Hieronder twee subpagina's
| Mes op de keel | Slot Honselersdijk |
Hieronder een ansichtkaart van de Dijksloot, later na demping de Dijkstraat.
Veel van onze verhalen komen uit:
Jan Barendselaan herinnert aan groot Westlander
Uit: Het Hele Westland Poeldijk wordt al sinds begin jaren vijftig van de vorige eeuw doorkruist door de Jan Barendselaan. Een belangrijke straat in dit dorp, die de nauwe kronkelige Voorstraat destijds in de vorm van een soort bypass ontlastte van het steeds drukker wordende verkeer. Een laan, die genoemd is naar een belangrijk man. Niet alleen voor Poeldijk, maar voor het hele Westland. Jan Barendse, die in 1880 in Honselersdijk is geboren, heeft als opgroeiend kind nog geleefd in een tijd dat het Westland een vrijwel kassenloze, aantrekkelijke groene streek was. Zijn vader had dan ook een tuin met veel fruitbomen aan de Nieuwe Tuinen. Ook kweekte hij nog druiven zoals in de tijd van pastoor Verburch tegen een muur. Jan Barendse vestigde zich - na de lagere school en de tuinbouwschool - rond het begin van de eerste Wereldoorlog als zelfstandig tuinder op een tuin aan de Monsterseweg in Poeldijk. Op die tuin bevond zich ook een boomgaard. Verder kweekte hij aardappelen en uien. Teelten die in die jaren nog tot de belangrijkste in de streek gerekend werden. “Je haalt de nieuwe aardappelen niet meer", is nog een van de uitdrukkingen, die in het Westland in tuinbouwkringen opgeld doen. Ook op deze tuin had hij druivenmuren staan al verrezen er wel schuchter de eerste glasopstanden. Barendse, van wie al gauw bekend was dat hij een erudiet man was, werd vooral door Poeldijkers vaak om raad gevraagd. Op 34-jarige leeftijd werd hij gekozen tot voorzitter van de Fruit- en Groenten veiling vereniging Poeldijk, die in 1889 was opgericht. Hij ontpópte zich in zijn voorzittersfunctie als een voorman, die inzag dat bundeling van krachten van groot belang was voor het Westland. Geen wonder, dat hij al drie jaar later -in 1917 - werd gekozen tot voorzitter van de Bond Westland, de overkoepelende organisatie van de toen twaalf Westlandse groenteveilingen. In 1930 trad hij toe tot het dagelijks bestuur van de Nederlandsche Tuinbouw Bond (NTB), dat later werd omgedoopt tot Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen in Nederland. In die functie maakte hij in de oorlogsjaren tot zijn afschuw mee, dat in augustus 1944 de voorzitter van dit bureau F. V. Valstar door het Silbertannecommando, samen met de Naaldwijker Voskamp werd vermoord. Barendse nam diens functie tijdelijk over. Hij hield zich liever met het wel en wee van het Westland bezig en spande zich met name in voor het bevorderen van de reclame voor groenten en fruit. De nadruk lag daarbij op het behoud van de destijds voor het Westland belangrijke, door hem zeer geliefde, maar helaas toch teruglopende druiventeelt. Dat Jan Barendse tweemaal een koninklijke onderscheiding ontving - eerst ridder, later officier in de orde van Oranje Nassau - wekt geen verbazing als men weet, wat hij allemaal in het Westland tot stand heeft gebracht en dat het koningshuis daar zelf herhaaldelijk kennis van heeft kunnen nemen. Zo werd de Poeldijkse veiling bezocht door koningin Wilhelmina en prins Hendrik en koningin Juliana. Jan Barendse, die een belezen man was en ook een prettige schrijfstijl had, heeft twee publicaties het licht doen zien: een brochure over de geschiedenis van de Poeldijkse groentenveiling en het - in 1951 verschenen - befaamde boek: Hollands Tuin. Een titel, die het belang aangeeft, dat Barendse aan het Westland als tuinbouwstreek hechtte. Tot ver buiten onze landsgrenzen. Dat was vlak voor zijn afscheid als voorzitter van zowel de veiling als de bond. Daarin laat hij zijn lezers kennis maken met de geheel andere omstandigheden, waaronder de bewoners van het Westland in de achttiende en negentiende eeuw werkten en leefden. De manier waarop de tuinen werden aangelegd, hoe men ze bewerkte en welke producten men teelde. Hij beschrijft daarin de geweldige inspanning, die de Westlanders zich moesten getroosten om de gronden geschikt te maken als tuinland. Hij heeft bij het schrijven gebruik gemaakt van gegevens, die hem onder anderen door zijn vader en grootvader waren verteld. Het is een lust om te lezen, hoe hij het Westland van weleer beschrijft, bezaaid als het was met lusthoven, die van grote schoonheid moeten zijn geweest. “Vijvers, omzoomd met hout, maakten het vissen tot een genot en verleenden de streek een schoon en voornaam aanzien", zo lezen wij. “Komende en gaande deftige bezoekers met gevolg gaven haar levendigheid en sierlijkheid en zullen de bewoners van de dorpen zeker ook wat vertier en verdiensten hebben gebracht." Hij schrijft onder meer zich nog het een en ander te herinneren van de schoonheid van het dorpje Honselersdijk, waar hij destijds woonde. Hij heeft het dan over de Dijkstraat met de Dijksloot, die toen nog overspannen werd door bruggetjes. Hij ziet nog langs de slootkant een rij iepen van respectabele omgang en hoogte staan. Ook weet hij dat Naaldwijk een prachtig marktplein had, met in het midden een mooie pomp, waaromheen het dorpsleven zich manifesteerde. Waar ook gelegenheid was voor feesten en waar de rondreizende kunstenmakers hun kunsten vertoonden. Het kon volgens Barendse - die zich in 1952 als veiling- en bondsbestuurder terugtrok ten gunste van zijn zoon Leen niet anders of deze schoonheid moest voor een groot deel worden opgeofferd aan de vooruitgang. “Tot welk “vandalisme” dit heeft geleid is dan ook voor ieder waarneembaar, maar... het kon niet anders", zo vergoelijkt hij dat. Het Westland moest immers door zijn geweldige expansiedrang binnen de benauwende grenzen van de dorpen treden om in de omliggende polders het vak te gaan beoefenen. Volgens Barendse is het Westland toch het bijzondere gebied gebleven, dat de interesse van vreemdeling en landgenoot steeds trok, omdat het de streek blijft van de grote mogelijkheden op cultuurtechnisch gebied en ook onder de veranderde schoonheid de aandacht ten volle verdient. En die woorden worden tot op de dag van vandaag nog steeds bewaarheid. Barendse overleed in 1958 op 78-jarige leeftijd. De Jan Barendselaan - die begin jaren vijftig nog door Barendse zelf voor geopend is verklaard - is inmiddels verkeersluwer gemaakt. Onder meer omdat het zware verkeer nu over de Rijssenburgerweg wordt omgeleid. Een laan met zowel woningen als winkels, die herinnert aan een van de grootste voormannen, die het Westland heeft gekend.
Wilt U reageren op dit artikel:
Uit: WestlandToen Zomaar een prachtig dorp uit het Westland van toe. Welkom in het knusse dorpje Honselersdijk Landerijen, visvijvers, schitterende tuinen, een jachtslot, fonteinen omgeven door prachtige beelden. Ja het was er allemaal in het fraaie dorp Honselersdijk ook wel genoemd als “Hontsholredick”. Maar ook vind men namen als Hunsel, Honshule, of Honsele. Het woord dijk verwijst naar een verlengde terp hierop bouwde de mensen hutten. Honselersdijk is een dijkdorp. Na overstromingen in de twaalfde eeuw is langs de kleine Gantel een lage dijk aangelegd. Achter de dijk liepen een weg en een sloot. Langs deze weg is het dorp ontstaan. Voor de verbreding van de dijkstraat is de sloot in 1930 gedempt. In Honselersdijk lagen ooit buitenplaatsen met siertuinen en grote boomgaarden. De oudste en grootste buitenplaats was het Huis Honselaarsdijk van prins Frederik Hendrik. Aan de Dijkweg lag Broekvliet van burgemeester Pijnacker-Hordijk. Huize Endeldijk van de dichter Willem van der Pot stond aan. de andere kant van het dorp. Rond 1300 ging Willem I van Naaldwijk er wonen. Het slot had een kapel die gewijd was aan St. Hubertus, de patroonheilíge van de jacht. In het slot bleven de Heren van Naaldwijk er wonen tot 1496, en Wilhelmina van Naaldwijk ging er wonen.
Kasteel “Hontsholredick”
Frederik Hendrik
Prins Frederik Hendrik heeft eindelijk zijn besluit genomen, hij vertrekt met zijn gezin richting Westland. Hier op paleis Honselersdijk gaat hij zich vestigen. De prins gehuwd met Amalia van Solms. Het paleis werd gebouwd als een slot met drie woonvleugels, die een binnenplaats om sloten. De binnenplaats werd aan de vierde zijde afgesloten door een vleugel met een poortgebouw. Het slot moest een waar lustoord worden, omsloten door een prachtige gracht met fraaie paviljoens. Verschillende bekende bouwmeesters als Jacob van Campen hebben meegewerkt om paleis Honselersdijk te bouwen. Rond 1640 was Pieter Post hier werkzaam. Rondom het paleis Honselersdijk werd een grote tuin aangelegd in Franse stijl. De tuin rond het paleis werd omzoomd door een omwalling. Aan de voorzijde werd het geheel afgesloten door een muur, waarin een eenvoudige toegangspoort was aangebracht.
Hof herberg Het Wapen van Oranje
Frederik ontving er voorname hoge gasten, organiseerde feesten en jachtpartijen. Slot Honselaarsdijk (1683) dit samen met fraaie fonteinen, tuinen met vijvers en beelden aangelegd in geheel Franse Stijl. De lakei in livrei schonk neerbuigend nog maar eens bij, flonkerende glazen blonken in het zonlicht, met op de achtergrond dansende zwanen, dit alles maakte het droomplaatje van slot Honselersdijk compleet. Beste Jacob, wil jij de paarden aanspannen, want vanmiddag maak ik een rit langs het Hollands duin, de kinderen van Amalia verheugde zich er al op, wat een genot moet dit geweest zijn!
Bron: Nostalgisch Westland
Veteraan-tuinder, Jan Penning
Door: Arjen van den Oever
HONSELERSDUK
In ieder geval is Jan Penning zeer
te spreken over zijn opvolgers. "ln de jaren negentig maakten we een dip
door. Onder meer omdat de prijs van fresia's niet goed was. Juist in die
tijd namen mijn zoon en neef de leiding over.
Typisch
Het is mooi als een nieuw product
aan je verwachtingen voldoet, maar dat gebeurt natuurlijk lang niet
altijd. Mede om de promotie te versterken is bij Penning Freesia een demonstratie kas aangelegd waar Het hele assortiment fresia's en amaryllissen te zien is. Zowel telers als exporteurs doen geregeld de kas aan, aldus Penning. "Telers moeten tegenwoordig precies weten waar ze aan beginnen. De productie neemt zulke grote vormen aan dat tuinders zich geen misser kunnen veroorloven. De opzet van demonstratiekassen is een goede ontwikkeling waar deze generatie de juiste waarde aan hecht.”
