Veel van onze verhalen komen uit:

 

 


Maasland anno 1793 

Hieronder een aantal snelzoekers voor deze pagina:

Na 50 jaar vrijgezellen, in 1935 een getrouwde burgemeester

1897 Repeteren in kamer en schuur

Ontstaan van de Maaslandse vlieten

Historie van Maasland

De Kwakel al tien jaar in de vaart

Eeuwenoude hoeve nu historisch monument

Als je met Cees vloog, had je kans te overleven

Maasland, het ‘oude’ fraaie en wel bebouwde dorp


.

 

Na 50 jaar vrijgezellen, in 1935 een getrouwde burgemeester.

Uit: Ouder Westland, H. L. Du Boeuff van Maasland
Door: Aad van Holstein

In de rij van burgemeesters, die Maasland als zelfstandige gemeente heeft gehad,
neemt H. L. Du Boeuff een wel heel plaats in. Als hij in september 1931 wordt geïnstalleerd is hij nog vrijgezel. Vier jaar later viert Maasland zijn huwelijk op grootse wijze mee.

Vijftig jaar lang heeft Maasland het wat burgemeesters betreft moeten doen met vrijgezellen. Erg blij is men daar in dit dorp nooit mee geweest. Het is dan ook te begrijpen, dat als in september 1931 bekend wordt, dat de nieuwe burgemeester weer een vrijgezel is, menig notabele Maaslander even moet slikken. In elk geval wethouder L. Dijkshoorn, die in die tijd als loco-burgemeester optreedt. Hij is natuurlijk wel blij, dat koningin Wilhelmina voor Maasland iemand in gedachten heeft gehad, die 'een jeugdigen en sympathieke indruk maakt', maar hij vindt het duidelijk een kleine teleurstelling dat ook deze burgemeester ongehuwd is.
Hij begint zelfs voorzichtig te denken, dat er opzet in het spel is. Maar wat een verrassing als na verloop van tijd blijkt, dat de burgemeester verkering heeft. En niet zomaar iemand, maar met een vrouw die helemaal in Zwitserland woont. De burgemeester voelt zich na zijn benoeming al snel thuis in Maasland en weet zich er ook snel in te werken. Af en toe reist hij af naar Lausanne, waar zijn geliefde woont. Na verloop van tijd nemen hun trouwplannen zodanig vaste vormen aan dat op een goede dag in Maasland bekend wordt, dat de burgemeester eind april 1935 in Lausanne in het huwelijk zal treden.

En daarmee komt achter de schermen in dit groene Westlandse dorp een snel in elkaar gezette feestcommissie in actie om het echtpaar op donderdag 2 mei op grandioze wijze in de Maaslandse gemeenschap welkom te heten. Die tweede mei is een stralende voorjaarsdag. De lentezon schijnt aan een vrijwel wolkeloze hemel en overal staan de bomen in bloei. Nieuwsgierig en ook wel zenuwachtig staan tal van inwoners van de gemeente Maasland die middag al lang voor tweeën aan de Maaslandse Dam te wachten op de feestelijke dingen die komen gaan. Een kwartiertje te laat arriveert het jonge paar, dat plaatsneemt in een gereed staande landauer. Het geluid van trappelende paarden geeft aan dat de landelijke rijvereniging 'De Maaslanders' nadert om de kleine stoet te begeleiden.
Ze nemen zowel voor als achter de landauer plaats, waarna wordt vertrokken richting dorp. Daar staat bil de dorpsgrens de burgerwacht opgesteld met daarnaast de christelijke muziekvereniging 'Wijdt Gode uw kunst.' De landauer komt daar even tot stilstand, welke gelegenheid door het dochtertje van dokter Tjebbes wordt benut om als bijzonder welkomstgebaar mevrouw Du
Boeuff een fraai boeket anjelieren aan te bieden.

Luid klinkt daarop het bevel: 'Presenteer geweer", waarna in strenge disciplinaire bewegingen de leden van de burgerwacht dit militaire eerbetoon aan het jonge paar bewijst. De mensen luisteren aandachtig als het muziekkorps daarop het Zwitserse volkslied inzet. Er worden twee strofen van gespeeld, waarna de Maaslanders met een luid gejuich en applaus laten horen dat ze zeer ingenomen zijn met de nieuwe vooraan staande inwoonster van hun gemeente Vervolgens vormt zich een feestelijke stoet, waar de muziekvereniging aan vooraf gaat. Vrolijke marsen spelend, wandelen de muzikanten door het dorp, waar langs de straten de Maaslanders het jonge paar enthousiast toejuichen. Overal in de straten hangt ook de driekleur uit en sommigen hebben zelfs een Zwitserse vlag uitgestoken. De stoet eindigt bij het gebouw van de rooms-katholieke school, waar het muziekkorps en de rijvereniging zich weer in het gelid opstellen. De landauer is nog maar net bij het hek aangekomen of het muziekkorps zet een feestmars in, meteen gevolgd door het Wilhelmus. Als een van de notabelen van het dorp is dokter Tjebbes bereid gebleken op te treden als ceremoniemeester. Hij begroet, vergezeld van zijn echtgenote het jonge paar en begeleidt het de ontvangstzaal binnen. Daar bevinden zich tal van genodigden onder wie de burgemeester van De Lier en burgemeester Van Walsum van Vlaardingen.

Daarna volgt een hele reeks toespraken, waarin de waardering voor de burgemeester en de blijdschap om diens huwelijk tot uiting wordt gebracht Voor de jonge echtgenote van burgemeester Du Boeuff moet het een hele overgang zijn van het bergachtige Zwitserland naar het vlakke Maasland. Bij de bewoners van Maasland valt het charmante mevrouwtje kennelijk goed in de smaak. Het wordt in het dorp zeer gewaardeerd, dat zij ouders, familie en vaderland heeft verlaten om haar man te volgen. Zij komt niet bepaald in de meest gunstige tijd in Nederland wonen, want het is midden in de crisistijd en de burgemeester wacht nog een moeilijke taak. Het jonge paar krijgt tijdens de bijeenkomst in de school namens de gemeenteraad een blijvend aandenken in de vorm van glas- en zilverwerk. Dat wordt hen aangeboden door wethouder Dijkshoorn, die Maasland in zijn toespraak vergelijkt met de streek waar de jonge echtgenote van de burgmeester vandaan komt. "Die is rijk aan natuurschoon", zegt hij. "Niettemin geef ik u de verzekering dat ook hier in Maasland nog wel schoonheid te vinden is. Het schoonste echter zult ge kunnen vinden aan eigen haard in een gelukkig huwelijk", waar iedereen het mee eens is. De burgemeester laat vervolgens weten, dat zijn vrouw inderdaad alles heeft verlaten om hem te volgen, "maar ik kan u verzekeren dat zij dat niet alleen deed om mij persoonlijk, maar ook om mij naar beste kunnen bil te staan in de taak die in deze zware tijden op mij rust." Gemeentesecretaris mr. J. Wineke laat weten. dat alle gemeenteambtenaren blij zijn met het huwelijk van de burgemeester en richt zich in het Frans ook tot zijn echtgenote. "Maasland wordt uw tweede vaderland". zo verzekert hij haar.


