Klik hieronder voor een aantal snelzoekers:

 

Tomatenhandel in de knel  Bloementeelt 1933 - 1967

Winter van 1928-1929  Zwijgen uit lijfsbehoud tijdens de oorlog

Wijnbouw en druiventeelt 

Proef geslaagd: toch géén gasttram bij W.S.M.

 

 

 

Tomatenhandel in de knel in Eerste Wereldoorlog

Als in Oostenrijk keizer Franz Joseph nog twijfelt of hij Servië zal binnenvallen, vergadert in Naaldwijk de Vereniging Westland over de zorgelijke toestand van het vaarwater. Het Westland weet nog niet in wat voor vaarwater het terechtkomt

Door: Aad van Holstein
Uit: Ouder Westland
Editie:
6 November 2004


Niemand realiseert zich die zaterdagavond 18 juli 1914 in het zaaltje van café Westlandia aan de Dijkweg dat er een oorlog voor de deur staat, laat staan een wereldoorlog. Met alle gevolgen van dien ook voor de handel. Er moet slag worden geleverd. Dat wel, maar vanavond gaat het over de bevaarbaarheid van de Westlandse wateren, die weer eens abominabel is. Het vervoer van groenten en fruit van en naar de veilingen hangt ervan af. Er zijn bij deze spoedeisende vergadering nota bene in het toch al zo korte weekeinde maar tien leden aanwezig plus het adviserend lid K. Wiersma. Toch zijn de klachten niet gering. Zowel de breedte als de diepte van het vaarwater laat te wensen over. Er wordt lang beraadslaagd, maar tien dagen later raakt het probleem helemaal op de achtergrond. Gerommel in de verte kondigt politiek noodweer aan. Sinds de moord op 28 juni op aartshertog Franz Ferdinand, neef en troonopvolger van keizer Franz Joseph van Oostenrijk-Hongarije en diens echtgenote Sophie is het onrustig in Europa. Beiden zijn in Sarajevo door een student vermoord. Een zeer ernstig feit, dat ook de Westlanders schokt. Ze hebben echter nog steeds niet het gevoel dat er een wereldbrand dreigt. Het is voor hen toch een 'ver-van-hun-bed-show'. Maar intussen grijpt Franz Joseph de dubbele moord wel aan om op 28 juli Servië de oorlog te verklaren. Oostenrijk ontketent daarmee in feite de Eerste Wereldoorlog, die volgens het boek 'De Eerste Wereldoorlog' van Paul van 't Veer zelfs door niemand zou zijn verwacht.


Voorspeld
Dat is echter in tegenspraak met wat in de Nieuwe Westlandsche Courant van woensdag 22 juli 1914 wordt geschreven. Daarbij wordt de ramp in niet mis te verstane woorden voorspeld. 'De Duitse Kroonprins die reeds zoo menigmaal door zijn vrij moedige, meestal niet heel vredelievende uitdrukkingen van zich deed spreken, is dezer dagen weer op veler tong', zo lezen de Westlanders. Gepensioneerd officier Hermann Frobenius blijkt namelijk volgens die krant een boek te hebben geschreven over 'des Deutschen Volkes Schicksalstunde' ('Het noodlot voor het Duitse volk'). De schrijver komt daarin tot de opmerkelijke conclusie 'dat de opgezweepte wraaklust van Frankrijk tegen het Duitsche rijk en de oplaaiende haat van Rusland tegen Oostenrijk-Hongarije, dat Ruslands plannen in den weg staat, zulk een stijging der krijgs toerustingen heeft teweeggebracht, dat ze slechts korten tijd in stand gehouden zullen worden. Feitelijk is de toestand van thans al niet meer te onderscheiden van een gereedheid tot den oorlog, en in 1915 zal die zoo volkomen bereikt zijn dat men zich dagelijks zal hebben voor te bereiden op het optrekken van zulke geweldige legerscharen als Europa, ja als de ganse aarde nog nimmer heeft aanschouwd. En dan zal het uur des noodlot voor het Duitse rijk en zijn bondgenoten geslagen zijn'. Het geciteerde boek doet, aldus de Nieuwe Westlandsche Courant, tot in de Rijksdag veel stof opwaaien. Intussen wordt het ene land na het andere in de oorlog betrokken. Duitsland en Oostenrijk-Hongarije als de centrale en Rusland, Duitsland, Frankrijk en Engeland als de geallieerden. Een en ander leidt in Nederland tot het vertrek van koningin Wilhelmina uit haar paleis 't Loo om zich naar de residentie te begeven. Daar overlegt zij met de beide ministers van oorlog en van marine. Dan volgt op 1 augustus de mobilisatie 1914, waarmee ook tal van Westlanders onder de wapenen worden geroepen. Dit brengt onder de bevolking van Nederland zo'n grote schok teweeg, dat velen aan hun geld denken en in lange rijen voor de banken gaan staan om hun banktegoeden op te nemen. Van de kant van de banken wordt echter aangeraden dit niet te doen, omdat de tegoeden te allen tijde worden gegarandeerd. Op 3 augustus komt de Tweede Kamer bijeen om zich over de toestand te beraden. Nederland blijft vasthouden aan strikte neutraliteit. Maar hoe moet het met de export van tomaten naar Engeland, nu dat land ook in de oorlog is betrokken? Er worden mijnen in zee gelegd en Duitse U-boten loeren op hun slagschepen. Zelfs bedevaartgangers uit Lourdes blijken vanuit Frankrijk niet meer in Nederland terug te kunnen keren. 'Met spanning hebben wij gisteren de gebeurtenissen in België gevolgd, voor zover de schaars inkomende telegrammen zulks 'veroorloofden', schrijft de Nieuwe Westlandsche Courant op 6 augustus. 'Dat het krachtig optreden der Belgische regering en haar militaire maatregelen voor Duitsland een misrekening zijn, spreekt vanzelf'. Veertigduizend Duitsers zijn die dag slaags geraakt tegen 25.000 Belgen. De aanval wordt afgeslagen. Een tegenaanval heeft groot succes. 'De Belgen raapten 600 gewonden in de Duitse linies op', zo meldt de krant. En zo gaat het elke dag verder.



