna niets meer te koop en zeker niet tegen de gewone geldwaarde. In die donkere maanden voor de bevrijding tracht men toch het geestelijk leven normaal door te laten gaan. Op 11 februari wordt het derde lustrum van de Maria congregatie voor meisjes gevierd met een triduüm waaronder 42 nieuwe leden haar plechtige opdracht doen”. Deze ’Flitsen' geven wel een indruk van hoe het in de oorlog is geweest, maar ze zijn niet in de oorlog zelf gepubliceerd, maar pas toen de bevrijding een feit was.

Reacties zijn welkom via: aadvanholstein@hotmail.com

 

 

 


Deze ansicht hebben we ontvangen van Riana Luiks uit Utrecht,
waarvoor onze dank.

Heilige Geest Hofje van Naaldwijk, foto ontvangen van Dirk van der Eijk
Deze foto ontvingen we op 27 december 2004 van Dirk v.d. Eijk, waarvoor onze hartelijke dank.


Veiling Zwartedijk 1945
Deze foto ontvingen we van Hans Rebers op 23 december 2006, waarvoor onze hartelijke dank.

Naaldwijk heeft een rijke historie. In 1998 werd het 800-jarig bestaan gevierd. Hieronder leest u in vogelvlucht de geschiedenis van Naaldwijk.

1198 Eerste vermelding van de plaatsnaam Naaldwijk in charter Graaf Diederick VII
1307 Stichting van het Kapittel van Sint Adriaan door Willem I Heer van Naaldwijk
1345 Willem I van Naaldwijk sneuvelt bij Stavoren in een gevecht met de Friezen
1369 Uitbreiding Kapittel van Sint Adriaan door Willem II van Naaldwijk
1472 Kerkgebouw door brand verwoest
1485 Geboortejaar van Martinus Dorpius, de latere hoogleraar in de wijsbegeerte
1496 Stichting vijf oude mannenhuisjes (Heilige Geest) door Hendrik van Naaldwijk
1550 De Heerlijkheid Naaldwijk komt in handen van de Van Arenbergs
1561 Keuren van Naaldwijk
1612 Vereniging van de Ambachts- en de Hoge Heerlijkheid onder het Huis van Oranje
1620 Verbouwing slot Honselaarsdijk door Frederik Hendrik
1627 Frederik Hendrik stelt gelden beschikbaar voor de bouw van het Heilige Geest Hofje
1691 Koning-Stadhouder Willem III landt in de Oranjepolder
1702 De Heerlijkheid Naaldwijk komt in handen van Frederik I van Pruisen
1754 De Heerlijkheid Naaldwijk komt weer in het bezit van het Huis van Oranje
1795 Slot Honselaarsdijk wordt nationaal eigendom
1815 Afbraak slot Honselaarsdijk
1849 Grote cholera epidemie met een totaal van 259 sterfgevallen (7,5 % van de totale bevolking)
1898 Invoering elektrische straatverlichting
1955 Beheer Heilige Geest Hofje wordt overgedragen aan de gemeente
1998 Naaldwijk viert 'Naaldwijk 800 jaar in bloei'


Kaart van de Gemeente Naaldwijk anno 1869.


Een afbeelding uit de "Stad en Streek" serie die in eerste druk verscheen van 1793-1801.


Raadhuis van Naaldwijk in vervlogen tijden.

Veldwachters redden koopman uit sloot.

Door: Aad van Holstein
Uit: AD Westland Dichtbij donderdag 22 juni 2006

 Zaterdagmiddag 24 augustus 1907. Grote opschudding op de Dijkweg in Naaldwijk. Koopman A.H. van Alphen belandt met paard en wagen in de modderige sloot langs de weg. Hij komt vast te zitten onder een loodzware last en lijkt reddeloos verloren...

Kapelaan Stieger, die in de pastorie van de parochie van de H. Adrianus nu gebouw
De Harmonie zijn preek zit voor te bereiden hoort buiten een paard en wagen naderen.
De vredige hoefslag verandert echter ineens in een enorm kabaal, nog overstemd door hevig paardengehinnik. Naar buiten kijkend kan hij nog net zien dat de koetsier in het water is beland en voor zijn leven vecht.

In minder dan geen tijd is de geestelijke buiten en ziet dat een jongen, die op de wagen zat zich bliksemsnel in veiligheid weet te brengen. Met een modderbad komt hij er vanaf. Maar de kapelaan merkt ook op dat de koetsier onder een groot vat in het water ligt. Hij herkent hem als de koopman A. H. van Alphen. Met de wagen vervoerde een groot vat wei - een dunne Zoete vloeistof, die van melk overblijft als de kaasstof eruit is gehaald - bestemd als veevoer. Dat vat is bovenop Van Alphen terechtgekomen. De consternatie onder de steeds meer toesnellende omstanders is groot, want Van Alphen dreigt zo in de moddersloot te verdrinken.

Wat hij ook probeert, het lukt hem niet op eigen kracht onder het vat vandaan te komen en hij geeft het al gauw op. Twee Naaldwijkse veldwachters, Racké (31 jaar) en Van Dien (36 jaar), die toevallig per fiets op de Dijkweg surveilleren, zien op afstand het ongeluk gebeuren. Bliksemsnel komen ze in actie.

Ze proberen de man uit alle macht los te krijgen, maar dat lukt hen niet. Voor Van Alphen is het een geluk, dat Racké het hoofd Weet te grijpen en dat wel met grote moeite toch boven water houdt. Zo kan hij voorkomen, dat de man in de modder stikt. Intussen praten ooggetuigen met elkaar over de oorzaak van het ongeluk. Ze menen, dat het paard waarschijnlijk zo geschrokken is van enkele grote reflectoren van een op straat staande zandwagen, dat het op hol sloeg. Het dier ligt ook half in de sloot en slaat met gevaar voor de redders wild om zich heen. Het dreigt de wagen helemaal de sloot in te trekken.

Met een aantal omstanders weet Van Dien het vat, dat maar liefst 900 kilogram weegt, enigszins op te tillen zodat Van Alphen er toch onderuit kan Worden getrokken. De man is buiten bewustzijn en het ziet er ogenschijnlijk slecht voor hem uit. Omstanders roepen elkaar al toe: ‘Hij is dood, hij is dood’.

Maar de beide veldwachters, die inmiddels iemand hebben verzocht dokter P. Timmers te waarschuwen, beginnen direct met het toepassen van kunstmatige ademhaling. Tot hun opluchting lukt het de levensgeesten van de koopman weer op te wekken. De snel aanwezige dokter kan alleen maar constateren, dat beide politiemannen het goed gedaan hebben. Per rijtuig wordt Van Alphen daarna naar huis gebracht, Waar hij weer helemaal opknapt.


De Dijkweg in Naaldwijk in het begin van de vorige eeuw met rechts
het slootje waaruit koopman Van Alphen in 1907 werd gered. (Foto J. de Gilde)

Heldendaad met koninklijk brons beloond.

Het zou bij het opzienbarende ongeluk op de Dijkweg in Naaldwijk zijn gebleven als niet beide veldwachters op 30 november 1907 op het idee komen een verzoek te richten tot Hare Majesteit Koningin Wilhelmina. Ze menen namelijk op grond van ‘menschlievend hulpbetoon’ van haar een tastbare herinnering te verdienen voor hun heldendaad.
Ze worden gesteund door enkele notabelen, die van hut ongeluk en de redding getuige zijn geweest. In hun verzoekschrift aan de vorstin geven zij te kennen, dat zij ‘op den 24sten Augustus het leve hebben gered van den koopman A. H. van Alphen, die met wagen en paard te water was geraakt en onder een van zijn wagen gevallen vat, bekneld was geraakt; dat hier mede voor hen levensgevaar gepaard ging, doordat de wagen op vallen stond, en zij voortdurend bloot stonden door het paard te worden geslagen.

Aangezien het paard tijdens zij Van Alphen uit zijn benarde positie trachtte te verlossen aanmerkelijk begon te slaan en niet opgaven voordat zij hem onder het vat vandaan hadden. Dat hun optreden werd beloond door de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen, voor welke zij elk een zilveren legpenning en elf gulden vijf en twintig centen aan geld ontvangen hebben. Dat zij echter veel meer op prijs zouden stellen ook van Hare Majesteit een blijk van waardering te ontvangen. Reden waarom zij Uwe Majesteit eerbiedig verzoeken hun de bronzen draagmedaille te willen toekennen,welke in dergelijke gevallen Wordt beschikbaar gesteld. Relatanten (opsporingsambtenaren, die het resultaat van hun bevindingen in een relaas vastleggen, A v H) geven hierbij nog te kennen, dat als eerste getuigen aanwezig waren de navolgende Heeren G. H. M. Stieger, R. K. Priester, W. Lagerweij, notaris en E. J. J. van Bergen, verslaggever, welke gaarne bereid zijn hun verzoek te steunen.

‘t Welk doende, enz. van Uwe Majesteit de getrouwe onderdanen E. H. Racké en G. van Dien’.

Twee maanden later krijgt de commissaris van de koningin in Zuid-Holland van de ‘minister van Binnenlandsche Zaken’ een brief met de vraag of beide heren wel of niet met gevaar voor eigen leven te water zijn gegaan en of dat al of niet gekleed was. Er ontstaat een hele correspondentie over, waarbij ook de burgemeester van Naaldwijk een lezing van het gebeurde geeft. Dan tekent Koningin Wilhelmina op 21 april 1908 het Koninklijk Besluit en is het de commissaris van de koningin die als staatsraad in buitengewone dienst verzoekt de ‘eere blijken te willen doen uitreiken onder mededeeling, dat de medaille aan het daaraan gehechte lint behoort te worden gedragen op de linkerborst en dat het lint niet mag worden gedragen, zonder dat tevens de medaille zichtbaar zij’.

Zodat uiteindelijk de Nieuwe Westlandsche Courant op zaterdag 30 mei 1908 kan berichten, dat aan de gemeenteveldwachters C. F. Racké en G. van Dien, Harer Majesteits goedkeuring en tevredenheid betuigd is voor de met levensgevaar verrichte  redding van enen drenkeling uit het Water van eene sloot op 24 Augustus 1907, ten blijke Waarvan een getuigschrift en een bronzen eere medaille is uitgereikt’.

En zo hebben de heren toch maar voor elkaar gekregen, dat hun ingrijpen niet alleen met zilver, maar ook met koninklijk brons is beloond.

(Een en ander is achterhaald dankzij speurwerk in archieven door de Naaldwijkse onderzoeker Gerard Beijer bij het Historisch ArchiefWestland).

 


Op deze plek aan de Dijkweg is het ongeluk gebeurd.
De foto met Aad van Holstein op de fiets van zijn vader is in 1937 gemaakt.
Foto is in privé bezit van Dhr. Aad Holstein

Reacties zijn welkom via: aadvanholstein@hotmail.com


 Ik wandelde met Duitse spionne door ‘t Westland.

Uit: Westlandsche Courant,
Datum: zaterdag 4 mei 2002
Door: Aad van Holstein

Tal van villa’s in Naaldwijk worden in de Tweede Wereldoorlog gevorderd voor inkwartiering van Duitse officieren. Al in 1938 gefotografeerd door een Duits dienstmeisje uit Den Haag, dat veel architectonische belangstelling lijkt te hebben.

Naaldwijk
Zeven jaar geleden verscheen ter gelegenheid van het 50ste bevrijdingsjaar in Naaldwijk het belangwekkende boek; Gemeente Naaldwijk 1940-1945. Een aaneenschakeling van authentiek vastgelegde gebeurtenissen uit het leven in deze gemeente van voor, tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog.

Voor degenen die de oorlog al of niet bewust hebben meegemaakt is het niet alleen een boek om in één keer uit te lezen, maar het daarna nog vele malen ter hand te nemen. Zeker in de jaarlijkse meidagen van herdenking van bezetting en bevrijding.

Veel Westlanders zijn door de projectgroep in de gelegenheid gesteld om in de periode waarin dit boek tot stand kwam hun herinneringen aan de oorlogsjaren te ventileren. Veel van dat materiaal is ook werkelijk in het boek terechtgekomen. Bij het lezen ervan zijn mij enkele passages opgevallen, die voor mij aanleiding werden dit artikel te schrijven, al doe ik het wel met enig voorbehoud. Ik was pas drie jaar toen het allemaal begon en veel weet ik slechts uit verhalen. Maar toch kan ik mij uit 1938 - datzelfde jaar - nog haarscherp herinneren hoe bijvoorbeeld het feest rondom het 40-jarig jubileum van Koningin Wilhelmina werd gevierd. Met onder meer een allegorische optocht die ik op het Wilhelminaplein voorbij zag trekken. Een feit dat ook echt heeft plaatsgevonden. Vandaar dat ik het waag ook andere dingen die ik mij herinner te vertellen.

Verraden.
Uit het boek en vooral uit een van de voetnoten daarin blijkt, dat men in het Westland in de eerste oorlogsdagen het gevoel had verraden te zijn. Hoe dat precies is gebeurd, blijft erg vaag. En wat ik weet brengt misschien wat meer helderheid.

In het boek staat, dat een prominent NSB’er ervan verdacht werd op een middag in de jaren voor de oorlog, samen met een partijgenoot, bezig te zijn geweest aan de hand van grote landkaarten de komst van de Duitse legers voor te bereiden. In 1941 deed eveneens volgens het boek een Rijksdu8tse schoenmaker uit Honselersdijk zijn beklag over verminderde omzet, vanwege lasterpraatjes, waaruit zou moeten blijken dat hij in het Westland ‘alles zou hebben verraden’. Ook zou een tuinder een wel opvallend grote antenne op het dak van zijn huis hebben gehad.