Het bruidspaar De Boeuff verlaat na de trouwplechtigheid de kerk in Lausanne (Zwitserland)
Foto: De Schilpen in Maasland

Aubade
Dat de ontvangst niet in het gemeentehuis aan de 's Herenstraat wordt gehouden maar in het rooms-katholieke schoolgebouw komt, omdat vlak daarvoor een treurige gebeurtenis in die straat heeft plaatsgevonden, te weten het overlijden van het zoontje van de daar woonachtig familie Groenendijk. Nauwelijks had de burgemeester van dit droevige voorval kennisgenomen, of hij besloot de ontvangst niet in het gemeentehuis te laten gebeuren. Vandaar dat hij in zijn dankwoord niet aleer de zwaar getroffen ouders van zijn gevoelens van deelneming laat blijken, maar hij ook het rooms-katholieke schoolbestuur bedankt voor de genoten gastvrijheid. Als het jonge paar daarna naar buiten gaat, wordt het verrast door een aubade door meer dan honderd schoolkinderen uit Maasland, die zich voor de school hebben opgesteld. Zij zingen verscheidene liedjes onder leiding van de heer Haverkamp.
De kranten staan er enkele dagen later vol van: "De leden van het comité hebben alle eer van hun werk gehad: de ontvangst werd een ware zegetocht en zal door de betrokkenen niet spoedig worden vergeten. Wij willen dit verslag niet besluiten zonder ook onzerzijds de hoop uit te spreken, dat het sympathieke paar nog lang voor de gemeente gespaard mag blijven en dat mevrouw Du Bbeuff zich spoedig thuis zal mogen voelen in haar tweede vaderland."

Reacties zijn welkom via: aadvanholstein@hotmail.com

 

 

-MAASLAND 1897-

Repeteren in kamer en schuur.

Door: Aad van Holstein
Uit:
AD Ouder Westland 10 januari 2008

In 1897 nemen enkele muzikale Maaslanders het initiatief een muziekvereniging op te richten. Ruim twintig jaar later wordt dit met een feestconcert in Tavenu herdacht. De vereniging Euterpe bestaat nog steeds.

,Lang leve Euterpe! Zij vieren straks haar zilveren en eens haar gouden feest!' Profetische woorden van voorzitter F. Visser. Uitgesproken op een feestavond van dit Maaslandse muziekgezelschap, gevierd op donderdag 17 januari 1918. Ze zijn ook uitgekomen, want niet alleen het gouden feest is gevierd. Zelfs het honderdjarig bestaan is al voorbij. Dit jaar bestaat Euterpe 110 jaar.

Maasland is in 1897 nog een betrekkelijk klein dorp, dat badend in het groen van geboomte en grazige weiden een landelijke rust uitstraalt. Een prachtig decor voor opnamen van een film als Fanfare van Bert Haanstra. Maar het fenomeen van het witte doek is er nog volslagen onbekend. Tot dan moet het dorp het muzikaal doen met orgelmuziek, dat met regelmaat uit de kerkgebouwen klinkt. Nagalmend uit een enkel harmonium dat in de huiskamers in het dorp of uit de verspreid liggende boerderijen prijkt. Misschien bespeelt iemand een piano of een of ander blaasinstrument, maar verder valt er muzikaal weinig te beleven.

Daar wil G. van der Vlugt iets aan doen. Hij is bezield met liefde voor de blaasmuziek, maar er tegelijk ook van overtuigd, dat de inspanning van de dagelijkse arbeid moet worden afgewisseld met een gepaste ontspanning. Dat is niet zo gemakkelijk als het lijkt, want lang niet iedereen in het dorp zit op een muziekkorps te wachten. Immers, het oprichten van zo'n vereniging is een financieel nogal risicovolle onderneming.

Van der Vlugt zet echter door. Hij heeft geen geld, geen leden, geen directeur; geen oefenlokaal, maar die zijn er: wel allemaal gekomen. Dat komt mede, omdat hij erin slaagt medeoprichters om zich heen te ver- zamelen zoals dokter J. van der Hoeven, J. de Baan, C. L. Hofsteede, D. van Reenen, A van Mil en D. Mostert. Zij vormen het eerste bestuur en bedenken de mooie naam Euterpe, een godin uit de Griekse mythologie, dochter van Zeus. Het wordt geen uitgesproken christelijke vereniging. Wellicht levert dat wel meer werkende leden, donateurs of contributiebetalers op. Maar daar streeft Van der Vlugt niet naar, wel naar een harmonie met muzikanten uit elke stand en richting. En al gauw klinkt er vrolijke marsmuziek vanuit de woning van W. Ouweleen, die zijn huis belangeloos ter beschikking stelt voor repetities. Euterpe 'woont' daarmee niet alleen goedkoop, maar ook deftig, meldt de Westlandsche Courant begin 1918 als het twintigjarig bestaan wordt gevierd.

Maar zoals zo vaak bij verenigingen, breken er ook moeilijke tijden aan en moet Euterpe een ander toevluchtsoord zien te vinden. Dat wordt de wagenschuur van het erelid J. Doelman. Het is er soms koud en niet zo gezellig als in de huiskamer van Ouwel een, maar "iemand die dakloos is, aanvaardt dankbaar wat hem uit liefde geboden wordt". Als dan eindelijk het gebouw Tavenu in Maasland verrijst, krijgt Euterpe een geschikt lokaal. Niet alleen voor de repetities, maar ook voor de uitvoeringen. hoewel het moeite kost om uit de inkomsten alle uitgaven te bestrijden, weet Euterpe zich toch goed te handhaven.

Na het overlijden van dokter Van der Hoeven, die van het begin af aan de leiding van de vereniging op zich heeft genomen, wordt hij opgevolgd door voorzitter Valette. Die ziet al gauw, dat het op een failliet dreigt uit te lopen en geeft de raad om directeur Waasdijk maar te ontslaan en de vereniging te ontbinden tot er betere tijden aanbreken. De muzikanten voelen meteen aan, dat daarmee Euterpe ten dode is opgeschreven en proberen zonder directeur te blijven doorspelen. Dat vindt muzikant C. Tiemeijer te gek voor woorden en biedt aan voorlopig zonder enige vergoeding de leiding van Euterpes repetities op zich te nemen. Hij is dan de vierde dirigent, na de beroepsmusici Meretz, Van Gulden en Waasdijk. Zonder Tiemeijer zou Euterpe de reis niet gehaald hebben. Iedereen staat er bovendien van te kijken wat Tiemeijer van Euterpe weet te maken. Helaas is de liefde tussen hem en de vereniging niet bestendig en moet hij later ontslag nemen. Hij wordt opgevolgd door M. van Reeven en die weer door Van Gent. Van Gent ziet er helemaal niet zo uit als zijn voorgangers. Hij heeft geen flambard en ook geen lange haren, maar geeft vol zelfvertrouwen leiding aan Euterpe. En hoewel er voorheen wel eens meningsverschillen waren over de uitvoering tussen de werkende leden en de dirigent, Van Gent stelt zich open op en is hun kameraad en vriend. "Die harmonie komt de vereniging ten goede," schrijft de Westlandsche Courant van zaterdag 21 januari 1918. Nu na negentig jaar is dat nog steeds het geval.