Groeiversneller
Strenge winter in 1929: Melkauto op het ijs
Door:
Aad van Holstein Zo gauw als het weer wat winterse trekjes vertoont, komen bil vooral de oudere Westlanders weer veel herinneringen opborrelen aan de strenge winters van vroeger. Winters die niet meer te vergelijken zijn met die kwakkel winters van nu. Een tijd waarin er in de huizen nog in de verste verte niet op gas, maar op hout en kolen werd gestookt. Waar fornuizen gezellig snorden en waar in de voorkamers achter mica ruitjes haarden op antraciet vurig stonden te gloeien. Vanzelf komen dan ook bijzondere beelden naar boven uit de diepgevroren jaren twintig, dertig en veertig waarin je 's morgens dik ingepakt naar school ging, om eerst in de hevige kou op het schoolplein met je klompen aan in de sneeuw en in de rij te moeten wachten tot de schoolbel ging. Als het heel erg koud was, mocht je soms zonder al die discipline naar binnen, maar als je dan tenslotte kleumend en met tintelende vingers het klaslokaal had bereikt, was vaak de nauwelijks kind hoge kachel nog maar net door de ijverigste leerling van de klas aangestoken. Hij mocht ook de kolenkitten met eierkolen vullen, ze sjouwen en de brandstof tenslotte op het net aangemaakte vuur gooien.
IJsvrij
Er stonden in die tijd ook nog geen auto's bij je voor de deur Dus als je ergens heen moest, kon je lopen of fietsen en werd je wel veel meer dan nu met je neus op de winterse feiten gedrukt. Een enkele Westlandse tuinder in goeden doen had een auto, maar meestal waren het de middenstanders die zich op een wat ruimere schaal een gemotoriseerd vervoermiddel konden veroorloven. Zoals in Naaldwijk taxibedrijf Bellersen, dat in de Molenstraat een fraaie Citroen (traction avant) voor de deur had staan Daarmee brachten Bellersen en zijn zoon Frans zijn klanten - het bedrijf heette Beltax - a la minute naar de plek waar ze moes- ten zijn. Paardenwagens waren echter nog geruime tijd na de oorlog in zwang (de groenteboer en melkboer met beiden de naam Van der Ende, in Naaldwijk waren voorbeelden) ook al reden er al in de jaren twintig in het Westland steeds meer auto's van vooral neringdoenden op de weg.
Gemotoriseerd
"Als bewijs dat het doel gehaald was, werd bil de bakker in de Hoogstraat een zak 'Vlaardingse moppen' gehaald. De schaatsers knoopten ze dan vaak in een grote, rode boerenzakdoek om hun middel. Zo konden zij bewijzen dat ze daar geweest waren" Een andere zeer populaire maar wel wat langere streekschaatstocht was die naar Gouda, waar Goudse pijpen werden gekocht. Dat waren hele dunne pijpen van wel dertig centimeter lang en erg breekbaar. Dus als je zou vallen, zouden ze het niet overleven. Koppenol: "Je werd als een held binnengehaald, als je erin slaagde die heel in het Westland te brengen"
Foto:
Uit: Ouder Westland (Westlandschecourant)
Tuinbouwleraar openlijk bespot om teelt tomaten.
De tomaat mag dan voor
het eerst in 1891 serieus zijn gekweekt door tuinder Camfferman uit Naaldwijk,
het heeft nog geruime tijd geduurd voordat deze teelt in Nederland
gemeengoed werd.
In 1897 begon tuinbouwleraar C. H. Claassen, die zich een jaar eerder in het Westland had gevestigd, in twee kleine druivenserres proeven te nemen met tomatenteelt. Camfferman had al eerder mooie tomaten gekweekt, maar hij kreeg ze niet verhandeld. Claassen Wilde het opnieuw proberen en ging enthousiast van Start. Van tuinder P. van Ruijven, voorzitter van de afdeling Poeldijk van de Vereniging Westland, kreeg hij genoemde ruimte tot zijn beschikking om deze geheel nieuwe teelt maar eens te proberen. Eigenlijk zouden in de kassen nieuwe druivensoorten worden beproefd, maar de eigenaar vond het goed dat er een proef met tomaten voor in de plaats kwam. Maar er was wel een belangrijke voorwaarde: Claassen moest daarvoor zelf maar in de serres gaan werken. Daar had Van Ruiiven geen zin in. Claassen vond dat helemaal geen probleem en ging meteen aan de slag volgens een teeltmethode die hij van de Britten afkeek. Hij behaalde daar zelfs nog mooiere resultaten mee dan de pionier op dit gebied in het Westland, de Naaldwijker Camfferman. De planten waren behangen met de mooiste vruchten. Maar ook Claassen had moeite met de afzet. De kooplieden aan de veiling hadden veel meer oog voor groene pruimen en voor uien, waar in de nazomer meer vraag naar was dan naar het zomerse product tomaten. Ze vonden het bovendien maar een vreemd product en hoewel de tomaten op zich van hoge kwaliteit waren, leverden ze dus eigenlijk niets op.
Bespot
Verzenden
Reclame
Gezicht van den Nieuwen Weg op het dorp.
Uit: Het Hele
Westland Honselersdijk dankt zijn bekendheid aan het Hof Hondsholredijk, waarvan nog een klein deel bewaard is gebleven – en na veie jaren verwaarlozing - in de jaren zeventig is gerestaureerd. Prinses Margriet opende op 7 juni 1977 de fraai herstelde Nederhof. De naam Hofstraat in dit mooie Westiandse dorp, is daarnaar genoemd. Wie er nu woont of er wei eens komt, kan zich bijna niet meer voorstellen, dat voorheen al het verkeer vanuit Naaldwijk, dit punt passeerde. Ooit reed zelfs de Westiandse stoomtram door dit straatje van Honselersdijk. De tram kwam vanuit Loosduinen zo over de Nieuweweg aan puffen, zijn weg vervolgend langs de bekende Westlandse kwekerij Nieuw Honsel, reed dan door tot voorbij de Valburg en de Nederhof om zo via de Hofstraat en de Dijkweg naar Naaldwijk te rijden. Dat is nog te zien op de foto ‘Gezicht van den Nieuwen Weg op het dorp', die als ansichtkaart dateert uit het begin van de vorige eeuw. De fotograaf moet ergens tussen de ‘Rolpaal’ en de ‘Valbrug’ hebben gestaan met de lens - compleet met het zwarte doek over zijn hoofd - gericht op het instituut, dat daar stond. Dat was enkele jaren lang een onderwijsinstelling voor de wat betere stand met weinig of geen leerlingen uit het Westland. Dat op die kaart staat dat het om Honselersdijk gaat is maar goed ook, want zonder deze zou Zelfs een oudere geboren en getogen Dijker nog moeite hebben het punt herkennen. In elk geval zullen velen ervan opkijken hoe lommerrijk het in die tijd in de Westlandse dorpen was en hoe kaal nu. Getuige de andere foto’s, die in 1963 en dit jaar (2006) zijn gemaakt. (Wie kan ons helpen aan deze foto’s ?)
Vijfentachtig jaar lang heeft de tramlijn van de Westlandsche Stoomtramweg Maatschappij (WSM) tot het ‘gezicht op het dorp' behoord, maar is later van die weg afgeweken. Want de tram reed niet altijd tot genoegen van alle Honselersdijkers door de Hofstraat. Dat blijkt uit een bezwaarschrift van een invloedrijk inwoner van het dorp J. E. van der Trappen. Hij stuurde dat op 4 juni 1908 een bezwaarschrift naar de gemeente Naaldwijk. Daarin wees hij op de gevaren, die het rijden van de tram door een deel van de kom van Honselersdijk met zich bracht. Vooral in het gedeelte tussen de Valbrug en de Moriaansbrug (bij de Dijkweg) Zou de tram groot gevaar opleveren. In het bijzonder had hij daarbij de schoolgaande jeugd op het oog. Hij drong er bij het gemeentebestuur dan ook op aan maatregelen te nemen, waardoor het passeren van de tram door Honselersdijk ‘zo gevaarloos mogelijk wordt‘. Hoewel de WSM directie zich al meteen haastte te verzekeren, dat alle veiligheidsmaatregelen waren getroffen en dat ze werden nageleefd (‘er zijn nooit ontsporingen voorgekomen’), blijkt uit de overlevering, dat de tram wel degelijk een keer uit de bocht is gereden en zijn weg heeft gezocht door de voorgevel van café De Sport. Hoe het ook zij, de veiligheidsmaatregelen werden verscherpt. Binnen de kom van Honselersdijk, een zeer bochtig gedeelte, mocht de tram niet harder meer rijden dan zes kilometer per uur. Buiten de kom niet sneller dan twintig kilometer per uur. Het zal een paar jaar later voor veel Honselersdijkers ongetwijfeld een opluchting zijn geweest te horen dat de WSM het traject door Honselersdijk toch maar ging wijzigen. Er zou een emplacement met station komen achter het Honselse Hof (of wat daar toen nog van over was) en de rails in het dorp zelf zouden worden opgebroken. In 1911 is dit plan, in het kader van de verbetering van de trambaan tussen Poeldijk en Naaldwijk, ook daadwerkelijk uitgevoerd. Bij de Jan Evertsenbrug (in de volksmond en nota bene ook in enkele officiële stukken Jeneverbrug genoemd) kwam een spoorwegovergang naar het emplacement achter het Hof. Ook ter hoogte van de Strijplaan ontstond er zo een overgang over de Dijkweg. De foto, die de toestand in 1963 weergeeft, toont de spoorwegovergang nabij de Jan Evertsenbrug. Rechts van de Nieuwe Weg staan dan nog enkele van de oude huisjes, waarvan er verschillende toen al waren afgebroken. De passagiers van de WSM. die met de tram naar Poeldijk, Loosduinen en Den Haag de Nieuweweg passeerden, hebben in de jaren twintig de nieuwe Honselersdijkse veiling zien bouwen, die daar lange tijd de economie van het Westland heeft gevoed. Honselersdijk was in de negentiende eeuw het Westlandse dorp waar het veilingwezen zijn oorsprong vond.
CCWS raakt in 1943 gebouw aan de vijand kwijt. Uit: Westlandsche Courant In tijden van nood leert men zijn vrienden kennen. In oorlogstijd is het niet eenvoudig de veilingklok van de Centrale
Coöperatieve Westlandse Snijbloemenveiling (CCWS) draaiende te houden. Al in
1941 moet het aantal veildagen teruggebracht worden tot drie. Het mooie
veilinggebouw op de hoek van de Burgemeester Elsenweg en de Dijkweg ligt echter
logistiek gezien op zo'n uitstekend punt dat een verdere beslaglegging niet kan
uitblijven. Daar is, na de Duitse inval in 1940, heel wat aan vooraf gegaan. De
Westlandse bloemenkwekers verkijken zich in het begin lelijk op het vermeende
voordeel van de bezetting. Hun aanvankelijke hoop dat de export naar Duitsland
er wel eens door kan verbeteren blijkt ijdel. Zeker voor de afzet van bolbloemen
van tulpen, hyacinten en narcissen. Ze kunnen ze alleen nog maar op de
binnenlandse markt kwijt. Onderdrukking Gebrekkiger
wij ontvingen hem van Dirk van der Eijk uit Maassluis. Klik hier als u alles over Honselersdijk & Honselersdijkers wilt weten. De hier onder staande geschiedenis komt van de website van Jan
de Bruin, In de afgelopen decennia heeft Het Westland zich ontwikkeld tot het meest toonaangevende tuinbouw-gebied in de wereld. Honselersdijk is gelegen in het centrum van het Westland "de Glazen Stad". Een tuinbouwgebied dat kabinet en parlement typeren als "een nationaal glasbouw-centrum met internationale betekenis". Op het Honselse grondgebied hebben zich eveneens vele nationaal en internationaal opererende bedrijven gevestigd. Een voorbeeld daarvan is Bloemenveiling Holland, waar meer dan 3000 mensen werkzaam zijn. U kunt de website van de Bloemenveiling bekijken om daarna te besluiten de veiling eens persoonlijk te bezoeken. Honselersdijk ligt mooi centraal. Den Haag en haar
regeringscentrum liggen op korte afstand. Rotterdam-Airport Zestienhoven en de
Rotterdamse haven liggen op zo'n 25 kilometer afstand van Honselersdijk. Ook
Amsterdam Airport Schiphol is goed te bereiken vanuit Honselersdijk (ongeveer 55
kilometer).