Maar ook van buiten is in het Westland gespioneerd. Zoals door Bertchen (Muller?). tante Bertha, zoals wij haar noemden. Een ‘tante’ waar mijn familie voor het najaar van 1938 echter nog nooit van had gehoord. Scherp kan ik mij haar nog voor de geest halen, ook al was ik toen nog zo jong. Donkere, felle ogen, strak achterovergekamd ravenzwart haar met een knoet van achteren. Ik zag haar voor het eerst toen ze bij ons in de Martinus Dorpiusstraat 10 binnenstapte. Met een doos gebakjes, gekocht bij brood- en banketbakker Van Zwieten de Blom in de Molenstraat. Daarmee begon ze ons in te pakken. "Ik schrok van haar en zij van mij", vertelde mijn moeder mij later en dat zou de hele afloop ook goed kunnen verklaren.

Dienstmeisje.
Dat ze op een dag met de bus van Den Haag naar Naaldwijk was gekomen, had een kleine voorgeschiedenis. Mijn tante Marie de Groot, een oudere zuster van mijn moeder, woonde toen in de Amalia van Solmsstraat in Den Haag, waar ze huishoudster was van een goede familie. Naast haar woonde net zo’n familie met wie mijn tante blijkbaar goed overweg kon. Die familie had weer een Duits dienstmeisje over de vloer en dat was Bertchen uit Duisburg.

Toen zij hoorde, dat mijn tante familie in het Westland had wonen, liet ze prompt weten dol te zijn op de Westlandse druiven en dat ze zo graag eens een tijdje in Naaldwijk zou willen logeren. Mijn moeder vond dat wel leuk, maar maakte de fout niet eerst met het meisje kennis te maken, iets waar ze later spijt van kreeg.

Bertchen - die al meteen niet in de smaak viel - hield zich de eerste dagen echter heel erg koest. Maar allengs ontpopte zij zich als een uiterst dominante tante. Ze was - gelukkig voor mijn moeder, want dan was ze even het huis uit - dol op wandelen en nam mij dan vaak aan de hand mee. Ik herinner me dat we met de bus naar Honselersdijk gingen en daar over het Poeldijksepad gingen wandelen. Een andere keer picknickten wij in het Staelduinse Bos of gingen ‘zonnen’ op het strand van Hoek van Holland, waar ze het Fort en alles daaromheen natuurlijk heel interessant vond. Dat zou allemaal nog niet zo bijzonder zijn geweest, als zij niet voortdurend haar fototoestel bij zich had gehad. Ze fotografeerde er lustig op los, legde van alles vast, maar kiekte nooit mij of mijn ouders (De Hoek en het Staelduinse Bos speelden in de twee jaar later uitbrekende oorlog een uiterst belangrijke rol vooral later de Atlantikwal betreft. Het gebied was dan ook al gauw bezaaid met bunkers en versperringen en voorzien van een tankval).

Villa’s.
Tijdens een wandeling door Naaldwijk stond ze vaak stil bij de mooiste villa’s. Op de Geestweg bij ‘Onder ‘t Stroodak’. "O, wat een prachtige woning met een mooi rieten dak", zei ze dan. Mijn vader, die een bekende Naaldwijkse postbode was en alle adressen uit zijn hoofd kende, wist dan bijvoorbeeld dat K.V. Kuyvenhoven daar de eigenaar van was. Het leek wel of Bertchen speciale architectonische belangstelling had. Zo koos zij de fraaiste panden uit om ze voor de eeuwigheid - of naar later bleek tenminste voor de zeer nabije jaren - op het celluloid vast te leggen.

Naarmate ze langer bij ons verbleef, ging ze zich tot ergernis van mijn moeder steeds brutaler gedragen. Ook buiten de deur. Bij slager Jansen op de hoek van de Koningstraat en de Prins Hendrikstraat - een eeuwenoud pand - bestelde ze op een dag ter traktatie het mooiste vlees dat in de vitrine lag en gaf de slager vervolgens met luide stem opdracht dat in de gehaktmolen te stoppen. Jansen vond dat maar niks en liet zich ontvallen: "Weet je wie we in die gehaktmolen moeten stoppen? Die Hitler van jullie!". Later in de oorlog vroeg hij mijn moeder of ze nog wel eens iets van Bertchen had gehoord, alsof hij hem toch wel een beetje kneep dat hij dat had gezegd.

In ons huis begon Bertchen zich ook steeds meer met van alles te bemoeien. Ze maakte aanmerkingen op wat mijn moeder al of niet aan het huishouden had gedaan en zette te pas en te onpas de kort tevoren door buurman Cor de Gier voor ons in elkaar gezette - en dankzij ambtenaar Van Densen nooit ingeleverde, tot eind jaren vijftig schitterend spelende! - radio aan om naar toespraken van Hitler te luisteren. Mijn moeder zette dan resoluut de radio (‘die schreeuwlelijk’) af of draaide hem op een andere zender. Dat gaf natuurlijk steeds meer spanningen.

Op een middag keek Bertchen uit het dakraam van haar kamer zo de Martinus Dorpiusstraat in waar op dat moment een groenteman passeerde van wie ze net had gehoord dat hij een Rijksduitser was.
Ze bracht hem ineens de Hitlergroet en riep: "Heil Hitler!", waar de man uiterst verbouwereerd op reageerde. Mijn moeder die dat beneden zag gebeuren heeft haar toen ogenblikkelijk de wacht aangezegd.

Vertrokken.
"Ik kon dat mens niet meer uitstaan", vertelde ze later vaak. Ze vertrouwde haar steeds minder en vooral dat optreden vanuit het raam had bij haar voorgoed de deur dichtgedaan. Min of meer halsoverkop is Bertchen die dag uit Naaldwijk vertrokken en heeft later vanuit Duisburg nog één brief gestuurd. Die heeft mijn moeder lang bewaard, maar in de nalatenschap heb ik hem niet meer terug kunnen vinden. Wat erin stond weet ik niet meer, behalve dan dat ze informeerde naar ‘die Kleine’, het kind dat mijn moeder in juni 1939 ook inderdaad heeft gekregen.

Een jaar later was het al volop oorlog en werden alle mooie, grote villa’s die Naaldwijk rijk was door de bezetter gevorderd voor het inkwartieren van officieren. Of daar ook het huis van dominee Lamping aan de Dijkweg bij was weet ik niet, maar het was wel schitterend gelegen in de punt van de spoorbaan en de rijbaan. In een dolle bui - maar zich daarmee achteraf wel als spionne verradend - had ze nog gezegd dat dit onze toekomstige woning zou worden. "Als Hitler er maar eenmaal zou zijn".

Haar aanwezigheid in het Westland bevestigt overigens wel weer het verhaal, dat Duitse dienstmeisjes waarvan er in Den Haag nogal wat rondliepen, zich niet allemaal uitsluitend met stof afnemen en het dagelijkse potje koken hebben beziggehouden.

Reacties zijn welkom via: aadvanholstein@hotmail.com

Oprichting proeftuin Westland in 1900. 
‘een modeltuin voor alle kwekers’

De proeftuin Westland uit 1926, was de oude naam voor het Proefstation voor de Tuinbouw onder Glas.

Naaldwijk -
Op het einde van de vorige eeuw was de tuinbouw in ons land volop in beweging. De boeren hadden juist, in bittere armoede, de crisis van 1880 meegemaakt. Ze beseften dat er iets moest veranderen. Er kwam snel meer glas. De eerste siergewassen werden geteeld en men maakte kennis met gewassen, die nauwelijks bekend waren, zoals tomaat, maar ook paprika, aubergine en Spaanse peper. Het waren de leraren die de tuinders iets konden vertellen over geheel nieuwe zaken, zoals kunstmest en de mogelijkheden van onbekende gewassen. In 1896 werd C.H. Claessen benoemd tot tuinbouwleraar voor het Westland en ruime omgeving. Hij had tot taak de telers voorlichting te geven en onderzoek te verrichten. Daarnaast kreeg hij een taak aan de in 1896 te Naaldwijk gestichte Rijkstuinbouw-winterschool.

Maar men maakte de Westlander niet zo gemakkelijk iets wijs. Hij wilde het eerst zien en meemaken. De gedachte kwam op om een proeftuin te stichten. In de vergadering van 1 maart 1989 in lokaal Overheide in Monster een besluit genomen door de vier afdelingen van de Vereniging Westland. Sommige tuinders vonden het idee maar niks. Ze wilden niet meebetalen. Ze hadden liever een lager veilingpercentage.

Zij vormden echter een minderheid. Met 316 tegen 85 stemmen werd besloten om voor 30.000 gulden een modeltuin aan te leggen. Kwekers konden aandelen kopen van de stichting Proeftuin Westland en daarmee het recht krijgen de tuin op alle werkdagen te bezoeken. Met het geld werd in november 1900 een tuin aangekocht aan de ‘s-Gravenzandseweg in Naaldwijk, op de plek waar nu het politiebureau Westland-West staat. Deze tuin was 2,25 ha.

In de zomer van 1901 werden al rasvergelijkingen gedaan bij meloenen. Vijf komkommerrassen werden vergeleken. Aspergebedden werden aangelegd en vruchtbomen aangeplant. In een kasje van loden ramen werden tomatenrassen geprobeerd. Met trots kon het bestuur in het eerste jaar melden dat op een tentoonstelling in Amsterdam voor meloenen, komkommers en peulvruchten drie eerste prijzen in de wacht te slepen !

In het verslag van 1903 trok men duidelijk als conclusie ‘dat nu wel bewezen is dat ook met kunstmest goede meloenen en komkommers kunnen worden geteeld’. In 1904 begon men voor het eerst met het verlaten van druiven. De Gros Colman bleef aan de boom tot de laatste dag van het jaar’ direct na Nieuwjaar werden de laatste druiven aan Hare Majesteit de Koningin aangeboden. In de zomermaanden van 1908 werd het mogelijk het telegrafisch uit Den Bilt ontvangen weerbericht steeds ‘s middags op het Wilhelminaplein te Naaldwijk aan te pakken.

Een curieus experiment werd in 1909 gehouden. Het besluit werd genomen om proeven te nemen met elektriciteit. Middels een ingewikkelde bouw werd dan een gedeelte van de tuin onder invloed gebracht van de elektrische straling. De straling zou de groei van de gewassen ten goede komen. De resultaten bleken met deze apparatuur nihil te zijn. Spoedig daarna werd de boel opgeruimd.

In 1910 werd besloten tot de bouw van een warenhuis voor tomaten. Met de bouw van een warenhuis van 640 Westlandse ramen, kwam er ook een verwarmingsinstallatie voor stookbak en serre en een waterleiding met stenen watertoren. Zeer vooruitstrevend nam men een eerste proef met assimilatiebelichting. In 1913 hing men een kwikdamplamp bij de druiven, waar men ijlings moest stoppen, omdat het effect averechts bleek: de bladeren begonnen te verschrompelen.

Grondverwarming
Veel succes had men echter met grondverwarming. Daarvoor werd een stoomketeltje aangeschaft. De stoom werd met drainkokers in de grond gebracht. Men had goede resultaten met komkommer, meloen, asperge en postelein. Het bezoek aan de tuin was groot. Uit het hele land kwamen telers een kijkje nemen. Er kwam ook hoog bezoek: de Koningin kwam tweemaal op bezoek, in april 1914 samen met prins Hendrik, die tegelijk het lidmaatschap van de Proeftuin.

De goede tijden voor de Proeftuin gingen langzaam over in een periode van stilstand en achteruitgang. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog heerste in het begin van 1915 uitzonderlijk veel pessimisme. De prijzen van de artikelen waren hoger geworden, maar de tuinbouwproducten brachten veel minder op. Het proefstation durfde men geen uitbreiding meer aan. Van onderzoek kwam niet veel meer terecht. Door gebrek aan brandstof werd niet meer gestookt. Vorst en onweer brachten veel schade toe aan de fruitbomen op het terrein aan de ‘s-Graven-zandseweg. De directeur houdt zich vooral bezig met lesgeven en het schrijven van boeken. De proeftuin lijkt na 1924 vrijwel geheel op non-actief te staan.

De financiële toestand werd onhoudbaar. Directeur K. Wiersma nam in 1924 ontslag. Het bestuur zag de toekomst somber in en deed het voorstel om de tuin te liquideren.
En spoedig einde van de proeftuin leek nabij. Tot grote verrassing waren de leden het niet mee eens met de opheffing. Het voorstel werd op de (slecht bezochte) ledenvergadering verworpen met vijftien tegen twaalf stemmen. Een nieuw gekozen bestuur onder voorzitterschap van N. Barendse, trad aan. Dit bestuur ging voortvarend te werk. Tuinbouwleraar J.M. Riemens werd benoemd tot nieuwe directeur. De financiële situatie van de proeftuin verbeterde, omdat het bestuur afstand deed van haar vijf gulden presentiegeld per vergadering en de leden 2,50 gulden contributie gingen betalen.

Tegelijk besloot men de tuin te verkopen. Veiling Naaldwijk kon de grond goed gebruiken voor uitbreiding. Met de opbrengst werd even verderop de tuin van A. Groenewegen aan de Zuidweg gekocht. Men wilde het nieuwe bedrijf werkelijk als proeftuin inrichten. Men bouwde een kantoor, laboratorium en bedrijfsschuur en ook een kleine proevenkas.
De proeftuin plantte vooral tomaat en paprika. Geen vollegronds fruit meer, dat in korte tijd in de streek van weinig betekenis was geworden. Op 15 juli 1925 werden de nieuwe gebouwen van de verplaatste proeftuin officieel in gebruik genomen, onder grote belangstelling van burgemeester, veilingbesturen, vertegenwoordigers van het Centraal Bureau van Tuinbouwveilingen, de bond Westland, De heer J. Barendse, voorzitter van de Bond Westland, verrichtte de openingsplechtigheid.

Met veel energie werden nieuwe activiteiten ter hand genomen. Tuinders hadden veel vragen over bemesting en verzouting van de grond. Veel aandacht ging naar rasvergelijkingen bij tomaat. In een proef in dat jaar met zeventien rassen kwamen Tuck Star en Ailsa Craig het beste uit de bus met een productie van respectievelijk 3,4 en 2,5 kilo per plant. De problemen van meeldauw bij tomaat, vruchtvuur bij komkommer en de werking van broeivuren werd aangepakt.