Bekendmaking van de mobilisatie op 1 augustus 1914. foto archief

Verwachting
In hotel Torenburg, gelegen op de hoek van de Herenstraat en het Wilhelminaplein komt de afdeling Naaldwijk van de Vereniging Westland in een spoedvergadering bijeen onder voorzitterschap van Joh. Hofman. De aandacht voor het vaarwater in het Westland wordt nu geheel verschoven naar het vaarwater naar Engeland. Voor deze vergadering zijn nu 92 leden op komen dagen. Allemaal in gespannen verwachting over de vraag hoe zal worden ingegrepen na de ernstig stagnerende tomatenhandel op Engeland. De productie is immers veel te groot om in Nederland zelf te worden geconsumeerd. Daarover wordt langdurig beraadslaagd en tal van leden komen met uiteenlopende oplossingen voor de dag. Na rijp beraad wordt een compromis bereikt. De tomaten zullen door een viertal kooplieden – gewone verschepers - voor rekening van de tuinders worden verzonden, waarbij de kooplieden commissieloon en een vast percentage van de netto op brengst zullen genieten.


Hotel Torenburg Naaldwijk

 

Bloementeelt jaren aan banden 1933 -1967

Uit: Westland dichtbij
Door: Aat van Holstein
Editie: Donderdag 8 Februari 2007

Drieëndertig jaar lang heeft bloementelend West land te maken gehad met het fenomeen teeltvergunning. Resultaat van een maatregel in 1933 om de productie van tuinbouwproducten in de hand te houden. Hoewel eigenlijk' bedoeld voor de crisisjaren, heeft het nog tot 1 Januari 1967 moeten duren voor die regeling is opgeheven.

In de loop van de crisisjaren dertig blijkt steeds duidelijker dat de agrarische productie in Nederland veel te groot is om efficiënt te kunnen worden afgezet. Een teelt regeling kan daarom niet meer uitblijven. Die wordt dan ook in het Westland van kracht, nadat in 1933 de Landbouw crisiswet, een belangrijke maatregel van de regering, is aangenomen. De Landbouw crisiswet geeft de overheid de bevoegdheid de oppervlakte waarop tuinbouwproducten worden geteeld vast te stellen. Algauw na het aannemen van deze wet wordt het areaal groenten, fruit en bloembollen aan banden gelegd. De bloemen blijven eerst nog buiten schot. Groentetelers gaan van de weeromstuit bloemen telen. Die brengen soms zelfs meer op dan groenten en fruit. De bloementelers vinden dat maar niks, want ze zijn doodsbenauwd' dat de prijzen erdoor gaan dalen. In hun organisaties dringen ze er daarom bij de overheid op aan nu ook voor bloementeelt vergunningen te verstrekken. Dat leidt al op 11 mei 1934 tot een Crisis bloementeeltbesluit. Daarin staat, dat tuinders die in 1933 al bloemen hebben geteeld een teeltvergunning kunnen krijgen. Maar dan wel voor een even grote oppervlakte als toen.