Er is al veel geschreven en onderzoek gedaan naar de
geschiedenis van Het Westland.
(De tekst is letterlijk overgenomen.) "Een vorstelijke verblijfplaats uit ouden tijd te
Hondsholredijk, naar een teekening van 1695. Dit aanzienlijke huis, even ten N.
van Naaldwijk (Z-H), werd in 1612 door Prins Frederik Hendrik aangekocht, die
het geheel liet verbouwen. Het schilderachtige" lusthuys", reeds sedert de 13de
eeuw door de heeren van Hunsel en Naaldwijk bewoond, werd door een uitgestrekt
park omgeven. In 1795 werd het tot nationaal eigendom verklaard en diende
achtereenvolgens tot staatsgevangenis, hospitaal en kweekschool voor de
scheepvaart. In 1814 verkocht men het oude kasteel voor afbraak en werd het
grootendeels gesloopt. Een langwerpig gedeelte, het z.g. "Hof" , bleef echter
bestaan en diende aan burgerhuisgezinnen tot woonplaats.
De Nederhof wordt van 1646 tot 1648 aangevuld met een vierde hoekpaviljoen en een derde galerij, die aan de noordzijde. Daarin wordt de kapel ondergebracht. In deze galerij bevond zich ook het zeer luxueuze badkwartier. In de Nederhof werden de hoge gasten ondergebracht. Voor hen was in het eigenlijke hoofdgebouw geen plaats. In de jaren van bouw en verbouw zijn, mede ten behoeve van het transport van de vele bouwmaterialen de Nieuweweg aangelegd en het Nieuwe Water gegraven. De wegen naar en van Den Haag liepen vóór die tijd over Naaldwijk en Monster èn over Kwintsheul en Wateringen.
In datzelfde jaar trekt hij op verzoek naar Engeland,
verjaagt daar zijn schoonvader Jacob II om zelf op 22 februari 1689 gekroond te
worden tot koning van Engeland. Bij die gelegenheid worden de koperen
kaarsenkronen uit de kerk van Naaldwijk overgebracht naar de Westminster Abbey
te Londen. In vreemde handen.
De late Oranjes.
In de Franse Tijd heeft het hoofdgebouw dienst gedaan als
staatsgevangenis, militair hospitaal,
De nadagen van de Nederhof.
De omgeving van het Hof, met name de Hofstraat, ondervond mede de gevolgen van het tenietgaan van het Huis Honselersdijk. Hier stonden in de glorietijd gebouwen die een nevenfunktie te vervullen hadden, o.a. drie herbergen. Ze boden onderdak aan mensen die voor allerlei zakelijke aangelegenheden tijdelijk in Honselersdijk verbleven, doch niet in aanmerking kwamen om op het huis, of in de bijgebouwen verblijf te houden. Het waren in volgorde van hun betekenis: de Prins van Oranje, later 's Lands Welvaren genaamd. Het gebouw diende levens als rechtshuis. Na de Franse tijd verloor de herberg niet alleen de funktie van rechtshuis, doch ook die van herberg. Een tweede herberg was "De Moriaan", de voormalig ijzerwarenwinkel van J. Gardien aan de Hofstraat. Het is nog tot diep in de 19de eeuw een herberg gebleven. Tenslotte was er nog de herberg, nog in het begin 1900 als café "Sport" van Nederpelt aanwezig. In de twintiger jaren werd er de zaadhandel "Hollandia" in gevestigd. Westelijk hiervan stonden in de vorige eeuw nog enkele bescheiden en oude gebouwtjes, met een bijzondere bestemming. Eén er van was het schoolgebouw van de openbare lagere school annex onderwijzerswoning. Het tweede gebouwtje was het"schuthok". Dat was een ruimte, waarin loslopend en opgevangen vee "geschut" werd, in afwachting tot de betaling van een boete door de eigenaar er van. Het heeft tot 1893 daar ter plaatse gestaan. Enigszins achteraf stond nog een derde gebouwtje, de bergplaats van de brandspuit . Het stond blijkbaar wat moeilijk bereikbaar, want in de raad van Naaldwijk werd in 1875 een voorstel behandeld een nieuwe brandweerkazerne te bouwen naast het schoolgebouw, het zou dit laatste dan tevens tot steun kunnen dienen! Erg solide was het schooltje blijkbaar niet.
De openbare school bleef in de voormalige boes gehuisvest tot 1875 in welk jaar een nieuwe school gesticht werd aan de Dijkstraat op een perceeltje grond aangekocht van de heer W. Steenks. Het oude schooltje werd ingericht tot brandweerkazerne annex arrestantenlokaal. De hoofdonderwijzer bleef echter wonen in het meest westelijke deel van de voormalige boes. De hoofdonderwijzers bleven hier wonen tot er een nieuwe school met onderwijzerswoning gebouwd werd aan de Molenlaan. Voornoemde Boech wendt zich in 1834 tot de burgemeester van Naaldwijk met het plan het poortgebouw grondig te verbouwen. Bij het gemeentebestuur en bij de bevolking rezen hiertegen bezwaren. De twee klokken zouden verdwijnen evenals de tijdaanwijzing. De raad besloot de klokken en het uurwerk aan te kopen en op het dak van de school een torentje te bouwen waar een en ander weer een plaats zou kunnen vinden en Honselersdijk niet verstoken zou zijn van een openbare tijdsaanwijzing en een brandklok. Op minder duidelijke gronden is het plan niet doorgegaan en bleef de oude toestand gehandhaafd. Deze ingrijpende schending van het oude aanzien is de Nederhof gelukkig bespaard gebleven.
Deze zakte daarna af van de Nieuweweg naar de Dijkweg bij villa Nova, het
woonhuis van dokter Snellen van Vollenhoven, nu dokter Vader.
Er werd een tramhaven gegraven om in de behoefte aan los- en laadruimte te
kunnen voorzien. Het veilingwezen was stevig in opmars. Aan de Hofstraat was een
nieuw veilinggebouw verrezen, later kisten fabriek van Bodegraven. De handel had
er belang bij dat exportproduktie ter plaatse in spoorwegwagens kon worden
verladen. De W.S. M. lijn die voorheen eindigde aan de Dijkweg te Naaldwijk,
werd met een boog westelijk om Naaldwijk gelegd en doorgetrokken naar Maassluis,
wat het overgangsstation naar het net van de landelijke spoorwegen werd. In de
tuinbouw nam het gebruik van steenkolen en cokes sterk toe. Deze werden in
spoorwegwagons aangevoerd en overgeladen in schuiten om zo de weg naar de
tuindersbedrijven te vinden.
Deze transporteert ze in 1841 op zijn zwager Joh. de Bruin. Later komt het deel links van de poort aan Chr. van der Velde, verzwagerd aan de familie De Bruin. In de tweede helft van de eeuw als de Van der Velde's en De Bruinen als tuinders woningen stichten op hun tuinbouwbedrijven, raakt het bezit van de oude "paviljoenen" hoe langer hoe meer versnipperd. In 1926 tijdens de burgemeestersvakature van Modderman wordt aan de heer Lipman vergund er een fietsenwinkel in te vestigen, wat opnieuw een aanslag betekende op het aanzien van het oude poortgebouw.
Bovenstaande informatie komt van de
website:
Hieronder een paar afbeeldingen van Huize Endeldijk en Huize Stompersdijk.
‘Dit mag ‘t nageslacht niet missen’ Natuurlijk ligt er ook een originele veilingschuit in een echte Westlandse vaart. Honselersdijk - Tuinbouw was en is de grote inkomstenbron in het verleden en in het heden van het Westland. Tegenwoordig is alles computergestuurd, maar ten tijde van onze opa’s, grootvaders en overgrootvaders ging het er allemaal heel anders aan toe. Op welke wijze er in de 17e eeuw en in de eeuwen die volgden komkommers, bloemen en druiven werden geteeld, is te zien in de Historische Tuin die vanaf vandaag, donderdag 18 mei, officieel is geopend. De Tuin maakt deel uit van het Westlands Museum. ‘Een cultureel erfgoed dat het nageslacht niet mag missen’, zo bestempelt museummedewerker Van Eendenburg de tuin die hij samen met zo’n tien vrijwilligers in twee jaar tijd heeft opgebouwd. Een groene deur leidt naar het pad van het verleden. Aan de rechterhand is een overdekte ruimte die met recht het rommelhok wordt genoemd. ‘Als ik eens wat beter selecteer, zou hier niet zoveel troep staan’, aldus Van Eendenburg. Hij haast zich te zeggen: ‘Maar ik vind die oude spullen die we her en der vergaren nu eenmaal zo prachtig. Ik ben net een rat.’ Na vertederd naar de ‘rotzooi’ te hebben gekeken, volgt er een rondleiding door de schuur. ‘Het is een schuur die van oude planken is opgebouwd en waarbij ook de schaftkeet niet ontbreekt.’ Terwijl Van Eendenburg dit vertelt, struikelt de sportief uitziende veertiger bijna over oude, ijzeren schoffels, zonken gieters, houten kruiwagens en andere historische voorwerpen. Het is de bedoeling dat de schuur op den duur geheel in stijl wordt ingericht. Hobbel. Zeventiende eeuw. Muurkas. Eisen. Authentiek. Route door de tuin uitgezet. Er is een boekje te koop, waarin uitgebreid tekst en uitleg wordt gegeven van alle onderdelen van de tuin. Uit: Westland Post Hieronder een aantal foto's en het Westlands Museum.
Streekmuseum Honselersdijk
Slot Honselersdijk Oude prent van hoe het er vroeger uitzag.