De aaltjesziekte stak de kop op in de tomatenteelt, maar daar werd bij de proeftuin iets op gevonden. In 1926 lukte het de proeftuin om in grote houten bakken de grond te stomen. De belangstelling van bedrijven was zo groot, dat twee firma’s het werk startten als loonstomers.

Toekomst
Al met al was de basis gelegd voor een almaar groeiende kennis van de tuinbouw. Naderhand werd begonnen met grondonderzoek, dat later een bloei zou doormaken. De testen van gewasbeschermingsmiddelen namen uiteraard ook steeds toe in belangrijkheid. De voorlichting breidde in 1941 zelfs enorm uit van 8 tot 23 personen.

Vooral in de jaren 1954-1964 is sprake van een stormachtige expansie van het proefstation. De groei kwam overeen met de enorme uitbreiding van het glasareaal in het Westland.

Heden ten dage is het terrein van het Proefstation voor de Tuinbouw onder Glas (PTG) uitgegroeid tot bijna zeven hectare waarop gebouwen en circa 35.000 m2 kassen staan. Een aantal kassen is speciaal gebouwd en ingericht voor onderzoek naar gesloten bedrijfssystemen, plantenvoeding en zouteffecten, kasklimaatregeling, grondkoeling, verdamping, luchtvochtigheid en dergelijke. Het proefstation heeft circa 140 medewerkers. Hiervan is 55 procent opgenomen in de onderzoeks-afdelingen, de overige hebben een plaats in de ondersteunende diensten en de dienstleiding.

Op het terrein zijn tegenwoordig nog vier andere, aanverwante organisatie gevestigd. Deze zijn de afdeling glasgroente en bestuiving van het Informatie en Kennis Centrum voor de Akker- en Tuinbouw (IKC), de Dienst Landbouwvoorlichting (DLV), het Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek (BLGG) en de Stichting Regeling Handelspotgronden (RHP). Het nauwe contact met deze organisaties bevordert een snelle doorstroming van informatie van en naar de praktijk.

De verspreiding van de Westlandse glastuinbouw over heel Nederland, heeft in de toekomst ook gevolgen voor het proefstation. Het Naaldwijkse proefstation is bezig met een fusie met het proefstation voor de bloemisterij in Aalsmeer. Het proefstation zal de komende tien jaar nog zeker in Naaldwijk blijven, maar er is nog discussie gaande over een verplaatsing naar Haarlemmermeer.

Zeker is dus wel dat het proefstation in Naaldwijk haar honderdjarige bestaan zal vieren.

De tekst is mede gebaseerd op het boekje ‘75 jaar onderzoek in Naaldwijk’ door ing. P.A. Kruyk.

Uit: Westlandsche Courant Dinsdag19 juli 1994
type werk: Nicole Schoutens-Koppenol

 



Karakteristieke villa aan de ‘s-Gravenzandseweg.

Monument of niet ? De Westlandsche Courant brengt deze zomer (1999) de bouwwerken in beeld die in aanmerking komen voor de status van rijksmonument. Oordeel alvast zelf.

Naaldwijk -
De villa op het adres ‘s-Gravenzandseweg 77 is een van de mogelijke Naaldwijkse monumenten. De karakteristieke vormgeving leidde tot plaatsing op de gemeentelijke lijst. Het woonhuis is gebouwd in 1935 op een fraaie locatie aan het water. Vroeger lag de veiling van Naaldwijk tegenover de woning. Tegenwoordig staat op die plaats het politiebureau. Het is niet verwonderlijk dat het huis destijds zo dicht bij de veiling is gezet. De villa werd namelijk in opdracht van Jan Steenks gebouwd. Steenks was betaalmeester van de veiling in Naaldwijk. Hij genoot daardoor veel aanzien in de gemeente en was daarnaast ook bekend door zijn activiteiten voor de kerk. De meeste Naaldwijkers kennen Steenks echter van de veiling. Hij stond bekend als akelig precies wanneer het om geld ging maar hij was ook goed van vertrouwen.

Deze markante man was niet bang om zijn nek uit te steken en liet een opvallend huis bouwen. Destijds leverde het ontwerp de nodigde gespreksstof op. De commotie is wel enigszins te begrijpen. Het ontwerp was onvergelijkbaar met de overige huizen in de omgeving en heeft wat Indische invloeden, zoals de veranda en het dak. Het dak heeft een grote overhang en bestaat uit twee trappen. Het eerste gedeelte van het dak dekt een deel van de begane grond af. Het andere gedeelte bevindt zich op de nok van het huis.

De overkapping van het onderste dakgedeelte wordt omhoog gehouden door een aantal kleine zuilen die het geheel een sierlijke maar weinig functionele uitstraling geven. Onder de overhang is een veranda ingericht. Doordat het dak al schuin loopt naar de begane grond, is de bovenverdieping veel kleiner dan de bovenverdieping. De begane grond is ruim en door de vele ramen licht. De L-vormige woonkamer is voorzien van een verhoging en een serre. Een mooi detail wordt gevormd door de glas-in-lood-ramen. Enkele bovenlichten en om de hoek doorlopende raampartijen zijn op deze wijze uitgevoerd. Het huis wordt sinds 1962 bewoond door de familie Disselkoen. Zij hebben de oorspronkelijke staat van het huis niet verandert.

Eigen foto van 24 april 2001. De villa aan de ‘s-Gravenzandseweg werd destijds gebouwd in opdracht van de betaalmeester van de veiling.
Eigen foto van 24 april 2001. De villa aan de ‘s-Gravenzandseweg
 werd destijds gebouwd in opdracht van de betaalmeester van de veiling.

type werk: Nicole Schoutens-Koppenol


 


Honderd jaar tuinbouwonderwijs.

‘Dan word je desnoods maar tuinder’

Enkele leerlingen van de tuinbouw wintercursus voor de school (midden) in 1915, rechts de directeur, de heer K. Wiersma.

Westland -
Menig tuinderszoon in het begin van de twintigste eeuw kreeg de kennis over planten en bloemen gewoon van zijn vader geleerd. De school was in die tijd vaak alleen weggelegd voor de gegoede burger en meestal niet voor gezinsleden van een tuinder, want die moesten in drukke tijden bijspringen op het bedrijf. Toen in 1889 de Vereniging Westland werd opgericht en de Wateringer Harry Hoek voorzitter werd, gingen er stemmen op om het tuinbouwonderwijs te verbeteren. In verband met de oogsttijd besloot men tot het stichten van een middelbare tuinbouw winterschool, waar jonge mannen de theorie en praktijk van het vak konden leren.

De rijkstuinbouw winterschool werd in 1896 onder druk van de Vereniging Westland een feit. De gemeenteraad van Naaldwijk besloot in de zitting van 22 januari 1896 met algemene stemmen om de regering te verzoeken een tuinbouwschool te vestigen. Op dit verzoek werd positief gereageerd, alleen moest Naaldwijk wel zelf voor ruimte zorgen. De gemeenteraad besloot de school te vestigen in een oud gebouw aan de Vaart, gelegen aan de oude, thans gedempte haven.

Het was een armoedige boel en wegens de bekrompen ruimte kon men maar eenmaal per twee jaar leerlingen aannemen. Op 28 oktober 1896 werd er bij de oprichting van de school toelatingsexamen gedaan door elf jonge mannen. Tien van hen slaagden voor het examen dat directeur C.H. Claassen hen afnam. In maart 1898 kregen de eerste afgestudeerde studenten het felbegeerde diploma. Dit waren P. Van Ruijven, W. Meijburg, G. Hanemaaijer, J.P. Valstar, W. Vellekoop Mzn. En W. Vellekoop. In december 1900 besloot de raad tot stichting van een nieuwe school, indien de Westlandse gemeenten hieraan hun medewerking zouden geven. Dat gebeurde en de school werd gevestigd in twee lokalen van de toenmalige Christelijke School aan de Dijkweg in Naaldwijk.

De Rijkstuinbouwwinterschool (RTWS) had nauwe banden met de Proeftuin in Naaldwijk. De leerlingen van de school kregen praktische vorming bij de proeftuin en de directeur van beide instellingen was in die beginjaren een en dezelfde man. Bekende namen hierbij waren K. Wiersma en later Ir. J.M. Riemens. Beide mannen waren grote voorvechters van het tuinbouwonderwijs en stonden zelf ook voor de klas. De school had het in de beginjaren beslist niet makkelijk. Veel tuinders zagen het nut er niet van in om hun zonen naar de avondcursus te sturen. Al was het onderwijs bewust opgezet voor de Westlanders, deze groep was vrijwel niet aanwezig in de schoolbanken.

Veldstudenten.
De school werd begin 1900 voornamelijk bevolkt door de zogenoemde veldstudenten. Jongens uit het hele land die - soms van goede huize - naar de school werden gestuurd om dan maar tuinder te worden. Het vak had in die tijd een beetje het predikaat ‘als je het helemaal niet meer weet, word je maar tuinder’. Zo kwam het dat in Naaldwijk en omgeving verschillende jonge mannen uit Groningen, Friesland of andere provincies in de kost zaten, overdag bij een tuinder werken en ‘s avonds naar de avondschool gingen.

"De meeste jongens op school kwamen niet uit het Westland", vertelt de nu 96-jarige W. Vellekoop uit ‘s-Gravenzande, die zelf ook student geweest is aan de RTWS. "In mijn klas uit 1914 zat bijvoorbeeld een hele groep domineeszoons, allemaal van gereformeerde huize. Omdat het studeren voor dominee veel geld kostte, konden zij niet allemaal in de voetsporen van hun vader treden en ze werden zodoende maar een andere richting gestuurd". De twee jaar durende cursus had ook een groot verloop. "Veel jongens stopten er tussentijds mee, omdat ze het niet meer zagen zitten", zegt Vellekoop. "Zelf heb ik er nooit spijt van gehad dat ik de cursus in het voorjaar van 1917 kon afronden. Net als mijn twee oudere broers die de school ook hebben afgemaakt.

Toch was de school geen lang leven beschoren. In 1932 vond er een scheiding plaats tussen de RTWS en de Proeftuin. Nog zes jaar rekte de school haar bestaan maar in 1938 werd de opheffing een feit. De toenmalige directeur van het Proefstation, ir. Riemens was het helemaal niet eens met de opheffing van de combinatie onderwijs voorlichting en onderzoek. Hij besloot tot de oprichting van de zogenoemde ‘Praktijkschool’, die nauw verbonden was aan het proefstation. Deze school opende in 1937 zijn deuren en gaf vooral korte cursussen voor tuinders die interesse hadden voor scholing en bijscholing. Naast deze korte cursussen groeide de school uit tot de ‘Middelbare Tuinbouwvakschool voor de Westlandse teelten’, die gevestigd was in de gebouwen van het Proefstation tot 1962, met een korte onderbreking gedurende enkele oorlogsjaren.

In september 1965 werd de Rijks Middelbare Tuinbouw School een feit. In de gebouwen van de ‘Binnenhaven’ in Naaldwijk werd gestart met een tweejarige B- opleiding. Opvallend was dat bij de oprichting van de nieuwe school zich ook een meisje had aangemeld. Loes van Velden slaagde in 1968 als eerste vrouw op een tuinbouwschool in het Westland. In 1970 verhuisde de RMTS naar de school aan de Jan van Galenstraat in De Lier. Tegenwoordig is in deze school het cursuscentrum gevestigd waarin het Holland College nog steeds participeert.

Poeldijk.
Inmiddels waren er in het Westland al verschillende lagere tuinbouwscholen gesticht. De eerste school die dit predikaat kreeg was de in 1928 opgerichte L.Tu.S. in Poeldijk. Deze katholieke school die gevestigd was aan de Dr. Weitjeslaan was in eerste officiële L.Tu.S. in het Westland. Tien jaar later werd in Naaldwijk een christelijke tuinbouwschool opgericht. De school werd gevestigd in vier lokalen aan de Dijkweg (later kwam hier garage Droog en tegenwoordig staan er luxe appartementen). Naderhand verhuisde de school naar de Burgemeester Elsenweg.

De christelijke tuinbouwschool begon met 42 leerlingen in twee groepen onder de bezielende leiding van de onlangs op 99-jarige leeftijd overleden meester Van Barneveldt. De jaren daarna werden er overal in het Westland tuinbouwscholen opgericht. De meeste met gewoon dagonderwijs, in ‘s-Gravenzande, Naaldwijk, Wateringen, Maasland, De Lier, en zelfs in Delft. De leerkrachten waren meestal ‘reizende leraren’ die de verschillende scholen bezochten. In 1990 werd de fusie tussen alle scholen een feit, waarbij de tuinbouwopleidingen werden gebundeld in het Holland College. Ruim 1600 jongens en meisjes maken tegenwoordig gebruik van het dagonderwijs aan het Holland College terwijl er nog eens 2000 personen, zowel uit binnen- als buitenland, in geschreven staan voor de speciale tuinbouwcursussen.

Het huidige Holland College is dus een voortvloeisel van bijna honderd jaar tuinbouwvakonderwijs en heeft als volwaardig opleidingscentrum voor de tuinbouw een belangrijke plaats in het Westland.

Bronnen: ‘Het Westland’ door Hein van der Zande, Jubileumuitgave van de Proeftuin Zuid-Hollands Glasdistrict t.g.v. 25 jaar directeursschap Ir. J. M. Riemens. Met dank aan G.J.T.C. Hamel en gemeente archief Naaldwijk.

Door: Marjoke van der Wilk  Uit: Westlandsche Courant  Dinsdag 18 oktober 1994
type werk: Nicole Schoutens-Koppenol


EEN VONDST IN NAALDWIJKS PASTORIE.