1918
Jubileumconcert

Ondanks sneeuwen regen komt toch veel publiek naar Tavenu.

Hoewel er veel sneeuw gevallen is en zware regenbuien het dorp Maasland teisteren, zijn toch heel wat Maaslanders op donderdagavond 19 januari 1918 naar het jubileumconcert van Euterpe gekomen, Terwijl in de polders het water buitengewoon hoog gestegen is - stukken land waar in geen jaren water heeft gestaan, staan nu blank - heerst er binnen het gebouw Tavenu een gezellige sfeer.

Nadat de harmonie zich op het toneel, heeft opgesteld en iedereen welkom is geheten en herinneringen uit het verre verleden zijn opgehaald, treedt dirigent H. van Gent naar voren. Hij maakt een buiging en gaat achter de katheder staan. Al dirigerend weet hij de mooiste klanken aan de instrumenten van de leden te ontlokken. In het rijke programma komen de beide nummers voor, waarmee op een concours te Zwartewaal op 31 augustus 1917, Koninginnedag, een eerste prijs met lof der jury is behaald in de tweede afdeling. Het zijn achtereenvolgens Marie Henriëtte, ouverture van L. Montagne en Le Trouvere, potpourri sur l'opéra de Verdivan M.J.H. Kessels. Deze en verder alle nummers worden kranig uitgevoerd. Voor de afwisseling treden er die avond ook enkele mannenkoren op, waarbij het Roeierslied en Het Visschertje in de smaak vallen. De lachspieren worden in beweging gebracht tijdens de voordracht De Oudheidskenner door Tiemijer Sr. De krant meldt na afloqp dan ook tevreden: "Met voldoening mag Euterpe op dezen feestavond terugzien."

 

 

Gemeente Maasland, een "Groene Oase" in het Westland.


Historie van Maasland.

Het gebied van Maasland was voor het begin van onze jaartelling al bewoond. Bij opgravingen o.a. in de Foppenpolder en in de Duifpolder, zijn bewoningsresten van deze vroege bewoners, ijzertijdboeren, aangetroffen.
Talrijke aardewerkvondsten uit de Romeinse tijd wijzen op een vrij intensieve bewoning in deze streek.
Rond 275 na Chr. verdwijnt deze bewoning, gelijktijdig met de Romeinse bezetting. De daarop volgende periode is, wat bewoningssporen betreft, vrij duister. Uit archiefgegevens is bekend, dat zich kort na 700 hier een nieuwe bevolking heeft gevestigd, waarschijnlijk van Friese afkomst. Zij kwamen voorgoed onder gezag van de Frankische koningen, die hun gebied naar het noorden uitbreidden.
Maasland werd een koningsdomein, later in leen gegeven aan grafelijke families. Het moerassige gebied moet in die periode zijn ontwaterd en ontgonnen. Dit ontgonnen gebied, een Frankische hoeve, omvatte niet de hele huidige gemeente, maar omstreeks 1000 ha. land, gelegen tussen de rivier en de Vlaardingse vaart, die in 1083 nog Sciplede heette.

In 985 gaf koning Otto III aan graaf Dirk II het domein Maasland in volle eigendom, dat dus een grafelijk domein werd. De graaf wees later het terrein van het huidige Maasland aan om daar een kerk te bouwen. In 1241 schonk graaf Willem II het patronaatsrecht (benoemingsrecht) van deze kerk aan de Ridderlijke Duitsche Orde, Balije van Utrecht. ( De Duitsche Orde is één van de grote geestelijke ridderorden die tijdens de kruistochten in 1191 is gesticht. De orde bestaat nog steeds en is gevestigd in Utrecht.)

In 1243 schonk Diederik van Coldenhove al zijn bezittingen in de Oude Campspolder, waartoe ook een stenen huis behoorde, aan de Ridderlijke Duitsche Orde. Deze Orde vestigde in dat versterkte huis een commanderij ( Commanderij is de benaming waarmee in de geestelijke ridderorden de residentie van de commandeur (overste) werd aangeduid. Het terrein nabij de Herenlaan is thans beschermd en als archeologisch monument opgenomen op de Rijksmonumentenlijst.) waarin de commandeur van Maasland met zijn staf ging wonen en de bezittingen beheerde. Gravin Mathilde, de echtgenote van graaf Floris IV, kreeg het Maaslandse domein als bron van inkomsten door haar man aangewezen.

In 1365 kreeg de Ridderlijke Duitsche Orde toestemming zich te vestigen in het grafelijk huis achter de kerk van Maasland, dat graaf Floris V waarschijnlijk had laten bouwen.
De funderingen van dit complex zijn in 1968 opgegraven en het kort na 1555 gebouwde zomerhuis is nog steeds aanwezig.
Na 1378 was er een afzonderlijke rentmeester, zodat de Maaslandse commanderij van de Duitsche Orde een grotere zelfstandigheid had gekregen. De commanderij was doorgaans bewoond door: een ridderbroeder, drie priesters, een knecht en twee dienstmeiden.

Maasland kende in de middeleeuwen enkele versterkte huizen. Hiertoe behoorden o.a. het in de Dijkpolder gelegen ’’Huis te Velde’’ en het ’’Slot de Houve’’, waarop in de 14e eeuw de adellijke families Van de Velde en Van der Hoeve woonden. Verder bevond zich aan de Burgerdijkseweg het versterkte huis Boekesteijn waarvan men ter plaatse nog altijd een restant van de omgrachting terug vindt. In de loop der eeuwen verdwenen veel van zulke huizen of burchten. Tegenwoordig vinden we meestal op de oude plaats een boerderij terug. Elders o.a. langs de Burgerdijkseweg duiden ophogingen in het terrein erop, dat daar bewoning, heeft plaats gevonden. Ook zijn bij opgravingen in de Kralingerpolder en in de Duifpolder verschillende oude woonplaatsen uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen aangetoond.

Uit een in 1494 gehouden enquête blijkt dat Maasland toen een aanzienlijk dorp was met 250 haardsteden. Landbouw en veeteelt waren de belangrijkste middelen van bestaan. Een derde deel van de bevolking hield zich bezig met de visserij en met vervoer, zowel met schepen als met wagens. Tijdens het begin van de tachtigjarige oorlog werden in deze streken veel vernielingen aangericht zowel door Spaanse troepen als door de geuzen. Kort na de inname van Den Briel op 1 april 1572 staken de watergeuzen de Maas over en gingen plunderend door het Westland. Ook in de Maaslandse kerk werden vernielingen aangericht en boerderijen geplunderd. Om het beleg van Leiden door de Spanjaarden te breken, liet Willem van Oranje in 1574 de dijken doorsteken. Veel mensen, ook uit Maasland vluchtten toen naar veiliger oorden. Het duurde jaren voordat de polders weer drooggemalen en bewoonbaar waren.