Slot Honselersdijk
Plannen voor een andere Nederhof volgens een tekening uit 1638. Honselersdijk - Frederik Hendrik is sinds enige tijd geëerd met een eigen monument in Honselersdijk. Het is geen standbeeld dat voor de Nederhof staat, want Frederik Hendrik zit, maar het blijft een hele eer om na zoveel eeuwen nog door de bewoners van een dorp te worden herinnerd, alleen maar omdat je er een nogal flink buitenhuis had staan. Aan de geschiedenis van het buitenhuis van stadhouder Frederik Hendrik en de inwoners van Honselersdijk is onlangs weer een hoofdstukje toegevoegd. Mevrouw M. Prins-Hoogendam schrijft in het Historisch Jaarboek Westland 1993 over het verdwenen dorpsplein van Honselersdijk. Dat dorpsplein werd opgeslokt door het tuingebouw dat halverwege de 17de eeuw aan het lustslot van Honselersdijk werd toegevoegd en nu bekend is als de Nederhof. Dat opslokken ging netjes genoeg, want de Dijkenaren die hun huis uit moesten voor deze uitbreiding, kregen een splinternieuwe woning. Vijf op een rijtje werden er gebouwd, aan wat weinig dorps de Prinsengracht werd genoemd. Enige tijd geleden is in het Algemeen Rijksarchief een kaart gevonden uit 1640. Op die kaart was de oude situatie getekend met de nieuwe plannen voor het tuinhuis annex personeelsonderkomens in stippellijntjes eroverheen. Ook in stippellijntjes staan vijf huizen aan de Prinsengracht, naast de Valbrug. Vijf huizen waarvan werd aangenomen dat ze werden gebouwd als gastenverblijven of logementsgebouwen. Dat er huizen moesten worden afgebroken om de bouw van de Nederhof mogelijk te maken was al eerder bekend. De acht namen van de mensen die hiervoor moesten wijken stonden ook al vermeld in het door prof. R. Meischke boven water gebrachte bestek van 11 januari 1640, waarop aannemers konden inschrijven. Het ging onder andere om wielmaker Gerrit Corneliszoon, bakker Cornelis Jacobszoon, schipper Philip Huybert, smid Cornelis Gerritszoon en timmerman Dirk de Milde. Vooral die laatste is geen onbekende. Dirk de Milde heeft namelijk heel wat klussen geklaard in dienst van Frederik Hendrik, waaronder de preekstoel voor de predikzaal in de Nederhof, nu als kansel dienst doend in de Hervormde Kerk van Wateringen.
Vogelvluchttekening. Hoe een eerder plan voor een oostelijke uitbreiding van het lustslot eruit zag is ook bekend. Een vogelvluchttekening van Balthasar van Bercken-rode laat zien hoe een dienstgebouw had kunnen worden neergezet zonder dat het oude dorpsplein plaats had hoeven maken. Dat zou een zeer knus geheel hebben opgeleverd van zeventiende eeuwse barok tegenover laatmiddel eeuwse huizenbouw. Het zou de oorspronkelijke kronkelige waterlopen ook intact hebben gelaten. Mevrouw Prins vindt het in haar artikel in het Historisch Jaarboek overigens alleen maar jammer dat ze niet het hele dorp hebben afgebroken en een eindje verder weer opgebouwd. Waar we nu mee zijn opgescheept is een rechthoekig, door grachten doorsneden dorpsplein, dat een nogal benauwde situatie oplevert. Voorkant. Wanneer de oude dorpskern bewaard zou zijn gebleven zouden deze huizen overigens net zo zijn aangepast aan nieuwe eisen als de huizen die wel konden blijven staan, terwijl de Nederhof werd gebouwd. De huizen aan de Prinsengracht zijn meer intact gebleven dan de oudere huizen, die de bouw van de Nederhof wel overleefden. In het bestek van 11 januari 1640 staat dat de Nederhof op 1 maart 1641 af moet zijn en de vijf nieuwe huizen voor 1 november 1641. Werden die data niet gehaald, dan zou de aannemer 1500 gulden minder krijgen dan het afgesproken bedrag. Als alles wel op tijd klaar zou zijn, dan mocht de aannemer, als beloning, iets maken en leveren aan de stadhouder persoonlijk. Zoals de huizen er nu nog staan is er wel wat veranderd sinds de bouw in 1641. Er zijn een paar huizen in tweeën gedeeld en naar achteren uitgebouwd. Het eerste pand is nog steeds een geheel, maar stond een tijd lang vast gebouwd aan een inmiddels gesloopt hoekpand aan de Dijkstraat. Met name het tweede pand heeft nog veel overblijfselen van de oorspronkelijke bouw. Wim Duyvestein van de werkgroep Oud-Monster heeft metingen verricht aan de hand waarvan hij een reconstructie heeft kunnen maken van hoe de vijf huizen aan de Prinsengracht er oorspronkelijk moeten hebben uitgezien. De bouw van de huizen kwam op rekening van de aannemer, terwijl de grond in bezit bleef van Frederik Hendrik. De band van de vijf huizen met de Nederhof wordt nu weer nieuw leven ingeblazen door de plaatsing in de Nederhof van een eikenhouten bedstedenschot uit een van de huizen. Het oorspronkelijke zeventiende eeuwse schot werd gevonden bij onderzoek van de latere bedstedewand van een van de panden. Het schot behoefde nogal wat restauratie vanwege vijf verflagen bovenop de oorspronkelijk verflaag en vanwege het storten van een betonnen vloer tegen de onderzijde van het schot aan. Het gerestaureerde schot wordt, gesubsidieerd door de gemeente Naaldwijk, binnenkant bevestigd aan een hoge muur in de zuidvleugel van de Nederhof achter het hoekpaviljoen.
Door: Ton van der Scheer Uit: Westlandsche
Courant Dinsdag 23 november 1993
FREDERIK HENDRIK HIELD ZEER VEEL VAN HONSELERSDIJK Honselersdijk - Toen Frederik Hendrik het oude kasteel in het gehucht Hontsholredijck kocht moest hij daar niet minder dan 360.000 gulden voor neertellen. Niet mis wanneer men bedenkt dat die koop in 1612 werd gesloten. En wat kocht hij daar nu helemaal voor? Tot zijn dood in 1647 moest er worden gewerkt door handwerkslieden en beeldende kunstenaars om van de vervallen burcht een waar lustslot van te maken. Frederik Hendrik, die in 1625zijn halfbroer prins Maurits opvolgde als stadhouder, was met zijn gedachten dan ook vaak in het Westland. Zelfs terwijl de kogels hem om de oren vlogen tijdens zijn talrijke veldtochten tegen de Spanjaarden, hield hij zich bezig met de aanleg van de tuinen, de schilderingen op de muren en de sculpturen die door bekende beeldhouwers werden vervaardigd. Ook toen Frederik Hendrik voor de eerste keer als de nieuwe ambachtsheer naar het Westland kwam vonden de hoge heren van Naaldwijk en Honselersdijk, dat de prins van Oranje een eerbetoon moest krijgen. Zoals uitgebreid staat te lezen in "Het huis Honselaarsdijk' door Th. Morren. 'Een vereering' zoals dat toen heette. Een formidabele intocht met veel feestelijkheden, zoals prins Maurits een tijdje eerder in Monster te beurt was gevallen, werd het echter niet. Baljuw, schout en schepenen kregen te horen dat het Frederik Hendrik 'aengenaem soude zijn mistdat sulcx geschieden mochte sonder vele ceremonien ende oock mede onnutte costen van maeltijden ende anderssints'. KASTEELHEER. Het kasteel in Honselersdijk stond er al tenminste drie eeuwen, toen Frederik Hendrik het kocht. In de late middeleeuwen was het door graaf Willem IV van Holland, Zeeland en Henegouwen verkocht aan Diederik van Brederode, die het overdroeg aan zijn schoonzoon Jan van Polanen. Diens kleindochter Janne van Polanen was weer getrouwd met Engelbrecht van Nassau, zodat het leengoed door erfopvolging aan de prinsen van Nassau kwam. Toen Frederik Hendrik het kasteel en de landerijen kocht deed prins Maurits ook de bijbehorende heerlijke rechten aan zijn neef over. Dat gebeurde echter niet meteen. Maurits liet wel eerst een paar functionarissen een kijkje nemen, zodat hij wist wat hij weggaf. Hun rapportage luidde als volgt. 'Het heerlijck huys off sloth van Honsholredijck met zijn grachten cingelen, plantagen, neerhoff (nederhoff! red.), boomgaerden, bloemen, cruythoff, duyfhuijs ende visscherije' bracht jaarlijks 500 ponden op. VECHTLUSTIG. Als hij eventjes niet aan het hoofd van de legerscharen tegen zwaar ommuurde steden optrok, was Honselersdijk zijn favoriete rustoord. Kosten noch moeite werden gespaard om er een gerenommeerde buitenplaats van te maken. De beste architecten van de zeventiende eeuw werden naar het Westland gehaald. Jacques de la Vallée, Jacob van Campen en Pieter Post, die ook de architect was van Huis Ten Bosch, werkten aan het huis. De boel werd grondig afgebroken en geheel herbouwd. Alleen de grondslagen van het oude kasteel bleven over. FRANS SPIEGELGLAS. Frederik Hendrik liet zich door zijn vrouw Amalia van Solms en zijn goede vriend Constantijn Huygens uitgebreid op de hoogte houden. Terwijl hij Bergen op Zoom aan het belegeren was en ook nog de nodige jichtaanvallen moest verduren, liet hij noteren hoe de tuin er moest gaan uitzien. Ook kwam hij daar de Antwerpse schilder Thomas Willeborts tegen. Die schilderde voor zijn huis in Honselersdijk vooral veel figuren uit de klassieke mythologie: Dido, Venus en Adonis, Venus en Mars, Flora, Europa en Andromeda. Venus en Mars, godin van de liefde en god van de oorlog waren zijn favorieten, want Paulus Bor uit Utrecht mocht dit tweetal ook nog eens beeldhouwen voor in de tuin. Kosten noch moeite werden gespaard om van het oude kasteel een waar paradijsje te maken. Er is nu allemaal niets meer van over. De schilderijen zijn naar andere huizen en naar andere musea verhuisd en de beelden hebben misschien ook nog wel een veilige bestemming gekregen. Maar de tuin en het park en het slot zelf, er is niets meer van over. Alleen de Nederhof staat er nog. Een bijgebouwtje eigenlijk. Maar Frederik Hendrik, teruggekeerd in Honselersdijk, weet nog wel hoe het er vroeger allemaal uitzag. door: Ton van der Scheer
Uit: Westlandsche Courant Vrijdag 1 juli
1994 type werk: Nicole Schoutens-Koppenol Een feestelijke muziekavond en een gedenkdienst met een sterk oecumenische inslag. Dat zijn de twee hoogtepunten in het komende weekeinde, waarmee het 50-jarig jubileum wordt gevierd van de Hervormde Gemeente van Honselersdijk. Beide bijeenkomsten worden gehouden in De Voorhof. Honselersdijk - "Even heb ik nog gedacht: is er wel reden om feest te vieren? Het gaat tenslotte om een scheiding. Daaruit is deze kerk toch voortgekomen. Maar toen ik het enthousiasme van iedereen zag om het gouden feest te vieren, ben ik daar snel anders over gaan denken". Aan het woord Leen Lindhout. Jeugdouderling van de Hervormde Gemeente van Honselersdijk en voorzitter van de jubileumcommissie voor de viering van het feit, dat deze gemeente op 1 juli 1944, dus vandaag precies vijftig jaar geleden (anno 1994), werd opgericht. "Het gaat om een jonge gemeente met oude wortels", vertelt Lindhout. "De gemeenten van De Lier (Domkerk), Naaldwijk (Wilhelminaplein), Monster (Kerkepad), ‘s-Gravenzande (Noordwind) en Wateringen (Plein) zijn veel ouder. Honselersdijk telt twee Hervormde kerkgebouwen. In het gebouw "Achter de Bergen" komen de Hervormden die vrijzinnig georiënteerd zijn samen, het gebouw ‘De Voorhof’ wordt bezocht door de ‘rechtzinnig’ Hervormden. Beiden richtingen hebben hun wieg in Naaldwijk staan: in de ‘Oude Kerk’ aan het Wilhelminaplein. Tot diep in de vorige eeuw kerkten alle Hervormden in de gemeente Naaldwijk nog in dat prachtige historische gebouw". In de tweede helft van de vorige eeuw deed zich echter een scheiding voor. De prediking van een dominee werd door een deel van de kerkgemeenschap te vrijzinnig gevonden. Een flink aantal lidmaten heeft toen een eigen vereniging opgericht, de Nederlands Hervormde Evangelisatievereniging. Eigen gebouw. Gemis. Zelfstandig. De eerste Hervormde Kerkenraad poseert voor de fotograaf: staand van links naar rechts: A. Baars, W. F. Lange, P. Lindhout, Jan Boerman, Henk Valstar. Zittend: Jan voorberg, Jac. Breukel, A. J. Mostert, ds. D. C. Van Wijngaarden, Jacob Koole, Jaap van der Meer, Paul van Rossum. Klik op de foto voor een groter formaat.