Naast het bekende trio: Maarten Luther, Johannes Calvijn en Ulrich Zwingli behoort ook de Nederlander Cornelis Hoen tot de Hervormers. In de kerkgeschiedenis wordt Cornelis Hoen genoemd als de schrijver van de Avondmaalsbrief, waarin zijn opvattingen over het Avondmaal in tegenstelling tot die van de eucharistie werden uiteengezet. Hoens ideeën zijn nog steeds aktueel. Zijn visie werd door enkele belangrijke Hervormers overgenomen en vormt nog steeds één der geschilpunten in het gesprek tussen katholieken en protestanten.

Minder bekend is het verhaal, hoe Cornelis Hoen er toe kwam zijn Avondmaalsbrief te schrijven. Daarvoor moeten we naar het Westland. Daar was op 11 november 1509 de kanunnik en deken van Naaldwijk, Jacobus Hoeck (of Angularius) overleden. Hoeck bezat een belangrijke bibliotheek, die hij aan zijn neef, Martinus Dorpius, een zoon van zijn zuster, vermaakt had. Dorpius was een vermaard professor aan de universiteit van Leuven en had vooreerst geen gelegenheid de lange reis naar Naaldwijk te ondernemen.Daarom vroeg hij zijn vriend en studiegenoot Cornelis Hoen voor hem de boeken in ogenschouw te nemen. Mr. Cornelis Hoen was advokaat bij het Hof van Holland en woonde te 's Gravenhage. Voor hem was deze reis geen bezwaar.

Bij het doornemen van de boeken uit de nalatenschap van de kanunnik, deed Hoen de ontdekking van zijn leven. Hij vond er verschillende brieven, nog geschreven door Wessel Gansfoort, die geleefd had van 1419 tot 1489. Gansfoort was een leerling van de "Broeders des Gemenen Levens", en wordt als een voorloper der Hervorming beschouwd. Wat bleek? De Naaldwijkse kanunnik was met Gansfoort in een heftige pennestrijd geweest omtrent diens anti- roomse geschriften.

De vondst was daarom zo verwonderlijk, omdat de kerk alles in het werk had gesteld om de werken van Wessel Gansfoort, die niet waren uitgegeven, te verbranden. Blijkbaar was de bibliotheek van de goed-katholieke pastoor aan hun aandacht ontsnapt. Bij de brieven van Gansfoort bevond zich ook een verhandeling over het Avondmaal. Deze zette Hoen aan het denken en bracht hem tot nieuwe gedachten. Hij besprak deze met zijn vrienden en legde daarna zijn opvattingen over het Avondmaal in een brief vast.

Men besloot Luther, de grote Duitse Hervormer, van de Avondmaalsbrief in kennis te stellen. Hinne Rode, rector van het Fraterhuis te Utrecht vond men bereid de reis naar Wittenberg in Duitsland te ondernemen. Luther nam met instemming kennis van de correspondentie van Wessel Gansfoort, maar de opvatting van Hoen over het Avond maal wees hij echter af. Teleurgesteld kwam Rode van deze reis terug. Een jaar later, in 1522 werd Rode, waarschijnlijk door zijn contact met de grote Hervormer, door zijn superieuren uit zijn ambt ontzet.

Daarna week Rode uit naar het buitenland en ontmoette daar de Zwitserse hervormer Zwingli en liet hem de brief van Hoen lezen. Zwingli was opgetogen en liet de Avondmaalsbrief met enkele aanvullingen in 1525 uitgeven. In deze tijd werd Hoen door de inquisitie aangehouden en gevankelijk naar Geertruidenberg gevoerd. Het Hof van Holland was daarover zeer ontstemd en protesteerde bij de landvoogdes. Hoen kwam weer vrij, maar hij mocht zijn woonplaats 's Gravenhage niet verlaten. Niet lang daarna is hij gestorven, kort voor de uitgave van zijn Avondmaalsbrief.

De avondmaalsleer van het huidige protestantisme vindt haar oorsprong in een geschrift van Nederlandse afkomst, waarbij de Naaldwijkse kanunnik, zijns ondanks, een bescheiden rol heeft gespeeld.

F.C. Groen.
Literatuur: Dr. G. P. van Itterzon: De Levende Kerk.
Uitgave: Zomer en Keuning, Wageningen.
type werk: Nicole Schoutens-Koppenol


Bijzondere avonturen van een Haagse fietser in Het Westland anno 1912.

Het is nog net geen 1 aprilmop, want het gaat over zondag 31 maart 1912. Een sfeertekening van hoe het er - gebaseerd op een reeks ware feiten, die echter in verband met 1 april uiterst vrij zijn geïnterpreteerd - op die zondag in Naaldwijk kan zijn toegegaan.

Een greep uit het leven van Naaldwijk in 1912.

Naaldwijk
Voorovergebogen peddelend tegen de westenwind en nietsvermoedend van wat hem te wachten staat, fietst op zondag 31 maart 1912 - nu negentig jaar geleden - een Hagenaar Naaldwijk binnen. Wellicht is hij op weg naar 'de Geest', waar die middag op het voetbalveld een wedstrijd tussen VVN en HBS moet worden gespeeld. Wellicht ook niet. Hoe dan ook, hij passeert in elk geval onderweg de boerderij, waarvan de hooiberg de dinsdag in de week ervoor in brand heeft gestaan. Mogelijk stapt hij even af om naar de ravage die is aangericht te kijken en hoort hij van iemand dat de boer - W. B. Kester - bij een poging om de brand te blussen zich nogal ernstig heeft bezeerd. Dat kwam omdat hij met een emmer water van het hooi is gevallen.

En daar is het wat de rampspoed betreft niet bij gebleven, want toen de vrijwillige brandweer arriveerde, was ook de agent van politie v. Z. aan komen fietsen. Hij lette echter even meer op de brand dan op waar hij liep en viel zo in een diepe mestput. Die bleek ook nog eens tot de rand toe gevuld te zijn, zodat hij kopje onder ging. De man was nog niet uit zijn benarde situatie verlost of hij sprong razendsnel in de sloot ernaast om zich zo goed en zo kwaad als het ging te reinigen. Later werd duidelijk dat de brand, waar het eigenlijk om ging, was ontstaan doordat kinderen in de hooiberg met lucifers hadden gespeeld.

De fiets
Met dit alles nog in zijn achterhoofd trapt de fietser flink door en passeert daarbij de Dijkweg. Daar wordt hij tot zijn schrik plotseling door iemand nogal agressief aangeroepen. Het is op deze zeer lommerrijke en smalle weg van Honselersdijk naar Naaldwijk een beetje lastig fietsen, want de gemeente Naaldwijk is net bezig de riolering op te knappen waardoor het verkeer, waar dus ook de Haagse fietser aan deelneemt, het wat langzamer aan moet doen en goed moet uitkijken.
"Hé", komt de jonge Naaldwijker hem achterop, "wat doe jij op mijn vaders fiets?",
De wielrijder brengt zijn karretje wat zwaaiend tot stilstand, springt er vanaf en kijkt de schreeuwende Naaldwijker verbouwereerd aan. "Dat is mijn fiets, die heb ik zelf gekocht", brengt hij met moeite uit. Maar daar neemt de Naaldwijker in het geheel geen genoegen mee. "Ik zie het toch zelf: dat is mijn vaders fiets. We gaan meteen naar de politie!".

Zo gezegd zo gedaan. De Naaldwijkse agent van politie (zou dat soms dezelfde zijn van die beerput?, flitst het door de fietser heen) die het tweetal die zondagmiddag ontvangt, snapt meteen dat J, van G" de vader van de Naaldwijkse jongeman, eigenlijk de rechtmatige eigenaar van de fiets is. Want hij weet zich nog als de dag van gisteren te herinneren, dat de man vorig jaar nogal overstuur bij hem is komen vertellen dat hij in Den Haag aangifte had moeten doen van diefstal van zijn nog vrij nieuwe fiets, Hij was hem kwijt geraakt, toen hij daar een familie- lid in het R.K. Ziekenhuis bezocht. Het rijwiel was gewoon door iemand meegenomen en hoe hij ook zocht en hoe de politie ook speurde, het gestolen goed werd niet meer teruggevonden. Het karretje was en bleef weg.

Toevallig
Dat zijn zoon de fiets nu meteen heeft herkend, is een mirakel, maar heeft er ook mee te maken dat er aan de fiets hoegenaamd niets is veranderd. Toch krijgt de eigenaar zijn karretje niet terug. De politie besluit, zoals de politie in zo'n geval altijd moet doen, het rijwiel in beslag te nemen. Er zijn geen bewijzen, ook niet van het feit dat de berijder de dief van de fiets is. Dus wordt hem op zijn beurt meegedeeld dat hij - nadat zijn gegevens zijn genoteerd - weer naar huis mag terugkeren. Zij het op andere wijze dan hij is gekomen. Of hij echt op weg is geweest naar de Geest om daar naar het voetballen te gaan, zal in geen negentig jaar duidelijk worden. Maar feit is, dat daar intussen wel het eerste elftal van NVV (Naaldwijkse Voetbalvereniging) tegen het derde van HBS uit Den Haag tussen de lijnen is. getreden. Niet met elf man, maar - heel toevallig - met tien... Een aantal dat later nog wordt gereduceerd tot negen, al gaat dat zonder rode kaart want die wordt pas ruim een halve eeuw later uitgevonden. De wedstrijd wordt, dat is begrijpelijk, door Naaldwijk gewonnen met 3-0.

In de ruimte die voor kantine doorgaat wordt wellicht iets anders dan melk geschonken, maar als dat wel het geval is, dan heb je kans dat deze drank meer aftrek heeft gevonden dan anders, want de zuivelfabriek in Naaldwijk heeft zojuist besloten de literprijs voor melk met twee cent te verlagen. Iedereen in Naaldwijk is daar blij mee en is het er roerend over eens, dat dit weer enige verlichting geeft in deze toch beslist dure tijd.

Als de Hagenaar zijn fiets niet was kwijtgeraakt, had hij de terugweg naar Den Haag eventueel over Monster kunnen nemen. Het zou hem dan helemaal niet opvallen dat een zware muur, die voorheen de begraafplaats aan de Geestweg aan het oog onttrok, nu heeft plaatsgemaakt voor een vriendelijk hek. Maar voor de Naaldwijkers is daardoor wel veel somberheid verdwenen. De open ruimte verraadt dat het hier bij de westelijke ingang van het dorp Naaldwijk om een grote verbetering gaat.

Nieuw station
Het ligt natuurlijk veel meer voor de hand dat de Hagenaar gewacht heeft tot de eerstvolgende tram van de Westlandsche Stoomtramweg Maatschappij (WSM) naar Den Haag zou vertrekken. Hij passeert daarbij in Honselersdijk het station, dat er werkelijk fonkelnieuw uitziet. Het staat te schitteren in de alweer dalende voorjaarszon. De werksteigers, die daar geruime tijd hebben gestaan, zijn immers geheel verdwenen en het gebouw is fraai met pannen gedekt. Het blijkt een bijzonder slank, net en vriendelijk gebouwtje te zijn geworden, veel ruimer en flinker dan men het zich - toen de plannen nog in de maak waren - heeft voorgesteld. De Honselersdijkers zijn er erg blij mee, want daarmee is een eind gekomen aan het gemis van een beschuttend lokaal voor de passagiers gedurende vele jaren.

Onderweg ziet de terugreizende Hagenaar vast wel, dat de weilanden van het Westland er over het algemeen goed voor staan, maar hij is beslist niet zo'n kenner die weet dat ze na de uitdroging van de hete zomer van 1911 er beter bij zijn komen te liggen dankzij een gunstig najaar en al helemaal niet dat het gewas daardoor flink bij groeit en de wortelspruitjes zich goed ontwikkelen. Ondanks de felle kou in de winter valt het allemaal nogal mee, omdat sneeuwbedekking ervoor heeft gezorgd dat 1912 toch nog wel eens een goed grasjaar kan worden. De Hagenaar zonder fiets kan dit maar weinig schelen. Hij zit na een lange tramrit allang en breed thuis mokkend over het verlies van naar wat hij naar beste weten zijn eigendom mag noemen, totdat de Naaldwijkse politie er na ijverig speurwerk achter komt, dat de teruggevonden fiets van de heer J. v. G. dat ook inderdaad is, omdat hit 'reeds in de derde hand blijkt te zijn overgegaan'. Hij kan dus gelukkig ook volgens de politie niet de dief zijn geweest. Maar voor de oorspronkelijke eigenaar is het ook geen lolletje, want het politierapport meldt: 'De oorspronkelijke eigenaar kan zijn voertuig daarom alleen tegen vergoeding terugbekomen'. Of dat gebeurd is, weet alleen de familie v. G.


Naaldwijkseweg, Honselersdijk in vervlogen jaren.

Bron: Westlandsche Courant
Plaatsing: zaterdag 30 maart 2002
Door: Aad van Holstein

Reacties zijn welkom via: aadvanholstein@hotmail.com


Zorgen om Westlanse waterwegen in 1901.

Het voorjaar van 1900 kwam als een verademing na een lange en strenge winter die het Westland in zijn ijzige greep had gehouden. De sloten waren weer bevaarbaar en de vele schippers die het Westland toen telde, konden hun zeilen weer hijsen.

Uit: Westlandsche Courant 7 april 2001
Door: Aad van Holstein



De Haven van Naaldwijk in het begin van de vorige eeuw. Nu bevindt zich daar het Havenplein.
Foto uit het Koppenol familie archief.

Vergeten was in het voorjaar van 1900 de periode van strenge vorst. Vergeten was dat er in die tijd maar weinig werk in de tuinbouw kon worden verricht. De verdiensten waren ook al niet om over naar huis te schrijven. En omdat er nog lang geen sprake was van de uitstekende sociale voorzieningen, waar honderd jaar later een beroep op kan worden gedaan, werd er bijvoorbeeld in Naaldwijk nog volop voor de armen gecollecteerd.
Niet alleen in de kerken, maar ook langs de deuren.
"De wintervoorraad levensmiddelen raakt op", schreef de Westlandsche Courant. " Armoede en gebrek staan dan ook voor velen voor de deur. Nu eens geen collecte voor de Transvaalsche Boeren of andere liefdadige werken maar 'voor de eigen ingezetenen, die gaarne een stukje brood verdienen, maar door omstandigheden daartoe in de onmogelijkheid zijn gekomen".
Men kan zich voorstellen, dat de lente met vreugde werd begroet, want dat gaf weer wat meer lucht voor de arbeiders in de tuin. Maar ook voor degenen, die op het water hun brood verdienden. Immers de langzaam weer op gang komende aanvoer van fruit, aardappelen en groenten werd nog grotendeels met zeilschepen verwerkt. Die voeren af en aan naar markten in de omliggende steden, naar havens en spooremplacementen. De schippers waren belangrijke partners voor de tuinders, die hun producten via de twaalf Westlandse veilingen aanleverden en over het water naar de grote steden vervoerd zagen worden.