Het ligt voor de hand, dat zo'n bureaucratisch vergunningsstelsel een hele administratieve rompslomp veroorzaakt. Het bestuur van de Centrale Coöperatieve Westlandsche Snijbloemenveiling (CCWS) in Honselersdijk besluit daar echter een actieve rol in te gaan spelen. Anders zou de bloementeelt wel eens de nek omgedraaid 'kunnen worden, zo wordt gevreesd. Tot grote schade van haar leden. Maar ook zijn er telers die denken dat zij met een vergunning voor bloemen helemaal geen andere producten meer op diezelfde grond mogen telen. Omdat ze dat risico niet willen nemen laten ze zich maar niet registreren. Bovendien moeten ze voor zo'n vergunning aanvankelijk ook nog eens tegen hun zin heffing betalen. „Nu de regeling er eenmaal is moet zij worden doorgevoerd,” vindt het bestuur van de CCWS. Het neemt zelf de registratie met kracht ter hand. In het boek Vijflig jaar Westlandse bloemen vertelt Piet Kruyk ing. dat dit zo wordt aangepakt, om te voorkomen dat er slechts een algemene vergunning zou komen. Want dat zou bijvoorbeeld kunnen uitdraaien op periode teelten, waar de veiling niet op zit te wachten. Besloten wordt de registratie zelf in de gemeentehuizen in het Westland uit te laten voeren. Dat gebeurt ondertoezicht van speciale districtscommissies. Het duurt nog tot eind 1934 voordat alles goed geregeld is. Veel tuinders sturen hun vergunningen terug omdat ze niet wilden betalen. Daar komt in 1937 een eind aan als de heffing wordt opgeheven. Nog jaren geeft de regeling veel moeilijkheden bij de bloementeelt. Zo worden in 1938 chrysantentelers bekeurd omdat zij zonder vergunning zogenaamde moeren aanhouden. Ze moeten zelfs voor de tuchtrechter verschijnen, maar de veiling steunt hen zoveel mogelijk. Ondanks de teeltbeperking neemt toch de bloemen aanvoer bij de CCWS toe. Er komen vooral steeds meer anjers, chrysanten en snij groen voor de klok.

Teeltregeling werkt vergunningenhandel in de hand
Na de oorlog duurt het nog 22 jaar voordat de teeltregeling voor bloemen wordt afgeschaft. Dit brengt een levendige handel in die vergunningen met zich mee. Ze worden ook wel verhuurd. In het boek Vijftig jaar Westlandse bloemen wordt de prijs genoemd van zeven gulden per vierkante meter voor een jaarteelt in een warme kas. Beginnende kwekers kunnen deze prijs niet of nauwelijks opbrengen. Van 1955 af komt er echter verandering in de regeling, waardoor de kansen voor beginners stijgen. In dat jaar kunnen 797 jonge tuinders met telen beginnen. De druk op de instanties om de maatregelen af te schaffen neemt intussen sterk toe. Een van de argumenten is om nog meer jonge kwekers kansen te geven. De handel in vergunningen heeft dan zulke vormen aangenomen, dat de discus in moeilijk mee heeft. Uiteindelijk 1957 de kwekers verplicht de waarde van de vergunning als vermogen op de balans te zetten. De CCWS is steeds actief gebleven in deze teelt politiek door in die tijd begeleidend op te treden bij de handel in teeltvergunningen. Voordeel is, dat daarbij bepaalde teelten kunnen worden gestimuleerd. Na een uitbreiding van de bloemen teelt in de jaren zestig, die ook goed door de bloemenmarkt wordt opgevangen, houdt de CCWS een enquête over het vergunningsstelsel. De grote meerderheid van de in vullers blijkt voor opheffing te zijn. De standsorganisaties CBTB en KNBTB zijn in' het Productschap voor Siergewassen uiteindelijk ook voor, terwijl de ICNLC het er aanvankelijk nog december 1966 af.

 

 

Wijnbouw en druiventeelt

Uit: Groot Westland Westlands Museum / Buitenplaatsen
Editie: Woensdag 2 Oktober 2019

In het Westland hebben in de periode 1600 - 1800 meer dan honderd buitenplaatsen gestaan. Kleine paleizen waar de stedelijke elite in de zomermaanden verbleef. In het Westlands Museum is op dit moment een tentoonstelling over die periode te zien. In Groot Westland besteden we door middel van deze rubriek aandacht aan deze tijd. Vandaag gaan we in op de wijnbouw en druiventeelt. In de Gouden Eeuw ontplooiden de Nederlanders, ondanks strenge winters, ongeschikte druivenrassen en goedkope wijnen van elders, wijnbouwactiviteiten op plaatsen waar je het minder zou verwachten: op buitenplaatsen. Het behoorde tot de vaardigheden van een goede buitenplaats bezitter om druivenstokken te kunnen verzorgen.