Ds. A. Sluiter, gekomen uit het Frisse Midlum, deed in datzelfde jaar zijn intrede in Honselersdijk, waar hij zestien jaar zou blijven. "Zo groeide langzaam de oude evangelisatie uit tot een Gemeente. Het waren jaren van opbouwen", aldus De Zeeuw. Nog onder leiding van ds. Sluiter - die in 1964 godsdienstleraar aan een school in Bussum werd - was er een bouwfondscommissie gevormd met het doel in de toekomst te komen tot de stichting van een nieuwe kerk. Het oude kerkje was voor diverse dominees daarna zelfs een reden om voor een beroep te bedanken. "Het feit echter dat er serieuze plannen bestonden om tot de bouw van een nieuwe kerk over te gaan, gaf tenslotte bij dominee F. Brouwer juist de doorslag en in februari 1965 deed deze zijn intrede in het (kerk)gebouw aan de Amalia van Solmsstraat". Gedenkwaardig. Een groeiende oecumenische gezindheid in Honselersdijk maakte het mogelijk,
dat de Rooms-Katholieken, toen hun kerk moest worden verbouwd, een paar maanden
lang in De Voorhof konden kerken. Ook maakten Katholieken een tijdlang deel uit
van een catechisatiegroep, die met medeweten van de pastoor bijeenkwam. De
omgang met de vrijzinnigen was aanvankelijk wat moeizamer. Ds. Van ‘t Hof is in 1978 naar Leiden vertrokken waar hij geestelijk
verzorger werd van het Diaconessenziekenhuis, aldaar. Daarop deed ds. G. J. D.
Versteegh uit Tiel zijn intrede in de Gemeente. Een jaar nadat hij met vut is
gegaan en naar Rijswijk vertrok, vestigde ds. H. Van Schaik, afkomstig uit Buren
zich in Honselersdijk. Feest. Na afloop van de gedenkdienst is er gelegenheid om onder het genot van een kop koffie herinneringen uit te wisselen. En dat zullen er, gezien de rijke geschiedenis van de kerk, ongetwijfeld vele zijn.
door:
Mw. M. Prins-Hoogendam In Honselersdijk zijn twee schuilkerken bekend: de boerderij met de naam "De Lage Doortoge" in de Bospolder en de boerderij van de fam. C. van Schie aan de Middelbroekweg. We kennen deze plaatsen uit het prekenboek van pastoor Franciscus Verburch. Pas wanneer de mensen worden betrapt bij de uitoefening van hun geloof en het tot een rechtszaak komt, vindt men in de rechterlijke archieven namen en plaatsen plus de strafmaat vermeld. In Honselersdijk zijn we tot nu toe geen rechtzaken tegengekomen, zodat we het moeten doen met de aantekeningen van pastoor Verburch, die vooral in 1647 en 1648 zijn gemaakt. De boerderij van C. van Schie staat op een zeer oude plek. Al in 1620 vinden we in het kaartboek van Naaldwijk een boerderij getekend met twee hooibergen. De toenmalige eigenaar was Cornelis Vrancken. Volgens de gegevens in het kaartboek was de boerderij groot 38 morgen en bewerkte men nog 12 morgen huurland. Dat is in totaal ongeveer 45 ha. De naam die later is bijgeschreven vermeldt ene Jan Vrancken en in de tekst vinden we ook Jan Vrancken van Rijt. In het prekenboek staat "Gerrit Vrancke in den Broec", en omdat er aan de Broekweg geen andere Vranckens wonen, mogen we aannemen dat dit de boerderij was, waar schuilkerkdiensten werden gehouden. Gerrit Vrancken was eigenaar en kon dus zelf beslissen, wat er op zijn boerderij gebeurde. Op dezelfde plaats staat nog steeds een boerderij. Door een brand in 1987 heeft het pand veel aan oude schoonheid ingeboet. Er moeten echter nog zeer oude delen in het overgebleven gedeelte aanwezig zijn. De Lage Doortoghe en De Hoge Doortoghe waren twee oude grote boerderijen in
de Bospolder. Ze lagen tussen Kleine Gantel, Gantel en de Zwartendijk. In het
Kaartboek van Naaldwijk dragen ze beide de naam "Dortwech". Op de kaart van
Kruikius heten ze Hoge en Lage Doortoge. De naam komt waarschijnlijk voort uit
het feit, dat men bij de overstroming van de Gantel daar een doortocht kon
vinden naar de weg van Naaldwijk naar Monster. De twee boerderijen zijn zeer
oud. Beatrijs, de dochter van Dirc van der Doortoge, werd in 1323 met de
boerderijen beleend. Door vererving komen ze achtereenvolgens in handen van de
fam. Van Egmond, fam. Van der Leck, fam. Van Naaldwijk, fam. Van Assendelft en
de fam. Van Veenhuiysen. Beide boerderijen hadden ca. 32 morgen land (in bezit) en zijn direkt achter
de huizen van de heren M. en J. Penning. Het laantje ten zuiden van deze huizen
is de oude entree van de boerderij. Van de buitenplaats Stompersdijk is een huurcontract bekend, waarin staat, dat het de huurder verboden is op de plaats "paapsche missen" te houden.
Uit: Westlandsche Courant, zaterdag 22 juni 1996 ‘Kerk vol of leeg, ik sloof me altijd uit’ Honselersdijk - Timmerman wilde hij eigenlijk worden. Uiteindelijk is het na
en aantal omzwervingen toch maar dominee geworden en ach, van timmerman naar
dominee is niet eens zo’n heel grote stap, zo zal iedereen die een beetje bekend
is met de inhoud van de bijbel onderkennen. Zijn nieuwe woning in Honselersdijk is de pastorie van de hervormde gemeente. Daar waar Nap aanstaande zondag ds. G. Van Velzen uit Wateringen hem zal bevestigen als opvolger van ds.H. van Schaik. Het is de achtste keer dat Nap van standplaats verwisseld het het zal tevens de laatste keer zijn. De 61-jarige predikant zal er over vier jaar mee moeten ophouden, dus ligt het in de lijn der verwachtingen dat hij die laatste vier jaar in Honselersdijk werkzaam zal zijn. "Ja, dan moeten we toch nog een keer verhuizen, want de pastorie is natuurlijk voor mijn opvolger. Maar dat is pas op 1 mei 2000, dus we hebben nog wel even te gaan". Nap, geboren in Woerden in 1935 als vijfde kind van een gezin dat uiteindelijk tien kinderen zou kennen is kruidenierszoon. Met de crisisjaren en de daarop volgende oorlog was het niet altijd even gemakkelijk op het hoofd boven water te houden. "Het was armoede in die dagen ja," zegt de nieuwe dominee van Honselersdijk, "ik heb ook nog twee jaar bij mijn vader in de zaak gewerkt. Dat was pezen. Boekjes met bestellingen ophalen, dat soort dingen moest je doen. En ‘s avonds studeren. Dat was bij ons thuis de gewoonte". Belevenis. "Mijn eerste preek", weet Nap zich nog haarfijn te herinneren, "was in de Dom in De Lier. Was tijdens kerstnacht. Een prachtige belevenis natuurlijk". In 1978 werd Nap dan uiteindelijk bevestigd als predikant. Via Woerden en Rotterdam, kwam hij als dominee uiteindelijk terecht in ‘s-Gravenzande. Daar was hij medepredikant van wijk 2. Een wijk waar ook verpleeghuis De Kreek onder valt. Daar maakte hij wellicht de mooiste maar ook de moeilijkste jaren van zijn leven als predikant mee. "De Kreek was een heel bijzondere ervaring", vertelt hij. "Kijk, mensen denken altijd dat als je ziek bent, dat je weer beter wordt. Een logische gang van zaken. Maar in zo’n tehuis als De Kreek ga je, nee, moet je daar anders tegenaan kijken. De term ‘ziek zijn, beter worden’ is daar niet van toepassing. Mensen komen daar en sterven daar. Dat is de gang van zaken. Om daar als dominee op in te spelen, dat is heel moeilijk, maar wel dankbaar. Vooral mensen met Alzheimer, zeg maar de dementen, blijken dan toch een groot vertrouwen in de dominee te hebben. Het merkwaardige was, dat ze vaak wel wisten dat ik de dominee was, maar dat ze hun eigen kinderen niet herkenden. Toch zeg ik wel merkwaardig, maar zo is het niet helemaal. Deze mensen kennen de dominee nog uit de tijd dat ze jong waren. En dat geheugen van vroeger, dat laat ze niet in de steek. Van vroeger weten ze nog alles, maar hoe verder je in het heden komt, hoe minder ze zich nog weten te herinneren. En weet je wat het is, ik heb mensen daar zo gelukkig gezien dat ik wel eens denk dat je in De Kreek rijker bent dan in een mooi huis in Honselersdijk". Uiteraard kreeg Nap in De kreek te maken met relatief veel sterfgevallen. Hij heeft het daar altijd moeilijk mee gehad, sliep er zelfs ‘s nachts niet van. Want het leiden van een uitvaart is voor hem nooit een routine geworden, zoals wel eens wordt gedacht van geestelijken die mensen naar hun laatste rustplaats brengen. "Ik heb mijn beide ouders begraven", verklaart Nap, "dan kan je je in andermans gevoelens wel verplaatsen". Roeping. Het zijn zaken waar Nap het morgen ten overstaan van de hervormde gemeente in Honselersdijk over wil hebben. Hij zal dat doen, niet zonder daarbij te denken aan zijn vader en moeder. Daar denkt hij altijd aan als hij op het preekgestoelte staat. "Mijn moeder zei altijd, Piet, als de kerk vol zit, dan kijk je maar naar dat moedertje op de eerste rij en doe je net alsof je het tegen haar hebt. Als ‘ie leeg is, dan doe je maar alsof. Maar het maakt mij echt niet uit of er nu tien mensen of duizend mensen in de kerk zitten. Ik sloof me gewoon uit voor alle mensen". type werk: Nicole Schoutens-Koppenol
Westland - Honselersdijker Willem van der Pot was in het midden van de achttiende eeuw de eerste projectontwikkelaar van het Westland. De mensen die op zijn stukjes grond werkten, mochten het geld wat zij verdienden zélf houden. Wie was deze promotor van de tuinbouw? Willem van der Pot werd geboren op 6 januari 1704. Hij was het vierde kind van Cornelis en Catharina van der Pot die in totaal zeven kinderen kregen. In het jaar dat Willem werd geboren overleden de eerste drie kinderen van Cornelis en Catharina. Aletta werd slechts vijf jaar oud, Willemina drie en Cornelis jr. slechts één jaar en acht maanden. Ook Willems jongere broers en zijn jongere zus werden niet oud. Thomas Cornelis werd slechts twee maanden oud, de tweede zoon met de naam Cornelis werd 21 jaar, Alida tenslotte werd 22jaar. Willem van der Pot zelf bereikte wel een respectabele leeftijd. Op 28 maart 1783, 79 jaar, overleed hij. Tijdens zijn leven drukte hij zijn stempel op het Westland. De familiegeschiedenis maakt. duidelijk dat Willem van der Pot niet uit een armlastige familie kwam. Willems vader was lakenkoopman. Lakense stof was een viltachtige, wollen stof waarvan kleren werden gemaakt die door het meer welgestelde deel van de bevolking werd gedragen. Het beroep ging vaak van vader op zoon. Ook. Willem verdiende later als lakenkoopman een goeie boterham, waardoor hij later stukken grond kon aankopen. Remonstranten. Misschien is dit de reden dat ze, hun bezigheden zochten in de kunst en het sociale leven, voor zover dat in die tijd bewust werd geleefd. Willem van der Pot bijvoorbeeld, vormde van 1726 tot 1746 met enkele andere jonge mensen, onder wie zijn broer Cornelis, een Rotterdams