Uitgestorven
Andersom kwamen ook goederen die voor het Westland bestemd waren nog voornamelijk per schip in de streek terecht. Het nu alweer jarenlang uitgestorven vak van schipper werd in 1901 nog door honderden Westlanders uitgeoefend. Het was een zeer goed middel van bestaan. Maar het had ook een keerzijde, want ondanks het feit dat er jarenlang door de Westlandse vaarten werd gevaren en de drukte daar steeds verder toenam werd er te weinig aan het onderhoud van de vaarwegen gedaan.
Allengs drong het besef door dat deze vaarwegen, die het Westland werkelijk in alle richtingen doorkruisten, in een steeds minder goede staat verkeerden. De sloten en vaarten waren totaal verouderd. Ze voldeden niet meer aan de eisen die het toenemende waterverkeer eraan stelde.
In het voorjaar van 1901 werd daarom door de zojuist opgerichte 'Vereniging tot Vaartverbetering in het Westland' flink alarm geslagen.
"Zoals de vaarten er nu bijliggen vormen zij eerder een belemmering voor de scheepvaart dan een mogelijkheid tot sneller vervoer", werd keihard gesteld. En daar zat niemand in het Westland op te wachten.

Bewust
De vereniging was zich er - dat blijkt uit publicaties in die tijd - terdege van bewust dat de sloten en vaarten in het Westland eigenlijk helemaal niet waren gegraven voor nijverheid en verkeer, maar voor de afvoer van het overtollige water van het waterschap Delfland, dat weer tot het Hoogheemraadschap van Delfland behoorde en dat geen enkele verandering aan de vaarwegen duldde zonder haar uitdrukkelijke toestemming.
De oorzaak van de slechte staat van de vaarwegen moest volgens deskundigen vooral worden gezocht in het va,ren 'met te veel zeil op', waartegen de kaden niet bestand waren. De vereniging maakte zich daar erg druk over, maar de schippers zelf lagen daar niet wakker van.
In diverse Westlandse plaatsen kon men ze - als ze niet onderweg waren met een vracht - in de binnen- havens aantreffen. Straatnamen als het Havenplein in Naaldwijk en de Havenstraat in Monster doen nog sterk herinneren aan deze havens. Ook gebouw de Binnenhaven, daar vlakbij gelegen, is genoemd naar dit haventje, waar vlakbij in het begin van de vorige eeuw ook de veiling Naaldwijk gevestigd was, In die havens lagen de schepen te wachten op een vracht.

Mest of jenever
Schipper Peter Jansen (25) uit Naaldwijk was een van hen. Hij was in gezelschap van zijn knecht Jan Nadorp het haventje van Naaldwijk uitgevaren naar Schiedam, waar hij een vrachtje moest ophalen, dat hij naar Hoek van Holland moest brengen. Op 12 maart 1901 voer hij met zijn schip van Schiedam naar Hoek van Holland. Het staat niet vast of hij Schiedamse jenever of een lading van de bekende Schiedamse mest aan boord had. De mest werd overal in het Westland door de schippers afgeleverd om bij de tuinders in de grond te worden verwerkt. Dat het na het lossen van de mest niet altijd overal even schoon bleef op straat, weten sommige oudere inwoners zich nog goed te herinneren.

Schipper Jansen koerste die dag hoe dan ook via de Nieuwe Waterweg op de haven van Hoek van Holland aan, toen het schip daar plotseling om onverklaarbare redenen begon te slingeren en tegen een dukdalf (duc 'd'albe, zei men toen nog op zijn Frans) sloeg. Met groot lawaai brak het schip daarbij in tweeën. Terwijl een deel al zinkende was, sprong schippersknecht Nadorp met de moed der wanhoop op de zojuist aangevaren dukdalf en wist zich daaraan vast te klemmen en zo het vege lijf te redden. Schipper Jansen probeerde hem in een uiterste poging nog na te doen, maar miste de dukdalf en verdween tot grote schrik van Nadorp en andere aanstormende collega schippers in het diepe water. Nadorp wilde zijn baas koste wat het wil redden en zou hem nagesprongen zijn als de andere schippers hem daar niet van hadden weerhouden. Hij zou ongetwijfeld door de krachtige stroom zijn meegesleurd en eveneens zijn omgekomen, hoe goed hij misschien ook had kunnen zwemmen.

Tevergeefs
Twee schippers, Bos en Coli, stelden nog verwoede pogingen in het werk om Jansen alsnog uit het water van de Nieuwe Waterweg te redden, maar ze bleken tevergeefs. De knecht zat intussen nog steeds op de dukdalf, maar werd daar uiteindelijk door enkele schippers vanaf gehaald. In een bericht in de Westlahdsche Courant werd daags na het ongeluk gemeld, dat schipper Jansen was omgekomen. Er werd bij vermeld, dat hij altijd een zeer oppassend man was geweest. De sociale controle in Naaldwijk werkte uitstekend. De krant meldde verder over hem, dat hij 'de steun zijner moeder is, eene weduwe, die door deze ramp al haar middelen van bestaan verliest'.


De haven van Naaldwijk in 1925, de man met melkkan
in de hand bij de melkkar is Leendert W. Koppenol sr uit Honselersdijk.
Klik op de foto om hem groter te zien.
Foto uit het Koppenol familie archief.

Reacties zijn welkom via: aadvanholstein@hotmail.com


Poging van Westlandse Engelandvaarders mislukt.

Door: Aad van Holstein
Datum: 1941
Uit: Westlandsche Courant 24 januari 2001

Naaldwijker Herman Lucas probeerde zestig jaar geleden tevergeefs naar Engeland te ontkomen. Later in de oorlogsjaren werd Lucas, die allerlei verzetsdaden pleegde, verraden.

Op een zaterdagavond in maart Van het oorlogsjaar 1941. moet het gebeuren. Drie jongens maken van het nachtelijk duister gebruik om te proberen met een bootje met buitenboordmotor als 'Engelandvaarders' de Nieuwe Waterweg bij Hoek van Holland op te varen. Het land uit. Naar Engeland.
Maar - ondanks het feit dat ze door een groepje Naaldwijkers worden geholpen - loopt hun onderneming vandaag zestig jaar geleden op niets uit. Een van hen is Herman Lucas. Negentien jaar oud Zoon van de Naaldwijkse gemeentearchitect Lucas. Zijn moeder verblijft in een inrichting en omdat zijn vader een drukke baan heeft, is er maar weinig controle op het doen en laten van Herman. In 1939 reed Herman nog met een motorfiets, merk DKW, heen en weer van NaaldWijk naar Den Haag als leerling van de rooms katholieke mulo. Toen hij op een dag in Rijswijk een lekke band kreeg, ontmoette hij daar de even oude rijwielhandelaar Theo Trompert uit de Kerkstraat. Net als Herman bleek deze op vliegveld Ypenburg een cursus zweefvliegen te volgen. Herman haalde wel zijn A-brevet, maar toen een jaar later de oorlog uitbrak, kon hij naar zijn B-brevet fluiten. Al tijdens de mobilisatie werd het vliegveld voor burgers gesloten.

Buitenboordmotor
Maar de vriendschap met Trompert en diens vriend Nijman, blijft. De jongens hebben het idee 'iets tegen de Moffen te moeten doen', waarna zij op zoek gaan naar wapens, die tijdens de eerste oorlogsdagen in de Vliet zouden zijn geworpen. Ze vinden niets, maar daar laten ze zich niet door ontmoedigen. Er worden gestencilde blaadjes verspreid en in cafés die door de Duitsers werden bezocht, zouden wapens buitgemaakt zijn. Het idee naar Engeland te vluchten ontstaat al gauw. Herman denkt er zelfs over een vliegtuigje op Ypenburg te stelen om zo de zee over te steken. Hij zou het liefst dienst nemen bij de inlichtingsdienst om spionagewerk te verrichten. Maar het plan om naar de overkant te vliegen laat hij varen. Wel zou het misschien via het water kunnen. Op een avond weten Herman en Theo een boot met buitenboordmotor, die in een loods bij de Geestbrugweg in Rijswijk ligt, weg te halen en op een aanhangwagen, die normaal bestemd is voor het vervoeren van zweefvliegtuigen, te leggen. Een agent, die de jongens bezig ziet, schiet zelfs nog even niets vermoedend te hulp. Boot en motor worden daarna tijdelijk opgeslagen. Intussen weet Herman uit de garage van de Naaldwijkse brandweer in de Koningstraat de voor de overtocht nodige benzine te stelen.

Eindelijk breekt de zaterdagavond aan, waarop de boot op een vrachtauto wordt geladen en naar de Nieuwe Waterweg wordt gereden. Herman Lucas en de twee Rijswijkse vrienden Roel de Wilde (18) en Cor Niiman (21), die met hem mee willen, worden die avond geholpen door vier vrienden uit Rijswijk en het Westland. Wim Neervoort, zoon van een bakker, heeft nog gezorgd voor een tarwebrood en twee rollen pepermunt. Maar op weg naar De Hoek passeert de vrachtwagen een groep Duitsers. Om ze te misleiden heffen de jongens gauw het weermachtslied 'Denn wir fahren gegen England' aan. Hoewel zij de vijand dan te vlug af lijken te zijn, worden ze toch vlakbij het slachthuis Vianda, gelegen aan de Nieuwe Waterweg toch door een Duitse patrouille gestoord, waarop de groep het hazenpad kiest. Omdat Herman Lucas de bezetter toch zoveel mogelijk wil blijven dwarszitten, probeert hij de tram van de WSM te boycotten. Samen met Neervoort en Voskamp laat hij op 6 maart 's-avonds om tien uur een goederentrein die uit de richting Poeldijk komt en de overweg bij de Kleine Woerdlaan vlak bij het stationnetje in Naaldwijk wil oversteken, ontsporen. De volgende dag zien de voorbijgangers hoe de locomotief als gevolg van geknoei aan een wissel uit de rails is gelopen. De marechaussee die een onderzoek instelt constateert opzet. De volgende dag loopt een trein die van de andere kant afkomt meteen flink vaartje uit de rails. Op 24 april wordt de wisseltruc nabij de Rolpaal in Honselersdijk herhaald. Hoewel speurhonden worden ingezet, vindt men de daders niet. Omdat de tramwegen te veel in de gaten gehouden worden, verlegt Herman zijn activiteiten.

Brand
Op 16 april 1941 om vijf over tien wordt brand gemeld bij de veiling Zwartendijk. Ook een fustloods van veiling Poeldijk wordt in brand gestoken. Een tijdje denkt de politie in Jochem van den Berg, een onafhankelijk raadslid de dader te hebben gevonden. Er worden tegen hem zeer bezwarende verklaringen afgelegd, want hij zou langs de veiling zijn gefietst en in zijn huis een verdacht flesje hebben bewaard. Ook zou hij gezegd hebben, de veiling nog wel eens in brand te zullen steken, veel mensen beschouwen Van den Berg als NSB'er. Maar bij gebrek aan bewijs wordt hij vrijgelaten. Later als, Lucas na verraad wordt gearresteerd (1942) blijkt, dat hij de brand samen met Theo Trompert heeft gesticht. Hij is in zijn eentje nog naar Poeldijk gereden om met benzine die hij van de brandstichting over had; de brand in poeldijk te stichten.

Plakkaten
In mei 1941 worden in Naaldwijk en andere dorpen plakkaten opgehangen. De burgemeesters van zes gemeenten schrijven: "Aan de Westlandsche bevolking! De Burgemeester der Westlandsche gemeenten voelen zich verplicht, zich met een ernstig woord tot hun ingezetenen te wenden in verband met in enkele gemeenten den laatste tijd voorgekomen gebeurlijkheden, vooral aan spoorlijnen en veilingloodsen, tusschen welke eenige samenhang niet uitsloten kan geacht worden. Zij moeten de bevolking wijzen op de gevaarlijke gevolgen, welke dergelijke voorvallen in deze tijden kunnen medebrengen voor hunne gemeenten en de bevolking zelve en doen een ernstig beroep op de burgerij om ten deze haar gezond verstand en zin voor orde te bewaren. Door enkele kwaadwillige individuen kan aan het Westland niet te overziene schade worden toegebracht. Ieder weldenkend burger neme hiertegen stelling en geve aan de politie elke inlichting, welke voor haar van belang kan zijn".


Klik op de afbeelding om hem groter te zien.

Voor die inlichtingen wordt een beloning van 250 gulden uitgeloofd. Ruim een half jaar later lost de politie de zaak op als een 'gouden tip' over de sabotagedaden binnenkomt, waarmee Herman Lucas wordt verraden. Dit heeft onherroepelijk de dood van Herman Lucas tot gevolg en levert zware gevangenisstraffen op yoor de mededaders. Herman Lucas, wiens geschiedenis wij ontlenen aan het prachtige in 1995 verschenen werk 'Gemeente, Naaldwijk 1940-1945', wordt beschouwd als een van de verzetshelden van het Westland.

Reacties zijn welkom via: aadvanholstein@hotmail.com

Een nachtelijke overval op het arbeidsbureau in 1943.

Uit: Westlandsche Courant 15-11-2003
Datum: 1943
Door:
Aad van Holstein

In het jaar 1943, nu ruim zestig jaar geleden doet de Westlandse Knokploeg regelmatig van zich spreken door zijn geheime acties tegen de Duitse bezetter. In het boek 'Gemeente Naaldwijk 1940-1945' dat in 1995 verscheen wordt daar ook melding van gemaakt. En in politierapporten van die tijd.