Buitenplaatsen
Met 'De Verstandige Hovenier', een boek dat voor het eerst in 1661 verscheen en enorm populair was in de Gouden Eeuw, had de eigenaar van een buitenplaats een handvat om zijn tuinen te onderhouden. Eén van de idealen van de rijke buitenplaats eigenaar was de zelfvoorziening; zelf zijn eigen groenten, Fruit en kruiden kweken, en daar met het gezin in de zomer van leven. Ook het onthalen van gasten op de buitenplaats en het samen eten en drinken van wat de eigen tuinen had voortgebracht, was een belangrijk thema. De kruiden uit de eigen tuin kwamen bovendien niet alleen op de eettafel terecht, maar ook in de huisapotheek.

Tot lust en plezier
Over de wijnbouw is de editie uit 1662 van 'De Verstandige Hovenier' heel duidelijk: in de Nederlanden heeft men in de zeventiende eeuw slechts een wijngaard 'tot lust en plezier'. Veel aandacht besteedt de auteur dan ook niet aan het onderhoud van de wijnstok en het maken van wijn. Daar waren tenslotte andere boekwerken voor: 'De wijnstok heeft een bijzondere behandeling nodig, daar kan wel een heel boek over geschreven worden, voor hen die in de wijnlanden de wijnstokken verbouwen en kweken. Maar in de Nederlanden heeft men een wijngaard slechts tot lust en plezier en is er niet zo veel te planten, graven. op binden, snijden, persen, tonnen zuiveren en klaren. Wij vinden het daarom onnodig dit alles te beschrijven, aangezien anderen daar hele boeken over geschreven hebben.'

Wijnkwaliteit en verjus
Wat voor wijn er van de druiven op de buitenplaatsen gemaakt werd, daar moeten we naar gissen. Van hoge kwaliteit zal hij niet geweest zijn. De druiven werden gewoonweg niet écht rijp in ons klimaat. En heel waarschijnlijk gebruikten wijnstokeigenaren de druiven helemaal niet voor wijn, maar voor heel andere doeleinden. Op zondagmiddag 6 oktober 2019 gaf historicus en vinoloog Mariëlla Beukers een lezing over de druiventeelt en de wijnbouw in de Gouden Eeuw. Ook ging zij in op de wijnen die in de Gouden Eeuw werden gedronken en waar die vandaan kwamen. Bovendien nam zij een aantal wijnen mee die de smaak van die wijnen illustreert. Een proeverij dus.


In de Gouden Eeuw ontplooíden de Nederlanders wijnbouw activiteiten Foto: (PR)

 

 

Zwijgen uit lijfsbehoud tijdens de oorlog

In het Historisch Archief Westland zijn maar weinig in het Westland verschijnende kranten te vinden, die in de Tweede Wereldoorlog bleven uitkomen. De Westlandsche Courant en De Westlander werden al in 1941 verboden. Alleen de Westlandsche Kerkbode is er als enige 'overlevende' te vinden, zij het wel met naamswijziging.'

Door: Aad van Holstein
Uit: Ouder Westland
Editie: 26 juni 2004

Het is wel even schrikken in de pastorie van dominee W.S. Pontier in Maasdijk als hij uitgever' Johan van Deventer uit *s-Gravenzande in het najaar van 1941 hoort zeggen dat nu ook de Westlandsche Kerkbode de kans loopt niet meer te mogen verschijnen. Niet omdat de bezetter zo ontevreden is over de inhoud, zoals hij dat over het weekblad De Westlander was, maar omdat er bijna geen papier meer is. Het is op 6 november 1941 dat de Westlandsche Kerkbode daarom een ingrijpende verandering aankondigt. Dit orgaan van de gereformeerde kerken van 's-Gravenzande, Naaldwijk, Honselersdijk, Maasdijk, De Lier en Wateringen krijgt van het rijksbureau voor de Grafische Industrie geen papier meer toegewezen voor de uitgave van de Westlandsche Kerkbode.

Dat gebeurt in opdracht van den Rijks Kommissaris voor het bezette Nederlandse gebied Seys lnquart zelf. Een maatregel, waardoor de ontheffing om nog wel papier uit voorraad te mogen verwerken voor de vervaardiging van deze uitgave met ingang van 1 oktober 1941 is komen te vervallen. Maar de redactie wil zich niet zomaar bij dit besluit neerleggen. “De lezers zullen begrijpen, dat de redactie en de uitgever gaarne de uitgave van onze Kerkbode willen voortzetten", meldt het blad dan ook optimistisch. Op maandag 3 november wordt in een spoedvergadering besloten dat de eindredacteur dominee Pontier samen met de uitgever een bezoek zullen brengen aan het bureau van de Commissie voor Persreorganisatie te Den Haag. Dat bezoek maakt in zoverre indruk op de autoriteiten dat het nummer, waarin dit allemaal vermeldt staat, nog mag verschijnen. In een verzoekschrift wordt daarna vergeefs geprobeerd de uitgave van de Kerkbode te redden.