Omstreeks 1600 begon de herbouw en opbloei goed op gang te komen. De directe oorlogsdreiging was toen in deze omgeving voorbij. Hoewel Maasland in het algemeen een welvarend dorp was, deden zich van tijd tot tijd ernstige rampen voor o.a. door besmettelijke ziekten en grote branden. De meeste huizen waren van hout en hadden rieten daken. Veeziekten, wateroverlast en slechte oogsten konden soms jarenlang bittere armoede betekenen. Toen in 1795 de Bataafs Republiek in de plaats kwam van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, was het in Maasland ook gedaan met het aloude ambachtsbestuur, dat werd uitgeoefend door schout en schepenen.

Het gemeentebestuur vergaderde in een bovenzaal van de dorpsherberg De Pynas tot 1874, toen het gemeentehuis in gebruik werd genomen. Het grondgebied van Maasland is in de loop der tijden aanzienlijk ingekrompen, o.a. door de afscheiding van Schipluiden in 1570 en Maeslantsluys, thans Maassluis, in 1614. In 1747 telt Maasland ongeveer 1400 inwoners. In het jaar 1888 telt men bijna 2600 inwoners in de gemeente Maasland, die dan een oppervlakte heeft van 3767 ha.

’’De Nederlandsche Stad en Dorpbeschrijver’’ van Bakker en Van Ollefen (l8e eeuw) vermeldt van Maasland o.a. dat het een bezienswaardige plaats is ’’omtrent twee uren gaans ten westen der stad Delft, vanwaar men behalve langs het water de Gaag over bijzonder goede wegen op het dorp komt. Er is een druk verkeer, zowel van veer- als andere vaartuigen, alsmede van een groot aantal rijtuigen die het dorp passeren van Amsterdam, ’s-Gravenhage en andere plaatsen, naar Hellevoetsluis en elders, wat aan het dorp een goed voordeel verschaft. De aangenaamheid van de ligging wordt nog zeer vermeerderd door de landerijen, die zeer vruchtdragend zijn. De reisgelegenheden zijn in Maasland zeer gemakkelijk met de veerschuit’’.

In 1991 heeft de viering van 750 jaar Ridderlijke Duitse Orde in Maasland plaatsgevonden

     

KAN EENIG DORP IN DELFLANDS KRING OP OUDERDOM VAN EEUWEN BOGEN OP FRAAIE LIGGING EN VERMOGEN, DOOR IJVER VAN DEN DORPELING.

’T IS MAASLAND, DAT ELKS OOGEN STREELT, EN DOOR ’T GRAVEERSTIFT DUS NATUURLIJK IS VERBEELD.

Dit rijm, dat voorkomt onder een gravure van ’’’t Dorp Maasland’’ in ’’De Nederlandsche Stad- en Dorp-beschrijver’’ van Bakker en Van Ollefen, vormt hier de schakel tussen het verleden en heden van de gemeente. In het dorp zijn enkele bezienswaardige gebouwen. In de eerste plaats de eeuwenoude Nederlands Hervormde Kerk (gebouwd in laatgotische stijl) die na de brand van 1945 is herbouwd. In de kerk bevinden zich onder andere een preekstoel, afkomstig uit een afgebroken Nederlands Hervormde Kerk te Graft (N.H.), een fraai avondmaalstel (1758) en een orgel, afkomstig uit de Nicolaikerk te Utrecht en gebouwd in 1888 door J.Fr. Witte (fa. J. Bätz en Co).

De bouw van de R.K.-kerk is in 1887 voltooid. In de kerk bevinden zich diverse antiquiteiten uit de 18e eeuw. Verder is het interieur op zichzelf reeds een bezoek ten volle waard. De Gereformeerde kerk is een voorbeeld van nieuwere bouwstijl en het loont de moeite het interieur te bekijken. De molens in de Dijkpolder aan de weg naar Schipluiden zijn een sieraad in het landschap. Het zijn de korenmolen De drie Lelies (1767) en de watermolen van de Dijkpolder (1718). En vergeet u vooral niet de mooie, soms eeuwenoude boerderijen te bezichtigen. Eén van deze boerderijen, de Lickebaertshoeve (1778), is tot restaurant ingericht (in Oud-Hollandse stijl).
Deze voormalige boerderij ligt aan de Oostgaag 55 en ontleent haar naam aan de Lickebaertsmolen, die vroeger in Maasland heeft gestaan.

Voorts bevindt zich midden in het dorp ’’De Pynas’’, de dorpsherberg waar vroeger door Schout en Schepenen recht gesproken werd en waar tot 1874 de gemeenteraad vergaderde, huwelijken werden voltrokken en waar het gemeentearchief opgeborgen werd. Naast De Pynas aan de ’s-Herenstraat 23 en 24 bevindt zich een historische dorpswinkel, waarin museum De Schilpen is gevestigd.

Hieronder een paar foto's welke wij ontvingen van Tonny van Leeuwen.
Maasland molen De Drie Lelies Maasland, Dijkmolen.
Klik op de foto's om ze groter te zien.


De Kwakel al tien jaar in de vaart.

 ‘Nog even wachten, schipper’
Het pontje was 5 jaar geleden bijna opgeheven. Nu varen er drommen mensen mee.

 Uit: Westlandsche Courant 15 augustus 1996

Maasland.
"Ho, nog even wachten schipper, dan kan die fietser ook nog mee". Schipper Hilbrand van der Weij luistert prompt naar dat verzoek van een passagier. Behendig stuurt hij het veerpontje terug naar de steiger, zodat de fietser alsnog aan boord kan stappen. Vervolgens zet het vaartuig koers naar het Jachthuis aan de Foppenplas en de in de verte liggende Vlaardingse Broekpolder .

Hilbrand van der Weijis een van de acht schippers die het veerpont je van het recreatieschap Midden-Delfland in de vaart houden. Het pontje onderhoudt van maart tot oktober de verbinding tussen de Broekpolder en de Kwakelweg te Maasland. Vooral in de weekeinden en de vakantietijd geniet bet pontje bij fietsers en wandelaars een grote bekendheid, zeker als, het een beetje mooi weer is. NIet zelden staan er dan drommen passagiers tewachten op het pontje, dat bij het Jachthuis aan de Foppenplas, het voormalige botenhuis van Cornelis van Dijk, een tussenstop maakt. Ook afgelopen weekend was het pontje weer erg in trek en werden vele honderden passagiers overgezet.

Hilbrand van der Weij uit Maassluis is als ex-loods een van de acht schippers. Hij had zaterdag zelf dienst. Hij is tevens verantwoordelijk voor het maken van het dienstrooster voor de bezetting van het pontje. "Volgende week is het even moeilijk", zegt hij. "Er zijn er dan vijf met vakantie. Maar met z'n drieën lossen we dat wel op". Want het pontje moet nou eenmaal dagelijks tussen 10 uur en kwart voor 6 in de vaart. Het is de eer van de schippers te na, als het pontje! een keertje aan de 'kant zou blijven Van der Weij we varen in principe elke dag. Alleen als het heel slecht weer is, blijven we aan de kant".