De spectaculairste verzetsdaad van de Westlandse Knokploeg speelt zich af in het donkere najaar van 1943: een overval op het arbeidsbureau in Naaldwijk, die niet zonder gevolgen blijft. Het gaat om het bijkantoor van het Gewestelijk Arbeidsbureau te Delft gevestigd aan de Stokdijkkade. De verzetslieden hebben het gemunt op een kaartsysteem dat zich daar bevindt.
In de zomer laat de bezetter weten niet tevreden te zijn over de resultaten van de arbeidsinzet. Er moet een kaartsysteem worden ingevoerd, waarbij bedrijven verplicht worden een registratiekaart in drievoud in te vullen: de Z-karte. Daarop moeten nauwgezet alle gegevens van elke werknemer worden aangegeven plus de periode waarin de medewerker beslist niet kan worden gemist. Het gaat in het Westland om de tuinbouw, een seizoensbedrijf waarbij fluctuaties optreden in de personeelsbezetting. Die kaart moet niet alleen naar de Duitse overheid, maar ook naar het arbeidsbureau worden gestuurd.
Aan de hand van de gegevens die i de werkgevers moeten doorgeven, wordt daarna beslist of iemand voor uitstel van uitzending naar Duitsland in aanmerking komt. De leden van de Knokploeg beseffen dat, als iedere werkgever dit klakkeloos opvolgt, talloze Westlanders in gevaar komen. Eerst wordt daarom de oproep gedaan om de Z-karte niet in te vullen, laat staan in te sturen. Maar daar blijft het niet bij. De Westlandse Knokploeg bereidt in het diepste geheim een overval voor op het arbeidsbureau om daarbij de kaarten te vernietigen nog voor ze door de bedrijven kunnen worden ingevuld.

Regenachtig
In het boek van de heren drs. C. J. M. Bentvelzen, P. A. Smit en drs. P.A. Vreugdenhil staat het zo pakkend beschreven: "Op een donkere, zeer regenachtige zaterdagavond verzamelt zich een vijftal leden van de Westlandse Knokploeg ter hoogte van het plaatselijk bijkantoor van het Gewestelijk Arbeidsbureau aan de Stokdijkkade. Vanuit hun schuilplaatsen houden de vijf het arbeidsbureau scherp in de gaten. Zij zijn bekend met het feit dat in het kantoor bewakingaanwezig is en dat regelmatige controles door de plaatselijke politie worden uitgevoerd. De ambtenaar H. Snapper heeft hen hiervan op de hoogte gesteld en tevens uitgelegd 'hoe en waar één en ander te vinden zal zijn. Het plan is om op het moment dat de politieman aanbelt om het kantoor te controleren, tegelijkertijd naar binnen te dringen onder bedreiging vaneen vuurwapen. Men kan echter die avond lang wachten. De politieman komt - vermoedelijk vanwege de hevige regen - niet opdagen. De vijf KP/ers besluiten dan zelf tot actie over te gaan."
Uit het later opgesteld politierapport blijkt dat op zondagmorgen 28 november om kwart voor vier er op de voordeur van het bijkantoor van het arbeidsbureau wordt geklopt. De bewaker, luisterend naar de naam Landmeter schrikt even en loopt nieuwsgierig naar de deur zich afvragend wie op dit uur bij het arbeidsbureau moet zijn. Hij vraagt eerst door de deur heen wie er is. "Doe eens open, Landmeter hier is Kaat". Daarop doet hij de deur van het nachtslot doet en op een kier. Leen Kaat is immers een bekende Naaldwijkse politieman. Een hem volkomen onbekende man staat tegenover hem met een revolver in de hand en zegt: Handen omhoog, Landmeter."

Politierapport
Het politierapport gaat dan verder: "Daarna zei men tegen hem: Ga tegen de muur staan met je handen omhoog en je gezicht naar de deur. Voordat hij dat kon doen, zag Landmeter dat een tweede persoon uit het donker naar binnen kwam. De overvallers waarvan er vermoedelijk twee geweest zijn, hoewel de mogelijkheid bestaat dat er nog enige op post buiten het kantoor hebben gestaan, zijn daarna aan het werk gegaan. Even voordat de overvallers het kantoor verlieten, kwam er een van hen naar hem toe en voelde aan het touw om zijn polsen zei tegen hem. Doet het pijn, Landmeter? Daarna verlieten de daders het bijkantoor."
De overvallers hebben Landmeter niet overdreven strak vastgebonden op zijn stoel, want hij kan zich vrij gemakkelijk bevrijden. Hij loopt snel naar de voor deur. Die blijkt aan de buitenkant op slot gedraaid te zijn. Dus moet hij van de achterdeur gebruik maken om precies om twaalf minuten over vier aangifte te doen bij het politiebureau, dat aan het dan nog Marktplein hetende Wilhelminaplein ligt. Een lid van de Luchtbeschermingsdienst, toevallig op het politiebureau aanwezig, wordt naar het woon adres gestuurd van inspecteur Boltje, die daarop de Gewestelijk Politiecommandant en de Sicherheidspolizei in Rotterdam alarmeert. Snel opgetrommelde rechercheurs stellen daarna een diepgaand onderzoek in en zorgen er ook voor dat het arbeidsbureau verscherpt wordt bewaakt. Patrouilles lopen op straat om personen te controleren. Maar van de daders geen spoor. Het begint hevig te regenen, waardoor ook Bertus, de ingezette speurhond, het laat afweten.
Geen wonder, want de mannen waar het om gaat hebben hun buit inzakken gepropt en zijn de vlak voor het bureau liggende Naaldwijkse Vaart overgestoken en hebben zich met gebruik van losse planken over slootjes, bruggetjes en smalle paadjes dwars door de tuinderijen van Pijletuinen uit de voeten gemaakt.

Ravage
In het kantoor treft de politie een grote ravage aan. Documenten liggen door elkaar en een telefoontoestel is losgetrokken en in een hoek gegooid. Niet alleen het kaartsysteem met duizend kaarten vol persoonsgegevens over de arbeidsinzet is verdwenen, ook een systeem met alle stamkaarten van ingeschrevenen. De verzetsmensen hebben toch pech. In een kluis bij een plaatselijke bank liggen de gegevens in duplicaatvorm opgeslagen.
De NSB-burgemeester van Naaldwijk maakt namens de Duitse bezetters bekend, dat de bevolking van Naaldwijk voor de overval en eerdere sabotageacties wordt bestraft. Van 16 december 1943 tot en met 12 januari 1944 geldt een uitgaansverbod. Op werkdagen na 19.00 uur en op zon en feestagen na 18.00 uur is het voor iedereen verboden zich in de openlucht te bevinden, bovendien moeten alle openbare gebouwen tot en met 15 februari 1944 door mannelijke ingezetenen van 20 tot 44 jaar worden bewaakt. "Een goedkope ingreep van de Duitsers en effectief bovendien, want bij een eventuele nieuwe overal zouden zo onschuldige Naaldwijkers moeten boeten", aldus de auteurs van het boek over Naaldwijk in de Tweede Wereldoorlog.

Reacties zijn welkom via: aadvanholstein@hotmail.com


Gaten in het dak na schietseizoen in Naaldwijk.

Uit: Westlandsche Courant 25-10-2003
Door: Aad van Holstein

De Schietvereniging Naaldwijk was in 1963 maar wat blij met het nieuwe onderkomen in de pas geheel verbouwde accommodatie 'De Harmonie' aan de Dijkweg. De voormalige oude pastorie bood niet alleen onderdak aan de eigenaresse de muziekvereniging Sint Adrianus, maar ook aan een judoclub. Nu kwam daar de schietvereniging bij in hetzelfde zaaltje.

Prominenten schoten de zaal figuurlijk open. In schiethouding op foto: voorzitter van de schietkring Westland T. van der Caay, wethouder Jan Emmens van Naaldwijk en zijn collega Verkade. Van links naar rechts staande: Wim Overdevest, Van Niel, Malkenhorst, Arie Middelburg, Ton Koene, A. Lentz, Albert Weinmann, Van der Eijck, Leen Kleer, Wim Emmens, Dirk Kamen, Van Niel (broer van de andere), Ph van Duyn en Halberstadt.
Prominenten schoten de nieuwe zaal figuurlijk open.

In schiethouding op foto: voorzitter van de schietkring Westland T. van der Caay, wethouder Jan Emmens van Naaldwijk en zijn collega Verkade.
Van links naar rechts staande:
Wim Overdevest, Van Niel, Malkenhorst, Arie Middelburg, Ton Koene, A. Lentz, Albert Weinmann, Van der Eijck, Leen Kleer, Wim Emmens, Dirk Kamen, Van Niel (broer van de andere), Ph van Duyn en Halberstadt.
(foto Gemeente archief Naaldwijk)
 

Het ene ogenblik dartelden de Naaldwijkse judoka's nog over hun matten in het zaaltje aan de achterzijde van gebouw De Harmonie en het andere vlogen de kogels er langs stalen draden naar liefst midden in de roos aan de overkant. Ze vlogen niet meer om ie oren, dat was verleden tijd. Albert Weinmann (66) kan zich nog heel goed herinneren hoe anders dat was toen hij zich als 19-jarige jongen meldde als lid van de Naaldwijkse Schietvereniging. Het omgaan met een vuurwapen was vlak na de oorlog een sport, die maar aan een enkeling was voorbehouden. Het waren meestal mensen, die iets met het leger, de politie of het verzet te maken hadden gehad, die schieten als sport wilden beoefenen. Zo kwamen in Naaldwijk direct na de oorlog verzetslieden onder de naam 'Trouw aan Oranje' vaak op allerlei plaatsen bijeen. Ze besloten een eigen club op te richten. De juiste oprichtingsdatum is 20 maart 1946, maar pas dertig jaar geleden is de vereniging bij Koninklijk besluit van 15 juni 1973 ook werkelijk Koninklijk goedgekeurd. In het begin werd op vele plekken geschoten, zoals in kassen, schuren, gymnastiek lokalen en kelders. Toen ik lid werd, schoten we nog in de Openbare kleuterschool in de Koningstraat, vertelt Albert Weinmann. “We gingen gewoon aan de kant zitten en de kogels vlogen zo dwars door het schoollokaal: De regels waren in die tijd nog niet zo streng als nu, al moest je wel een wapenvergunning hebben.”  

De wet veranderde daarna, zodat uitgeweken moest worden naar een andere locatie. Dat werd de kelder van de Vakschool voor Meisjes aan de Dijkweg. Die kelder heeft tot het najaar van 1963 als onderkomen dienst gedaan. “Het kwam een keer voor dat - nota bene een politieman - zo'n gietijzeren buis van de waterleiding raakte, waardoor de hele boel onder water kwam te staan", weet Albert zich nog goed te herinneren. Ook is een keer een elektriciteitsdraad doorgeschoten, waardoor de schutters meteen in het donker zaten.
Het was dus een hele verbetering, toen veertig jaar geleden met de harmonievereniging Sint Adrianus overeenstemming kon worden bereikt over het huren van de judozaal voor het houden van schietwedstrijden.
“Die zaal moest wel even worden aangepast", vertelt Weinmann, want de eisen die aan een schietlokaal werden gesteld werden steeds zwaarder. Met vereende krachten maakten we achter in de zaal een kast die als kogelvanger moest dienen. In de kast werden ik weet niet hoeveel op een halve meter afgezaagde boomstammetjes opgestapeld, waarin aan de kopse kant de kogels werden opgevangen. Daarachter bevond zich een zware stalen plaat, om te voorkomen dat de kogels door de muur naar buiten zouden vliegen."

Fietswielen
“Een van de leden, Adriaan Kiebert van de Geestweg, maakte van fietswielen en staaldraden een perfecte, met de hand te bedienen transportmachine om de schietkaarten op hun plek te krijgen, zonder dat iemand heen en weer hoefde te lopen. Dat gaf een veel grotere veiligheid. Het waren drie draden: een geleider en twee transportdraden. Met klemmetjes en later met plankjes werden de kaarten daarop bevestigd. Tegenwoordig gaat het baantransport allemaal elektrisch en gaat dat gepaard met een strenge controle", aldus Albert, die lachend vertelt dat het er in 1963 nog heel anders aan toe ging dan tegenwoordig. Zo moesten de leden van de schietvereniging af en toe gemobiliseerd worden om de gaten te dichten, die in het eternieten dak waren geschoten.
Toch was het op die dinsdagavond 15 oktober een feestelijk gebeuren, waarmee het nieuwe
schietlokaal achter De Harmonie in gebruik werd genomen. "We schoten niet in een kelder, maar in een kerker", zei voorzitter Ph. van Duyn bij deze gelegenheid in een speech, doelend op de schietbaan in de vakschool. In het nieuwe lokaal waren naast elkaar drie banen in gereedheid gebracht en toen de voorzitter was uitgesproken, zetten drie prominenten zich in  schiethouding erachter om de baan officieel open te schieten. Het waren de voorzitter van de schietkring Westland T. van der Caay, wethouder Jan Emmens van Naaldwijk en zijn collega Verkade. Daarna kregen de achter hen wachtende schutters (op bovenstaande foto van links naar rechts staande) Wim Overdevest, Van Niel, Malkenhorst, Arie Middelburg, Ton Koene, A. Lentz, Albert Weinmann, Van der Eijck, Leen Kleer, Wim Emmens, Dirk Kamen, Van Niel (broer van de andere), Ph van Duyn en Halberstadt de kans een serie schoten te lossen. Het zijn allemaal in die tijd bekende namen, want ze stonden wekelijks in alle kranten die in het Westland verschenen, net als de uitslagen van het biljarten en van de postduivenvluchten. Albert Weinmann en Wim Emmens zorgden er telkens weer voordat de uitslagen bij de correspondenten van de kranten werden ingeleverd; nadat ze om het gemiddelde uitte rekenen een rekenmachine van de gemeente Naaldwijk hadden geleend.