Gebed
"Laten onze lezers ook deze zaak in het gebed voor God brengen. Tenslotte beslist Hij over het voorbestaan van alle christelijke actie, dus ook van onze Kerkbode ", doet de redigerende dominee de lezers nog een goede suggestie aan de hand. ”Mogelijk, dat de Heere, onze God op ons gebed nog een verrassende uitkomst heeft." Nou, die verrassende uitkomst komt er. En wel op vrijdag 21 november 1941 als ineens het nieuwe blad “Mededelingen” verschijnt. Dat is niet alleen een voortzetting van de Westlandsche Kerkbode, maar ook een blad dat bestemd is voor de gereformeerde kerken in Schipluiden, Maasland, Maassluis, Rozenburg en Vlaardingen. Als het enigszins kan, verschijnt dit blad eerst wekelijks, later zoveel mogelijk om de veertien dagen. Het is opvallend, dat in de Kerkbode noch in de Mededelingen met enig - laat staan kritisch - woord gerept wordt over de oorlog als zodanig. De redactie houdt zich angstvallig aan kerkelijke berichten en godsdienstige beschouwingen en zelfs na de lafhartige moord op de twee lidmaten van de Naaldwijkse gereformeerde kerk - Fulp Vincentinus Valstar (65), Kruisweg 13 en Dirk Voskamp (47), Dijkweg 87 op 31 augustus 1944 - wordt alleen twee keer sec melding gemaakt van hun overlijden. Ook over de moord op nog twee andere gemeenteleden is geen woord extra te lezen.

Mondjesmaat
Naarmate de oorlog op zijn einde loopt, komt er mondjesmaat wat meer los over de toestand in het Westland, die door het bouwen van de Germaanse kustverdediging compleet met ‘tankval' steeds grimmiger vormen gaat aannemen. In de Mededelingen van 14 april 1944 lezen we over ”S-Gravenzande: "Onze woonplaats kent ook de teekenen van dezen tijd. Diverse straten zijn grootendeels afgebroken, veel prachtig cultuurland is oorlogsgebied geworden. Wat zijn er al een menschen verhuisd of geëvacueerd. En zoo krijgen zeer velen op de een of andere wijze een zwaren last te dragen. Momenteel is de evacuatie in grooten omvang even afgelast, maar met de aanzegging dat binnen korten tijd er toch wel burgers moeten vertrekken. Wanneer? Wie? Hoe? En waarheen? Dat is nu nog onbekend. Zo blijft de spanninons leven beheerschen.”

Een groots aangekondigde jeugddienst in de gereformeerde kerk aan de Dijkweg in Naaldwijk op Pinkstermaandag, wordt maar matig bezocht. “De kerk was niet te klein", meldt het blad berustend. "Maar er zijn ook wettig verhinderden onder de afwezigen geweest." Op 22 september 1944 meldt ‘Mededeelingen dat dit door oorlogsomstandigheden voorlopig het laatste nummer is, waar na op 27 oktober de reeks toch weer wordt voortgezet. Het nummer van 24 november 1944 is niet bewaard gebleven. Volgens een met de hand geschreven mededeling is het 'zeer klein’ uitgekomen met de band gezet en gedrukt door Johan van Deventer'. “Het personeel was al door de vijand naar Duitsland vervoerd en in de week van 29 november bij een razzia ook weggevoerd of ondergedoken.” ln Monster - en daar niet alleen - blijkt eind december 1944 nog slechts een kleine voorraad brandstof over te zijn om de kerk te verwarmen. Die is gereserveerd voor de drie kerstdagen en twee dagen rond de jaarwisseling. “Misschien is er iemand in de gemeente, die kan helpen?”, schrijft het blad. Niet ten koste van de verwarming van de huiskamer. “Dan kunnen we nog beter een paar diensten in de kou zitten", aldus de commissie van beheer, die de oproep doet aan iemand die dat echt over heeft. Op 9 februari bevat het blad wegens papierschaarste zelfs geen meditatie. Als op 29 april 1945 het laatste nummer van Mededeelingen (nr. 162) verschijnt, valt de schriftoverdenking 'Geen vreeze in bange tijden' op. “Hoe ook de satan woedt... Een woord reeds doet hem vallen!”

Nummer
Tot vrijdag 5 oktober 1945 moet worden gewacht voor de Westlandsche Kerkbode weer verschijnt. Zoals het eerste 'nommer’ van de hand van ds. P. H. van Minnen van 's-Gravenzande, de Westlandse persdominee bij uitstek, nu tachtig jaar geleden op 2 oktober 1924 voor het eerst verscheen, zo komt de Kerkbode weer uit de strijd te voorschijn. En nog steeds valt een nu modernere uitgave bij alle gemeenteleden van de Westlandse gereformeerde kerken elke week in de bus.