Ferryman.
Het recreatieschap MiddenDelfland mag blij zijn met mannen als Hilbrandvan der Weij en zijn zeven collega's. Zij staan immers niet op de loonlijst van' het schap, maar zijn pure vrijwilligers. Ze vinden het gewoon leuk om dit werk in hun vrije tijd te doen. Zes van hen zijn loods geweest, een functie met  een verplichte VUT-leeftijd van 55 jaar. Een was werktuigbouwkundige bij de Holland-Amerika Lijn. Nummer acht ten slotte, had als leraar niets met de scheepvaart van doen. Niet meer van, de partij sinds vorig jaar is Joop van Noortwijk, beter bekend als 'Joop the Ferryman', Hij was sinds de ingebruikname van het pontje in 1986 een van de schippers van het eerste uur.

"Joop is er na bijna tien jaar mee gestopt", zegt de 62-jarige Van der Weij. "Er waren dagen dat Joop er zowat alleen voor' stond, maar gelukkig hebben we nu voldoende vrijwilligers". "Het is hartstikke leuk om dit werk te doen", vervolgt Van der Weij. Uit zijn broekzak steekt de rol kaartjes voor, de passagiers. Voor de prijs van een oversteek enkele reis, hoeft men het niet te laten: 50 cent voor een voetganger en voor een kwartje extra mag de fiets ook mee. Dat kan nooit een probleem zijn.

Net Voor de afvaart bij het. Jachthuis, het voormalige botenhuis van Cornelis yan Dijk, komt er een tandem aan boord: Op het volle pontje kan de tweezitter erna een beetje inschuiven nog net bij. Naast zijn activiteiten als schipper verricht Van der Weij en passant een functie als recreatieve vraagbaak over de omgeving. En des gevraagd wordt er tegen betaling, ook een mapje met fietsroutes verstrekt.

Handtekeningen.
Ik geloof dat we allemaal voorzien zijn van een kaartje", concludeert Van der Weij bij een van de aanlegplaatsen. Een bereidwillige passagier maakt de tros vrij en het pontje zet koers richting Kwakelweg.' "Daar staat weer een volle boot", concludeert de Maassluise schipper, als hij de rij met wachtenden heeft gezien. Want het pontje blijkt In die tien jaar van haar bestaan in een grote behoefte te voorzien.

En dat terwijl het recreatieschap de veerdienst zo'n jaar of vijf geleden uit de vaart had willen nemen. Niet alleen vanwege de kosten, maar vooral omdat de functie van het pontje door het aanleggen van enkele bruggen achterhaald zou zijn. Prompt werd er door enthousiaste burgers een handtekeningenactie georganiseerd tegen dat voornemen. Met succes, want het recreatieschap veranderde van mening na het in ontvangst nemen van de door duizenden ondertekende petitie.

"Die bruggen zijn er inderdaad gekomen", zegt Van der Weij. "Het pontje heeft zijn functie echter niet verloren. Het is nog zeker net zo druk als voor de bruggen. Het recreatieschap heeft dat inmiddels ook erkend. De Kwakel is nu geen overzetveer meer, maar een recreatiepontje. Kijk maar om je heen. We zitten hier temidden van de industrie", zegt hij, wijzend op de contouren van het Botlekgebied. "Maar toch zitten we hier midden in de natuur, de hele flora en fauna heb je hier' bij de hand"



Eeuwenoude hoeve nu historisch monument.

Uit: Westlandsche Courant dinsdag 9 januari 1996
Door: Simon van Zuilen

De tot sloop gedoemde boerderij aan de Westgaag staat dankzij de inspanningen van de Historische Vereniging Maasland inmiddels op de lijst van beschermde monumenten.
De tot sloop gedoemde boerderij aan de Westgaag staat dankzij de inspanningen van de Historische Vereniging Maasland inmiddels op de lijst van beschermde monumenten.
klik op de afbeelding om hem groter te zien.

Maasland
In het onlangs uitgekomen nieuwe jaarboekje 1995 van de Historische Vereniging Maasland prijkt van de hand van voorzitter Hans van Buuren een interessant artikel over het bestaan van de eeuwenoude hoeve aan de Westgaag 100. Op de frontpagina van het zestig pagina's tellende boekwerkje staat ook een kleuren foto van een aquarel, die J. Verheul Dzn omstreeks 1930 van de boerderij heeft gemaakt. Het behoud van deze hoeve is het meest recente succes, dat de historische vereniging in haar twintigjarige bestaan heeft weten te realiseren. Na vele inspanningen kon de aanvankelijk tot sloop gedoemde boerderij niet alleen kon worden behouden maar tevens op de monumentenlijst worden geplaatst.

De boerderij werd in 1994 verkocht, waarbij de historische vereniging bang was dat de uit de middeleeuwen daterende hoeve zou worden gesloopt. Zo ver is het niet gekomen, want het lukte de vereniging om de gemeente te bewegen de boerderij op de lijst van beschermde monumenten te krijgen. Zonder deze status zou restauratie helemaal onbetaalbaar zijn geweest voor nieuwe eigenaar Doelman die er straks zelf wil gaan wonen. De bewoningsgeschiedenis van de boerderij gaat - voor zover bekend -terug tot de middeleeuwen. In 1415 in een voorganger van de huidige boerderij, woonde en boerde hier al ene Bertelmees Rutgersz. Door de eeuwen heen is Westgaag 100 een gemengd bedrijf gebleven. De boerderij is thans beeld bepalend in de eeuwenoude lintbebouwing van boerderijplaatsen aan de Westgaag.

Ziekten
In het jaarboekje van de historische vereniging, dat voor leden gratis is en voor niet leden voor zes gulden verkrijgbaar is, is weer opgenomen de Maaslandse kroniek van het voorgaande jaar 1994. Maaslandse gebeurtenissen van dat jaar worden kort en overzichtelijk samengevat en vastgelegd voor het nageslacht. Behalve het artikel over de boerderij aan de Westgaag wordt er ook verteld over de besmettelijke ziekten die Maasland in de negentiende eeuw teisterden.

Trudy Werner-Berkhout dook daarover in de geschiedenis, waaruit blijkt dat Maasland ruim dertig jaar een barak bezat voor besmettelijke ziekten. De barak is echter nooit in gebruik geweest, maar er waren in de vorige eeuw wel degelijk besmettelijke ziekten in het dorp. Vooral de cholera was gevreesd en maakte veel slachtoffers onder de bevolking. Zeker drie epidemieën zijn in die tijd door de plaatselijke doktoren geregistreerd. Zo werden er in 1859 in twee maanden tijd 27 Maaslanders door de cholera getroffen, van wie er 16 overleden.

Pas toen de hygiënische toestanden in het dorp verbeterden, onder meer door de aanleg van riolering en waterleiding, kreeg men de ziekte onder controle. Ook de pokken was in de vorige eeuw een besmettelijke volksziekte die razendsnel om zich heen greep. Door verplichte vaccinatie werd ook deze ziekte geleidelijk teruggedrongen. Behalve de uitgifte van het nieuwe jaarboekje, bereikte de historische vereniging tijdens de viering van het vierde lustrum nog enkele hoogtepunten. In eigen beheer werd het met veel foto's opgesierde boekje 'Maasland in oude ansichten' uitgegeven. Mede door deze activiteit meldden zich vele nieuwe leden, zodat het ledental thans tot boven de tweehonderd is gestegen.