Wie Albert Weinmann tegenwoordig wil spreken, kan het beste eerst maar even naar de Hoge Bomen rijden, want tien tegen een dat hij daar in het gebouw van de schietvereniging te vinden is. Deze accommodatie heeft de vereniging sinds januari 1971 in gebruik en is uitstekend ingericht. Je vindt er een recreatieruimte met bar, een toiletruimte voor dames en heren, dertien multifunctionele geweer/pistoolbanen, een bestuurs‑ en commissiekamer. Het aantal leden ‑ afkomstig uit Naaldwijk, Honselersdijk en Maasdijk ‑ is van honderd leden in 1989 inmiddels gegroeid tot 120 nu. Tijdens de laatste kerkenveiling van de St. ‑Adrianusparochte in Naaldwijk zijn vijf door de vereniging aangeboden kavels ten bate van deze parochie verkocht. Op 21 november zijn op die manier intussen twintig personen uitgenodigd om op de banen aan de Hoge Bomen te komen schieten. Per persoon krijgt men dan drie kaarten. Wie ook zoiets wil moet op 6 november (2003) naar de kerkenveiling van de parochie van Onze Lieve Vrouw in Honselersdijk, waar ook vijf kavels te koop zitting voor een schietavond op 9 januari.
"Niemand is te oud of gehandicapt om te schieten", is de overtuiging van Albert Weinmann. "Hier was onlangs een vrouw van 83 die er eerst niets in zag, maar toen ze het eenmaal een keer gedaan had, kwam ze steeds weer terug. En zelfs hebben we een blinde jongen ‑met hulp van anderen, dat wel ‑ laten schieten. Hij reageerde uitbundig: nu hoor ik er ook bij!"

Reacties zijn welkom via: aadvanholstein@hotmail.com

Erepoort trekt in 1923 aandacht in Naaldwijk.

Het ziet er aanvankelijk in september 1923 helemaal niet zo naar uit dat Naaldwijk royaal uit zijn slof zal schieten bij de viering van het 25-jarig jubileum van koningin Wilhelmina. Maar twee tot drie dagen van tevoren komt er toch ineens leven in de brouwerij. Overal worden de inwoners actief. En het resultaat is verbluffend.

Uit: Haagsche Courant 20-09-2003
Datum: 1923
Door: Aad van Holstein




Erepoort trekt in 1923 aandacht in Naaldwijk.

NAALDWIJK
Geen straatje of steegje in Naaldwijk wordt overgeslagen. Overal hangen vrolijke, dwars over de straat gespannen rood-wit-blauwevlaggetjes en op tal van plaatsen wiegelen kleurige ballonnetjes in de wind. Waar je ook kijkt, het is een zee van sparren- en aspergegroen. Maar de Prins Hendrikstraat spant de kroon. Allemaal voor de 'zilveren' koningin Wilhelmina.
Het op het laatste moment in het leven geroepen feestcomité van Naaldwijk heeft dat alles toch maar snel voor elkaar gekregen. De bewoners van de Prins Hendrikstraat zijn er als de kippen bij om van deze doorgangsstraat door Naaldwijk iets bijzonders te maken. Overal vandaan worden materialen aangevoerd en in minder dan geen tijd ziet de straat er feestelijk uit. Er wordt dan ook met grote toewijding en veel samenwerking door iedereen aan meegewerkt. Als het helemaal klaar is, vinden de Naaldwijkers het een lust voor het oog om door de straat te wandelen.
Maar daarmee zijn we er nog niet, want samen met de buren van de in het verlengde gelegen 's-Gravenzandseweg hebben de bewoners van de Prins Hendrikstraat, her ook nog eens voor elkaar gekregen om op de kruising met het Zuideinde een monumentale kruisboogpoort te plaatsen. Die wekt de bewondering van niet alleen heel Naaldwijk maar ook van ver daarbuiten.

Aanstekelijk
De ijver van de 'Prins Hendrikstraters' werkt zo aanstekelijk, dat al gauw de Molenstraat, Prinses Julianastraat, Geestweg en Herenstraat volgen. De Dijkweg krijgt bovendien een feeërieke verlichting met honderden lichtslingers, hetgeen voor een betoverend schouwspel zorgt. Tussen de bomen van het naar de jubilerende vorstin genoemde Wilhelminaplein -het centrum van de gemeente Naaldwijk- gloeien tussen de takken van de bomen ontelbaar veel oranje ballons. De Kruisweg heeft een feestelijke verlichting van oranje lampions tussen de bomen, die weerspiegeld wordt in het rimpelloze water langs de Kruisweg. Een verlichte fontein lokt honderden toeschouwers 's avondsnaar de Kruisweg. Dat het allemaal toch nog tijdig opgang komt en Naaldwijk twee dagen lang in feeststemming is, dankt men aan V. F. Valstar, de voorzitter van het feestcomité.
Hij staat bekend om zijn onverstoorbaar humeur en weet zijn schouders overal onder te zetten. De samenstelling van de bevolking in Naaldwijk is in 1923 zodanig dat niet iedereen staat te trappelen om nu eens een kermis naar Naaldwijk te gaan halen. Van rooms-katholieke en liberale kant wordt druk op het comité uitgeoefend om daar toch meer aandacht aan te besteden, maar Valstar gelooft meer in het Christelijk nationaal karakter van de feestelijkheden en probeert zich daar ook gewetensvol zoveel mogelijk aan te houden.

Luidruchtigheid
Dat lukt hem aardig, want gedurende de feestelijkheden wordt geen wanklank gehoord. Wel is er veel vrolijkheid en luidruchtigheid, maar van losbandigheid of dronkenschap is geen sprake. Dat is natuurlijk koren op de molen van degenen, die uitgesproken tegenstander zijn van kermisvermakelijkheden. Ze hebben nu eenmaal een broertje dood aan het gejengel van draaiorgels en ook al kunnen ze het lawaai van luchtschommels en carrousels nog wel verdragen, ze vinden dit soort vermaak opvoedkundig verwerpelijk', "Wie het volksfeest op hooger peil wil brengen, beginne met al die dingen te breken!", schrijft ene Dixi in het weekblad De Westlander in de rubriek Brief uit Naaldwijk. "Ons volk moet zich leeren te verheffen boven de banaliteit van dit ruwen onsmakelijk gedoe. Daarom dank aan den leider van de Naaldwijksche feesten, dat hij zo krachtig hier voor op de bres is gaan staan. Van de meest verschillende zijden heb ik niet dan met voldoening over de feesten horen spreken. Er was een algemene medewerking. Dat maakt onze nationale feesten juist zoo mooi, dat bij een enkele gelegenheid de verschillende volksgroepen elkaar zoo dicht naderen. De socialisten nu niet meegerekend stonden Linkschen en Rechtschen, Roomschen en Protestantschen, schouder aan sçhouder." Intussen vermaken de Naaldwijkers zich kostelijk met allerlei wedstrijden en volksspelen zoals het altijd vermakelijke jarenlang voor 1923 niet meer beoefende boegsprietlopen -en met zang en muziek. De gymnastiekverenigingen geven demonstratie en de plaatselijke middenstand organiseert een aantrekkelijke etalagewedstrijd. Waar anders iedereen gewoon langs loopt is er daardoor veel meer aandacht voor wat in de winkelstraten Molenstraat en Herenstraat te koop wordt aangeboden. Jammer vinden sommige Naaldwijkers het wel, dat hun dorp er niet in geslaagd is de feestelijkheden met die in Honselersdijk beter op elkaar af te stemmen, terwijl dit kerkdorp toch met Maasdijk één gemeente vormt.

Zelfstandigheid
Honselerdijk maakt zich echter rond 1923 steeds meer los van de centrumgemeente en streeft op alle gebied naar zelfstandigheid. Met Maasdijk is dat nog wel niet zo ver, maar zo wordt gedacht, in de toekomst zal dat ook wel die kant uitgaan. Overigens wordt het jubileum van koningin Wilhelmina; ook in andere gemeenten in het Westland gevierd. Overal op een andere manier. Zo doet De Lier dat met een grote historische optocht die ook andere gemeenten, zoals een gedeelte van Naaldwijk aandoet Het bestaat uit 64 personen of groepen, waarvan de meeste ruiters te paard. In Naaldwijk valt natuurlijk de nodige kritiek op de stoet te vernemen: "We hebben wel eens een mooiere stoet gezien", is een van de reacties, als de stoet voorbij is en zijn terugtocht naar De Lier alweer aanvaardt.

Reacties zijn welkom via: aadvanholstein@hotmail.com

Geen sterke drank bij loting, 1897.

 Naaldwijk wordt op woensdag 27 oktober 1897 tijdelijk drooggelegd. Sterke drank is een groot deel van die dag taboe.
Reden: de jaarlijkse loting voor de Nationale Militie.
Maar erg rustig is het toch niet in het Dorp.

Door: Aad van Holstein
Uit: Het Westland AD donderdag 15 november 2007


Het Naaldwijkse Marktplein waar de lotelingen zich in de bewaarschool naast de kerk moesten melden.

Het is rumoerig op het Marktplein in Naaldwijk. Het lijkt wel alsof alle 250 opgeroepen jongemannen uit het hele Westland allen tegelijk zijn opgekomen. Naaldwijk ligt centraal in het Westland zodat het voor de hand ligt dat ze daar voor de loting worden opgeroepen.
Die heeft plaats in het lokaal van de bewaarschool, die aan het plein is gelegen. De hordes jongelui zwerven door de Herenstraat, de Rembrandtstraat en over het plein. De zaterdag daarvoor heeft net nog de aanbesteding plaatsgehad voor het verdelven van het hele plein ter diepte van anderhalve meter en het verplaatsen van vier bomen. Gelukkig beginnen de werkzaamheden daarvoor pas later, want het gemeentebestuur is helemaal niet zo blij met de jaarlijkse invasie van jongelui, die telkens beer voor ongeregeldheden zorgt.

Losse stenen en zandhopen moet je dan al helemaal niet hebben. Dat brengt iemand maar op verkeerde gedachten. Dit jaar komen er uit Naaldwijk zelf 62, uit 's-Gravenzande 55, uit De Lier 9, uit Monster 58, uit Loosduinen 50 en uit Wateringen 16 lotelingen naar de bewaarschool. Niet voor niets heeft de burgemeester van Naaldwijk, C. Noorduijn, uit voorzorg de rappers en herbergiers op de dag van de loting verzocht tussen 's morgens negen uur en 's middags twee uur geen sterke dranken te schenken of te verkopen. Ze zijn het niet verplicht, maar de meesten houden zich er graag aan, denkend aan hun vergunning. De burgemeester kent kennelijk zijn pappenheimers goed. Toch lijkt het erop, dat een aantal jongelui wel degelijk met een glaasje te veel op is binnengekomen, gezien het kabaal dat zij maken.

Ook al nuttigen velen het kosteloze bakje koffie met een broodje erbij in het opkomstlokaal, het blijft toch rumoerig. De heren achter de groene tafel blijven echter onverstoord met een sigaar in de mond en een pet op het hoofd de trekking van de lotnummers in de gaten houden. Ze zijn het gewend. Hoewel veel lotelingen rustig in de rij staan om hun lot te trekken, stellen sommigen zich wel als ware woestelingen aan. Ze tonen daarbij niet het minste respect te hebben voor de hoge militairen in het lokaal van de bewaarschool, waar sommigen jaren daarvoor als kleuters nog op school zaten en sindsdien blijkbaar niet veel geleerd hebben. ,,Als ze eenmaal onder de wapenen zijn, piepen ze wel anders," zie je de militairen denken, die nu nog niet op hun strepen gaan staan.

Veel broeder dienst door grote gezinnen.

De loting in de Naaldwijkse bewaarschool is een gevolg van de militair( dienstplicht, die van 1811 af in principe iedere Nederlandse man moet vervullen. Pas veel later (1998) zal daar een definitief einde aan komen. De registratie van de in aanmerking komende mannen heeft op hun achttiende jaar plaats en wel in de gemeente waar ze staan ingeschreven. In werkelijke dienst komen de ingeschrevenen - mits ze zijn ingeloot - pas twee jaar later als ze twintigjaar oud zijn. Het korps van dienstplichtige militairen heet in. 1897 nog Nationale Militie. Al is dat meteen ook het laatste jaar, dat iemand die is ingeloot, zich kan laten vervangen door een remplaçant. Dikwijls wordt dat dan wel in een notariële acte vastgelegd, want het komt soms - voor die tijd aardig wat - geld aan te pas om zo van de dienstplicht af te komen.

Het gaat dan om bedragen van enkele honderden guldens, wat in de negentiende eeuw niet gering is. In 1898 wordt het stelsel, waarbij een plaatsvervanger de dienstplichtige kan vervangen, bij wetswijziging afgeschaft en wordt de persoonlijke dienstplicht ingevoerd. Het lotingsysteem zelf is pas veertigjaar later afgeschaft; De loting in Naaldwijk levert dankzij de vele grote gezinnen in het Westland heel wat broederdienst op. Sommigen vragen vrijstelling omdat ze gebreken hebben of omdat ze de enige wettige zoon zijn. De lotingsregisters worden aangelegd op nummer van het lot van de ingeschrevene. Die registers gaan - als de loting achter de rug is - naar de militieraad, die de verzoeken tot vrijstelling beoordeelt.

Alle registers komen na verwerking door de militieraad terecht bij de commissaris van de koningin, in dit geval die van Zuid-Holland. Als eenmaal bekend is hoeveel de militie aan dienstplichtigen nodig heeft, worden de lotelingen opgeroepen. Ook worden eerst nog vrijwilligers opgeroepen. Of het op woensdag 1 december 1897 om tien uur door vrijwilligers dringen geblazen is bij gemeentesecretaris Van Deursen en burgemeester Noorduijn in het raadhuis aan het Marktplein in Naaldwijk, is echter zeer twijfelachtig. Je moet er wel zin in hebben en dan ook nog ongehuwd of kinderloos weduwnaar zijn en langer dan 156 centimeter om ervoor in aanmerking te komen. Als je jonger bent dan 19 of ouder dan 35 kom je zo al zo niet. En wie geen verklaring van ‘goed zedelijk gedrag’ heeft, kan het helemaal vergeten.