 

Winter van 1928-1929

Uit: GROOT WESTLAND
Editie: 21 februari / 6 februari 2012
Door: L. Lindhout

Winter van 1928-1929
Nu (11 febr.) is het nog winter. Twee dagen eerder werd koortsachtig gehoopt op weer eens een Friese Elfstedentocht. De dagen daarvoor had het steeds flink gevroren. De Wollebrand was op 5 februari druk bevolkt met schaatsers en sleeërs. Na 9 februari nog flinke nachtvorst, -10 C. op 11 februari. Toch was de hoop op dé koningin der schaatstochten al vervlogen.
Voor Chris Koppenol (Monster) was dat aanleiding om een foto uit de oude doos te lichten. Hij bracht ons daarmee naar de strenge winter van 1928-1929. Op 21 februari 1929 waagde zijn vader, Leendert Willem Koppenol zich met zijn Ford een paar broers en dorpsgenoten bij de Amalia van Solmsstraat (H' dijk) op het ijs. Niet om daar even tussen een paar bruggen heen en weer te rijden. Nee, hij wilde over het bevroren water richting Vlaardingen rijden. Op 21 februari!!
Niet in het altijd koudere noordoosten, maar gewoon in het zuidwestelijke Westland.
De schaats tocht over de Vlaardingse Vaart was eind 19e eeuw al populair bij de Westlanders. Elke winter, als het ijs sterk genoeg was, bonden vele streekgenoten hun houten Friese doorlopers onder voor een retourte Vlaargingen. Toen nog een stad met een loggervloot Klapschaatsen, stalen noren met schoeisel, snelle pakken? Onbekend. De dagen van Kees Broekman en Wim van der Voort moesten nog aanbreken.

De 'heenvaart' gaf vaak een stevige koude noordooster in het gezicht. Op het retourpunt kochten de stoere Westlanders, o.a. bij bakker Hazenberg, de bekende 'Vlaardingse moppen'. Voor ze terug reden, deden ze eerst de moppen zorgvuldig in een helder rode boerenzakdoek. Die knoopten ze vast aan hun broekriem. De tocht naar het Westlandse thuis, veelal wind mee, voelde als een zegetocht. De rijders pronkten dan met het rode buideltje. Het bewijs dat ze Vlaardingen gehaald hadden. Het tegemoetkomende schaatsverkeer reageerde daar leuk en enthousiast op.
Toen deze al traditionele schaatstocht was voor Leendert Willem en zijn maten aanleiding om het eens anders te doen: met de auto. Misschien wilden zij het bewijs leveren dat je ook op die manier moppen kon halen in de visserijstad. En zo waar, het lukte deze avonturiers Vlaardingen te bereiken. Dat wil zeggen Vlaarding-Schouw, net voorbij de grens met Schipluiden. U kunt het lezen op de foto: 'Schouw 21/2 '29'. Een stopten voor 'koek en zopie'. Vermoedelijk was Schouw ook het keerpunt voor de Ford, want over de aankoop van 'moppen' is niets bekend. Dit relaas bevat de boodschap dat, zelfs als het 21 februari is, een Elfstedentocht nog denkbaar is. In genoemd jaar werd de Elfstedentocht maar liefst 2 keer gereden, nl. op 12 en 28 februari 1929. Op de 12e won Karst Leemburg. De rit op de 28ste staat niet op de officiële lijst.
Leendert Willem was destijds voorspoedig in zaken. In de jaren twintig ging hij met een hondenkar rond als melkboer. Op de kar koperen melkkannen. Later verkocht hij radio's, leverde hij ambulancediensten (met een daartoe omgebouwde Oldsmobiel). Behalve in Honselersdijk, had hij ook in Naaldwijk, Hoek van Holland en Monster filialen in radio, televisie en visa versa). Dit kleine imperium werd later overgenomen door een personeelslid en voortgezet als Expert in De Tuinen in Naaldwijk.

Hebt u informatie over dit artikel? Hebt u een leuk plaatje voor deze rubriek? Laat het ons weten, ze is van harte welkom.
L. Lindhout
Kievitstraat 10
2675VJ Honselersdijk
of via gerlee@caiway.nl.


Foto:

Bij de Ford van Leendert W. Koppenol,
van links naar rechts: Saam Dangennan (tuinder, Poeldijksepad 4)
in laadbak: Dirk Koppenol (zijn broer, Endeldijk 43) Cees v. d. Maarel
Leendert Willem (zuivel en vleeswaren, v. d. Goesstraat 15, tel. 239)
Willem Koppenol (zijn broer, los werkman Noorduynstraat 28)
en ?

 

Proef geslaagd: toch géén gasttram bij W.S.M.