Als je met Cees vloog, had je kans te overleven.

Vliegenier Cees Waardenburg (in het midden) maakte 104 vluchten voor de Royal Airforce. Tijdens een testvlucht kwam hij om. Foto Familie Waardenburg.
Vliegenier Cees Waardenburg (in het midden) maakte 104 vluchten voor de Royal Airforce.
Tijdens een testvlucht kwam hij om. Foto Familie Waardenburg.

Klik op de foto voor een groter formaat.

De herinneringen aan zijn oudere broer Cees zijn nog springlevend voor Leen Waardenburg uit Maasland. Broer Cees vertrok in de Tweede Wereldoorlog naar Engeland om er vliegenier te worden. Hij was 23 toen hij neerstortte: Leen Waardenburg denkt vandaag tijdens de dodenherdenking een beetje extra aan zijn broer.

Door: Eveline Lammerding
Uit: Westlandsche Courant zaterdag 4 mei 2002

Maasland
De 80-jarige Leen Waardenburg uit Maasland heeft foto's, een flacon waarin sterke drank voor vliegers werd gegoten, krantenartikelen uit de begin jaren veertig, een zilveren speld die de letter W vormt van koningin Wilhelmina en een embleempje van stof met de vleugels van de Royal Air Force (RAF). Het zijn de spullen die na de oorlog uit de koffer van zijn broer Çees kwamen. "Eigenlijk zijn er drie jaar van zijn leven uitgevlakt. We hadden drie jaar geen enkel contact, op een paar brieven na", zegt Waardenburg over zijn broer die bij de RAF was gaan vliegen.

Cees Waardenburg, de oudste uit het Schipluidense gezin Waardenburg, was oorlogsvlieger voor de Engelse luchtmacht RAF. Prins Bernhard zorgde ervoor dat Waardenburg de opleiding tot vlieger kon volgen. De prins ving regelmatig Nederlanders op, die naar Engeland waren afgereisd. "Mijn broer was militair, maar hij wilde geen grondgevechten meer. Vliegtuigen maakten indruk op hem. Hij wilde graag vliegen. En dat heeft hij gedaan", zegt zijn nog altijd trotse broer. Waardenburg maakte in de oorlogsjaren 104 vluchten voor de RAF. Ongelukkig genoeg stortte hij tijdens een testvlucht neer.

Cees Waardenburg had heel wat ondernomen om bij de RAF te kunnen vliegen. Hij deed drie pogingen om naar Engeland te varen. De kust was verboden gebied, alleen de Duitsers mochten er komen. De eerste twee pogingen de overkant te bereiken mislukten door het slechte weer en het vastlopen op een zandplaat. Bij de derde poging haalde Waardenburg de overkant wel. Het was 19 juni 1941. Waardenburg ging na zijn eerste vliegopleiding in Engeland een jaar later naar Canada voor een vervolgtraining. Begin juli 1943 kwam Waardenburg terug naar Engeland. Hij vloog voor de eenheid 320 squadron van de Nederlandse militaire luchtvaartdienst. die hem detacheerde bij het Engelse onderdeel 180 squadron. Daar werd hij tweede man onder commandant Lynn.

Tussen 3 oktober 1943, de dag waarop hij zijn eerst vlucht maakte en eind juli 1944, maakte hij 104 vluchten. Na, een korte rustperiode die de vliegeniers na een aantal operaties altijd kregen, zou hij 30 augustus terugvliegen naar de basis. Hij maakte met schutter Payne nog een testvlucht in een Mitchell. Het vliegtuig verongelukte in Godalming, vlakbij de basis Dunsfold. Cees Waardenburg zou op 12 september 1944 24 jaar zijn geworden.

Overtuiging
De inmiddels grijs geworden Leen Waardenburg had niet verwacht dat zijn broer zou sneuvelen. Integendeel, hij leefde in de heilige overtuiging dat hij zijn broer zou weerzien na de oorlog. In januari 1945 vertrok hij vanuit het Westland naar Brabant dat toen al was bevrijd, met de gedachte dat hij daar zijn broer weer zou ontmoeten. Het bericht dat Cees was gesneuveld kwam voor hem als een mokerslag. "Dat bericht moest ik in mijn eentje verwerken na een tocht die vier dagen had geduurd", vertelt Leen. "Terug naar het Westland kon ik niet meer. Aan de andere kant van de rivier woedde de oorlog nog volop".

De kaart die Leen Waardenburg voor zijn expeditie naar Brabant gebruikte, heeft hij nog steeds: Hij moest bij Kerkdriel de Maas over, maar wat hij niet wist, was dat hij vlak bij de rivier in een Duitse stelling was gelopen. "Onderweg leerde ik twee anderen kennen die ook naar het zuiden wilden. Cor heette de één en van de ander ben ik de naam vergeten". Waardenburg noemt hem daarom 'nummer twee' als hij over deze man praat. De drie liepen naar het dorp Kerkdriel waar de grens lag tussen bezet en bevrijd gebied.

Overgevaren
"
We meldden ons bij de pastoor en die vertelde ons dat er een kolenboer was die wel eens mensen overzette met zijn boot. Wij gingen naar een kolenschuur van waaruit werd overgevaren. In de schuur wachtten we op de kolenboer. Van Gent heette hij", diept Waardenburg op.

Bij toeval vingen Waardenburg en zijn kameraden een gesprek op dat in een ander deel van de schuur plaatshad. "Het bleken Duitsers te zijn. Na een poosje gingen de schuurdeuren open en hoorden we ze roepen: 'Wo sind die kolen'. Muisstil waren we. We hadden ons verstopt in het stro. Ik zou net een schoen aantrekken, maar mocht me niet verroeren. In die onhandige houding heb ik een tijd stil moeten zitten. We zaten als ratten in de val en we wisten dat we op de kolenboer niet meer hoefden te rekenen".

Na de Duitse controle waarbij het drietal niet werd ontdekt, moest er een plan komen om toch de overkant van de rivier te kunnen bereiken. Langs de muur van de schuur stond een kano. "Die hebben we gestreken, maar dat moest echt heel stil gebeuren want de Duitsers liepen, constant patrouille. Het duurde drie kwartier voordat we de kano hadden gestreken". Een spannende tocht naar de overkant stond het trio vervolgens te wachten. "Toen de kano eindelijk bij het water lag, besloot nummer twee ineens niet mee te gaan. Hij durfde niet meer. We probeerden hem over te halen, maar hij wilde echt niet. Uiteindelijk hebben we hem maar achter gelaten". Aan de overkant haalden Canadezen de twee op en brachten hen onder in Tilburg. Daar kon Waardenburg zijn broer niet vinden; de vliegeniers waren in Eindhoven. "Ik kon meerijden met een krantenwagen die elke dag naar Eindhoven reed. Toen ik daar aankwam, sprak ik de commandant van het vliegveld aan. Toen ik naar mijn broer vroeg werd het stil".