Dichtgenootschap 'Natura et arte'. Misschien ook is het officiële verbod op het Remonstrantse Broederschap indirect de reden dat Willem anders omging met zijn bezittingen in het Westland, dan in.die tijd gebruikelijk was. Op 4 december 1741 kocht hij de buitenplaats Endeldijk in Honselersdijk. Bijna een jaar later kreeg hij ook buitenhuis Stomperdijk in zijn bezit. Daarna volgde het het stuk land tussen de Wollebrand en de Zweth. Tenslotte kocht hij in 1762 uit de boedel van de burgemeester van Rotterdam, Hendrik Gevers, een stuk land aan de Mariëndijk: Omdat dat stuk land van de familie van Johan van Oldebarneveld was geweest, noemde Van der Pot dat 'Oldebarneveld land'. Voor Honselersdijk waren de gronden rondom Endeldijk het belangrijkst. Ten oosten van het huis lagen kavels tussen de Mariëndijk en de Grote Gantel, samen zo'n dertig hectare groot. De weg voor het huis en een gedeelte van de sloot waren eigendom van Willem. Het moet een echte stinksloot zijn geweest, aangezien er op , de stoep' gewassen en afgewassen werd en er geen riolering was. Heerlijk in de zomer voor het huis, op de batik genieten van de natuur was er dus niet bij. " Willem had het volgende plan. Het eind van de Dijksloot wilde hij verbinden met de Grote Gantel, een natuurstroom. Dat zou doorstroming en verfrissing betekenen. Het gebied is beter ontsloten en er is dan meer mee te doen. Voor het graven van een sloot had Willem geen toestemming nodig. Hij moest echter wel toestemming vragen aan het Hoogheemraadschap van Delfland om de Mariëndijk te doorgraven en een brug aan te leggen. Die toestemming kreeg hij in 1758. In totaal werd er zo'n 15.000 kubieke meter grond verzet. Ook de dwarssloten werden uitgediept en verbreed voor een betere afwatering. Bovendien kon Willem de vrij laag liggende grond ophogen met de verworven aarde, wat de vruchtbaarheid ten goede kwam. Daarna liet hij het gebied van dertig hectare verdelen. Op ieder stukje land werd een huis gebouwd en werden vruchtbomen geplant. Van der Pot had in die tijd natuurlijk niet de beschikking over apparatuur en gereedschappen van nu. Willem maakte zijn plan zelf en met hulp van bewoners van het dorp en omliggende plaatsen werd het uitgevoerd. Geen armoe. Dit verhaal is een uittreksel van een lezing van mevrouw M. Prins-Hoogendam uit Honselersdijk. Zij heeft het onderzoek naar het leven van Willem van der Pot voortgezet na het overlijden van de Westlandse historicus Van Adrichem. Voor u gelezen in de Westlandsche Courant van dinsdag 16 januari 1996
Unieke expositie in historische tuin. De kopkas en het Kwakeltje, markante beelden van het Westland van toen.. Westland - Het Westlands Museum voor Streek- en Tuinbouwhistorie in Honselersdijk opent aanstaande donderdag de historische tuin, die in kort bestek de geschiedenis laat zien van de tuinbouw in het Westland. Plannen voor de aanleg van de tuin waren er al lang. In 1970 was de Stichting Tuinbouwhistorie opgericht. Doel was het inrichten en in bedrijf houden van een tuin, waarop voorheen geteelde gewassen, vroegere opstanden en oude teelwijzen bewaard zouden blijven. Ook het uit tuinbouwhistorisch oogpunt verzamelen van voorwerpen en materialen was een van de doelstellingen. Lang voor de oprichting van de stichting was al geprobeerd de tuin van J. Duijvestijn te Poeldijk over te nemen. Deze tuin gold als het prototype van een historische tuin. Dat aankoopplan mislukte echter. Ook het door de gemeente Den Haag ontwikkelde plan om een zogenaamde ‘Kijktuin’ in het recreatiegebied Madestein in Loosduinen in te richten, mislukte. In 1980 werden de inmiddels verzamelde voorwerpen en materialen in het Tuinbouwmuseum in de boerderij ‘Cruijsbrouk’ in Naaldwijk tentoongesteld. In 1991 fuseerden het Tuinbouwmuseum, het Westlands Streekmuseum en het Westlands Centrum voor Streekhistorie. Door die fusie kon het Westlands Museum voor Streek- en Tuinbouwhistorie aan de Middel Broekweg in Honselersdijk in gebruik worden genomen. En overmorgen is het dus zover dat de fel begeerde historische tuin in gebruik kan worden genomen. De tuin laat van de streek de geschiedenis zien die soms wel teruggaat tot het begin van de zeventiende eeuw. Het is een historisch zeer waardevolle en zeker ook compleet overzicht van wat er in de Westlandse tuinbouw sinds die tijd is veranderd. Dat is nogal wat. Dat blijkt al bij binnenkomst in de ‘eerste tuin’. Eenmaal door de poort valt onmiddellijk de imposante schuur op, dik in de teer en bedekt met oud-Hollandse rode dakpannen. In de nok van de schuur hangt een bel. Daarmee werd in het verleden het werkvolk gewaarschuwd wanneer theetijd of schaft (het nuttigen van meegenomen boterhammen) was aangebroken. Ook werd de bel gebruikt om het einde van de werktijd aan te geven. In de schuur zijn allerlei werktuigen te zien die in de tuin werden gebruikt. Door de brede schuifdeur kon de tuinder zijn groente, fruit of bloemen op een schuit laden en vandaar naar de grote stad vervoeren om de waren aan de man te brengen. Dat gebeurde tot 1880. Toen werden immers de eerste veilingen opgericht. Naast de schuur is een tuin aangelegd zoals die rond 1650 veel voorkwam op buitenplaatsen. Op het landgoed van Frederik Hendrik (de stedendwinger) in Honselersdijk bevond zich een identieke tuin. De markante muren die in het Westland nog altijd te zien zijn, zijn ruimschoots vertegenwoordigd in de historische tuin. Dat varieert van de gewone stenen muur, nog zonder glas, tot de muur met schietglas, de muur met lessenaar en de muur met de kopkas. Bijna nergens is te achterhalen wie al die muren heeft bedacht. De muur met de kopkas lijkt nog het meest op de kassen die nu in het Westland worden gebruikt. In eerste instantie werd de gewone muur, nog zonder glas, vooral gebouwd om de teelt tegen de wind te beschermen. Kwakeltje Naast het Kwakeltje was er nog een bijzonder fraai bruggetje in het Westland waarvan veel gebruik werd gemaakt. Dat was de zogenaamde draaiplank, gelegen over een bredere sloot of vaart die werd benut voor de scheepvaart, als was het maar met de veilingschuit. Een draaiplank had twee bruggehoofden, een kleine aan de wegkant en een lange, evenwijdig aan de vaarkant, bij het huis. Op de laatste draaide plank met de enkele houten leuning. Aan de wegkant lag meestal een zeer lange stok met aan het einde een beugel om de gedraaide plank weer op zijn plaats te leggen. Ook de draai is in de historische tuin in Honselersdijk te zien. Voor deze rubriek werd gebruik gemaakt van het boekje dat door het museum is uitgegeven en dat is ontleend aan een eerdere publicatie van de in 1973 overleden M. C. M. van Marrewijk. Uit: Westlandsche Courant Dinsdag 16 mei 1995
Deze maand is het tachtig jaar geleden dat in Honselersdijk het idee ontstond om in dit dorp een eigen gereformeerde kerk te bouwen. Hoe dat ondanks veel tegenwind toch lukte wordt vandaag in Ouder Westland uit de doeken gedaan.
Uit: Westlandsche Courant
21 april 2001
HONSELERSDIJK
Afstandelijk Teleurgesteld gaan zij elders advies inwinnen. In Den Haag woont de gezaghebbende predikant dr. K. Dijk en als ze het geval aan hem voorleggen, komt hij met een even lumineus als voor de hand liggend idee: 'Ga met een lijst rond om handtekeningen te verzamelen. Dat lost meteen de financiële consequenties op'. Daar wil de commissie wel op ingaan, maar om de mensen een goed inzicht te geven in die financiën belegt de commissie op 26 oktober 1921 zelf eerst een lidmatenvergadering waarbij ook de kerkenraad wordt uitgenodigd. Zeventig belijdende leden komen daarop af met als vertegenwoordiger van de kerkenraad ds. K. K. Troost. Op één na is iedereen het er in die vergadering over eens dat er een eigen kerk moet komen, maar als het op de centen aankomt blijken er toch nog wel bezwaren te bestaan. Uiteindelijk kan iedereen zich vinden in het compromis om de kerkenraad te verzoeken in Honselersdijk een wijkkerk te bouwen. Op twee na, tekenen dan alle leden hiervoor. Maar het haalt niets uit. In december blijkt, dat de kerkenraad niet te vermurwen is.
Van Woerden Omdat de deputaten vinden dat er eigenlijk 7000 gulden nodig is, komt men ineens 2000 gulden tekort. Er wordt opnieuw gerekend en als dan beloofd wordt dat er extra collectes worden gehouden, zien de cijfers er weer wat rooskleuriger uit. Van de 'classis zelf valt geen financiële steun te verwachten, zo wordt nog meegedeeld. Honselersdijk moet zichzelf maar bedruipen. Bij een stemming in de classis onthoudt Naaldwijk zich diplomatiek van stemmen, de Test stemt voor. Dus de kerk kan er komen. In Naaldwijk mag met instemming van de kerkenraad toch een huis aan huis collecte voor de nieuwe kerk worden gehouden, maar niet iedereen doet daar van harte aan mee. "Ik vind het ver- schrikkelijk, dat op zo'n kleine afstrand als die van Naaldwijk – Honselersdijk - Wateringen drie kerkgebouwen staan", is de mening van een van de gemeenteleden. Als hem echter de vraag wordt gesteld of het niet beter is drie kerkgebouwen te hebben dan drie bioscopen, blijft hij het antwoord schuldig. In een vergadering onder leiding van dominee Troost worden op 14 december 1922 de ouderlingen Jac. van Alten, W. de Bruijn, J. van den Engel en F. J. Looye gekozen en tot diakenen P. M. Hogenboom, L. Stigter en F. Wessteijn. Een lid uit Honselersdijk zegt liever lid van de kerk in Naaldwijk te willen blijven. In de eerste kerkenraadvergadering op 11 januari 1923, gehouden in de School met de Bijbel wordt Looye benoemd tot preases en Van Alten - die tot 1940 hoofd van die school is geweest - tot scriba, De Laan van Persoon en de Kesterselaan worden aangewezen als grens met Naaldwijk. Op vrijdag 11 mei 1923 legt het oudste kerkenraad lid J. van den Engel de eerste steen voor de nieuwe kerk; die op 10 oktober 1923 in gebruik genomen wordt. Drie jaar later wordt een klein pijporgel dat in het begin de gemeentezang begeleidt, vervangen door een sierlijk kerkorgel, van de firma Spiering te Dordrecht, kosten 6200 gulden. Dominee
Het oude gebouw Rehoboth in Honselersdijk brandde 23 jaar geleden tot de grond toe af, naar later bleek als gevolg van brandstichting. Het stond er toen 27 jaar. Maar iedereen is vergeten dat het er eigenlijk niet eens had mogen staan. In 1981 werd het huidige, veel veiliger Rehoboth in gebruik genomen.