Bron: Uit Ouder Westland
Editie: Donderdag 13 April 2006
Door: Aad van Holstein

Het Westland wordt in de eerste ruim Zestig jaren van de vorige eeuw doorkruist door een net van spoorlijnen. Ze worden gebruikt voor zowel goederen- als personenvervoer. De concurrentie van tal van buslijnen wordt in de crisisjaren echter zo groot, dat de WSM zichzelf met bussen gaat beconcurreren. In enkele afleveringen belicht Ouder Westland de geschiedenis van de WSM, die dit jaar 125 jaar geleden werd opgericht. Deel 2

 De exploitatie van de Westlandsche Stoomtramweg Maatschappij (WSM) wordt op de valreep van de negentiende eeuw sterk verbeterd. Dat gebeurt onder meer door de invoering van doorgaande tramstellen rijtuigen van Den Haag, zowel naar Naaldwijk als naar Monster en 's-Gravenzande. Ook de trambanen worden aangepakt en de emplacementen uitgebreid. Vooral het goederenvervoer wordt krachtig bevorderd. interessant is de proef die de in juli 1888 aangestelde en voor de ontwikkeling van de WSM uiterst belangrijke directeur ir. H. G. Verspijck laat nemen met een gast tram Die is ontwikkeld door de Angle-Dutch Gee Traction syndlcate in Amsterdam. Verspijck gaat graag op het aanbod voor de proef in, omdat er voor de WSM geen kosten aan verbonden zijn. Zes maanden lang rijdt de gast tram in 1898 heen en weer van Loosduinen naar Den Haag. Elke dag twaalf keer. Er kunnen veertig passagiers in. De proef voldoet uitstekend. Maar ondanks het succes ie het toch bij deze proef gebleven. Intussen spant de gemeente Delft - dat de Westlanders liever niet naar Den Haag of Rotterdam, maar naar de eigen stad ziet reizen - zich in om een lijn aan te leggen van Naaldwijk naar Delft over De Lier en Schipluiden met een zijtak naar Maassluis. Met steun van de betrokken gemeenten en het rijk kunnen de benodigde WSM-lijnen in twaalf jaar tijd worden aangelegd.

Zo wordt de tramlijn van Naaldwijk naar de Maaslandschedam op 1 februari 1907 in gebruik genomen. Het sluitstuk naar Delft is klaar op l5juli 1912 en kan op 1 oktober dat jaar officieel worden geopend. Daarmee heeft het WSM-tramwegnet zijn grootste omvang van 49 kilometer bereikt. Op drie stations zijn er rangeermogelijkheden om de goederenwagens van spoor naar tramweg over te laten gaan, te weten die van Hoek van Holland, Maassluis en Delft. Alleen door Monster kan lange tijd het grote materieel helaas niet passeren. Dat komt door een belemmerende S-bocht in het centrum van het dorp, die pas in 1927 kan worden opgeheven, omdat men de tram dan buiten het dorp om kan laten rijden. Een en ander heeft wel tot gevolg dat het tot dan toe stagnerende goederenvervoer nu ineens sterk stijgt, ook al omdat steeds meer veilingen rechtstreeks op het spoorwegnet worden aangesloten. De veilingen van Naaldwijk en Westerlee zijn de eerste die daarvan profiteren. Directeur Verspijck heeft tot 1917 zijn beste krachten aan de WSM gewijd. Na zijn overlijden in dat jaar, waarmee de WSM een gevoelig verlies lijdt, wordt hij opgevolgd door jhr. Ir. J. Roëll, de tweede kundige directeur, die de WSM door moeilijke tijden heen heeft geloodst. In zijn boekje 1881-1956, 75 jaar WSM, vermeldt J. Voerman dat ter nagedachtenis   van de overleden directeur later een van de nieuwe locomotieven naar hem wordt genoemd: Hgr. J. G. Verspijck.

WSM krijgt aansluiting op spoorwegnet.

De WSM wil in het begin van de vorige eeuw graag aansluiting op de landelijke spoorwegen. Het goederenvervoer ontwikkelt zich in het Westland weinig, omdat de Wesllandse producten moeten worden overgeladen en daarbij schade oplopen. De schuit heeft nog steeds de voorkeur. Daarmee varen de schippers naar Rotterdam, waar de producten op het spoor worden gezet. *s-Gravenzande is niet bereid subsidie te verstrekken voor een verbinding naar Hoek van Holland om zo een aansluiting op het spoorwegennet te krijgen. Vooral het militaire fort is tegen. Pas in 1905 kan de omlegging in 's-Gravenzande en de bouw van een station plus de door trekking naar de Hoek doorgaan. Andere gemeenten hebben wel oren naar verlenging van de lijn Naaldwijk-Delft. Vooral Delft, dat veel Westlands personen verkeer aan Den Haag is kwijtgeraakt toont interesse. In 1905 wordt begonnen met de aanleg van de lijn Naaldwijk-Maaslandschedam Schipluiden-Delft. Naaldwijk is dan nog het eindpunt van de lijn vanuit Den Haag. Dat blijft zo tot 1907 als de omlegging om het dorp tot stand komt en de lijn naar Delft via de Zuidweg zijn beslag krijgt.