In Eindhoven kreeg Waardenburg te horen dat zijn broer was' gesneuveld tijdens een testvlucht. Een kwart van de vliegeniers overleefde de oorlog niet.
Waardenburg laat foto's zien van andere vliegeniers in Engeland. Hij wijst mannen aan die na de eerste vlucht neerstortten. "Deze man, overste Bakker, was net commandant geworden. Bij zijn eerste vlucht stortte hij met heel de bemanning in zee. Mijn broer was een goed vliegenier. Veel piloten wilden met hem meevliegen, want als je met Cees en commandant Lynn vloog, had je een grote kans levend terug te keren".

Ontstaan van de Maaslandse vlieten.

Door: Simon van Zuilen
Uit: Westlandsche Courant 14 oktober 1997

Maasland - De omgeving van Maasland is bekend om zijn landelijk gebied, maar ook door zijn ligging aan de vlieten. De Trekvliet, de Middelvliet, de Boonervliet en niet in de laatste plaats de Zuidgaag, die nog immer dwars door het dorp loopt.

De vlieten van Maasland zijn beeldbepalend in Midden-Delfland, het groengebied tussen Schiedam en Delft. Weliswaar wordt er steeds geknaagd aan het gebied door oprukkende verstedelijking, door Maasland zelf met het transportcentrum en ligt er straks zelfs een rijks- weg (de verlengde A4) dwars doorheen. Maar gebleven zijn de vlieten, de Boonervliet, Trekvliet en Middelvliet, de drie vrijwel evenwijdig lopende boezemwateren tussen de Vlaardingse Vaart en Maassluis. Daar monden ze via sluizen uit in de Nieuwe Waterweg. Uit het feit dat deze vlieten vrijwel recht zijn en met de verkaveling van de aangrenzende polders meelópen, blijkt dat het gegraven waterlopen zijn die jonger zijn dan de ontginning en de verkaveling. Dit in tegenstelling tot enkele andere Maaslandse boezemwateren, zoals de Oostgaag, de Westgaag en de door het dorp lopende Zuidgaag, die grotendeels uit natuurlijke wateren, oude kreken, zijn ontstaan.

Lang voordat de Maaslandse vlieten in de veertiende eeuw werden gegraven, was deze streek al bewoond. Reeds enige eeuwen vóór het begin van de jaartelling, in de ijzertijd, kwam: hier verspreide bebouwing voor.

Restanten van deze bebouwing zijn teruggevonden in de Broekpolder, de Aalkeetbuitenpolder en in deOude Campspolder. Ook in de Romeinse tijd was het Maaslandse gebied, evenals het gehele Westland, vrij intensief bewoond. Het land was toen nog onbedijkt en lag op vele plaatsen hoog genoeg boven de zeespiegel om bewoonbaar te zijn.

Het is waarschijnlijk dat de Maaslandse ontginning zo hoog boven de zeespiegel lag, dat bedijkingen niet of nauwelijks nodig waren. Doordat de vroegere wildernis door het graven van sloten beter ontwaterd werd, ging de grond inzakken. Om de ontginning te beschermen ging men dijken aanleggen, waarschijnlijk eerst primitief maar geleidelijk langer en hoger. Zo moet omstreeks het jaar 900 een flink gedeelte van de huidige Maasdijk aanwezig zijn geweest, namelijk het stuk tussen Schiedam en de Nolweg, tussen Maasland en De Lier. Via de Nolweg, Oude Campsweg en de Burgersdijk eindigde de dijk bij boerderij 'Diepenburgh' (nu 'Het Kraaienest'), waarachter waarschijnlijk hogere gronden voorkwamen.

Dit hoefijzervormige dijkgedeelte beschermde de ontginningen van Kethel, Vlaardingen en Maasland. Het Leegebied (Liergebied) stond toen nog in open verbinding met de zee. Het Leegebied was dus aan de zuidzijde bedijkt door het genoemde Maaslandse dijkstelsel. Dit gedeelte heeft echter niet lang dienst gedaan als zeewering, omdat ook de Lee al spoedig door dwarsbedijkingen werd afgedamd, eerst bij de Lierhand, later steeds verder benedenstrooms tot de Hoge- weg, Hoefweg en Oude Dijk.

Overstromingen
In de tweede helft van de twaalfde eeuw, zo tussen 1150 en 1190, moet er een periode van snelle zeespiegelstijging zijn geweest waartegen het primitieve dijk- en sluisstelsel onvoldoende bestand bleek. Er

hebben zich toen grote rampen voltrokken. De zee sloeg gaten in de dijken en drong Via de oude kreken diep het land binnen. In 1163-1164 werd bij een grote overstroming Vlaardingen geteisterd, terwijl tevens de Dijkpolder in Maasland in de golven verdween. Het zeewater moet zelfs tot de huidige Kerk- weg en de Molenweg hebben gestaan.

Betrouwbaar
Uit het feit dat vrijwel alle boerderijen aan de Oostzijde van de Kerkweg en de Molenweg, dus de huidige Commandeurspolder (die toen Poelpolder heette) staan, kan men afleiden dat de Dijkpolder (die toen Ommedijckspolder werd genoemd) een betrouwbaar woongebied was. Oude woonplaatsen in die polder stonden dan ook op terpjes, zoals de Hoefwoning en de Veldwoning. Omstreeks 1190 was de Dijkpolder weer droog- gelegd en opnieuw verkaveld.

De Maasdijk werd na de Overstroming een verbeterd en verder doorgetrokken in de richting Monster. Omstreeks het jaar 1250 was de Maasdijk volgens zijn huidige tracé al aanwezig. Dit betekende tevens een aanmerkelijke beveiliging van het Westland en geheel Delfland. Omdat de Maasdijk een definitieve afsluiting vormde van de vroegere kreken, ook van de Lee, werd de ontwatering van het gebied steeds moeilijker. De luchten en primitieve sluizen, die de grootste risico's voor dijkdoorbraken inhielden, zullen langzamerhand definitief zijn opgeheven.

De Vlaardingse Vaart, de oostelijke begrenzing van de Maaslandse ontginning, die in 1085 al onder de naam Sciplede bekend was en die in 1317 tweehonderd snoeken voor de graaf opbracht, speelde in de ontwatering een belangrijke rol. De vaart die ook wel Breevaart werd genoemd, is waarschijnlijk ten dele gegraven en voor het overige ontstaan uit een natuurlijke kreek. Waar de Vlaardingse Vaart in Vlaardingen bij de Maasdijk uitkomt, kwamen sluizen voor. Waarschijnlijk op dezelfde plaats waar ze ook nu, compleet met fraaie wapens, nog te vinden zijn.

fJuer het ontstaan van de Maaslandse vlieten schreef de toenmalige voorzitter van de Historische Vereniging Maasland, Klaas Boschma in de Midden Delflandkrant van juli 1981, waaruit de bovenstaande gegevens zijn ontleend.


Leendert Willem Koppenol sr. geb. 1902 op de Maaslandse vlieten in 1948.