Uit: Westlandsche Courant
28 april 2002
Foto rechts: G. L. van Woerden legt in 1980 de eerste steen van het nieuwe Rehoboth.
Vijftig jaar geleden werd het rustige
Honselersdijk opgeschrikt door een ware dorpsrel. Het ging daarbij om het
gereformeerde verenigingsgebouw Rehoboth. Een verplaatsbaar gebouw dat in 1950
aan het Poeldijksepad is neergezet.
Bedenkelijk
Voorbeeldig
"Ik had niet bevroed dat onze geste beloond zou worden met het stichten van een gebouw, dat niet verplaatst kan worden, maar een fonkelnieuw' vast gebouw dat niet 3500 gulden maar zelfs een veelvoud van 10.000 zal hebben gekost", zo reageerde hij. De kerkenraad bracht daartegen weer in het midden, dat alle overheidsinstanties ermee akkoord waren gegaan, behalve achteraf dan nu Emmens niet. Maar het was volgens de kerkenraad niet de hoogte van het bedrag dat Emmens dwars zat, maar - 'en daar mee komt de aap uit de mouw' - het feit dat de bouw volgens de wethouder 'is bekroond met het vestigen erin van een christelijke kleuterschool'. Iets wat naar de mening van de Honselersdijkers helemaal tegen het zere been was van de PvdA-wethouder, die de schoolstrijd nog eens nieuw leven wilde inblazen. "In de officiële Rijksgoedkeuring staat, dat het gebouw gebruikt kan worden voor de eredienst, opvoeding, cultuur en ontspanning. Dat wij daar ook een christelijke school bij rekenen is onze zaak", reageerde de kerkenraad boos. "Te goeder trouw hebben wij het hele college van B en W uitgenodigd bij de opening. Dat de wet- houder daarbij niet aanwezig was, vatten wij nu op als een protest. Als gastheer hadden wij dat tijdig willen weten", vonden ds. C. van der Tas als preses en H. van den Bos als secretaris van de kerkenraad. Wethouder Emmens reageerde op zijn beurt met de mededeling, dat hij door zijn 'nog steeds vereerde vader in het gezin waar hij uit voort kwam, als belijder van een ongetwijfeld christelijk geloof en in school als hoofd ener openbare school is opgevoed in christelijke en maatschappelijke deugden'.
Verzet
Bronnen: Gemeentearchief
Naaldwijk
Met de Westlandse tuinbouw gaat het zijn gangetje in 1912. In het voorjaar komt er;een nieuwigheid in de tomatenteelt in zwang ,want tuinders in het Westland zijn vanouds echte uitvinders. Deze keer tomatenteelt in hoge bakken.
Uit: Westlandsche Courant 13 april 2002 Weet U wat de tuinder links aan het doen is ? mail dit s.v.p. naar ons door! Het gezin rechts is aan het peen bossen. (Volgens mij gewoon aan het aardappel rooien)
Honselersdijk
Notities
Grote flop Ze hebben daarmee over het algemeen gelijk gehad, want nu blijkt toch dat veel aardbeien het in het geheel niet zullen doen en veel telers hebben besloten de planten maar om te spitten. Als het maar enigszins kan laten weer anderen de planten toch staan, omdat ze daarmee in elk geval plant kunnen winnen. Maar als het over de afzet in het groot gaat dan telt het Westland dit jaar wat de aardbeien betreft niet mee. Die zullen de mooie vernieuwde Honselse veilingklok dit jaar maar mondjesmaat passeren.
Druiven
Veilinghaven
van voor de demping van de Dijksloot, dus van vóór 1927.
Hij loopt harder dan de
Uiver. Het Westlandse uiverwagentje, uitgevonden tijdens de roerige crisisjaren, wordt vereeuwigd in een kunstwerk. Het is straks te zien in Kwintsheul. Het bedrijf Robur, waar het wagentje werd ontworpen, is er nog steeds trots op. Door: Ellen Lengkeek
Honselersdijk / Poeldijk
Herstelplaats
Tragisch
Onderstaand bericht op 25 april 2005 ontvangen van Adriaan Rodenburg, zoon van Krijn Rodenburg: "Het verhaal in de Westlandse Courant klopt niet helemaal. De naam is inderdaad ontleend aan de Londen-Melbourne-race waaraan het Nederlandse vliegtuig de Uiver o.l.v. Parmentier deelnam. Mijn vader Krijn bedacht de naam toen hij met zijn broer Cor ging kijken naar de tussenlanding op Schiphol." Hartelijk dank Adriaan Rodenburg voor de aanvulling.
‘Sompig’ schooltje in 1963 onbewoonbaar verklaard. Veertig jaar geleden ontstaat er opschudding in Honselersdijk, wanneer het oude schoolgebouw aan de Dijkstraat 'onbewoonbaar verklaard' wordt. De tekeningen van een nieuwe school zouden bovendien zoek zijn. Dus is het tijd voor ingrijpende maatregelen. Uit: Westlandsche Courant 10 mei 2003
Plechtig Genadestoot Bureaucratie
Amalia van Solmsstraat, Ned. Herv. Kerk vlak
voor de sloop in 1985, foto's op 21-06-2011 ontvangen van: Rik Laernoes &
Adriaan Rodenburg, waarvoor onze hartelijk dank.
Het onderstaande artikel ontvingen wij van Dhr. Lucas
Koorneef, * DE WILDE ZEE * Naaldwijk, september 1968 uit Oud Westland Jan Emmens Op blad 8 van de atlas van Delfland, vóór 1712 vervaardigd door de gebroeders Kruikius, staat onder Honselersdijk aan de Mariëndijk een boerderij aangegeven met als bijschrift "De Wilde Zee". Wanneer deze benaming niet op genoemde kaart voorkwam, zouden ongetwijfeld bijzonder weinig mensen er van op de hoogte zijn, dat eens in onze streek deze naam voortkwam. In de kringen der agrarische bevolking waar oude veldnamen en boerderijnamen met grote hardnekkigheid plegen voort te leven, was de naam "De Wilde Zee"zo goed als vergeten. Aangezien sinds enkele jaren de boerderij afgebroken is, en over niet al te lange tijd elke herinnering er aan uitgewist zal zijn, lijkt het nuttig nog eens één keer aandacht te besteden aan de ontwikkeling die zich hier in de loop der tijden heeft voltrokken. De Mariëndijk vormde eens een deel van de
zuidelijke waterkering van de tot in de vroege middeleeuwen actieve
getijrivier de Gantel, die gevoed werd vanuit een zijarm van de
Maasmond, door dr. A.A. Beekman "de Hey"genoemd. De activiteiten van de
Gantel vormden in een gebied dat allengs weer bewoond en ontgonnen werd,
in wijde omtrek een geduchte hindernis, die een rationele explotatie van
de gronden bemoeilijkte. Slechts het temmen van deze kwelgeest zou
perspectief kunnen bieden aan een verdere ontwikkeling van de streek,
veilige vestigingsplaatsen en productie van voedsel voor mens en vee
mogelijk maken. In eerste instantie-en wel vóór het tot stand komen van
de zogenaamde Zwartendijk, die vanaf de hoge geestgronden oostelijk van
Monster, aansloot op een toen reeds bestaande oude bedijking van
Maasland, nu de Oude Campseweg heeft men aan de noordzijde van de Gantel
een dijk gebouwd ( de Poeldijk ), terwijl eveneens vanaf de hoge
geestgronden nabij de Baakwoning onder Naaldwijk, langs de zuidzijde van
de Gantel een dijk werd gelegd. Ter hoogte waar later "De Wilde Zee" gebouwd zou worden, boog deze dijk af in zuidelijke richting om halverwege "De Wilde Zee" en de Middelbroekweg wederom af te buigen naar een punt waar laatstgenoemde weg een zijweggetje in noordelijke richting heeft, dat wij nu abusievelijk het Slimpad noemen. Van hieraf liep de dijk naar een punt aan de Kwintsheulweg te Wateringen, ongeveer 400 meter oostelijk van de Heulbrug. Daar ter plaatse verbond een dwarsdijk, door Kruikius als de Hoge Dijk aangegeven, de noordelijke en de zuidelijke Ganteldijk. Als gevolg van deze werken was het gestuwde Gantelwater beperkt geworden; de latere aanleg van de Zwartendijk zou de turbulente getijrivier beteugelen tot een stilstaande Poel.