Autobus de doodsteek voor Westlandse tram.
 

In 1922 krijgt de Westlandse stoomtram een stevige concurrent: de autobus. Gestaag neemt daardoor het reizigersvervoer per tram af. Net als overal in het land doorkruisen de autobuslijnen al gauw het hele Westland. Zo ontstaat er tussen het Rijswijkse station van de Hollandsche Spoorwegmaatschappij (HSM) en het kerkdorp Kwintsheul via Wateringen een eerste busverbinding. Deze wordt in het leven geroepen door Piet Lipman, een ondernemend Wateringen die zijn busbedrijf VIOS noemt (Vooruitgang Is Ons Streven). langs dezelfde lijn heeft de WSM altijd al graag een trambaan willen aanleggen, maar het is er nooit van gekomen. Piet springt met succes in dit gat, Hij breidt later zijn lijnennet uit over heel het Westland. Piet bereikt met zijn buslijnen zo dorpen waar openbaar vervoer tot dan toe geheel ontbreekt. Tegen de tram kan hij aan aanvankelijk niet op, maar op deze manier oogst hij veel bijval voor zijn initiatieven. De eerste lijn, die met T-Fords van Kwintsheul naar Rijswijk wordt gereden, moet al spoedig worden verlengd naar dc Gedempte Gracht in Den Haag. Een jaar later is ook Delft per bus met Wateringen verbonden. Hoewel deze lijn voornamelijk wordt benut door een beperkt aantal vaste abonnees. Op 23 oktober kan men ook gebruikmaken van de lijn Wateringen – Loosduinen en Haag. Ook wordt Poeldijk rechtstreeks met Delft verbonden door een lijn die via Wateringen loopt. later ontstaat er een lijn van Delft via Wateringen, Kwintsheul, Honselersdijk en Naaldwijk naar 's-Gravenzande. Eind i924 wordt een ringlijn door het Westland ingevoerd, waardoor nu ook Monster per bus bereikbaar is. Ook buiten het Westland opent Lipman diverse buslijnen. De lijn Delft-Den Hoorn-Het Woudt-De Lier-Westerlee-Naaldwijk vormt tenslotte het sluitstuk van busnet van de VIOS. Al gauw wordt deze onderneming ook toonaangevend op het gebied van touringcars. Net als diverse andere particulieren die ook buslijnen gaan exploiteren naar plaatsen, die tot dan toe voor de tram onbereikbaar zijn. Zoals Deo de Jong met een buslijn via Maasdijk naar Maassluis. Maar daar blijft het niet bij, want ook naar dorpen die wel aan een tramlijn liggen, worden van lieverlee bussen ingezet. Zowel tussen Den Haag en Naaldwijk als tussen Den Haag en Hoek van Holland krijgt de tram zo zware concurrentie. In het begin gaat het nog om primitieve vehikels. Ze hebben ook geen vaste dienstregeling. Ook een vergunning ontbreekt. Maar al gauw genieten ze wel grote populariteit van het reizende publiek. De chauffeurs zorgen er mak voor, dat ze net iets eerder dan de tram op hun bestemming aankomen. De WSM reageert daar veer op door in oktober 1922 een uurdienst per trant naar Naaldwijk en Hoek van Holland in te voeren. Dat betekent ongeveer een vergunning van het aantal diensten. In 1923 zet de WSM niet alleen trams in, die worden aangedreven met een benzinemotor, maar komt daarnaast ook nog eens met vier bussen op de proppen. Maar het publiek trekt zich daar niets van aan en pikt liever een particuliere bus, die meer service verleent, bijvoorbeeld door op verzoek te stoppen. Het steekt de WSM-directie dat de tram vanuit Loosduinen nog steeds niet verder Den Haag kan rijden dan de Lijnbaan, terwijl de 'wilde” bussen tot diep in de stad doordringen. In 1925 begint de WSM echter terrein terug te winnen. Met de particuliere busdienst Tempus wordt een overeenkomst gesloten. waardoor het personenvervoer per tram naar de Maasland Schiedam wordt opgeheven.
Een WSM-bus neemt het over.
In hetzelfde jaar wordt ook de concurrent E.W.A.0.0. uitgeschakeld, waarmee de lijn naar Hoek van Holland vanuit Den Haag wordt verzorgd. Ook de concurrent op Naaldwijk, de Tijdgeest, moet het onderspit delven, ook al probeert dit bedrijf als coöperatie het leven nog tevergeefs te verlengen.