 

 

 

Maasland, het ‘oude’ fraaije en wel bebouwde dorp.

Uit: Ouder Westland
Plaatsing: 17-08-2002
Door: Aad van Holstein

ln het boek 'Het Koningrijk der Nederlanden' geeft L. L. Terwen een gedetailleerde beschrijving van het hele land, onder meer van het Westland zoals het er uitzag in de jaren vijftig van de negentiende eeuw. Vandaag wandelt hij van Schipluiden naar Maassluis.

“Wenden wij ons uit Delft zuidwaarts, om ons naar den Maaskant te begeven, dan komen wij eerst door de gemeente Hof van Delft, bestaande uit drie onderscheidene polders, het gehucht Den Hoorn, je buurt Abtswoude (de geboorteplaats van den dichter H. K. Poot, en ook Paapsou geheten en het kleine dorp Woud, 3/4 uur gaande Z. W. van de stad Delft, met slechts een achttal huizen in de kom. Een weinig verder treffen wij het dorp Schipluiden aan…".
Zo wandelen aan de hand van het Doek van L. L. Terwen - een soort reisgids van meer dan 800 pagina's - mee langs de ongetwijfeld landelijke wegen door het Zuidelijke deel van het Westland, nu Midden-Delfland geheten. Schipluiden herbergt in dat jaar omtrent 600 inwoners. Het dorp dat volgens Terwen 'ruim, luchtig en ter wederzijde van de vaart is gebouwd' is al sedert het jaar 900 gekend onder de naam Scheepleda. Over de vaart liggen twee bruggen, zo weet hij te melden. De huizen zijn doorgaans 'goede en wel onderhouden gebouwen'. "De kerk staat er sinds 1313, is langwerpig vierkant (hij bedoelt rechthoekig), tamelijk hoog, zonder pilaren en heeft in het koor een zeer schoon kunststuk ter gedachtenis van de heer W. H. Steenberch (overleden in 1788)". Terwen komt er, al pratend met Schipluidenaren, achter dat het dorp waarschijnlijk zijn naam te danken heeft aan het water de Lee of Leede dat uit het Westland komt, en waaraan ook het dorp De Lier, dat een uur lopen ten oosten van Naaldwijk ligt zijn naam ontleent.

Dom 
En passant beschrijft Terwen ook in een paar zinnen dit door de Dom gemarkeerde dorp als een 'niet zeer druk bezocht dorp' dat ongeveer 800 inwoners telt en voornamelijk bestaat van land en vlasbouw. Hij noemt de dorpskom van De Lier klein, zeker tegenover de kerk die juist groot is. Het woord domtoren wordt overigens in het boek niet genoemd, maar Terwen beschrijft hem wel in één adem met de kerk en wel als volgt: “Een op pilaren rustend gebouw, zonder orgel maar met eenen zwaren, breeden en hoogen toren, die oudtijds nog veel hooger was".
Dit alles lijkt hij meer van horen zeggen te hebben dan dat hij er ook echt geweest is, want hij wandelt na Schipluiden rustig voort in de richting van Maasland en laat De Lier kennelijk links, in werkelijkheid rechts liggen. Als hij Maasland in de verte ziet, wordt hij bijna lyrisch in zijn beschrijving. "Aan het water de Gaag, dat uitloopt in de trekvaart die van Maassluis en Vlaardingen naar Delft gaat ligt het oude, fraaije en wel bebouwde dorp Maasland. Reeds in 866 wordt dit dorp genoemd", aldus Terwen, “Zelfs spreken de oude kronijken onzes lands van een graafschap Maasland, waarvan men echter niet veel bijzonders weet, en dat naderhand met Holland verenigd schijnt te zijn". Hij meldt verder het bestaan van de buurt Burgersdijk en de daarbij behorende polders. Er wonen op de helft van de negentiende eeuw opvallend veel mensen in Maasland, 2000, die meest van landbouw en veeteelt leven. Teeuwen merkt op dat Maasland ook goed bestraat is. Aan beide zijden van de Gaag staan volgens hem ook vrij goede gebouwen en zijn speurend oog merken dat er veel economische activiteit is in het dorp. Hij telt 1 olie-, 1 houtzaag-, 1 rum- en pelmolen en 1 traankokerij. Maar relativeert de betekenis voor het dorp door te vermelden dat de laatste drie bij Maassluis horen.

Indrukwekkend
indrukwekkend vindt hij de kerk, die van 1241 tot 1614 aan de Duitsche orde behoorde. Het is in zijn ogen een zeer groot en fraai, tamelijk hoog gebouw met een rij pilaren, een uitmuntend in 1725 geplaatst orgel en een bijzonder groot koor, voorzien van fraai geschilderde ramen. In het koor wordt het H. Avondmaal gehouden. De toren heeft een sierlijke met leien gedekte spits en is van een uurwerk en twee klokken voorzien. Toeristen zijn vaak dol op kerkhoven. Dat weet Terwen in 1852 ook al, dus laat hij de wandelaars die in de negentiende eeuw Maasland aandoen hun hart ophalen aan het oude kerkhof van dit dorp Het is - dat heeft hij kennelijk zelf gecontroleerd - netjes bestraat en het wordt omringd door een muur de pastorie, het dorpshuis en het in 1841 nieuw gebouwde fraaie schoolhuis en het is met twee ijzeren hekken afgesloten. De R. k. kerk moet hij even zoeken, maar staat even buiten het dorp, geheel afzonderlijk. “Het is zeer net en heeft eenen spitsen toren en een uitmuntend orgel", schrijft Terwen, die met enige spijt constateert dat van de hier vroeger staande oude sloten de Hoeve en het huis te Velde niets anders dan de naam is overgebleven. Ook voor aan de Maaskant gelegen buitenplaats Noord-Nieuwland komt hij te laat. Die is dan net twee jaar daarvoor gesloopt. Een wandeling van een half uur brengt hem tenslotte in het “jonge, eenmaal bloeiende, thans zeer verminderde Maassluis, bij op den Maasdijk gelegen en van alle zijden door de gemeente Maasland omringd. Gelijk de na aanduidt, heeft zij haren oorsprong ontleend aan eene of meer sluizen, die ter uitwatering van Maasland in den dijk gelegd waren".

”Langzamerhand ontstond daarbij eene kleine buurt, die door de overvaart op Brielle, de visscherij en andere oorzaken, reeds op het einde der zestiende eeuw tot eer vrij aanzienlijk dorp aan gegroeid was, zoo dat het in de het midden achttiende 'eeuw voor het grootste, fraaiste en welvarendst dorp van Zuid-Holland doorging en door Hoogvliet 'der dorpen koningin* genoemd werd. Tot de opkomst van Maassluis heeft veel bijgedragen dat na het innemen van Brielle in 1572 het dorp een afzonderlijk rechtsgebied kreeg en men vijftien jaar later begonnen een kruiskerk te bouwen, die naar het voorbeeld van Noorderkerk in Amsterdam is ingericht, maar deze volgens Terwen in netheid en fraaiheid overtreft.

Reacties graag per e-mail naar:
holstext@tisca|i.nl