Noch het tijdstip waarop deze twee dijkstelsels tot stand gekomen zijn, noch wie het initiatief tot aanleg ervan ter hand genomen heeft, c.q. de kosten ervan te dragen heeft gekregen, zijn bekend. Slechts de in de archivalia voorkomende namen zouden misschien een aanwijzing kunnen geven in welke richting gedacht kan worden. Wat wij nu de Mariëndijk noemen, komt oorspronkelijk voor onder de naam Monstersdijk, plaatselijk ook wel de Stomperdijk genoemd; deze vormde eeuwenlang de scheiding tussen de rechtsgebieden van Monster, Naaldwijk en Wateringen. Is vanuit het kerspel Monster -we zullen namelijk het tijdstip van de aanleg wellicht moeten zoeken vóór de opkomst van de ambachtsindeling- dit werk ter hand genomen? Dit in overweging nemende moet men er wel op bedacht zijn dat er waarschijnlijk zowel van de kerspel- als van de vroegere ambachtsorganisaties weinig bestuurskracht is uitgegaan, terwijl het tot stand brengen van een primair dijkstelsel in die tijden toch wel een groot werk moet zijn geweest. De Zwartendijk wordt in de 14e eeuw nog wel eens "des Graven dijk"genoemd. Dit geeft voet aan de gedachte dat mogelijk een van de Dirken uit het Hollandse Huis iets met de aanleg van deze dijk te maken heeft gehad, al zal het moeilijk zijn hiervoor deugdelijk bewijsmateriaal aan te voeren. De heer Edward van Bergen uit Naaldwijk, een beschrijver der lokale historie in het eerste kwart van deze eeuw, meent de naam Mariëndijk in verband te moeten brengen met de aan Maria gewijde kapel die het kapittel van Naaldwijk onder Honselersdijk zou hebben bezeten. Hij steunde waarschijnlijk op de opvattingen van de hoofdonderwijzer H. van den Berg, die in 1842 een alleraardigst beknopt boekje over Naaldwijk schreef. Deze schrijver op zijn beurt, gaat blijkbaar weer uit van schrifturen van de koopman-dichter Willem van der Pot, die in de tweede helft der 18e eeuw te Honselersdijk de buitenplaats "Endeldijk" bezat. Uit niets blijkt echter, dat de Kapittelheren van Naaldwijk een kapel te Honselersdijk bedienden, terwijl de mening van Van der Pot tot stand is gekomen als gevolg van een onjuiste interpretering van termen voorkomende in oude transportbrieven. Bovendien is het nog de vraag of de naam Merriëndijk iets uit testaan heeft met de maagd Maria. Het is een jongere vervorming van het eeuwenlang voorkomende Merriëndijk, welke benaming zeer wel van andere herkomst kan zijn geweest. Tot voor enkele tientallen jaren spraken de oudere bewoners van Honselersdijk steeds over de Merriëndijk. Aan deze Merriëndijk nu verwierf de Cisterciënser Abdij van Loosduinen, gesticht in 1231, grondbezit hetwelk in 1378 groot was 31 morgen of bijna 26 ha; en aan het einde van de 16e eeuw 39 morgen 3 hont besloeg ( 34 ha ). De leden van genoemde orde legden zich naast het betrachten van hun geestelijke regels toe op het exploiteren van landbouwgronden. Zij hebben dan ook op het belangrijkste bezit aan de Merriëndijk een "uithof"gesticht, die middels de toen reeds gegraven wateren, de Wennetjessloot en de Holle Watering, per schuit gemakkelijk bereikbaar was, evenals de "uithof" die dezelfde Abdij had liggen in Dijkpolder nabij de Wateringseweg. Omtrent de juiste ligging van het bezit bij Honselersdijk geeft het Kaartboek van de Abdij, maar vooral het Kaartboek van Naaldwijk uit 1620 een juist inzicht, evenals van de bezitters en gebruikers uit die tijd, De landerijen waren inmiddels door de beheerder van het Geestelijke Kantoor te Delft op last van de Staten van Holland verkocht en in diversen handen overgegaan. Ze worden in het Kaartboek van Naaldwijk genoemd in het tweede deel van het 6e kwartier in de artikelen 32 tot en met 37. Het grootste gedeelte was toen in het bezit van de weduwe van de overleden Haagse koopman Hendrik van Bueren, die in het van de 17e eeuw in de omgeving van Poeldijk veel grond aankocht en onder andere het jachthuis "Torenzicht" stichtte. Ten onrechte wordt dit laatste gebouw vrijwel steeds aan Johan van Oldenbarneveldt toegeschreven. Het huis-perceel met 8 hont land, toen grotendeels boomgaard, was in gebruik bij Claes Dircxzn Cuvenhoven, in welke naam we duidelijk de in het Westland welbekende naam Kuyvenhoven herkennen. Omstreeks 1620 was verder 8 morgen van de voormalige uithof bezit van de erfgenamen van "Barneveldt in den Hage". De stad Rotterdam kocht in 1581 dit land van het geestelijke kantoor; het werd op 15 maart 1582 voor schout en schepenen van Monster getransporteerd en op diezelfde dag voor dat college wederom getransporteerd op Johan van Oldenbarnevelt. Bezit en ligging van dit land heeft aanleiding gegeven tot een wijd verspreid misverstand. Na verkoop in 1624 door de weduwe van Van Oldenbarnevelt, komt het na enige transporten en verervingen door aankoop in 1762 in handen van de eerder genoemde Willem van der Pot. Deze dichtte een Hofdicht op zijn buitenplaats Endeldijk. Daarin nodigt hij zijn denkbeeldige gasten, Prinses Carolina en haar echtgenoot vorst Karel Christiaan van Nassau-Weilburg, die in de zomermaanden van 1760/1765 op het Slot Honselersdijk verbleven, uit om varende in zijn jachtje zijn bezit te gaan bezichtigen. Daarbij belandt men op de Gantel om na korte tijd roeien te komen aan het land hetwelk eens aan "de grote Barnevelt" toebehoorde. Het onvoldoende kritisch lezen van de regels 773/791 door de hoofdonderwijzer Van den Berg van dit Hofdicht is de oorzaak dat deze het land van Endeldijk en Torenzicht voor bezit van Van Oldenbarnevelt aanziet Vanaf 1842 waart dan de legende rond dat Endeldijk bezit van Van Barnevelt zou zijn geweest, en dit niettegenstaande de rechterlijke archieven van Monster duidelijk andere gegevens bevatten. Tot voor een kleine halve eeuw stonden aan de toegang van deze 8 morgen, bij het tuindershuis van de familie Van der Knaap, twee zware gemetselde dampalen; op één er van was nog vaag het opschrift Endeldijk te lezen: een laatste herinnering aan Willem van der Pot. De boerderij "De Wilde Zee" was een laat 16e of vroeg 17e eeuws Zuid-Hollandse krukwoning. Het moet in zijn goede tijd een fraai en aantrekkelijk boerenhuis zijn geweest met goede verhoudingen en een vriendelijk aanzien. Het gebouw is later door verbouwingen lelijk geschonden en verkeerde reeds vrij geruime tijd in ernstig verval. Het werd het laatst bewoond door de landbouwersfamilie Van Staalduinen, die door verkoop van land ten behoeve van te stichten tuinbouwbedrijven langzamerhand de boerderij geliquideerd heeft. De Mariëndijk was tot voor een 40 tal jaren geleden nog een landelijk koolas weggetje, met langs de zuidzijde knotwilgen en een uitzicht op bouw- en weilanden. Het had toen nog het aanzien zoals Willem van der Pot het in hoogdravende taal in 1762 geschilderd heeft. Langs de noordzijde bevonden zich naar de huidige maatstaven gemeten in oppervlakte vrij grote tuinbouwbedrijven. Bij de woning van Staalduinen was de weg met een draaibaar hek afgesloten, met ernaast een zogenaamd "klaphek", voorheen algemeen voorkomende op boerenbedrijven in het Westland, waarvan voetgangers en fietsers gebruik konden maken. Door de schuine ophanging van het hekje viel dit automatisch met een harde klap achter de passanten dicht. De techniek van dit hekje maakte het onmogelijk dat het vee er gebruik van maakte. Aan het einde van de laan van Staalduinen aan de Middelbroekweg, was een soortgelijke afsluiting aangebracht en de voetgangers en fietsers bewogen zich gedurende zomermaanden tussen het rustig grazende vee. De gehele omgeving ademde toen nog de rustige sfeer van het Westlandse boerenbedrijf. "De Wilde Zee" zou door Monumentenzorg geplaatst worden op de voorlopige monumentenlijst. Helaas, vóór deze in het openbaar kon verschijnen was de hoeve gesloopt en van het toneel verdwenen. Slechts één van de bijgebouwen vormt nu (sep 1968) nog de achtergrond van een weinig gelukkig stedenbouwkundig tafereel, daar ter plaatse te aanschouwen. Tussen bedoelde oude schuur en enkele nietszeggende bouwsels van de jongste tijd is ten dienst van een expeditiebedrijf een autoberging verrezen. Na het niet slagen van deze onderneming wordt in deze grote garageruimte een Cash en Carrybedrijf uitgeoefend, met de funeste invloed daarvan op de omgeving.De eens zo landelijke Mariëndijk moet nu plaats bieden aan tientallen auto's van een van heinde en verre komend koopgraag publiek. En als de weg onvoldoende ruimte biedt aan al deze voertuigen, welnu dan is deze te vinden op het aangrenzenden stukje weiland, daar waar eens volgens van der Pot: "bij deze koe de melkmeid zit gebukt en, zingende, den room uit de uier drukt". Hoe anders is dit beeld en dat van de cisterciënzer monniken, die eens in deze uithof hun arbeid voor het stoffelijk welzijn van de leden van hun orde hebben verricht als een Gods welgevallig werk, en wat de Wilde Zee ons nu te zien geeft. Verdwenen zijn de uitgestrekte akkers en weiden, verdwenen ook de omringende boomgaarden die in een later tijdperk Kruikius hier tekende. De nuchtere bouwsels van de glazen stad zijn er voor in de plaats gekomen. Waar eens in sierlijke voornaamheid het werk van een 16e eeuwse bouwmeester en ambachtsman troonde, staat nu een schamel exempel van de 20ste eeuwse architectuur. Welk een culturele verarming! Met verbijstering vraagt men zich af hoe zo iets mogelijk is in een tijd van een herlevende cultuurbewustheid, in een land waar cultuurbezit in de vorm van gebouwen en landschappen beschermd wordt, waar in de vorm van streek- en bestemmingsplannen de overheidsorganen het instrument, het gereedschap in handen is gegeven deze ontwikkelingen te keren. Laat hetgeen hier heeft plaatsgevonden een aansporing zijn voor een ieder die het bewaren van oud cultuurbezit ter harte gaat, het werk van heemschutters en historici te steunen. Hoe kwam "De Wilde Zee"aan deze, voor een boerderij vreemd klinkende naam? Onze oud-secretaris de heer A. van der Marel heeft gewezen op de mogelijke samenhang tussen deze naam en de gelijkluidende van de woning van de Haagse burgemeester Jacob Corneliszn. van Wouw, die leefde van 1545 tot 1627. Hoe deze relatie precies gelegen heeft is wegens het incompleet zijn van de rechterlijke archieven in het laats der 16e en begin der 17e eeuw, nog niet te bewijzen. De volgende punten vragen echter de aandacht:
Uit een kaart van 1595 van landmeter Floris Jacobszn. A.R.A. T. folio 21 blijkt dat toen nog 21 morgen van de voormalige uithof, waaronder het perceel met huis, stond ten name van het convent, d.w.z. nog onder het beheer stond van het geestelijk kantoor te Delft. Ongeveer 18 morgen waren toen reeds aan diverse personen verkocht, o.a. 8 morgen aan Van Oldenbarnevelt. In 1 615 verkoopt Joost Janszn. Vos de Hoochwerf, wonende in Monster-ambacht, aan Hendrik Janszn. koopman in Den Haag 14m. 3h. 34r. teelland omtrent de Merriëndijk. Onder de belenders van dit land wordt echter geen Van Wouw genoemd, noch de naam Uyrendael, die van de vrouw van Van Wouw waarvan verondersteld wordt dat zij De Wilde Zee in de familie Van Wouw zou hebben gebracht. Eerst in 1645 komt een jonkheer Andries van Wouw voor als belender aan de Mariëndijk, echter niet nabij De Wilde Zee.De weduwe Van Bueren verkoopt in 1650 aan Andries Jacobszn. van Wouw twee percelen land samen groot ruim 4 morgen. Deze percelen hebben blijkens de transportacte deel uitgemaakt van het transport in 1616 door Joost Janszn. Vos een deel ervan lag volgens de belendingen ten noorden van de Woning. In het Kaartboek van Naaldwijk staat in een later handschrift, tegen de Gantel, geschreven : Van Wouw Van Wouw 1545-1620 In 1686 wordt De Wilde Zee met 32 morgen 2 hont land in zijn geheel door een erfgenaam van de familie Van Wouw, de weduwe Frederik Vosters, getransporteerd op Barent van Hanschot en Jacob van Leeuwen, beiden in Den Haag. Het is duidelijk dat voor onderzoekers het terrein van De Wilde Zee nog niet afgegraasd is. Note! De allerlaatste bewoning is door de familie: P. Kool (1965 )
|