Prijzen van fruit zijn goed.

Niet alle jongelui gedragen zich bij de loting baldadig. Er wordt ook met elkaar gepraat. En waar zou dat anders over gaan dan over wat de tuinbouwproducten die dag doen. Zo hebben enkelen van hen bij de Honselersdijkse groenteveiling in de Dijkstraat gezien dat er een extra veiling is gehouden van fijne tafelappelen, peren en druiven, producten die ondanks het ongunstige jaar toch nog aardig wat zijn aangevoerd. Bij het passeren van de veiling horen ze dat de kooplieden uit de omliggende steden niet minder dan twintig cent voor de fijne tafelperen en achttien cent voor de tafelappelen hebben betaald. De druiven doen het ook goed. De Frankenthalers doen 38 cent per pond en de Engelse Black Alicante zelfs 80 cent per pond.

Reacties zijn welkom via: aadvanholstein@hotmail.com

 

 

 

Meisjes leren hun eigen potje koken.

Veertig jaar geleden kreeg de pas sinds 1960 bestaande vglo-school voor meisjes in Naaldwijk een eigen gebouw in Cruisbrouck. Het staat er nog steeds. Maar ressorteert nu onder ISW en er wordt vmbo gegeven. Aan zowel jongens als meisjes. Een impressie van het zich veranderende onderwijs.

Door: Aad van Holstein
Uit: Ouder Westland
Geplaatst: zaterdag 17 januari 2004

Veel Westlandse vrouwen die nu thuis dagelijks hun potje koken voor het hele gezin, de was doen en de overhemden strijken moeten er een leuke tijd hebben meegemaakt; in de jaren zestig op de vglo-school in Naaldwijk. Het zou aardig zijn om van de leerlingen uit die tijd eens te horen, hoe zij nu  aankijken tegen de lessen die zij destijds volgden aan deze school. Voor het Westland was het bijzonder dat voor dit 'voortgezet gewoon lager onderwijs' een apart gebouw in gebruik werd  genomen. In andere gemeenten buiten deze streek waren inmiddels ook wel vglo-scholen op deze manier verzelfstandigd, maar in het Westland liep Naaldwijk althans zeker in het rooms-katholieke onderwijs voorop. Zo’n grote behoefte was er blijkbaar in die tijd aan deze vorm van opleiding. Poeldijk kende al eerder een eigen huishoudschool.

De Naaldwijkse school was speciaal ontworpen voor dit toen nog niet door de “Mammoet” van minister Cals opgeslorpte vorm van onderwijs. Het gebouw staat er nog steeds en het is een in strakke stijl opgetrokken gebouw, dat destijds al als zeer doelmatig ingericht te boek stond. Stedenbouwkundig rondde het boven dien aan de oostelijke zijde het F. V. Valstarplantsoen fraai af. De school heette de Maria school, ook toen het later een gemengde school voor ihno en lhno was. Het eerste hoofd van de school was mej. Cor Biezeno die voor die tijd vele jaren lang onderwijzeres was aan de lagere Bernadette school. Zij was geboortig uit een echt Naaldwijks onderwijsgezin. Haar vader was hoofd van de Leonardusschool, de jongensschool bij de Dijkweg en de Havenstraat. Ook broer G. Biezeno en zuster A. Biezeno gaven les, waar veel Naaldwíjkse jongens herinneringen aan hebben. Ze hebben allemaal wel bij Biezeno’s in de klas gezeten.

Muzikaal
Juffrouw Annie stond steevast voor de tweede klas, maar werkte nu sinds het vglo werd ingevoerd met  haar zuster samen op deze nieuwe school. Beide dames waren zeer muzikaal hadden een mooie stem en traden altijd in de Schoolmissen in de Adrianuskerk aan de Molenstraat op als bekwame meezingende dirigenten. Ze namen dan veelal plaats op de preekstoel, die een bijzondere schelpvorm had, om vanaf die plek de kinderen zo gelijkmatig mogelijk aan het zingen te krijgen, wat hen aardig lukte. Het vglo voor meisjes werd in Naaldwijk aanvankelijk gegeven aan de Bernadetteschool aan de Dijkweg. Het ging om enkele vglo-klassen als onderdeel van de gewone lagere school. In Wateringen en Kwintsheul werd zelfs een beetje jaloers naar Naaldwijk gekeken, want daar had men niet de beschikking over een apart gebouw voor dit soort onderwijs. Naaldwijk kreeg zijn zelfstandige vglo-school voor meisjes dus in 1960. Om dit ook fysiek te benadrukken, verlieten de klassen de Bernadette school om in de afwachting van de bouw van de nieuwe school diverse lokaliteiten in Naaldwijk te bezetten. Zo werd er tijdelijk ingewoond in gebouw De Binnenhaven. Daarna ook nog een tijdje in gebouw De Harmonie aan de Dijkweg. Dat laatste was niet voorzien, maar de strenge winter van 1963 had ervoor gezorgd, dat er bij de bouw van de nieuwe school vertraging was opgelopen.

Afwassen
De aannemer had nog echter nog maar nauwelijks begin januari zijn hielen gelicht of de zeventig leerlingen met hun vier onderwijzeressen namen al hun intrek in de school aan de Druiventraat. Wie er een kijkje ging nemen kon er meisjes aantreffen, die net bezig waren met het afwassen en het ordelijk opbergen van het gloednieuwe lesmateriaal. Daar hoorden ook gastoestellen en gasovens bij, waar menig leerlinge de fijne kneepjes van de kookkunst mee hebben geleerd. Maar ook strijkplanken en strijkijzers werden in gereedheid gebracht voor het vak wassen en strijken, waarvoor zelfs een speciaal lokaal was ingericht.
Voor het naaien was op de bovenverdieping weer een ander lokaal in gereedheid gebracht. Zelfs wasmachines ontbraken niet. Kortom in het nieuwe gebouw konden de toekomstige huismoeders zich allround bekwamen in de huishoudkunde. Toch was het vglo in die dagen niet alleen op deze praktische vakken gericht. In twee lokalen werd ook theorie gegeven en wel in normale schoolvakken als rekenen, taal en lezen, maar ook in onderwijs volgens het ivio-systeem. De meisjes die de lessen van dit Instituut Voor Individueel Onderwijs volgden, werden in de gelegenheid gesteld het Klimroosdiploma te behalen. De dames Biezeno waren er niet zonder reden trots op, dat een jaar voordat zij intrek namen in de nieuwe school alle kandidaten geslaagd waren. Ook de diploma's Vrouwelijke Vorming l en ll waren zeer gewild in Naaldwijk. Tal van vrouwen zullen daar nu nog de vruchten van plukken, omdat zij daarmee tot heel wat cursussen voor vrouwelijke beroepen zijn toegelaten. Het aantrekkelijke van dit soort onderwijs was dat het niet alleen om huishoudelijke vakken ging. Er werden bijvoorbeeld ook lessen in typen gegeven voor meisjes die mogelijk op kantoor zouden willen gaan werken. Nu zitten wellicht nog vrouwen achter de computer te profiteren van de type cursussen op de vglo-school. Ook aan het vak van verkopen werd aandacht besteed.

Irene
Dat was ook het geval hij de christelijke nijverheid school, later school voor ihnmo en mhno 'Prinses Irene' aan de Duiventorenstraat in Naaldwijk. Ook Monster kende een vglo-school van de Vereniging voor Christelijk Onderwijs daar. Na de invoering van de Mammoetwet in 1968 werd dit een lavoschool en later leao. Van dat jaar af was de heer K. Verheij hoofd van die school. Dat na tachtig jaar de 'vakschool voor Meisjes' te Naaldwijk in 1979 werd opgeheven is tekenend voor de veranderingen in het onderwijs in de latere jaren. Het gebouw aan de Dijkweg had toen 49 jaar van de in totaal 80 jaar van zijn bestaan aan deze school onderdak geboden. We horen daarover nog de min of meer profetische woorden die mej. C. Biezeno veertig jaar geleden al sprak: ”Het onderwijs op deze school moeten wij voortdurend afstemmen op de tijd, waarin we leven. Verandert er iets dan zullen wij ook mee moeten veranderen en de kinderen steeds dat geven wat ze in het leven nodig hebben."

Hieronder het overlijdensbericht van Klaas Verheij

 

 

Commotie door diefstal

 

Door: Aad van Holstein
Uit: Ouder Westland
Datum: vrijdag 8 december 2006

Het is bekend, dat rond 6 december - de verjaardag van sinterklaas overal insluipingen zijn Daarbij worden zelfs schoorstenen niet ontzien om de woningen binnen te dringen De insluipers plegen vrijwel altijd iets achter te laten, in plaats van iets mee te nemen. Op 6 december 1896 is in Naaldwijk echter het omgekeerde het geval. Dit zet het dorp op zijn kop.

Burgemeester Noorduijn van Naaldwijk vouwt de Nieuwe Westlandsche Courant van 9 december 1896 open. Hij zit gespannen achter zijn bureau in het raadhuis aan het Wilhelminaplein. Naast hem gemeentesecretaris Van Deursen. Hardop leest Noorduijn hem een bericht voor. Het gaat over een inbraak aan de Zuidweg 62 in zijn gemeente. Uit een kast in de kamer van de bemiddelde koopman Jacob Keijzer is een bedrag van zes á zevenhonderd gulden gestolen. Een kapitaal. De burgemeester weet intern al van het delict af via zijn veldwachters, maar hij wil eten wat de krant erover schrijft. Immers in het dorp gonst het van de geruchten. Hij weet dat het om een insluiping gaat, waarbij een dief op zondagavond 6 december is binnengedrongen met de sleutel van de huisdeur. Die kon de insluiper gemakkelijk vinden, want hij was buiten in een klomp verstopt. En de kast, waarin het geld lag was heel eenvoudig met een gewone sleutel te openen. De burgemeester ziet in gedachten de hoge laden kast voor zich. De vier zijstijlen reiken als poten tot de grond. Hij weet van de politie dat de meid de diefstal heeft ontdekt. Ze stelde haar baas haastig op de hoogte. Hij waarschuwde de politie, die direct een onderzoek begon. „Ze zijn alleen niet veel opgeschoten”, zegt Noorduijn geërgerd. „Ze hebben nog niet het minste spoor." De krant doet daar nog een schepje bovenop, omdat daarin staat dat het gerucht door het dorp gaat dat bij P. Lock en D. Koppenol midden in de nacht het hele huis overhoop is gehaald. Alle kasten zouden doorsnuffeld zijn, de matrassen opengesneden en leeggehaald en er zouden nog meer fraaiigheden zijn gebeurd. Maar Noorduijn weet dat het niet waar is en dat de politie bij die buren alleen maar inlichtingen heeft ingewonnen.

Waarom heeft die man zijn geld niet in de kluis gestopt is een gedachte die door de burgemeester heen gaat. Het raarste verhaal dat de mensen elkaar vertellen vindt hij nog, dat hij als burgemeester een sleutel zou hebben, waarmee hij de deuren van alle woningen kan openen. Hij wordt daarmee min of meer zelf als verdachte aangemerkt. Het is allemaal merkwaardig. Dat zijn de twee notabelen met elkaar eens. Met halve woorden en zinnen worden immers in het dorp veel Naaldwijkers in diskrediet gebracht. Ze verdenken elkaar zonder reden. De politie laat weten dat ze dit gedrag gevaarlijk vindt en afkeurt. „Wacht het onderzoek af,” wordt officieel meegedeeld. Tien dagen later komt de krant weer op het voorval terug. Het aantal verdachten van de diefstal is in de volksmond intussen sterk gestegen, maar er wordt geen aanhouding verricht. „Zíe je, de zaak gaat in de doofpot,” wordt al beweerd. Dat vindt Noorduijn niet prettig, want met zijn veldwachters wordt alles gedaan om de daders op te sporen. Vooral voor degenen, die vals beschuldigd zijn, is het noodzakelijk dat de diefstal wordt opgelost. Half december ontvangt burgemeester Noorduijn een anonieme brief die een bepaald licht op de geruchtmakende diefstal uit de laden kast van J. Keijzer aan de Zuidweg laat vallen. De burgemeester plaatst daarop een Bekendmaking in de Nieuwe Westlandsche Courant. „De burgemeester van Naaldwijk verzoekt den schrijver van den door hem ontvangen ongetekende brief, die in het bezit schijnt van nadere gegevens welke tot ontdekking van de diefstal op 6 December j.l. kunnen leiden zich tot mededeling daarvan bij hem aan te melden. ”Of de man of vrouw zich gemeld heeft bij Noorduijn is een goed bewaard geheim. Maar wel heeft hij de commissaris van politie Pronk in Leiden benaderd om na te gaan of de daar woonachtige zwager van Keijzer iets te maken heeft met de diefstal. De commissaris hoort een hele reeks getuigen, die verklaren op het tijdstip van de diefstal in de tapperij Garretsen door de zwager te zijn bediend. De man was daar tijdelijk met zijn gezin woonachtig, omdat Garretsen wegens ziekte niet kon werken. Ook de vrouw van Garretsen verklaart dat de zwager - die zonder haar voorkennis de zaak niet mocht verlaten - de hele dag in de tapperij aan het werk was. En zo wordt ook deze Leidenaar slachtoffer van achterklap. Misschien wel door de dief zelf bedacht. Het ziet er naar uit dat de zaak werkelijk in de doofpot terecht is gekomen, want van een vervolg is - na 110 jaar - ook al geen spoor meer te vinden.

 


De Zuidweg in Naaldwijk.
Uit het meest rechtse huis, waar in 1896 J. Keijzer woonde, werd 700 gulden gestolen, Foto: Historisch Archief Naaldwijk